Meys Joanna Maria ° Baal 1702.02.17 d Meys Petrus & Van Cauwenbergh Catharina (76-9)
De Kokk Maria ° Baal 1702.06.00 d De Kokk Adrianus & Van En Maria (76-10)
Anna Catharina ° Baal 1702.06.00 d Joannes & Catharina (76-11)
Janssens Catharina ° Baal 1702.06.00 d Janssens Guilielmus & Luyten Barbara (76-12)
Petrus ° Baal 1702.07.17 z Joannes & Joanna (76-13)
Van Vlasselaer Maria Anna ° Baal 1702.11.12 d Van Vlasselaer Petrus & Keldermans Maria (Schriek) (76-14)
Briers Anna ° Baal 1702.12.15 d Briers Cornelius & …mans Catharina (76-15)
Goosens Christianus ° Baal 1702.12.17 z Goosens Antonius & Verbinnen Catharina (77-1)
Claes Petrus ° Baal 1703.01.03 z Claes Guilielmus & Coenen Adriana (77-2)
Reyers Joannes Franciscus ° Baal 1703.01.16 z Reyers Petrus & Lauwens Anna (77-3)
Wauters Gerardus ° Baal 1703.01.18 z Wauters Adrianus & Van Eshoven Maria (77-4)
(De) Ryck Josephus ° Baal 1703.03.21 z (De) Ryck Sebastianus & Van Uytvent Adriana (77-5)
Ceulemans Catharina ° Baal 1703.03.22 d Ceulemans Lucas & Van den Ende Maria (77-6)
Van Casteren Joannes ° Baal 1703.03.28 z Van Casteren Joannes & Vincx Maria (77-7)
Mierkens Hendericus ° Baal 1703.04.14 z Mierkens Adrianus & Schryns Elisabeth (77-8)
Iwens Joannes ° Baal 1703.04.09 z Iwens Adrianus & Wauters Elisabeth (77-9)
Persi Anna Maria ° Baal 1703.03.01 d Persi Ludovicus & Van der Loock Anna (77-10)
Meys Anna ° Baal 1703.08.14 d Meys Petrus & Van Cauwenbergh Catharina (77-11)
Nys Antonia ° Baal 1703.09.30 d Nys Petrus & Verstraeten … (77-12)
Wauters Catharina ° Baal 1703.10.28 d Wauters Cornelius & Weynants Anna (77-13)
Verhaecht Maria of Catharina ° Baal 1703.11.11 d Verhaecht Joannes & Peeters Francisca (77-14)
Grooteans Joannes ° Baal 1703.11.00 oz Grooteans Lucia (77-15)
Meys Joanna ° Baal 1703.12.02 d Meys Joannes & Van Poyer Magdalena (77-16)
Van Linden Nicolaus ° Baal 1703.12.17 z Van Linden Franciscus & Boeckx Catharina (78-1)
Weynants Anna Catharina ° Baal 1703.12.21 d Weynants Christianus & Crispyn Catharina (78-2)
Luyten Anna ° Baal 1703.12.22 d Luyten Cornelius & Verbeeren Gertrudis (78-3)
Kestens Petrus ° Baal 1703.12.26 z Kestens Joannes & Koels Catharina (78-4)
Coremans Anna ° Baal 1703.12.30 d Coremans Carolus & Pauwels Lucia (78-5) Michiels Anna ° Baal 1704.01.26 d Michiels Joannes & Wynants Elisabeth (78-6)
Brabants Petrus ° Baal 1704.01.26 z Brabants Andreas & Vies Anna (78-7)
Wilms Cornelius ° Baal 1704.07.22 z Wilms Petrus & Van den Bosch Anna (78-8)
De Ryck Anna ° Baal 1704.07.26 d De Ryck Sebastianus & Van Uytvent Adriana (78-9) Van Vlasselaer Adriana ° Baal 1704.09.26 d Van Vlasselaer Petrus & Keldermans Maria (Schriek) (78-10)
Verwimp Anna Maria ° Baal 1704.10.09 d Verwimp Joannes & Wilms Joanna (78-11)
Goesens Joanna ° Baal 1704.11.00 d Goesens Antonius & Verbinnen Catharina (78-12)
Van Casteren Petrus ° Baal 1704.11.00 z Van Casteren Joannes & Vincx Maria (78-13)
Librechts Anna Maria ° Baal 1704.12.09 d Librechts Joannes & Luyten Joanna (78-14)
De Swert Petrus ° Baal 1705.01.03 d De Swert Petrus & Cornelis Maria (78-15) Janssens Petronella ° Baal 1705.03.21 d Janssens Guilielmus & Luyten Barbara (79-1)
Ceulemans Adriana (foutief vermeld als Van Eynde Adriana) ° Baal 1705.04.12 d Ceulemans Lucas & Van Eynde Maria (79-2)
Wauters Egidius ° Baal 1705.05.15 z Wauters Adrianus & Vinckx Catharina (79-3)
Claes Barbara ° Baal 1705.05.16 d Claes Guilielmus & Coenens Adriana (79-4)
Vinckx Petrus ° Baal 1705.06.23 z Vinckx Bartholomeus & Wauters Catharina (79-5)
Luyten Cornelius ° Baal 1705.07.16 z Luyten Cornelius & Van Beeren Gertrudis (79-6)
De Ryck Petrus ° Baal 1705.08.26 z De Ryck Egidius & De Ryck Anna (79-7)
Lenaerts Guilielmus ° Baal 1705.08.01 z Lenaerts Sebastianus & Loomans Maria (79-8)
Steurs Franciscus ° Baal 1705.09.19 z Steurs Sebastianus & Joannens Helena (79-9)
Van Woensel Anna ° Baal 1705.10.22 d Van Woensel Nicolaus & De Roeye Adriana (79-10)
Reyers Guilielmus ° Baal 1705.10.29 z Reyers Petrus & Lauwens Anna (79-11) Bries Sebastianus ° Baal 1705.11.24 z Bries Cornelius & Looymans Catharina (79-12)
Wauters Maria Anna ° Baal 1705.12.08 d Wauters Cornelius & Wynants Anna (79-13)
Iwens Anna ° Baal 1705.12.26 d Iwens Adrianus & Wouters Elisabeth (80-1)
De Kock Joannes Franciscus ° Baal 1706.01.12 z De Kock Adrianus & Van den Eynde Maria (80-2)
Wynants Anna ° Baal 1706.04.28 d Wynants Christianus & Van Swyver Elisabeth (80-3)
31-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
30-01-2021
Parochie beschrijving door E.H.Truyts
Parochie Sint-Jan Baptist Schriek
Beschrijving door E.H.Truyts
Transcriptie door René Lambrechts
Beschrijving der Parochie van Schrieck
Opgave van het bestaande.
A. In godsdienstig opzicht
De Parochiale Kerk is toegewijd aan den H. Jan Baptist. Zij telt maar een patroon.
De parochie grenst : Noord : Heyst op den Berg ; Oost : Boisschot ; Oost Zuid : Bael ; Zuid : Tremeloo ; Zuid West : Keerbergen ; West : Putte en Noord West : Beersel.
Op den 31 December 1899 beliep het getal harer parochianen op 2279 allen toebehoorende tot den katholieken godsdienst ; het getal der communikanten is omtrent de 1550, het getal der doopen gedurende dat jaar is geweest 99, dat der huwelijken 16.
De naam en voornamen des Pastoors zijn : Truyts Evarist Lodewijk, hij is geboren te Heyst op den Berg den 13 September 1833, priester gewijd den 1! December 1858, pastoor genoemd te Schrieck den 20 December 1878. Er is maar een onderpastoor. Zijn naam en voornamen zijn Vermeerbergen Frans : hij is geboren te Vorsselaer den 25 Juni 1873, priester gewijd den 18 September 1897 en onderpastoor genoemd te Schrieck den 12 November 1897.
De volgende broederschappen zijn in de parochiale kerk wettig opgericht :
1) het broederschap der Gedurige Aanbidding ; deze heeft plaats den 11e Juli.
2) Het Aartsbroederschap van O.L.V.Onbevlekte Ontvangenis, verbonden met dit van O.L.V. van Hanswijck, de voornaamste feestdag is O.L.V.Onbevl.Ontvangenis.
3) Het Broederschap der Geloovige Zielen verbonden met het Aartsbroederschap van O.L.V. in Monterone te Rome. Het heeft voor doel de lijdende zielen des vagevuurs te verlossen of hunne pijnen te verzachten ; de voornaamste feestdag is Allerzielendag ; het heeft 360 leden.
4) Het genootschap tot Verlossing der verlatene zielen des vagevuurs verbonden met dit van La Chapelle Montligeau.
5) Het broederschap van den H.Antonius, opgericht in 1710: de bijzondere feestdag is de 2e Zondag van September.
6) Het geestelijk verbond ingesteld tot uitroeing der godslasteringen.
7) Het Apostelschap des gebeds, het heeft voor doel de leden aan te zetten om dagelijks te bidden tot welstand van onze Moeder de H.Kerk en van den Paus van Rome.
8) Het genootschap van den Levenden Rozenkrans. De leden verdeelen onder zich de 15 mysteriën van den Rozenkrans, elk lid leest dagelijks een tientje ter eere van het mysterie dat hem bevallen is.
9) De vereeniging van den Wekelijkschen kruisweg , zij telt 813 leden.
10) Het genootschap van de Voortplanting des geloofs, heeft voor doel de verspreiding van het geloof buiten het land. Het heeft 41 leden.
11) Het genootschap van den H. Franciscus Salesins, heeft voor doel de verspreiding van het geloof binnen het land. Het heeft 52 leden.
12) Het genootschap der H. Kindsheid heeft voor doel de opvoeding der verlatene kinderen in China en telt 350 leden. De voornaamste feestdag is Kerstdag.
13) Het genootschap der H. Familie heeft voor doel de christene huisgezinnen door de banden der godvruchtigheid, teenemaal aan de H. Familie toe te wijden opdat Jezus, Maria en Jozef voor dezelve zouden zorg dragen en ze beschermen als hunnen eigendom ; de voornaamste feestdag is de derde Zondag na Drijkoningenfeest, het heeft 349 ingeschrevene familiën.
14) Twee Congregatiën van O.L.V. verbonden met de Roomsche ingesteld in het College der Societeit Jezus onder den titel van O.L.V.Boodschap ; de eene voor de meisjes van 11 tot 16 jaar telt …leden, de andere voor de oudere telt … leden.
15) De Congregatie der Derde Orde van den H.Franciscus heeft 186 leden : 12 mannen en 174 vrouwen.
16) Het werk van St.Pieters penning ; het telt in elk huisgezin een of meerder leden.
17) Het genootschap van den H. Vincentius a Paulo heeft 11 werkende en 36 eereleden.
Er bestaat eene groote Kapel op het gehucht genoemd Grootloo. Zij is toegewijd aan den H.Naam Jezus. Eertijds werd in dezelve op sommige feestdagen een mis gezongen. Alzoo meldt de eerw. Heer Raeymaekers (arch.313) dat bij zijne benoeming als pastoor te Schrieck de gewoonte bestond van eene mis te zingen in de Kapel op de volgende feestdagen : 1e Besnijdenis, O.H.J.C., 2e H.Naam Jezus, 3e O.L.V.Boodschap, 4e H.H.Apostelen Petrus en Paulus, 5e O.H.Hemelvaart. In het jaar 1838 zijn deze diensten in de kapel afgeschaft geweest. Sedert dien tijd dezelve ook niet meer behoorlijk onderhouden geweest, en na eenige jaren was zij zoodanig vervallen dat men besloten had ze af te breken. Dit is niet gebeurd dank aan het verbod van zijne Emminentie den kardinaal Aartsbisschop Sterckx, die dezelve wilde behouden als zijnde de eenigste in het bisdom toegewijd aan den H.Naam. In 1891 is de kapel, alsdan bouwvallig teenemaal hersteld geweest door de zorgen en milddadigheid der familie E. Goossens, en sedert dien wordt er op den derden Maandag van elke maand eene mis gelezen door den E.H.Onderpastoor. In het jaar 1894 is door dezelfde familie Goossens de kapel vergroot en sedert dien wordt er op alle Zon- en heiligdagen eene mis gelezen, gepredikt, biecht gehoord en de H. Communie uitgedeeld door eenen E.H.Leeraer van het College van Aerschot. De feestdag is die van den H.Naam.
Er bestaat nog eene afzonderlijke kapel op het kasteel, doch er wordt nooit mis gelezen, alsook in het klooster der zusters waar mis gelezen en het H.Sacrament bewaard wordt.
Er zijn nog vier kleinere kapellen : 1e eene toegewijd aan O.L.V. op den processieweg, 2e eene toegewijd aan den H. Bernardus (steenweg naar Beersel), 3e eene toegewijd aan de H.H. Berthilia, Genoveva en Eutropia (Pandoerenhoek), 4e eene toegewijd aan O.L.V. (Hazenbergen).
Langs de wegen op de hoeken van straten zijn een groot getal kapelletjes aan huizen en staken meestal toegewijd aan O.L.V.
Er bestaat een Vrouwenklooster. De zusters behooren tot het Orde der zusters der Christelijke Scholen van den H. Joseph Calasanetens en hangen af van het Moederhuis van Vorsselaer.
Er is eene aangenomen school die der meisjes. Er zijn drij afdeelingen en eene bewaarschool. Het onderwijzend personeel bestaat uit zes zusters der Christelijke Scholen.
Er is een boerenbond bestaande uit…
Het kerkhof is rondom de kerk gelegen. Men zegt hier dat er eertijds een kerkhof geweest is rondom de kapel van Grootloo. Hiervan is geen enkel bewijs te vinden en alle spoor ervan is verdwenen
B. In burgerlijk opzicht.
De gemeente telt maar eene parochie.
De bevolking legt zich bijzonder toe op den landbouw
a) Men kweekt er : tarwe, rogge, gerst, boekweit, klaver, vlas, aardappelen, wortelen, beetwortelen, rapen.
b) Er is een tamelijk groote koophandel in boter.
c) Er zijn twee brouwerijen.
d) Men spreekt er de vlaamsche taal.
e) De gemeente bezit geene oorkonden meer. Dezelve zijn over eenige jaren door het provinciaal bestuur afgevraagd en weggehaald geweest. Ik weet niet of zij groot belang opleveren ; het getal der stukken was nochtans tamelijk groot. Men had beloofd dat de gemeente er eenen inventaris zou van gekregen hebben, tot hiertoe is aan die belofte nog niet voldaan geweest.
Op het kasteel is nog eene verzameling van oude stukken. Zij hooren toe aan de familie van der Stegen. Ik heb meermaals gevraagd om er mogen kennis van te nemen, doch er is mij nooit een voldoend antwoord gegeven geweest.
De instellings brieven der parochie berusten in de archieven der kerk van Aertselaer. Het afschrift dezer is hierbij gevoegd (bijv.nr 1)
Er is een hoofdonderwijzer Op de Beeck Jan en een hulponderwijzer De Belser Victor. In den loop van dit jaar zal een tweede hulponderwijzer bijgevoegd worden. De bevolking der school beliep op 31 December 1900 voor de hoogere afdeeling 70 leerlingen, voor de lagere 114.
Het getal meisjes der aangenomen school beliep voor de hoogere afdeeling 50, voor de middelbare 78, voor de lagere 92 (deze is nog verdeeld in twee klassen) voor de bewaarschool 140.
Er is eene pensioenkas onder den naam van Wie zaait, kan maaien ; zij bestaat uit 14 eere- en 165 werkende leden. Haar toestand is tamelijk goed.
Er is eene groote jaarmarkt op St.Jansdag. Er worden voornamelijk verhandeld kleerstoffen, huis en landbouwersgerief. Alle Maandagen is er botermarkt. ’s Woensdags is er eene groote verhandeling in jonge verkens.
II GESCHIEDENIS
Haar naam is op verschillige wijzen geschreven geweest. In de instellingsbrieven wordt zij geschreven Schriecke ; in andere stukken Schrick, Schriek : nu schrijft men Schrieck.
Aangaande haren oorsprong is te bemerken dat de kerk ten tijde der oprichting der parochie reeds bestond, zooals schijnt te blijken uit de oprichtingsbrieven. Het is te denken dat dit deel der parochianen van Beerzel welk langs den zuidenkant woonde, zeer verwijderd zijnde van hunne parochiekerk, een verzoekschrift zullen ingediend hebben aan zijne Hoogw. Mgr.Philippus bisschop van Kamerijk om de oprichting der reeds bestaande kerk als parochiekerk te bekomen. Ten gevolge van hetzelve zullen de zeer eerw. Heer Henricus, deken van H.Rumoldus te Mechelen en broeder Joannes de Marle, monik der abdij van den H.Bernardus voor zijne Hoogweerdigheid met een onderzoek gelast geweest zijn. Het verslag over hun onderzoek is in het jaar 1309 (feria IV infra Octavam Pascha) aan zijne Hoogweerdigheid gezonden geweest en door brieven gegeven te Brussel den 2e Zondag na H.Drijvuldigheidsfeest van hetzelfde jaar door den zeer eerw Heer Joannes de Monasterio bijzondere zaakgelastigde van zijne Hoogweerdigheid is het gunstig verslag van het onderzoek goedgekeurd en de parochie opgericht geweest.
LITTERAE FUNDATIONIS ECCLESIAE DE SCHRIECK
Anno 1309.
Littere fundationis et dotationis ecclesiarum parochialum diocesis Cameracensis Artselaer, Reeth et Scriecke, cum limitatione terminorum ac valorem earumdem facta per Decanum Mechliniensem et Priorem Sancti Bernardi ex mandato Doni Philippi, Cameracensis Episcopi, de concensu Abbatis Lobiensis ordinis Sancti Benedicti patroni locorum et curati de Conteka, in cujus parochia predicte due parochiales ecclesie prius erant tum cappelle et 3e sub parochia de Beersele, fundatoribus nobili Domina Adelysia de Ghinis, relicta quondam Walteri Berthout, Domino Mechliniensi, et Aegidio, filio earumdem.
Reverendo Patri et in Christo suo humilissimus domino Philippo, dei gratia Cameracensis Episcopo. Henricus, decanus ecclesiae Beati Rumoldi Mechlinienses et frater Joannes de Marle, monachus loci Sancti Bernardi, ipsius devoti filii, subjectionem et promptom obedientiam in mandatis reverendi paternitatis vestre mandatum, nobis directum per vestras litteras presentibus annescas diligenter exequentes secundum formam eiusdem mandate ad loca de Artselaer, de Reeth, et de Scriecke, personaliter accessimus, super singulis articulis in vestro mandato contentis inquirentes sollicite veritatem, vocatis ad hoc authoritate vestra omnibus qui de jure fiverant evocandi, imprinus igitua ad predictum locum de Artselaer et eorumdem locorum de Artselaer accedentis vocatis Domino Nicolao, curato de Conteke et eorumdem locorum de Artselaer et de Reeth, rectore, Aegidio de Buerstede, Joanne dicto Stelaert et Henrico de Grippe, testibus juratis in forma ecclesie ac plurimus aliis de tota viconiae fide dignis invenimus in dicto loco de Aertselaer ecclesia sen cappellam in honorem gloriose Dei genitraeis et virginis Marie, ab illustri Domina Adelysia, relicta quondam Domini Walteri Berthout, Domini Mechliniensis a nobili viro Aegidio Berthout, domino Mechleniensi, filio eorumdem, cum adjutorio quorondam aliorum Christi fidelium per consensum et voluntatem venerabilis et religiosi viri domini Abbatis Lobiensis patroni et domini Nicolai curati predicte loci de Canteka terminos sive limites predictus locus de Artselaer consistit competenter et laudabiliter fundatam et dotatam redditus sensibus ac minutis decimis usque ad summam viginti librarum turnensium et amplius perpetui aedditis et annui sive census, cujus dotis bona partialiter et nominetimis immediate presertibus inservatur :
AERTSELAER
REETH
SCRIECKE
Similiter ad locum de Scriecke personnaliter accedentes, voccatis omnibus, qui vocandi fuerant, et Domino Wilelmo, curato de Bersela specialiter, in cujus parochia dictus locus de Scriecke consistit, Domino Simone, curato de Putte, Joanne fifio Simonis, custodis, Waltero de Gore, Aegidio filio Pauli, et Paulo patre ipsius ac multis aliis juratis testibus fide dignis. Inveniums in eodem loco de Scriecke Capellam fundatam et constructam in honore Sancti Joannis Baptiste per nobilem virum Aegidium Berthout, supra dictumdominum Mechleniensem, ad cujus dominium dictus locus pertinet pleno jure et eandem cappellam dotatam ab ipso Aegidio, usque ad summam duodecim librarum Lovaniensum annuatim, qua valent sedecim turs, capiendarum ad decimam ejusdem Aegidii Berthout in eodem loco, una cum minuta decima valente centum solidos turonenses vel circiter quam quidem decimam pia memoriae Dominus Nicolaus, quondam Cameracensis Episcopus, de consensu Decam et Capitali Cameracensis dedit viro nobili quondam Domino Waltero Berthout Domino Mechleniensidave dicti Aegidii, ca conditione quod cappellae in dicto loco fundatit et ad opus Cappellae duodecum libras Lovanienses assignaretat et ipsum locum de consensu omnium quorum interfuit livotavimus secundum quod antiquum fossatum se extendit, circa dictum locum circumquaque, ad quem spectabat nihilominus quedam terra ibidem jacens extra fossatum vocata Theutonice Berthouts meer prout se extendit circumquaque, et ad premissas limitationes omnes et singulas observandas perpetuo inviolabiliter, ut premittitur, si tamen decretum vestra Reverendae discretionis intervenerit studiumus cunctos palos sen limites assignare predicta et bona omnia et singula, in districtu dominii nobilis Dominae Mechliniensis, ae Aegidii Berthout, domini Mechliniensis filii sui jacentia, per esidem mortificare fecimus ad quis dictarum ecclesiarum sive cappellarum et ab omni exim jurisdictione seculari, prout in litteris corum super hoc confectis luculenter videbitis contineri ; hic omnia et singula, tam dotationes quam limitationes, ordinata sunt et facta de beneplacito et consensu viri religiosi domini Abbatis Lobiensis, patroni ecclesie de Canteka in qua parochia ecclesia seu cappella de Artselaer et de Reeth sunt fundata, nec non de beneplacito et consensu domini Nicoali, curati unodem ecclesie de Conteke, ad domini Willelmi, curati ecclesie de Beersele intra cujus parochiam ecclesia seu cappella de Scriecke est fundata, ac omnium, qui quoquo mado supra premissis suum debuerant prebere consensum, que omnia et singula diximus vestre Reverende patermitati sub nostris siqillis humiliter referenda, super quibus vestre edocte circumspectionis et Reverende prudentie discernant oculi quid amplius fuerit faciendum, datum
Anno Domini Millesimo CCC°nono, feria VI infra octavam Passche, consensum quoque et beneplacitum tam patroni quam curatorum predictorum super omnibus et singulis articulis prenotatis in litteris corum super his confectis aperte videbitis contineri harum testimonio litterarum sigillis nostris sigillatarum. Datum ut supra.
LITTERE HIS PRECEDENTIS TRANSFIXE.
Universis presentes litteras inspecturis Joannes de Monasterio, commissarius specialis Revdi in Christo patris ac domini Bomini Philippi, Dei gratia Cameracensis Episcopi in Dominus salutem. Noverunt universi quod nos inquisitionen ecclesiarum de Artselaer, de Reeth et capella de Scriecke, cui nostra cedula infigitur per discretos viros decanum ecclesie beati Rumoldi Mechlinie et fratrem Joannes de Marle, monachum loci Sancti Bernardi, fideliter et bandabiliter factam approbamus, laudamus et ratificamus et dictam inquisitionem et competentiam dotationem et ea tangentia nec nan limitationem ac divisionem dictorum trium ecclesiarum sive cappellarum ab invicem et ab illis parochus, ex quibus processerunt, ac etiam divisionem matriculariarum sive custodiarum dictorum trium ecclesiarum ab invicem secundum parochiarum divisionem. Itaque quelibet ipsarum ecclesiarum sive cappellarum imperpetuum maneat parochial per se distincta, habeatque baptistorium et sepulturam, ae cetera quecumque parochialis ecclesia de jure tenetur habere, authorotate ordinaria nobis commissa confirmanus, harum testimonio litterarum nostro sigillo sigillatarum. Datum Bruxelle Anno Domini M°CCC° nono, Mominica secunda post Trinitatem.
LITTERE AMORTISATURE BONORUM ECCLESIARUM PAROCHIALIUM ARTSELAER, REETH & SCRIECKE, CUM SUPPLICATIONE AD EPISCOPUM CAMARACENSIS PRO CONFORMATIONE EARUMDEM.
Reverendo Patri et Domino Domino suo humilissimo Dno Philippo Dei gratia Camaracensi Episcopo Adelisia de Ghinis, relicta quondam bane memorie Domini Walteri Berthout, Dni Mechliniensis et Aegidius Berthout, dominus Mechliniensis, salutem cum omnia reverential pariter et honore. Cum vos Revde Pater et Donis viris providis decano beati Rumoldi Mechlinie et fratri Joanne de Malre, monacho loci Sancti Bernardi, vestris litteris dedentis in mandatis ut ad loca de Artselaer de Reeth et de Scriecke personaliter accedentis de omnibus que ad parochialis ecclesias noviter fundantas et instaurandas pertinerent, inquirerent veritatem, et eam vobis douet remittentur sub suis sigillis fideliter interclusam verum cum idem inquisitores nos informarint se predicta omnia juxta formam mandati vestri perfecisse et se omnia invenisse omnia pertinentia competenter et am vos bonadatis ecclesiarum dictorum locorum mortificaverimus et a nostra jurisdictione exempta diviserimus absoluta prout facere tamquam temporales domini debebamus hinc est quad vestre Revde patertinate devotionis supplicamus quatenus propter Deum et ab nostrarum precum intuitu ut de dictis cappellis fiant parochiales ecclesie vestrum dignemini interponere pariter et decretum tantum propter Deum et nos faciendo in proposito ut ex hoc divine remunerationis mercedem consequamini copictam et hoc vestre Revde dominationi sub nostris sigillis totis precordiorum affectibus supplicamus.
Datum Anno Domini M°CCC°octavo, dominica in medio Quadragesimi.
Inferius habebatur : Gecollationeert alle deze voors. Copyen tegens de origineele brieven, waer van eenighe gesegelt syn ende daermede bevonden t’accorderen by my openbaer notaris t’Antwerpen resideerende, desen 24 September 1621, ende was onderteekent J. van Lieluboelghem, nots. pubans. Onder stont : Gecollationneert dese copye tegens de copyen authentiek ende daermede bevonden accorderende. Quod attestor was onderteekent CH. Hoeffs nots.pubans.
Collatum concordat cum sua co-authentica
Quod attestor
J.Bta Bellenraet nots.pubans. 1686
Voorgaande Kopij is ontleend aan het Register G 7 berustend in het archief der kerk van Aartselaar.
Voor gelijkvormig afschrift : A. Steenackers past. In Aartselaar
J.B.Stockman Mortsel. (KAS 13)
Voor 1559 behoorde de parochie tot het bisdom van Kamerijk, zooals blijkt uit de instellingsbrieven, sedert dien zoo ik denk tot het bisdom Mechelen. De instellingsbrieven melden dat de zeer eerw. Heer Deken van Mechelen gelast geweest is met het onderzoek nopens de inrichting der parochie. Beersel zal dus deel gemaakt hebben van die dekenij. Te beginnen van 1309 tot 1564 blijft er ons in de archieven geen enkel stuk over. De doopregisters beginnen van 1651 en de doopakten van dan af tot 1779 zijn niet onderteekend en maken ook geene melding van dekanale visieten. Het is dus onmogelijk van daarin te kunnen vinden tot welke dekenij zij behoorde. Uit de nrs van het inventaris 98, 1657 ; 139, 1701 ; 189, 1745 ; 228, 1773 ; 230, 1774 ; 247, 1786 ,blijkt dat zij deel maakte van de dekenij Mechelen ten West, en in het begin der XIX eeuw maakte zij deel van de dekenij Lier, Sinds 1873 van die van Heyst op den Berg.
De parochie is altijd door wereldlijke priesters bediend geweest. Patronatus spectat ad personam de Heyst, qui cum incorporatus sit archipresbyteratui cathedralis Antverpiensis eo jure utitur idem archipresbyter (Van Gestel).
De parochie is ontstaan uit de onderverdeeling met Beersel.
Nopens de grenzen der parochie van vroeger leest men in de instellingsbrieven : ipsum locum limitavimus : secundum quod antiquum fossatum de extendit, ad quem spectabut nihilominus quodam terra ibidem jaceus vocata theutonice “Berthout meer” pront se extendit circumquaque Ik weet niet wat hier moet verstaan worden door dit antiquum fossatum tenzij de kleine rivier hier genoemd de Raam en die op de laatste kaarten voorkomt onder de naam van Raambeek. Zij loopt in de meeren gelegen Zuid-Oost en deze zullen waarschijnlijk dit Berthouts meer geweest zijn waarvan in de brieven gesproken wordt en die nu onder Bael zijn. Heeft deze rivier de grenzen der parochie langs dien kant gesteld dan moet zij ook langs dienzelfden kant merkelijk verkleind geweest zijn. De moeilijkheid bestaat van in te weten, hoe er dit deel zou bijgekomen zijn dat buiten de Raambeek valt en als met eenen tip in Tremeloo schiet. Dit kan ik noch vinden, noch uitleggen. Volgens nr 183 der arch. Had de zeer eerw. Heer van Deutegem deken van Aerschot in het begin der 17e eeuw aan den E.H.Pastoor van Schrieck vijf huizen afgestaan. Deze sedert de nieuwe grensscheiding van het jaar 1807 maken nu deel van Bael. Ik heb nergens gevonden dat er eenige verandering aan de grenzen langs andere kanten zou gebracht geweest zijn.
Het is onmogelijk van inlichtingen te geven nopens de bevolking der parochie gedurende de vijf eerste eeuwen van haar bestaan. In de oorkonden der kerk bestaan er geene statistieken van, en die der gemeente welke betrek op dien tijd hadden zijn afgehaald. Dezelve moet in het begin zeer klein geweest zijn aangezien de oudste doopregister dien wij hebben beginnende met het jaar 1604, voor hetzelfde jaar maar 12 doopen meldt. Volgens de nog bestaande statistieken op het gemeentehuis beliep zij in 1826 op 1514, in 1830 op 1535, in 1840 op 1566, in 1850 op 1852, in 1860 op 1820, in 1870 op 1864, in 1880 op 1889, in 1890 op 2014 en in 1900 op 2272.
In het jaar 1714 heeft Mevrouw Van Grootendael, lijftochtenares van den heer Hieronymus Zéty in de kerk een beneficie gesticht tot levensstand van eenen onderpastoor in dezes voegen : zie arch : De goederen waarvan spraak is in dit stuk (zie kaart : Koudhalzenhof) zijn later verkocht en het geld gedeeltelijk uitgezet geweest op de Staten van Vlaanderen (500gld.) en op de gemeente (500 gld.). Deze renten zijn door het Fransch Staatsbestuur afgeschaft geweest. Het overige was uitgezet bij verschillige partikulieren waarvan er nog twee overblijven : eene van 180 en eene van 125 guldens. De kerk gebruikmakende van het besluit van 7 Jan.1834, heeft dezelve aangeslagen en het is voor die som van 305 gld. Dat in den staat der fondatiën opgemaakt in 1887 acht gelezene missen gebracht geweest zijn. Verdere inlichtingen nopens de voorgenoemde stichteres zijn in de oorkonden niet te vinden.
De E.H.Onderpastoor was gelast met den kleinen onderhoud der kapel van Grootloo. Te dien einde, alsook voor zijn eigen bestaan had hij behalve den offer die jaarlijks rond de 30 gulden beliep :1e den intrest der renten in vorig antwoord vermeld ; 2e eenen cijns van 12 gulden bezet op een huis van den heer Baron voor het ontvangen van eenen eerw.Pater Minderbroeder op den feestdag van den H.Naam ; 3e eenen cijns van 2 gulden en 2 stuivers van een huis dat gebouwd was op een goed gelegen rond de kapel, genoemd het “Kapellehof” ; 4e eenen cijns van 2 gld. En 2 stuivers van een huis dat gebouwd was op een hoekske land even toebehoorende aan de kapel ; 5e de opbrengst der boomen staande rond de kapel ; 6e van den eerw. Heer Pastoor jaarlijks 120 gulden ; 7e van de gemeente 30 gulden ; 8e van de kerk 15 gulden. In het jaar 1821 zijn de boomen staande rond de kapel verkocht geweest, de opbrengst beliep 188 gld. welke som is aangeslagen geweest door de gemeente even als de andere voorgestelde goederen die alsdan verkocht geweest zijn. Nu heeft de familie Goossens een deel van het voorgemelde Kapellehof teruggekocht. De lijst der voorgemelde goederen en cijnsen is opgemaakt geweest in het jaar 1787 door den E.H.Adriaan Snoeckx alsdan pastoor. In hetzelfde stuk leest men : Proviseurs ofte collateurs den President van het Seminarie tot Mechelen en den deken van het distrikt van Mechelen ten Westen, moeten die vergeven naar hun goeddunken, daarover eerst gehoord zijn de den Pastoor, alzoo spreekt de fondatie selfs. De eerste verhuring van dit goed in de arch. vermeld is van het jaar 1662.
In het jaar 1662 hadden de gemeentes van Schrieck en Grootloo van zekere Jufvrouw Catharina de Cleyn eene som geleend van 21000 gld.(In het verslag eener zitting van den gemeenteraad gehouden den 9 Sept.1819 leest men 22000) Na verloop van 55 jaren hebben de overheden dezer gemeentes in de onmogelijkheid zijnde, niet alleen van ooit zulk kapitaal te kunnen afleggen, maar ook van de achterstallige intresten te kunnen voldoen die van tot eene gezamentlijke som van 42000 gulden beliepen het geluk gehad de hiernagemelde overeenkomst te kunnen sluiten ; met de liefdadige erfgenamen der Jufvrouw De Cleyn. Bij deze was bepaald dat de schuldeischers zich zouden vergenoegen met eene som van 7000 gulden op voorwaarde dat de gemeentes zich zouden gelasten met het doen celebreren der missen en jaargetijden in de volgende akten vermeld.
2) In het testament van den E.H.Carolus Lardinoy pastoor van Schrieck (1731-1771) leest men het volgende : Comende bij Eerw.Heere testateur, tot de dispositie van alle zijne resteerende mobilaire effecten ende constante penningen alsoock obligatien ende gesaemelijk al hetgene hij hiere van God verkregen heeft ende bezittende is, allen ’t selve laet maekt hij aen de taefele van den armen van Schrieck ende Grootloo, zoo nogthans dat sijne wille is dat alle jaeren de arme kinderen die hunnen eerste communie sullen doen wonende tot Schrieck ende Grootloo, zullen behoorelijk in staat gesteld worden om behoorelijk hunne eerste communie te doen (met last voor het armbestuur van een jaargetij te doen celebreeren voor den erflater).
3) In het jaar 1839, 1 Juli heeft de E.H.Benedictus Kerselaers onderpastoor te O.L.V.Waver de inzichten kennende van zijnen overleden broeder de E.H.Carolus Kerselaers, onderpastoor te Schrieck (1837) aan het armbestuur eene som geschonken van 2000 fr met last van jaarlijks onder het octaaf der Geloovige Zielen te doen celebreeren 6 gezongen missen en loven tot lafenis der geloovige zielen.
4) In het jaar 1847, 1 Juli heeft jufvrouw Catharina Rymenants bij testament aan het armbestuur eene som gemaakt van 4000 fr met last van jaarlijks onder het Octaaf van het Allerheiligste Sacrament ter harer intentie te doen celebreeren zes gezongen missen.
5) In het jaar 1855, 20 October, heeft Philippus Claes bij testament aan de kerk gemaakt twee perceeltjes land gelegen onder Keerbergen, met last van jaarlijks te doen celebreeren 7 jaargetijden, vier voor hem, erflater, twee voor zijne ouders, een voor zijnen broeder Pieter.
6) In het jaar 1858, 12 October heeft de heer Graaf Philippus van der Stegen de Schrieck door notariëlen akt aan het armbestuur afgestaan : 1e een perceel bouwland, 2e een perceel dennenbosch, 3e eene rent in kapitaal van 453,51 fr ; van het inkomen dezer goederen moet het derde deel aan het kerkfabriek afgestaan worden met last voor deze van jaarlijks te doen celebreeren een plechtig jaargetijde voor den gever en zijne afgestorvene familieleden.
7) In het jaar 1875 heeft de E.H.Joannes Andreas Van Ourshagen alsdan priester te Schrieck gekocht ten prijze van omtrent 5000 fr twee stukjes bouwgrond en een stuk bouwland gelegen in het dorp en aan de kerk geschonken. Deze goederen waren beschreven geweest op den naam van den E.H.C.Vermylen pastoor alhier en door dezen bij testament aan de kerk gemaakt.
8) In het jaar 1873 heeft de E.H.Carolus Vermylen aan het armbestuur gemaakt door testament een perceel land gelegen onder Heyst op den Berg met last van eene jaargetijde op zijnen sterfdag en eene uitdeeling van brood aan de armen.
9) In het jaar 1879 heeft de liefdadige Mevr.We.Goossens-Rymenants op haren grond en op hare onkosten gebouwd twee schoon schoollokalen. Later heeft een liefdadige werkman genoemd Joannes Baptist Boexstaens uit eigen beweging eene som geschonken van 2000 fr voor het bouwen van een derde lokaal voor de bewaarschool.
10) In het jaar 1882 heeft Mej.de Gravin Julia Van der Stegen geschonken eenen kruisweg geschilderd op doek en ingezet in eiken lijsten. De prijs beliep gezamentlijk 2152 fr.
11) In het jaar 1891 hebben Mr Engelbert Goossens en zijne zuster Josephina de kapel van Grootloo hersteld, in het jaar 1894 hebben zij dezelve vergroot en er eenen toren bij gebouwd.
11bis) In het jaar 1898 hebben de Jufvrouwen Ida en Maria Van den Eynde twee groote ramen in geschilderd en kathedraalglas geschonken. Zij hebben gekost 1500 fr.
12) Er bestond vroeger maar een broederschap, te weten dit van den H.Antonius. Voor het jaar 1710 had Mevr.Fr. van Grootendael den autaar van den H.Antonius geschonken met het inzicht van de oprichting te vragen van een broederschap ter eere van den heiligen (zie antw. Op vraag 6 geschiedenis). Door brieven gegeven te Rome den 7 Juni 1710 heeft Z.H.de Paus Clemens XI het te oprichten broederschap met de volgende aflaten verrijkt : 1e een volle aflaat op den dag der inschrijving, 2e een volle aflaat in het stervensuur, 3e een volle aflaat op den bijzondersten feestdag, dag te stellen door den Aartsbisschop, 4e eenen aflaat van 7 jaren en 7 quadragenen op vier min bijzondere feestdagen, insgelijks door den Aartsbisschop vast te stellen, 5e eenige gedeeltelijke aflaten vastgehecht aan sommige godvruchtige oefeningen. Door brieven gegeven te Brussel den 9 Augustus 1710 is het broederschap opgericht geweest door zijne Hoogw. Humbertus Guilielmus a Praecipiano aartsbisschop van Mechelen en de feestdagen gesteld als volgt : de 2e Zondag van September als bijzonderste ; de feestdagen van O.L.Vrouw Onbevlekte Ontvangenis, Lichtmis, O.L.V.Boodschap en O.L.V.Hemelvaart als min bijzondere. Volgens de regels van dit broederschap betalen de leden geen jaargeld doch elk lid is verzocht eene offergift te doen volgens goeddunken op den dag zijner inschrijving en ook jaarlijks. De eerste beschermer is geweest de Heer Christijn, Ridder, de eerste beschermster Mevr.Fr. van Grootendael. Dit broederschap heeft sedert dien altijd bestaan. Het groot getal der ingeschrevenen, het godvruchtig vieren der feestdagen, de jaarlijksche offergiften getuigen van den eeredienst der parochianen voor dien grooten heiligen. In het jaar 1890 ter gelegenheid eener missie gepredikt door de eerw.Paters Minderbroeders, is het broederschap op eene bijzondere wijze aanbevolen geweest, 400 nieuwe leden hebben zich laten inschrijven en sedert dien is het wederom in vollen bloei.
Behalve dit broederschap zijn in de kerk nog wettig opgericht de volgende :
1e Het broederschap der gedurige aanbidding opgericht door zijne Eminentie den Cardinaal Sterckx.
2e Het broederschap van O.L.V Onbevlekte Ontvangenis verbonden met het aartsbroederschap van O.L.V van Hanswijck opgericht door zijne Eminentie den Cardinaal Sterckx den 16 Juli 1856, op verzoek van den eerw. Heer Pauwels alsdan pastoor.
3e Het broederschap der geloovige zielen verbonden met het aartsbroederschap van O.L.V. in Monterone te Rome, opgericht door zijne Eminentie den Cardinaal Deschamps den 24 April 1877 op aanvraag van den E.H.Vermylen, pastoor.
Eertijds bestond hier eene gilde van den H.Sebastianus ; ik weet niet wanneer dezelve ingericht is. Zij was in bezit van een zilveren eereteken (breuk) het wapen dragende van den Heer Marcus Roussel, met de zinspreuk “post fel mel”. In het jaar 1844 hebben de twee laatst overblijvende leden dit eereteeken door schriftelijken akt aan de kerk afgestaan welke nog in bezit van hetzelve is. Alle twee jaren had er eene prijsschieting plaats die den hoogen vogel afschoot was voor dien tijd koning ; zij teerden jaarlijks, zij hadden hunne plaats in de processie voor elk afgestorven lid werd eene mis gedaan.
Zie bijv. n.2.
In het jaar 1878 is hier een vrouwenklooster opgericht bestaande uit drij zusters toebehoorende aan de instelling van de Zusters der Christelijke Scholen van den H. Jozef Calasanctus waarvan het moederhuis te Vorselaer is. Twee dezer waren genoemd als gemeente onderwijzeressen en bewoonden een huis behoorende aan de gemeente. In het jaar 1879 ter gelegenheid der nieuwe schoolwet hebben zij hun ontslag gegeven en het schoolhuis verlaten. Onmiddellijk daarna zijn er twee zusters bijgekomen en van dan tot in het jaar 1884 zijn zij gelast geweest met het onderwijs zoowel der jongens als der meisjes. De meisjesscholen werden voorloopig gedaan in een gehuurd huis en de jongensscholen in een huis kosteloos te hunner beschikking gesteld door den Heer Victor De Veuster. Aanstonds is men begonnen met het bouwen der vijf thans bestaande klaslokalen. Sedert het jaar 1884 hebben zij van het onderwijs der jongens afgezien en is hunne meisjesschool aangenomen geweest. Gedurende tien jaren hebben zij kosteloos een huis bewoond toehoorende eerst aan vrouwe We Rymenants, later aan Engelbert en Josephina Goossens. Sedert het jaar 1897 bewonen zij ten getalle van zes, een schoon nieuw gebouwd klooster.
Ik heb nooit vernomen dat er hier eenige dusdanige persoon zou geboren zijn of zou geleefd hebben.
De gemeente van Schrieck bestond uit de heerlijkheden van Schrieck en Grootloo in sommige oude stukken worden deze ook genoemd de dorpen van Schrieck en Grootloo. Onder het geestelijk opzicht hadden zij maar eene pastoor, die daarom genoemd werd : Pastoor van Schrieck en Grootloo. Onder het burgerlijk opzicht tot op het einde der 18e eeuw wierden zij bestierd door eenen Drossaert, eenen Meyer, twee burgemeesters en vier schepenen. Die moet nochtans zoo ik denk niet verstaan worden, alsof elke heerlijkheid afzonderlijk bestierd werd, door haren eigen burgemeester en schepenen, maar wel dat beide, alhoewel elke haren burgemeester en schepenen hebbende, gezamentlijk bestierd werden door bovengenoemde overheden. Ik heb immers geen enkel stuk gevonden in hetwelk het een of ander bestier afzonderlijk genoemd wordt, maar altijd gezamentlijk. Ook werden B.V. de noeming van koster en schoolmeester door beiden gedaan.
Volgens de instellingsbrieven hoorden de heerlijkheden van Schrieck en Grootloo toe aan den edele Heer Egidius Berthout. Later zijn zij tot verschilligen overgegaan Hierover zegt Van Gestel : Decantus Mechliniensis : Schrieck olem dictus Sint Jans int Schrieck. Districtus Arenlani tertio lapide a Mechlinia pagus conterminus dioecesi Antverpiensi. Dominium ejus postquam a variis jure pignoratitio pristinis temporibus fuit possessum, ejus jurisdictionem cum dominio de Grootloo aequisivit emptione absoluta a Philippo IV Hisp. Rege anno 1650, die 4e Martii. Theodorus Van der Nath, a quo eadem via emptionis ab eo devenit ad Antonium et Ferdinandum de Brouckhoven in qua stirpe hodie perseverat…Decimas hujus pagi pro duabas tertiis possidet parochus et restantem tertiam N.Wagewijns Hollandus, qui ea ratione fenetur annue solvere Parocho pro supplemento competentiae XVII flor. Porro proefatus Wagewijns an 1721 vendidet euneta sua bona possessiones et decimas quas in hoc pago possidebat D.N.Hagaert Pastori in Bonheyden. In hoc vico certum districtum decimarum possidet Abbas Parcensis, Novales utrius que loci (Schrieck et Grootloo) sunt Pastoris.
Van bovengenoemde familie de Brouckhoven is de heerlijkheid overgegaan tot de familie van der Stegen. Met bovengenoemde Antoon en Ferdinand de Brouckhoven en met Jan Baptist de Brouckhoven, en ook met het gemeentebestuur of met eenige leden van hetzelve is de E.H.Mertens Pastoor (1655) dikwijls in geschil geweest nopens het aanmatigen en verkoopen der pastoreele tienden, het noemen van koster en schoolmeester, ambten die door Jan Baptist de Brouckhoven zelfs ten prijs gesteld geweest waren, het teruggeven der kerkelijke archieven die voor deze aangeslagen geweest zijn. Met den heer Karel van der Stegen en ook met het genoemde bestuur is de E.H.Lardinoy, Pastoor (1741) gedurende verscheidene jaren in proces geweest nopens zekere pastoreele goederen, rekeningen van kerk en armbestuur, de tienden, enz…Daar de gemeente geene archieven meer bezit is het ons onmogelijk geweest andere bijzonderheden te vinden.
De benaamde plaatsen van gehuchten zijn : de Pandoerenhoek, het Jespers, Grootloo, het Kruispunt, de Hazenbergen ; van velden : de Leemvelden, het Lazarushof ; van pachthoeven : het Blokboschhof, de Kerkestede, de Kleine Schriecken, de Hommelen toren, de Steinehoef, het Grootloo-schrans, de Bollendijk, de Cauthalzen (op de nieuwe kaarten het Koudhalzenhof) ; een bosch genoemd de Puttebeemden, het Schavottenbrugske.
Het is onmogelijk te vinden wanneer de kerk gebouwd werd, het is te denken dat zij in het jaar 1309 reeds bestond. Die welke met het onderzoek nopens de oprichting der parochie gelast geweest zijn verklaren dat zij hier gevonden hebben cappellans ook ecclesiam toegewijd aan den H.Jan Baptist, gebouwd door den Heer Egidius Berthout. De kapel van Grootloo kan daar niet bedoeld worden, die is toegewijd aan den H.Naam en nergens is te vinden dat sedert dien een kerk zou afgebroken of eene nieuwe gebouwd geweest zijn. (Bijv. n 1)
Het bijv.n 4 verbeeldt de oude kerk alsook de kapel van Grootloo. Zij is tweemaal vergroot geweest, eens in het jaar 1792, en ook in ’t jaar 1844. Bij deze vergrootingen moet zij haren gothischen bouwtrant verloren hebben. De toren die onveranderd gebleven is heeft dien bouwtrant ; in den muur boven de pilaren waren kleine spitsvormige ramen die met de vergrooting toegemetseld geweest zijn omdat een enkel groot dak de twee kleinere vervangen heeft, de bogen tusschen de pilaren waren spitsvormig en nu rond. Op de plaat worden de groote ramen wel vierkantig verbeeld, doch dit is waarschijnlijk niet juist gedaan geweest. Het is even zoo met de raam in den toren boven de deur, die wordt er rond op getekend en zij is nog spitsvormig. De kerk heeft drij beuken en is in den vorm van een Latijnsch kruis. Het welfsel der middenbeuk is rond dat der zijbeuken plat. Zij heeft vijf autaren.
De kerk heeft geene meubelen die kunstweerde bezitten, er is een oude roode stool die zeer schoon is.
Er is een gotisch kruisbeeld hetgeen men zegt zeer schoon te zijn. Het beeld is 2,30 m hoog. Het heeft eenige herstelling nodig aan de kroon. Het beeld moet herschilderd en het kruis vernieuwd worden. De noodige aanvraag is gedaan.
1
2
3
4
D O M
Memorie van den eerweerdigen Heere Judocus Mertens 53 jaer pastoor dezer gemeynte waerachtigen vaeder der armen, trooster der siecken onderwyser der ongeleerden
Weldoender van kercke en armen die onvermoeyt in het woord Godts te verkondigen 50 jaeren en keeren gepredikt heeft de passie
Stierf oudt synde 80 jaer anno 1708 op den dagh van Sinte Michiel, dat ruste in peys bij Godt syne ziele
D O M
Hier leyde begraven den eerw. Heere
Gerardus Bogaerts
Pastoor van Schrieck
En Grootloo
Gestorven den 7e Xber 1721
Bid voor de ziele
Hier leyt begraven den eersaemen Adriaen Van Broeck Kerckmeester deser kercke die stierf den 12 February 1681 ende Cathelyne Hoylaerts syne ……huysvrouw
Bidt voor de zielen
Hier leyt begraven
… Van den Broeck
Bid voor de ziele
5
6
7
8
Hier leyt Jufvrouw Anna Moreels weduwe van Jonckheer Andries Roussel heere van Hovel ende stierf den 28 Meirt 1647 ende Jonckheer Marcus Roussel Heere van Hovel hunne sone
Stierf den 21 October 1650
Hier leyt begraven Jan Somers proviseur van ’t broederschap van Sint Antonius geweest in zijn leven ende oudt schepene van Schrieck ende Grootloo die gestorven is op den 9 Meert 1670 ende Catharina Serneels syne wettige die gestorven is den 16 Meert…
D O M
Monumentum
Perillustris Domini
Joannis Baptistae
de Brouckhoven
toparcha de Schrieck
Hier ligtht begraven den eerw.;digen heere
De vier eerste grafsteenen liggen voor de communiebank ; op de twee eerste is boven een kelk afgebeeld, onder een doodshoofd ; zij zijn 1,70 m lang, 0,95 m breed.
n.5 ligt achter in de zijbeuk van den kant van het Evangelie, hij is 2,20 m lang, 1,25 m breed en draagt boven de wapenschild der familie Roussel.
n.6 ligt achter n.5 ; hij is 1;70 m lang en 1 m breed.
n.7 ligt achter in de zijbeuk van den kant van den Epistel en is 2,55 m lang, 1,40 m breed ; hij draagt boven het wapenschild der familie de Brouckhoven en op den boord 16 kleinere wapenschilden. Het bovenste deel ligt binnen de deur van de vont, het onderste buiten waardoor het opschrift van dit deel heel verdwenen is
n.8 ligt in het midden van dezelfde beuk en draagt boven eene remonstrantie, onder een doodshoofd in witten marmer, hij is 1,70 m lang en 1 m breed.
Er zijn drij klokken ; hun toon is fa sol la (1391, 926 en 616 kilogrammen).
21 De pastorij is gebouwd in het jaar 1775 door den E.H.Adr.Snoeckx pastoor. Deze had voor het voltrekken van dit werk aan den E.H.Vinc.Sebast.Snoeckx regent der Pedagogie het Centrum te Leuven en ten voordeele van hetzelfde eene som geleend van 4400 gld. Van deze som moet de E.H.Pastoor en zijne opvolgers jaarlijks den intrest betalen en dezelve afleggen met eene som van 75 gld.’s Jaars. Als bouw is ze bijna onveranderd gebleven. Zoo is het niet met hare inwendige versiering. De zolderingen der beneden plaatsen waren eertijds allen geschilderd ; eene waarvan ik de overblijfsels gezien heb verbeelde een lucht met engelen bloemkransen dragende. In dezelfde plaats ben ik genoodzaakt geweest het oude meubelpapier te doen aftrekken en men heeft er op de muren overblijfsels gevonden van verschillige geschilderde portretten met lauwerkransen omgeven. Het is te denken dat het zoo even met de andere plaatsen zal geweest zijn, daar men nog kan zien dat tenminste de zolderingen geschilderd waren. Nu zijn zij allen gewit. Ik weet niet wanneer dat dit vernielingswerk plaats gehad heeft. Rond het jaar 1840 is de zaal door zekeren heer Vandereycken in lijmverf geschilderd geweest. Deze schildering verbeeldt een oud kasteel met land, weiden, water en boomen. De oude schildering zal waarschijnlijk door deze laatste overdekt geweest zijn.
22 De gekende Pastoors zijn de volgende : Reynkens Gregorius 1562 ; Geerts Georgius - ; Bellemans Henricus 1604 ; Rythovius Martinus 1605 ; Peetermans Godefridus 1607 ; Adriaensens Petrus 1613 ; Mertens Judocus 1655 ; Bogaerts Gerardus 1708 ; Blockx Franciscus 1724 ; Wendele georgius 1727 ; Lardinoy Carolus 1731 ; Snoeckx Adrianus 1771 ; Raeymakers Joannes Franciscus 1791 ; Van Elst Petrus 1806 ; Op de Beeck Petrus 1831 ; Pauwels Ludovicus 1836 ; Vermylen Carolus 1865 ; Truyts Evaristus Ludovicus 1878.
De gekende onderpastoors zijn : Bogaerts Gerardus 1705 ; Wils Joannes Baptista 1714 ; Huypens Henricus - ; Prevost Joannes Baptista - ; Vranckx Petrus - ; Marchant Nicolaus - ; Pentecras Antonius 1738 ; Hoeberghs Petrus - ; Helsen Amandus Bruno 1758 ; Blockx Petrus Franciscus 1766, Luytens Joannes Baptista 1771 ; Segers Petrus 1777 ; Wauters Joannes Franciscus 1781 ; Arnouts Ludovicus Antonius 1787 ; Dellemans Petrus 1791 ; Gerrebouts Joannes Baptista 1791 ; Van Elst Petrus 1792 ; Op de Beeck Petrus 1832 ; Kerselaers Carolus 1837 ; Van Gorp Joannes Franciscus 1846 ; Franck Hieronymus Petrus Norbertus 1863 ; Ruts Andreas Ludovicus 1867 ; Van Pelt Henricus 1879 ; De Laet Ernestus 1897 ; Vermeerbergen Franciscus 1897.
23 1309 : Inrichting der parochie.
1650 4 Meert : De heerlijkheid van Schrieck en Grootloo wordt door Philippus koning van Spanje verkocht aan Theodorus Van der Nath door dezen later aan Ferdinand de Brouckhoven.
1655 : Langdurig geschil tusschen E.H.Judocus Mertens pastoor en de heeren Antoon en Ferdinand de Brouckhoven nopens het aanslagen en verkoopen der tiende, het noemen van koster en schoolmeester, enz..
1661 : Verkooping van 4 roeden land deelmakende van het kerkhof.
1677 16 Juni : Kwijtschelding aan de gemeente van eene schuld van 35000 gulden door de erfgenamen van Jufv. De Cleyn.
1710 : Instelling van het broederschap van den H.Antonius.
1714 : Mevr. Van Grootendael schenkt aan de kerk een pachthof genoemd het Koudhulzenhof.
1743 : Geschil gedurende verscheidene jaren tusschen M.Karel van der Stegen, de gemeente en de E.H.Carolus Lardenoy pastoor, aangaande rekeningen van Kerk en armbestuur, de tiende enz…
1775 : Opbouw der pastorij.
1793 : Herstelling en vergrooting der kerk.
Ann VI Brum.5 : Aanslaging der pastoreele goederen.
1820 11 November : Teruggave der pastoreele goederen. De pastorij wordt teruggegeven aan de gemeente, de andere goederen aan de Kerkfabriek.
1821 21 Febr. : De registers der doopen, huwelijken en overlijdens worden aangeslagen door den arrondissements commissaris Van Velsen en den burgemeester van Schrieck J.N.Vermylen.
1821 : Aanslaging door de gemeente der goederen van de kapel van Grootloo.
1838 : Afschaffing der diensten in de kapel van Grootloo.
1839 : Den E.H.Kerselaers maakt 2000 fr aan het armbestuur met last van 6 missen en loven.
1844 : Vergrooting der kerk.
1844 : Verval der gilde van St.Sebastianus, de twee laatste leden schenken het eereteeken aan de kerk.
1855 20 Oct. : Philippus Claes maakt 2 stukjes land aan de kerk met last van zeven jaargetijden.
1858 : De heer graaf Phil.van der Stegen maakt goederen en eene rente aan het armbestuur waarvan het 3e deel van het inkomen aan de kerk met last van een jaargetijde.
1875 : De E.H. Van Ourshagen Joan.Andr. schenkt aan de kerk een stuk land te weerde van 5000 fr.
1878 : Stichting van een vrouwenklooster.
1879 : De E.H.Car.Vermylen maakt aan de kerk een stuk land met last van een jaargetijde.
1879 : De pastorij wordt door de Bestendige Deputatie eigendom verklaard der kerkfabriek, de gemeente gedwongen tot eene vergoeding.
1879 : Opbouwing der vrije schoollokalen.
1891 : Herstelling der kapel van Grootloo.
1894 : Vergrooting der kapel en bijvoeging van eenen toren.
1895 : Instelling der Zondagsche mis in de kapel.
1897 : Opbouwing van een nieuw klooster.
III LEGENDEN.
Eertijds heeft hier eene groote begankenis van ruiters plaats gehad. Zij volgden eenen weg die tamelijk lang is en nu nog St.Jansweg genoemd wordt. In dezelfde figureerden, zoo men nog zegt, de zogenoemde Heinen (die op het afdruksel schijnen verbeeld te zijn). Die begankenis van St.Jansweg wordt nu nog altijd gedaan door zeven vrouwspersonen die achtereenvolgens gaan, bij het overlijden van eenen parochiaan. Zij wordt ook nog gedaan door ruiters maar altijd bij nacht. Ik weet niet waar men er een verhaal van vindt maar het bijgev. Afdruksel der plaat die ik gevonden heb schijnt te bewijzen dat zij nog al vermaard moet geweest zijn. Er is vroeger ook een groote toeloop geweest tot de kapel van den H.Bernardus om verlost te worden of bevrijd te blijven van de koude koorts.
Er bestaat een veld, of liever een ingesloten veld (enclave) den naam dragende van Lazarushof. Het veld hoorde toe aan de gemeente en het ingesloten stuk aan het armbestuur. Sedert eenige jaren heeft de gemeente dit ingesloten stukje van het armbestuur afgekocht welke nu eigenares van het heele stukje is. Men zegt hier dat dit ingesloten stuk den naam draagt van Lazarushof omdat op hetzelfde diegenen begraven werden die ten gevolge van pestziekte gestorven waren. Ik heb hierover nergens iets te lezen gevonden.
Deze beschrijving is opgemaakt volgens bevel gegeven door zijnen EM.den Cardinaal Aartsbisschop Petrus Lambertus Goossens, den 12 April 1898.
E.Truyts, pastoor.
30-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
29-01-2021
Eenige aantekeningen bij de Schriekse geschiedenis.
Eenige aantekeningen bij de Schriekse geschiedenis.
Om de schrijver van deze historische brochure te kennen zal men beroep moeten doen op een grafoloog of schriftdeskundige, daar ze niet genaamtekend is, en uit de teksten 1 en 2 niet met zekerheid is op te maken over welke schoolmeester, Op de Beeck of Cools, het nu gaat.
De gemeente Schrieck is gelegen in het kanton Heyst-op-den-Berg, provincie Antwerpen, in het zuiden dezer provincie, tegen de grenzen van Brabant, omtrent op gelijken afstand der steden Mechelen, Lier en Leuven.
Haar grondgebied beslaat eene oppervlakte van omtrent 12 vierkante kilometer en paalt ten noorden aan de gemeenten Beersel en Heyst-op-den-Berg, ten oosten aan Booisschot en Bael, ten zuiden aan Tremeloo,Keerbergen en Putte, ten westen aan Putte.
Op de plaats waar nu Schrieck is bestond in oude tijden het Waverwald, dat zich uitstrekte tusschen beide Nethen en de Dijle. Dit woud werd door den Duitschen keizer bij gifte geschonken aan den prinsbisschop van Luik. Volgens de overleveringen verbleven er te dien tijde in deze streken tal van binders en roovers. Vandaar wellicht de legende dat de plaats waar zich thans het pachthof “ De uil “ bevindt, een nest was van zulke onbeschaamde roovers, dat zij het zinnebeeld der roofzucht, den uil, op hun slot dorsten plaatsen. En inderdaad tot over ruim twee jaar, bemerkte men nog een steenen uil op den top van den gevel der genoemde hoeve, die alsdan afgebroken en door een nieuwe woning vervangen werd.
’t Is wellicht de aanwezigheid dezer schrikaanjagende gasten, welke sommige lieden doet veronderstellen, dat de naam Schrieck betekent schrik, als ware ons grondgebied destijds eene plaats, welke men niet zonder schrik dorst betreden.
Anderen vermeenen dat deze naam afgeleid is van schrieken of schrijden ; tot staving hunner zienswijze beweren zij dat Schrieck in vroegere eeuwen een moerassige streek was, te midden van het oude Waverwald, waar men, om er door te geraken, veelvuldig moest schrijden of schrieken.
Wij houden het met de laatsten. Hunne veronderstelling schijnt niet van allen grond ontbloot. Inderdaad, het Schriecksch grondgebied is hedendaags nog eene lage, op vele punten door kleine verhevenheden ingeslotene streek, waar tal van kleine beken vloeien en die men met weinig moeite kan overschrijden. Volgens de kaart van het Oorlogsdepot verheft haar hoogste punt zich op slechts 12 m boven den spiegel der zee ; het bevindt zich ter plaatse Hazebergen. Zoo denken wij ook dat de naam Schrieckstraat beteekent : “Lage straat” wat zij inderdaad is, en niet “Straat die naar Schrieck leidt”. De “kleine schrieken” en de “Schrieken Deen” zijn insgelijks zeer lage plaatsen van het grondgebied der gemeente Schrieck
In de middeleeuwen waren Schrieck en Grootloo (dit laatste vormt thans een belangrijk gehucht onzer gemeente) twee onderscheidene heerlijkheden. In een oud werk van baron Le Roy, gedrukt in 1678 vinden wij Schrieck en Grootloo opgesomd tusschen de heerlijkheden van het land van Arkel. De Galgestraat, ten noorden der gemeente gelegen, is waarschijnlijk zijnen naam verschuldigd aan de galg, die alsdan daar moest geplaatst zijn om de overtreders van ’s heeren rechten en reglementen op te stroppen. De volgende legende, welke men mij eens vertelde, staat waarschijnlijk hiermede in verband. “Een veroordeelde moest wegens zijne schelmstreken gehangen worden, doch kreeg genade op voorwaarde dat hij het vuur zou steken aan een stapel hout waaronder zich een gevaarlijke slang schuil hield. Voorzien van een brandende lont, stijgt hij te paard, na hetzelve met zeep bestreken te hebben ; hij begeeft zich naar de aangeduide plaats, werpt de brandende lont op den stapel die vuur vat, en vlucht in allerhaast weg. De slang, sissende van woede, ijlt den vluchteling achterna, werpt zich herhaalde malen op het paard, doch glijdt telkens naar beneden. Eindelijk, hare jongen in de vlammen hoorende kermen, geeft zij het op ; zij schiet terug ter hunner hulp en komt alzoo insgelijks in het vuur om.”
De oudst bekende heeren dezer streek, na den dood van den prinsbisschop van Luik waren de Berthouden, die zich in de geschiedenis beroemd hebben door den tegenstand, dien zij in de twaalfde eeuw de hertogen van Brabant gedurende twintig jaren geboden hebben. Deze Berthouden waren heeren van het geheelen Land van Arkel, toen geheeten Land van Mechelen, omdat de Berthouden voogden waren van de heerlijkheid Mechelen; later werd dit land nog genoemd : Land van Cleef en van Arkel, volgens de familiën, waaraan het behoorde, ’t zij bij erfenis, ’t zij bij aankoop. Zoo werd het gekocht op 2 December 1384 door Jonkheer Jan, heer van Arkel, in 1445 met andere goederen door Jan, heer van Wesemael. Deze laatste heeft het op 29 Maart 1459 overgedragen of afgestaan aan en ten behoeve van den hertog van Burgondië, Filip den Goede, en zijne nakomelingen. Sedert is deze streek aan de Kroon gekomen en domeingoed gebleven tot in de helft van de 17e eeuw. Binds dit tijdperk van twee eeuwen moeten de heerlijkheden van Schrieck en Grootloo toebehoord hebben aan andere personen, die door pandverdrag ervan in het bezit gekomen waren, hetgeen zeggen wil dat de kroon het verkocht goed altijd kon wedereischen mits teruggave der koopsom.
Op die wijze waren heeren van Schrieck en Grootloo : Nikolaus van der Laen in 1562 en na hem zijn zoon Joannes reeds in 1565. Dezez Joannes van der Laen was in ’t jaar 1595 communemeester der stad Mechelen en Hoofdman van de handbooggilden toen hij met de Mechelaren grooten roem behaald heeft met de stad Lier te ontzetten, die door de Hollanders onder beleid van kapitein Herougière, gouverneur van Breda, verrast was.
Wij denken te mogen aannemen dat de heerlijkheden Schrieck en Grootloo in de familie van der Laen gebleven zijn tot de helft der 17e eeuw ; inderdaad, wij vinden dat een zekere Jan Baptist Van der Laen, heere van Schrieck en Grootloo, in de volle zeventiende eeuw een schilderij van Antoon van Dyck geschonken heeft voor het hoogaltaar der Minderbroederskerk te Mechelen. Dit klooster afgeschaft zijnde in de achttiende eeuw, is gemelde schilderij overgebracht in de Metropolitane Kerk waar zij misschien nu nog te zien is boven het altaar, dicht bij den zij-ingang langs de Groote Markt. Zij verbeeldt Kristus aan het kruis tusschen twee moordenaars.
In de 17e eeuw, onder de regering van Filips IV, koning van Spanje, moet er hier, ten gehuchte Hazenbergen een versterkt legerkamp bestaan hebben.Voor dertig jaren was daar nog een overblijfsel van verschansing te zien, doch sinds is dit alles geslecht. Deze Filips IV verkocht alsdan in België vele domeingoederen om in de overvloedige oorlogskosten te voorzien. Zo werden de heerlijkheden van Schrieck en Grootloo den 14e Maart verkocht aan Diederik van der Nath, heer van Berlaer, Gestel, O.L.V.Waver en Putte, voor 10200 guldens, deze verkocht ze op zijn beurt in 1660 aan Antoon Ferdinand de Brouckhoven, burgemeester van Brussel. Dezes zoon Jan Baptist werd na de dood zijns vaders in 1689 heer van Schrieck en Grootloo. (‘t Is met de familie de Brouckhovens dat de E.H.Mertens (1655) alsdan pastoor, meermaals in proces is geweest nopens het aanmatigen en verkoopen der pastoreele tienden, het noemen van koster, schoolmeester, enz…, ambten die door Jan Baptist de Brouckhoven zelfs ten prijs gesteld waren, en het teruggeven der kerkelijke archieven, die door Jan Baptist de Brouckhoven aangeslagen geweest waren. Deze laatste, kinderloos gestorven zijnde, gingen deze streken over aan Helena de Brouckhoven, zijne zuster, welke getrouwd was met Jan Pieter Christyn, secretaris der Soevereine Staten van Brabant. Schrieck en Grootloo zijn vervolgens bij erfenis overgegaan aan de enige dochter van Joannes Jacobus de Brouckhoven, baron van Putte en oudste broeder van Jan Baptist en Helena voornoems dezes dochter, Clara geheeten, is in 1725 getrouwd met Karel Van der Stegen.
Naar alle waarschijnlijkheid is het dezes eenige zoon, dien de hoogbejaarde lieden, van over zestig jaren aanduidden als den “Ouden Baron” dien zij nog gekend hebben en die naar het schijnt zeer oud geworden is. Daarbij zou hij wel drijmaal getrouwd geweest zijn en voor het minste een dozijn kinderen achtergelaten hebben. Hij droeg denzelfden naam als de graaf Filippus Norbertus Maria Van der Stegen, hier in 1874 begraven, wiens grootvader hij was.
Tot voor dertig jaren verbleef de heer Albert van der Stegen, graaf van Schrieck en zoon van den laatst vermelden, metterwoon op het kasteel, hier in de gemeente. Gedurende verscheidene jaren maakte hij deel van den Schrieckschen Gemeente en vertegenwoordige insgelijks gedurende zes jaar, het kanton Heyst-op-den-Berg in den Provincialen Raad. In deze laatste vergadering had de brave heer, hoogst waarschijnlijk de inspraak van zijn geweten volgende, zekeren dag gestemd, evenals de tegenstrevers der partij tot welk hij behoorde ; hierom werd hij door zijn kiezers verworpen en bij de eerste gelegenheid niet meer herkozen, noch tot provinciaal raadslid, noch tot gemeenteraadslid.
Toen men de Graaf Albert van der Stegen zijn domicilie in Antwerpen waar hij te voren telken jare zijn winterverblijf hield, en keerde nooit meer in Schrieck terug, tenzij levenloos ten jare 1884, ten einde bijgezet te worden in den grafkelder naast zijne ouders en verdere overleden leden der familie Van der Stegen. In de laatste jaren zijns levens had hij zijne eigendommen alhier verkocht aan zijne zuster, de gravin Juffrouw Julia Van der Stegen. Bij den dood dezer laatste in 1896, gingen het Schriecksch kasteel en de daarbij behoorende gronden over aan den tegenwoordigen eigenaar, den weledelen heer graaf Adolf Van der Stegen de Schrieck, oudsten zoon van graaf Albert voornoemd.
De titel van graaf moet, zooals destijds spraak was, aan deze familie gekomen zijn door erfenis rond het jaar 1845. Volgens eenen geslachtsboom, die zich in de kapel der Van der Stegen’s bevindt, zijn deze heeren verwantschap met den beroemden Hollandschen dichter Jacobs cats, die in zijn leven, en ik en weet niet wat, al wonders heeft geschreven.
Sinds de heer graaf Albert aan ons dorp vaarwel zegde, bleef het kasteel om zoo te zeggen onbewoond, toen Juffrouw gravin Julia ervan in bezit was, bracht haar neef, de heer Baron van Oldeneel tot Oldenzeel, met zijn huisgezin er enkele malen den zomer door.
Volgens alle waarschijnlijkheid dagteekent het Schriecksch kasteel van het jaar 1471 ; onder opzicht van bouwkunde biedt het niets merkwaardigs aan ; in den loop van verleden jaar werd het binnen en buiten wat opgefrist en staat nu te huren aan den jaarlijkschen prijs van 2400 fr.
Eene der belangrijkste gebeurtenissen uit de 17e eeuw is het proces tusschen de gemeente Werchter en de heeren van Schrieck over de Bolloo, gehucht tusschen Tremeloo en onze gemeente. Dit proces heeft vele jaren geduurd doch was waarschijnlijk reeds op den tijdstip der definitieve verkooping in 1650 afgelopen. De onregelmatige grensscheiding der gemeenten Schrieck en Tremeloo (vroeger Werchter) is waarschijnlijk hiervan het gevolg. Eene smalle strook lands, in vorm van zwaluwensteert, behoorend tot het grondgebied onzer gemeente, doorsnijdt voornoemd gehucht en strekt zich uit tot bij de kom der gemeente Tremeloo. Wij denken dat voor het afloopen van dit geding de Raambeek die thans nog voor een groot gedeelte de grensscheiding daarstelt tusschen Schrieck en Keerbergen, ook die van Schrieck en Tremeloo uitmaakte en dus het gehucht de Bolloo tot ons grondgebied behoorde. Het volgende gezegde vindt daarin zijnen oorsprong : “Arm Schrieck, ik ben zoo ziek ; De Bolloo verloren, den offer gestolen, den toren gebrand, enz… Dergelijke gedingen waren in dien tijd menigvuldig, want naarmate de bevolking aangroeide en men meer grond wou ontginnen, werden de heiden en onbebouwde gronden een bron van twist tusschen de aanpalende gemeenten.
Zoo moet een ander proces in de achttiende eeuw plaats gehad hebben, tusschen de gemeente en den Heer over den eigendom der Kapelheide. Maria Theresia had een ordonnantie afgevaardigd, waarbij de vage en onbebouwde gronden aan de Heeren toegekend werden. De Heer wilde alsdan die heide met boomen beplanten, de gemeente kwam daartegen op : zij beweerde dat die heide altijd haar eigendom geweest was, en zij ze altijd gebruikt had om er schadden te steken, klei uit te halen, de koeien te laten grazen, er haksel en houtmijten op te stellen, enz… ; dat zij op diezelfde plaats altijd eene verschanste plaats gehad had, voorzien van grachten en wallen om in tijde van oorlog met hunne beesten daarin te vluchten, welke plaats tot op dien dag genoemd werd de Vluchtschrans, nu molenschrans. De Grootlooschrans zal waarschijnlijk ook totditzelfde einde ingericht geweest zijn. Voornoemd proces duurde omtrent vijf jaren en eindigde door een transactie of verdrag, waarvoor eene afbeeldende kaart is opgemaakt door den landmeter Van den Broeck. Deze kaart berust hedendaags nog op het kasteel.
Uit de getuignissen, in dit proces afgelegd, verneemt men dat de plaats voor de Molenschrans, die thans nog Lazarushofken heet, eene verhevenheid was waar een pesthuis opgericht was, in hetwelk de personen, die met melaatschheid of eene andere ongeneesbare ziekte geslagen waren, van de andere burgers afgezonderd werden, en er nog in de 17e eeuw opvolgentlijk meer dan eenen leproos verbleven heeft. Bij het afvoeren dezer verhevenheid in 1845, heeft men er kruisen ontgraven, waaruit wij besluiten mogen, dat Lazarushofken ook diende tot begraafplaats der afgezonderde melaatschen.
Het grootste gedeelte van het grondgebied onzer gemeente moet, evenals de Kapelheide, tot voor korten tijd onbebouwd geweest zijn ; daarvan hedendaags nog de benamingen van Kwadeheide, Masheiken, Lauwerheiken, enz… De ouderlingen van ons dorp vertellen dat hunne ouders het tijdstip der ontginning dezer streken beleefd hebben. Daartoe bezigde de eigenaar een groot getal werklieden, welke hij in troepen van honderd verdeelde, de honderste man had het toezicht over den arbeid ; men noemde hem tamboer, omdat hij de trom sloeg bij het begin en het einde van het dagwerk.
Het is ook hoogst waarschijnlijk dat onze streken lang bewoond geweest zijn door menschen die slechts tot een lagen trap van beschaving gekomen waren. Tot op het einde der 18e eeuw verbeeldden een drietal mannen jaarlijksch in de processie de vroegere bewoners van Schrieck. Deze personen kleedden zich dien dag in en kostuum dat gansch met veilranken was afgelegd. Na de processie gedroegen zij zich in de herbergen zoo wild en veinsden zich zoo onwetend, dat zij echte heiden geleken. Hunne afstammelingen bleven bekend onder den naam van Heidemannen. Vele lieden hebben hier Heide Kobe en Heide Peer nog eenigzins gekend.
Ook moet in vroegere eeuwen de bevolking van Schrieck heel gering zijn geweest. In het werk over Heyst-op-den-Berg door Lod. Liekens vinden wij dat er zich in de jaren 1480, 1496 en 1526 respectievelijk 72, 43 en 78 woningen op het Schriecksch grondgebied bevonden. Binds een tijdverloop van zestien jaren eene vermindering van 29 huizen, zulks kunnen wij niet begrijpen, ofwel moet de Loozenhoek, een volkrijk gehucht der gemeente Keerbergen, dat zich tot op heel kleinen afstand onzer dorpskom uitstrekt, te dien tijde aan Schrieck ontnomen zijn. De oudste doopregister, dien in de kerk nog bestaat, dagteekende van het jaar 1604, meldt voor hetzelfde jaar slechts 12 doopen. Volgens de nog bestaande statistieken op het gemeentehuis beliep de Schrieksche bevolking in het jaar 1800 op 1150 ; in 1826 op 1514 ; in 1830 op 1535 ; in 1840 op 1566 ; in 1850 op 1852 ; in 1860 op 1820 ; in 1870 op 1864 ; in 1880 op 1889 ; in 1890 op 2014 en in 1900 op 2272 (1907 …2617), die zich meest allen toeleggen op den landbouw, welke hun een ruim bestaan verschaft.
Het vetten van verkens en vooral het kweeken van kiekens wordt hier door de bevolking op groote schaal uitgeoefend. Het eerste broeimachien werd hier ingebracht ten jare 1895, door den heer Doctor Florent Vermylen. Na zelf schitterende uitslagen er mede bekomen te hebben, liet hij hetzelfve gratis door vrienden en geburen gebruiken. Dit tuig viel zoo in den smaak der bevolking dat wij mogen verzekeren dat er thans in Schrieck ongeveer vijftig broeimachienen zijn. Geen wonder dus dat de hoenderkweek sinds eenige jaren hier op verbazende wijze is toegenomen. Ook denken wij niet te overdrijven met te zeggen dat de kiekens, welke op de markten van Brussel en andere groote steden, onder de naam van Merchtemsche kiekens te koop gesteld worden, meest allen oorspronkelijk zijn van Schrieck en omstreken en slechts tot hunne volkomene vetmaking een drietal weken te Merchtem of in de omstreken verbleven hebben.
In Schrieck bestaat geene bijzondere nijverheid. Nochtans vindt men er twee stoombrouwerijen : St.-Jan Baptist en St.-Jozef, respectievelijk opgericht in de jaren 1838 en 1886 ; twee windmolens, de oude dagteekende van het jaar 1656 en de nieuwe van het jaar 1845 ; twee stoommolens, gevoegd bij elk der bovengemelde brouwerijen, die van St.-Jozef ingericht vier jaren na de stichting der brouwerij, die van St.-Jan Baptist is enkel in werking sedert het jaar 1899 ; eene steenbakkerij aangelegd in 1900.
Sla een welkdanige almanak open en daar zult ge in vinden, dat er den Dinsdag van elke week in Schrieck eene botermarkt gehouden wordt. Dat was eertijds zoo ; nu bestaat zij enkel nog bij name. Zij werd opgericht bij koninklijk besluit van 1853 en was langen tijd zeer aanzienlijk ; de inwoners der gemeente, alsmede die der omliggende dorpen, stelden er hunne waar te koop en kooplieden van alle gewesten kwamen er hunnen voorraad opdoen. Tot over een vijftiental jaren zagen wij geregeld elken Dinsdag in Schrieck twee boterkooplieden uit het walenland. Nu nog wordt er wekelijks 500 kgr. boter verhandeld. Deze waar wordt niet meer te koop gesteld, maar enkel geleverd bij de twee boterkooplieden der plaats. Van den Maandag middag tot den Woensdag namiddag is het hier een aanhoudend gaan en keeren van mannen en vrouwen van Schrieck en omliggende dorpen en gehuchten, met welgevulde boterkorven aan den arm of op het hoofd. De boter die Dinsdags voormiddag verhandeld wordt, moet nog steeds in de Waag der weging aangeboden worden.
Wat er daarentegen in geen enkele almanak aangestipt staat, is dat er hier elken Woensdag voormiddag een verkensmarkt gehouden wordt. Dit is nochtans zoo sedert 40 jaren, doch zij bestaat om zoo te zeggen enkel met de daad. De jonge zwijnen worden er niet op straat maar in de herbergen te koop gesteld. Men verzekert mij dat er gemiddeld elken marktdag ruim 200 dezer viervoeters verkocht worden.
Buiten deze wekelijksche markten heeft men in Schrieck, sedert onheuglijke tijden een jaarmarkt, op den geboortedag van St.-Jan Baptist.
Enkele vreemdelingen bestempelen ons dorp met den naam van Lomp Schrieck. Dien naam verdiende het in vroegere eeuwen, doch thans is dit gezegde op onze gemeente niet meer toepasselijk. Immers gedurende de vooruitstrevende 19e eeuw zijn hare inwoners geensinds ten achter gebleven op den weg des vooruitgangs. Moest er een Schrieckenaar, die over veertig jaren het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft, uit zijn graf opstaan, hij zou zich in zijn geboortedorp weinig of niet meer bekennen. De kleine lage huisjes die toen de kom der gemeente vormden, zijn thans vervangen door sierlijke woningen allen in steen gebouwd en die getuigen van den welstand harer inwoners. In 1864 werd een steenweg van Putte tot in ons dorp aangelegd. In het jaar 1874 werd hij verlengd tot in de gemeenten Tremeloo en Werchter en stelde van toen af onze gemeente in gemeenschap met Mechelen, Lier en Antwerpen van den eenen en Leuven van den anderen kant. Met Beersel werd ons dorp verbonden door een gekasseide baan ten jare 1874, met Boisschot 1891, langs twee zijden met Heyst-op-den-Berg in 1898.
Op maatschappelijk gebied hebben de Schrieckenaars insgelijks den vooruitgang gevolgd. Sinds elf jaren bestaat er eene spaarmaatschappij tusschen volwassenen. Den 2e December 1900 werd de pensioenmaatschappij “Wie zaait, kan maaien” ingericht. Deze telt op den dag van heden 13 eere en 258 werkende leden. De Boerenbond, waar thans 152 landbouwers deel van maken, werd gevormd den 29 Juni 1890.
Tot in 1878 was het onderwijs toevertrouwd aan onderwijzers. In het jaar 1878 was hier een vrouwenklooster opgericht : twee dezer zusters werden als gemeente-onderwijzeressen aangesteld en bewoonden een huis toebehoorende aan de gemeente. In 1879 ter gelegenheid der nieuwe schoolwet, hebben zij hun ontslag gegeven en het schoolhuis verlaten dat alsdan betrokken werd door eene onderwijzeres. Deze is in 1884 op wachtgeld gesteld. Gedurende een tijdstip van tien jaren was deze school alsdan verlaten ; eindelijk in 1894 is daar eene jongenschool gevestigd.
Tot in 1884 zijn de zusters gelast geweest met het onderwijs, zoowel der jongens als der meisjes. In 1879 werd de meisjesschool voorlopig gedaan in een gehuurd huis en de jongenschool in een huis kosteloos ter hunner beschikking gesteld door den Heer Victor De Veuster. Aanstonds is men begonnen met de vijf thans bestaande schoollokalen. Sedert 1884 hebben zij van het onderwijs der jongens afgezien en is hunne meisjesschool aangenomen geweest. Gedurende tien jaren hebben de zusters kosteloos een huis bewoond toebehoorende aan weduwe Rijmenants, later aan Engelbert en Josephina Goossens. Sedert 1897 bewonen zij een schoon nieuw gebouwd klooster.
Schrieck bestond uit de heerlijkheden van Schrieck en Grootloo. Op welk tijdstip hieruit de gemeente ontstaan is zouden wij niet met zekerheid kunnen zeggen, daar de statistieken welke betrek hadden op dien tijd, over eenige jaren door het provinciaal bestuur zijn weggehaald. (Men had beloofd dat de gemeente er een inventaris zou van gekregen hebben, maar tot hiertoe is aan die belofte nog niet voldaan geweest.) Het oudste stuk, waarin Schrieck als gemeente genoemd wordt dagteekent van het jaar 1612. In dat jaar had de gemeente Schrieck van een zekere Juffrouw Catharina De Cleyn eene som geleend van 21000 guldens. Na verloop van 55 jaren hebben de overheden dezer gemeente, in de onmogelijkheid zijnde niet alleen van art zulk een kapitaal te kunnen afleggen, maar ook van de achterstallige interesten te kunnen voldoen, die tot eene gezamelijke som van 4200 gulden beliepen, het geluk gehad eene overeenkomst te kunnen sluiten met de liefdadige erfgenamen der Juffrouw De Cleyn. Bij deze werd bepaald dat de schuldeischers zich zouden vergenoegen met eene som van 7000 gulden, op voorwaarde dat de gemeente zich zoude gelasten met het doen celebreeren der missen en jaargetijden in zekere akten vermeld.
Tot op het einde der 18e eeuw, zoo zegt E.H.Truyts in zijne bijeengebrachte opzoekingen, werd de gemeente Schrieck bestuurd door eenen Drossaert, eenen Meyer, twee Burgemeesters en vier Schepenen. Wij voegen er bij dat onder de Fransche Overheersching de heer Jan Norbert Vermylen Maire was der gemeente Schrieck en onder het Hollandsch Bestuur Burgemeester, wat hij bleef tot in het jaar 1851. Verder waren opvolgentlijk Burgemeester van Schrieck de heeren Melchior Vermylen van 1852 tot 1866, Petrus Vermylen van 1867 tot 1872, Jan Baptist Mertens van 1872 tot 1896 en Engelbert Goossens van 1896 tot heden. Het Gemeentehuis werd gebouwd ten jare 1859. Vroeger hield de Raad zijn zittingen ten huize van den heer burgemeester.
Onder geestelijk opzicht heeft de gemeente Schrieck altijd maar uit eene parochie bestaan. Deze is ontstaan uit de onderverdeeling van Beersel en opgericht bij brieve, gegeven te Brussel den tweeden Zondag van H.Drijvuldigheidsfeest van het jaar 1309. Uit de uitstellingsbrieven schijnt te blijken, zoo zegt de E.H.Truyts, dat de Kerk, waarschijnlijk gebouwd door Egidius Berthoud, ten tijde der oprichting der parochie reeds bestond. Zij is tweemaal vergroot geweest, eens in 1792 en in het jaar 1844. Bij deze vergrootingen moet zij den Gotischen bouwtrant verloren hebben daar de toren, die onveranderd gebleven is, dien bouwtrant nog heeft.
Den 5e Brunaire van het jaar VI der Fransche Republiek werden de pastorale goederen der parochie door het Fransch staatsbestuur aangeslagen, doch den 11 November 1820 had de teruggave dezer goederen plaats : de pastorij werd teruggegeven aan de Gemeente en de andere goederen aan de Kerkfabriek. Ofschoon dit laatste bestuur beweerde dat de pastorij steeds haar eigendom geweest was, bleef de gemeente ervan in bezit tot 1879, in welk jaar de pastorij eigendom verklaard werd der kerkfabriek, door de Bestendige Deputatie, en als natuurlijk gevolg daarvan de Gemeente gedwongen tot het betalen van een jaarlijksche vergoeding voor huishuur aan den E.H.pastoor. Deze beslissing werd genomen op vertoon van een stuk destijds gevonden in de kerkelijke archieven. Hieruit bleek dat de pastorij gebouwd is in het jaar 1775 door den E.H.Adriaen Snoeckx ; dat deze pastoor voor het voltrekken van dit werk aan den E.H.Vinc. Sebast. Snoeckx, regent der Pedagogie Het Centrum te Leuven eene som van 4400 gulden geleend had en dat de E.H.pastoor en zijne opvolgers van dit kapitaal de interesten moesten betalen en het zelve afleggen met eene som van 75 gulden ’s jaars, dit alles ten voordeele van genoemd opvoedingsgesticht.
Buiten de parochiekerk van St.-Jan Baptist bestaat er op het gehucht Grootloo nog eene groote kapel toegewijd aan den H.Naam Jezus. Eertijds werd in deze kapel op sommige feestdagen eene mis gezongen. Alzoo meldt de E.H.Raeymaekers dat bij zijne benoeming, ten jare 1791, als pastoor te Schrieck, de gewoonte bestond van eene mis te zingen in de kapel op de volgende feestdagen : Besnijdenis O.H.J.C., H.Naam Jezus, O.L.V.Boodschap, HH. Apostelen Petrus en Paulus, O.H.Hemelvaart. In het jaar 1838 werden al de diensten in de kapel afgeschaft. Sedertdien is dezelve ook niet meer behoorlijk onderhouden geworden en, na eenige jaren was zij zoodanig vervallen, dat men besloten had ze af te breken. Dit is niet gebeurd, dank aan de tegemoetkoming van Z.Em. den kardinaal aartsbisschop Sterckx, die dezelve wilde behouden, alszijnde de eenigste in het bisdom, toegewijd aan den H.Naam. Eindelijk in 1891 is de kapel, alsdan bouwvallig, teenemaal hersteld door de zorgen en milddadigheid der familie Goossens, en sedertdien wordt er op den derden Maandag van elke maand eene mis gelezen door den E.H.onderpastoor. In het jaar 1894 is door dezelfde familie Goossens de kapel merkelijk vergroot en voorzien van eenen toren ; sedert dien wordt er op alle Zondagen en heiligdagen eene mis gelezen, gepredikt, biecht gehoord en de H.Communie uitgedeeld door eenen E.H.Leeraar van het College van Aarschot.
Vroeger was de E.H.onderpastoor gelast met den onderhoud der kapel van Grootloo. Te dien einde, alsook voor zijn eigen bestaan, had hij behalve den offer die jaarlijks rond de 30 gulden beliep ; 1° eenen cijns van 12 gulden bezet op een huis van den heer Baron voor het ontvangen van een eerw.pater Minderbroeder op den feestdag van den H.Naam, 2° eenen cijns van 2 gulden en 1 stuiver van een huis dat gebouwd was op een hoekske land, toebehoorende aan de kapel, 3° eenen cijns van 2 gulden en 2 stuivers van een huis dat gebouwd was op een goed gelegen rond de kapel, genoemd het Kapellehof, 4° de opbrengst der boomen, staande rondom de kapel, 5° van den E.H.pastoor jaarlijksch 120 gulden, 6° van de gemeente 30 gulden, 7° van de kerk 15 gulden. In het jaar 1821 zijn de boomen staande rond de kapel verkocht geweest ; de opbrengst beliep 188 gulden, welke som is aangeslagen geweest door de gemeente evenals de andere voorgemelde goederen die alsdan verkocht geweest zijn. Nu heeft de familie Goossens een deel van het voorgemelde kapellehof teruggekocht. De lijst der voorgemelde goederen en cijnsen is opgemaakt geweest in het jaar 1787 door den E.H.Adr. Snoeckx, alsdan pastoor. In hetzelfde stuk leest men : “Proviseurs ofte collateurs, den President van het Seminarie tot Mechelen en den deken van het distrikt van Mechelen ten Westen, moeten die vergeven naar hun goeddunken, daarvoor eerst gehoord zijnde den pastoor, alzoo spreekt de fondatie zelfs”. De eerste verhuring van dit goed in de archieven vermeld is van 1662.
Het kerkhof is rond de kerk gelegen. Men zegt dat er eertijds een kerkhof geweest is rondom de kapel van Grootloo. Hiervan is geen enkel bewijs te vinden en alle spoor ervan is verdwenen.
Eertijds heeft hier ook een begankenis van ruiters plaats gehad. Zij volgden eenen weg die tamelijk lang is en St.-Jansweg genoemd wordt, vroeger werd hij ook gevolgd door de processie. Deze weg wordt nu nog somtijds gedaan door zeven vrouwspersonen, die achtereenvolgens gaan, bij het overlijden van eenen dorpeling.
Tot over eenige jaren heeft hier de gilde van St.Sebastiaen bestaan. Wanneer dezelve is ingericht weet men niet met zekerheid.Zij was in het bezit van een zilveren eereteeken, Breuk genaamd, met het wapen van den heer Marcus Rouselle, heer van Hove of Hovel, schout van Heyst-op-den-Berg en hoofdman der gilde. Op dezen “Breuk” bevindt zich ook de zinspeling : “Post fel mel” na gal honig. Langzamerhand is deze gilde in verval geraakt en eindelijk in 1844 hebben de twee laatste leden dit eereteeken door schriftelijken akt aan de kerk afgestaan, welke nog in het bezit van hetzelve is. Alle twee jaren had er een prijsschieting plaats. Wie den hoogen vogel afschoot was voor dien tijd koning en wie drijmaal achtereen den hoogen vogel afschoot, was en bleef keizer der gilde. Zij teerden jaarlijksch ; zij hadden hunne plaats in de processie en voor elk afgestorven lid werd eene mis gedaan.
Wat de beroemde mannen van Schrieck betreft, ik heb nooit gehoord dat een Schrieckenaar, door de eene of andere beroemdheid zijnen naam onsterfelijk heeft gemaakt. De heer Victor De Veuster, hier op 22 December 1902 overleden, mocht nochtans een gewichtig man genoemd worden, ter oorzake van … zijn gewicht. In de laatste jaren woog hij ruim 160 kg. ’t Schijnt dat hij de zwaarste mensch was uit gansch de provincie Antwerpen en werd door tien man ter rustplaats gedragen. Hij verbleef hier gedurende 35 jaren, doch daar hij even als zijn kozijn Pater Damiaan, geboortig was van Tremeloo, laten wij aan die gemeente de eer, den naam te vereeuwigen van dien “Homme immense” zooals wij hem zekeren dag hoorden noemen door een vreemdeling die hem voor de eerste maal zag. Wij zullen er dus maar over zwijgen en tevens onze “Historische schets over de Gemeente Schrieck” sluiten.
Schrieck, den 23 Maart 1903
29-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
28-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (1)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
VOORWOORD. – Bij ’t opstellen eener geschiedkundige schets over onze streek, misstaat het, naar ons dunkt, niet met onze gedachten eens terug te keren naar den voortijd.
VOORHISTORISCHE TIJD. – Naar algemeen gevoelen was het noordelijk deel van ons Vaderland voor een twintig - dertigtal eeuwen door de zee overstroomd. Naarmate de wateren van den oceaan langzamerhand terugwerken, kwamen de verhevenste punten des bodems al meer en meer te voorschijn, zoo nochtans dat zij bij elk tij gedurig al minder overstroomd werden tot dat de zee verder was terug getrokken. Uit de overstroomde laagten ontstonden later meren, poelen, moerassen en vennen, van welke de geschiedenis van verschillende tijdperken gewag maakt, en van welke heden de laatste sporen nog niet verdwenen zijn. Zoo treffen wij nabij de oostergrens onzer gemeente nu nog een lage moerasachtige streek aan, die deels bedekt is met poelen, riet, biezen en heestergewas en die bij de bewoners der omstreek bekend staan onder den naam van “ DE MEREN “. Zoals Lodewijk Liekens in zijn voortreffelijk werk “ Geschiedenis der gemeente HEIST-OP-DEN-BERG “ zegt, scholen in die moerassen en rietvelden en in de wouden op de meer verheven plaatsen, monsterdieren der voorwereld, die soms door het water verrast werden. De in dit werk vermelde en nog latere opgravingen (1) leveren daarvan het overtuigend bewijs. Wat verandering hier op onzen bodem al plaats greep ! (1) Bij ’t graven van een bornput voor het oprichten der woning (rond 1890) op ’t perceel grond, wijk G, nr. 795e, zuidwaarts van de melkerij St.Jozef, tegen den steenweg naar GOOR-DORP, stiet men op 2-3 meter diepte op een hard voorwerp, dat men voor een boomstam aanzag, maar dat na afgezaagd en bovengehaald te zijn, een stuk been van meer dan 10 cm. doorsnede bleek te zijn. (Een gedeelte ervan werd ons getoond door voornoemden schrijver). Bij het delven der putten te HOFSTADE (Mechelen) ontdekte men overblijfselen van monsterdieren, en tijdens de werken van ’t Albertkanaal haalde men te GROBBENDONK zware boomtronken boven.
HISTORISCHE TIJD. – Later komen Cesar en oude schrijvers bevestigen dat Taxandrië – onze hedendaagse kempen – een schrale streek is met zandige bodem, deels met moerassen en bossen bedekt. Nog later wordt in onderscheiden akten en oorkonden melding gemaakt van het zoogenaamde “ WAVERWALD ” (1) dat zich tijdens de middeleeuwen uitstrekte N.waarts tot boven de beide Neten, O.waarts tot aan een uitgestrekte moeras, Z.waarts tot de Dijle, W.waarts tot aan de Schelde (Baasrode) en de Rupel (Rumpst). Volgens historische oorkonden bestond dit woud niet meer in ’t begin der 17e eeuw. En van het moeras, dat zich naar oude aardrijkskundige kaarten (2) tussen Aarschot, Baal, Schriek en Heist uitstrekte, zijn de “ kwade plas ” en de “ Moeren ” (3) onder Heist en Boischot en boven de genoemde “ Meren ” het laatste overblijfsel. Zodat het hedendaags grondgebied van Schriek een deel inneemt van den Z-O. hoek van het historische “ WAVERWALD ” tegen vermeld moeras, dat in de instellingsbrieven der parochie van Schriek (1309) genoemd wordt “BERTHOUTMEER”. (1) Kronijke van den Lande en de Vrijheid van Heist (bl.6 en 7) door L.Liekens. Wavre N.D. et ses Seigneurs (p.1) par Th. De Raadt. (2) Vermeld bl.17 Gesch.v.HEIST-OP-DEN-BERG door L.Liekens. (3) Thans in bouwland herschapen.
BEWONERS. – De geschiedenis leert ons, dat de Oude Belgen, van over den Rijn gekomen, in de 3e eeuw voor onze jaartelling, de Kelten of Gallen hier verjoegen en zelf die plaats innamen. Het grondgebied dat, elke stam bij den inval der Romeinen bezettende, had, zonder twijfel, geen nauw afgepaalde grenzen. Ook loopt de zienswijze der historie schrijvers nog al eens uiteen nopens het punt of onze streek hier door Menapiërs of Nerviërs bewoond was. Na Cesar zijn onze ontvolkte gewesten ingenomen door de Taxandriërs, die bij de aankomst der Franken in de 5e eeuw, met deze samenspanden en de Romeinen verjoegen Onder Frankische vorsten is het land verbrokkeld (1) en de verdere verbrokkeling, vervreemding en versjachering onder allerlei vormen en voorwaarden, heeft geduurd tot de Fransche overheersing in 1794. Een van die vormde de “ HEERLIJKHEDEN SCHRICK en GROOTLOO ” en is nu de gemeente SCHRIEK. (1) In de “ geschiedenis van HEIST ”, zegt L.Liekens, bl.26 : de door de Franken veroverde grond werd onder de voornaamste legerhoofden of beambten verdeeld en in LEEN uitgegeven. De begiftigden splitsten hunne bezittingen in ONDERLENEN, om des gemakkelijker de bevolking, die wijd en zijd op hunne landerijen woonde, onder hun bewind te houden. Op die onderlenen deden zij een landhoeve bouwen en gaven het bestier ervan aan een opziener (proeter Williens of meyer genoemd), welke een leenrechtig gezag uitoefende over de boeren of laten zijner villa. Een leen was dus een goed door zijn bezitter aan een anderen gegeven onder verplichting van hulde, trouw en manschap en onder tegenverplichting van bescherming. De leenheer of de uitgever van het leen bleef de eigenaar van het goed, waarvan hij slechts het vruchtgebruik vervreemde, en dat hij, om reden van ontrouw, terugnemen mocht. Al deze bepalingen zijn in de loop der tijden gewijzigd geworden. De lenen werden naderhand erfelijk en de leenmannen zoo goed als eigenaars, doch altijd onder zekere voorwaarden. Ondertussen sproot hieruit voort het later algemeen geworden “ LEENROERIG STELSEL ” dat met merkelijke wijziging tot de Franse omwenteling voortgeduurd heeft. Door het uitgeven van leengoederen hebben de dorpen hun begin genomen. Het woord VILLA betekende bij de Romeinen een LUSTHOF, maar tijdens hun bestuur waren er hier ook reeds “ villa’s ” tot stand gekomen met de betekenis van HOFSTEDE, onder welke bediedenis zij in het begin van het Frankisch tijdvak hier bleven bestaan. Doch langzamerhand onderging dit een verandering, want onder Karel den Grote verstond men door ‘villa’ reeds een dorp of een bewoonden grondeigendom, toebehorende aan den enen of anderen landheer. En op bl.37 lezen wij : “ Men weet dat sedert de inbezitneming van Gallië door de Franken, er vrije dorpen of villa’s bestaan hebben, naast degenen die aan den Staat, aan Koning, aan Kerken of abdijen, of andere heren toebehoorden, en welke doorgaans door onderhorige of dienstbare lieden bewoond waren.”
NAAM. – De naam van het dorp is op verschillende wijzen geschreven geweest : in de instellingsbrieven der parochie in 1309 zou staan : SCHRIECKE, - en dit woord zou, naar bewering van enigen betekenen “ schrijden ” (schrieken). Die naam zou hieruit ontstaan zijn, dat Schriek in vroegere eeuwen een moerassige streek was, waar men om er door te geraken, menigmaal moest schrijden of schrikken.(1) De Naam SCHRICKE, SCHRICK, SCHRIK, die in andere stukken voorkomt, draagt weinig ter opheldering bij en heeft naar mening van velen, de betekenis van (schrik) vrees, angst, vervaardheid, wat laat vermoeden dat het in dit hoekje van het WAVERWALD eens onveilig is geweest. Zoals wordt beweerd – ’t is maar een volkslegende – dat Schrick bewoond geweest is door rovers, die hunne stoutmoedigheid zo ver dreven, dat ze het zinnebeeld van de roofzucht “ een uil “ op hunne verblijfplaats (2) zetten. Wij sluiten ons aan bij de eersten. Hun veronderstelling schijnt niet van allen grond ontbloot : het grondgebied van Schriek is heden nog een lage streek, waar tussen geringe verhevenheden talrijke beken vloeien, die men omtrent allen zonder veel moeite kan overschrijden. Dan zou de Schriekstraat betekenen “ lage ” straat, wat ze inderdaad is (3) en niet “ straat die naar Schriek leidt “. In stukken van 1125 en 1566 treft men de naam “ SCHRIECK ” aan.(4) (1) Het “ Modern Woordenboek van J.Verschuren S.J.” geeft : “ Schrikkelen Freq.(herhaling) van schrikken ”, bijgevolg springen. Z.N. overspringen ; overslaan.” (2) Dit gebouw, een zeer oude hoeve, eertijds omgeven door een brede gracht, en waarvan een gedeelte van de woning bestond uit overblijfselen van een oud kasteel of iets dergelijks, is in 1900 afgebroken en vervangen door een moderne boerenwoning die heden nog den naam draagt van “ den uil ” op ’t grondgebied van PUTTE, ongeveer 1100 meter van de kerktoren van Schriek. (Op de stafkaart, 1 / 20000, bl.XXIV. pl.2, aangeduid “ uilhoef ”. Voor 1900 was de uil op den puntgevel reeds vervangen door of overdekt met een metalen pot, door de metselaar bij herstelling daarop geplaatst. (3) Tussen de Heistse en de Minkse beek werd de Schriekstraat na elke zware regenslag gans overstroomd. (4) “ Dictionnaire Hist. Et Geogr. Des Communes belges « par E.De Seyn (1933)
HEREN. –De vroegst gekende heren dezer streek, na de Prinsbisschoppen van Luik (1) waren de BERTHOUTEN (2) van Mechelen, die zich beroemd gemaakt hebben door de tegenstand, die zij in de 12e eeuw gedurende 20 jaren aan de hertogen van Brabant geboden hebben. De Berthouten waren, als voogden, meester over het land van Mechelen, dat later ook “ land van CLEEF ” en “ land van ARKEL ” genoemd werd naar de familie aan welke het toebehoorde.(3) Ten laatste in 1459 werd het overgedragen aan Filips de Goede en diens nakomelingen. Sedertdien is onze streek aan de kroon en domeingoed gebleven tot in ’t midden der 17e eeuw. Binst dit tijdperk van twee eeuwen moeten de HEERLIJKHEDEN SCHRIEK EN GROOTLOO toebehoord hebben aan andere personen, die door pandverdrag ervan in bezit gekomen waren, d.w.z. dat de kroon het verkocht goed altoos mocht terugeisen tegen wedergave van de koopsom. Op die wijze zijn heer geweest van SCHRIEK en GROOTLOO : NIKOLAAS VAN DER LAEN (1562) en na hem, in 1565, zijn zoon Jan.(4) Vermoedelijk zijn Schriek en Grootloo in pand gebleven aan de familie van der Laen tot in 1650.(5) Om in de zware oorlogskosten te voorzien, verkocht Filips IV, koning van Spanje, vele domeingoederen. Zo werden de heerlijkheid van Schriek en Grootloo, bij openbare veiling te Brussel den 9 April 1650 toegewezen aan DIRCK VAN DER NATH, heer van BERLAAR en GESTEL, voor 102 000 gulden. Dirk van der Nath verkocht ze in 1660 aan ANTOON FERDINAND VAN BROECHOVEN, burgemeester van Brussel. Na zijn dood in 1687 of 1689 werd dezes zoon Jan Baptist heer van Schriek en Grootloo. Deze laatste overleed kinderloos. Zijn bezittingen gingen over aan zijn zuster HELENA VAN BROECHOVEN, die gehuwd was met JAN PIETER CHRISTYN. Van deze gingen ze bij erfenis over aan de enige dochter van JAN BAPTIST VAN BROECHOVEN, baron van PUTTE, en oudste broeder van Jan Baptist en Helena voornoemd. Door het huwelijk van dezes dochter Clara in 1725 met KAREL LODEWYK VAN DER STEGEN werd deze den 28 Juni 1727 in bezit gesteld van Schriek en Grootloo. En naar alle waarschijnlijkheid is het deze enige zoon die de rond 1850 levende oude Schriekenaars gekend hebben onder de naam van “DEN OUDEN BARON”. Naar de volksoverlevering zou deze driemaal gehuwd geweest zijn, minstens een dozijn kinderen achtergelaten, en een zeer hoge ouderdom bereikt hebben. Hij droeg dezelfde naam als graaf FILIP NORBERT MARIA VAN DER STEGEN, wiens grootvader hij was.De zoon van de vorige, graaf ALBERT VAN DER STEGEN hield tot rond 1875 zijn zomerverblijf op het kasteel van Schriek. Volgens een geslachtsboom die zich weleer in de huiskapel van ’t kasteel bevond, zouden deze heren aanverwant geweest zijn met de Hollandse dichter JACOB CATS. Naar bewering van enigen zou de adellijke titel van “graaf” aan deze familie gekomen zijn bij erfenis rond 1845, wat ons gegrond schijnt door het feit dat de voorzaten door de volksmond betiteld werden als “baron” – dat een streek grond N.W. waarts van ’t kasteel, “de kleine baronshoek” genoemd wordt en als zodanig op ’t kadaster aangetekend staat, - en dat in een akte (uit het proces over het bezit der “ Kapelleheide ” 1770-1776) de eerst vernoemde Filip Norb. Maria van der Stegen, als “ baron van Putte ” en heer van Schriek herkend is. Maar in voornoemd werk “ Dict. Des Comm. Belges “ vinden wij vermeld dat reeds de vader van Karel Lodewyk van der Stegen tot “ graaf “ verheven was.(6) Het kasteel is door een aanverwant, heer “ BARON VANOLDENEEL tot OLDENZEEL “ bewoond geweest van …. tot 1926, wanneer het door verkoop door de erfgenamen van der Stegen in bezit is gekomen van den heer AUGUST DE ROY.(7) (1) en (2) De eigenlijke heerlijkheid van Mechelen is naar gevoelen van verschillende geschiedschrijvers rond 915 door KAREL DEN EENVOUDIGE (Karel III), koning van Frankrijk, aan de Kerk van Luik geschonken. Later hebben Duitse vorsten die kerk begunstigd : in de “ Kronijke van het Land en de Vrijheid van Heist “ (Lod.Liekens), staat bl.5-8 vermeld dat keizer Hendrik II aan de kerk van Luik gaf : zekere koninklijke rechten van jacht in de bossen gelegen tussen de “ NETHE “ en de “ THILE “, gewoonlijk “ WAVERWALD “ genoemd. Oorkonden van latere datum bewijzen dat het Waverwald dus ook het land van Mechelen eigendom is geworden van de kerk van LUIK : in de “ Geschiedenis der gemeente SCHELLE door TH. DERAEDT en STOCKMANS “ staat op bl. 70 : “ WALTHER II BERTHOUT HEERSTE OVER DE STAD MECHELEN, een leen der kerk van Luik, wier beschermer hij was, en over een onoverzienbaar domein, dat zich tot aan de poorten van DENDERMONDE, BRUSSEL en ANTWERPEN tot in het hart der kempen uitstrekte. – En in “ Wavre-Notre-Dame door Th.de Raedt, bl.1 : “ Des le XIIe siècle la forêt de Wavre fut la propriété des Berthout, puissants dynastes qui règnaient alors sur Malines et le pays environnant. C’est sans aucun doute, à l’intelligente et énergique initiative de cette race redoutable que la plupart des localités crées dans cette forêt, doivent leur existence.» (3) Door het huwelijk van Floris Berthouts enige dochter Sophia met Renold II van Gelder in 1330 moest het land van Mechelen aan het huis van Gelder komen, maar Sophia stierf voor haar vader. Hun dochter Maria van Gelder huwde Jan van Cleef : van daar de naam van “ Land van Cleef “. Bij het tweede huwelijk van Maria van Gelder met Jan van Chatillon liet zij in 1384 het land van Mechelen aan haar nicht die getrouwd was met Jan van Arkel ; van daar de naam van “ LAND VAN ARKEL “. Na veel moeilijkheden was Jan van Arkel verplicht het land af te staan aan heer Jozef van Wezemaal. Willem van Egmont, zoon van Jan van Arkels enige dochter wist het in bezit te krijgen, maar werd genoodzaakt het aan den heer van Wezemaal terug af te staan in 1445. Reeds in de eerste akte van afstand (door Jan van Arkel aan den heer van Wezemaal) akte getekend 16 Januari 1427, zijn “ Schryeck – Grootloo “ (aldus in die akte geschreven) niet meer vermeld als deelmakende van “ het land van Mechelen “. (4) Deze Jan van der Laen was in het jaar 1595 commune meester van de stad Mechelen en hoofdman van de handboogschuttersgilde wanneer hij met de Mechelaars groten roem behaalde met de stad Lier te ontzetten, die door de Hollanders onder Kapitein Herougière, gouverneur van Breda, verrast was. (5) Zekere Jan Baptist van der Laen, heer van Schriek en Grootloo, heeft in de 17e eeuw een schilderij van Antoon Van Dyck, “ Christus aan het kruis tussen de twee moordenaars “ verbeeldend, geschonken voor het hoofdaltaar der Minderbroederskerk te Mechelen. Bij de afschaffing van dit klooster in de 18e eeuw (a) is die schilderij naar de metropolitane kerk overgebracht, waar ze boven het altaar dicht bij den Z. zij-ingang geplaatst werd en (misschien) nog te zien is. (a) De gebouwen van dit klooster, gelegen “ Onder den toren “ en tegen de “ Melaan “ dienen tot militair dépôt en voedermagazijn. In het nog bestaande kerkgebouw heeft men sedert enige jaren (193..) gezocht naar het graf van MARGARETHA VAN YORK. (6) Dict.Hist. et Géogr. Des Comm.belges, II, p.1133 : « Jean Bapt.de Broechoven releva la seigneurie (de Schriek et Grootloo) en septembre 1687 ; Charles Louis van der Stegen la fit relever le 28 juin 1727. Le père du nouveau seigneur de Schriek et Grootloo, Jean Adolphe van der Stegen, avait été créé « comte » par le roi Charles de Castille le 30 janvier 1698 avec faculté d’appliquer ce titre à une de ces terres. Cette faveur lui avait été accordée pour le récompenser des services rendus pendant 21 ans, comme drossard de Brabant et en reconnaissance des mérites de ses aieux. Le château et les terres de Schriek passèrent en dernier lieu à Julie Marie Joséphine comtesse van der Stegen de Schriek, née le 13 juin 1817. Le château, bâti par Charles Louis van der Stegen, baron de Putte, est d’une construction d’une grande simplicité, d’environ 15 mètres de façade. On y trouve le millésime de 1731 au plafond du corridor du premier étage. » (7) Zie daarover « Revue du Touring Club de Belgique « (jaarg.1933, nr 21 bl.321)
BURGERLIJK BESTUUR.
Onder burgerlijk opzicht werden Schriek en Grootloo tot het einde van de 18e eeuw bestuurd door een DROSSAARD, TWEE BURGEMEESTERS en VIER SCHEPENEN, zo te verstaan, dat, alhoewel elke heerlijkheid haar eigen burgemeester en twee schepenen had, de beide plaatsen gezamenlijk door dezelfde personen bestierd werden. Er bestaat geen enkel stuk waarin het een of ander bestuur afzonderlijk genoemd wordt, als bestuurd door een of meer van bedoelde overheden.(1) Voornoemde overheden waren ook met het gerecht gelast, want Schriek had, evenals alle omliggende dorpen van dien tijd, zijn eigen of “ heerlijke “ rechtbank.(2) De DROSSAARD of SCHOUT werd door de heer, aan wie het dorp behoorde, aangesteld en was dezes plaatsvervanger. Hij was de ziel van het dorp, de verstandige, werkzame man die van dag tot dag ieder zijn plicht herinnerde, ten einde dat overal geschiedde wat het recht vereiste. Hij was de macht om het kwaad te voorkomen ; geen vergadering mocht gehouden worden, die niet door de schout bijeengeroepen was ; niemand mocht in een volksvergadering spreken zonder daartoe door hem gerechtigd te zijn. Hij was ambtenaar van den hogen heer, maar geen beambte van het lichaam der gemeente. Hij was rechter, rechtdoener of regeerder, maar de gemeente moest hem altijd met raad en daad bijstaan. Na maning van de schout moesten de schepenen “ wijzen en vonnissen “ maar het ging hem alleen aan het “ gewijsde “ uit te voeren. De gemeente vermocht niets zonder haar overheid, en deze kon niets uitrichten zonder de gemeente te raadplegen. De drossaard regeerde, en maande het recht, maar besturen deed hij niet. Gelden en geldwaarden had hij niet in handen, en de inkomsten en eigendommen van het dorp werden door hem noch beheerd, noch besteed. De SCHEPENEN, onder de aanzienlijkste ingezetenen gekozen, waren de eigenlijke rechters : alle vonnis werd door hen gewezen en moest door de schout uitgesproken worden gevoerd die er niets mocht aan veranderen. Wanneer een moeilijk geval zich voordeed, gingen zij naar de schepenen van Mechelen om raad. Deze schreven dan een vonnis, dat de zaak zonder beroep, besliste, en dat door de schout van het dorp, bijgestaan door de schepenen, moest afgekondigd worden. Destijds had elke rechtspleging meestal plaats in de open lucht en gewoonlijk in ’t midden van het dorp. De schout nochtans mocht de vergadering stellen waar hij wilde : op de grenzen der gemeente, op een brug, onder een boom, enz... Op deze plaats werd kringsgewijs een koord gespannen, in ’t midden van de kring zat de schout op een zetel, links en rechts de schepenen en buiten rond de afspanning was de plaats voor de ingezetenen van het dorp. Deze rechtsvergaderingen geschiedden buiten, omdat het recht de zaak was van allen en er geen oprechte waarheid kan zijn dan onder den blauwen hemel, waar iedereen kan tegenwoordig zijn en niemand om plaatsgebrek kan uitgeweerd worden. Het gerecht van die tijd was ook veel strenger dan hedendaags : onthoofden, radbraken, verminken, hangen waren gewone straffen voor zware misdaden. Een galg diende soms voor twee of meer gemeenten. Zo zal, zonder twijfel, de Schriekse galg, die op de plaats stond waar men in 1900 nog de herberg “ IN DE GALG “ op de grensscheiding van Schriek en Beerzel aantrof, voor deze twee gemeenten gediend hebben. De straat, sedert 1874 steenweg, sedert 1940 baan in beton, die er van Schriek naar toe leidt, is er ongetwijfeld, haar naam aan verschuldigd.(3) Dikwijls stond ze op een van de dorpskom ver afgelegen, eenzame plaats : de uiterste hoek der gemeente Putte tegen de baan naar Keerbergen is nog algemeen gekend onder de naam van Putse galg. Te Heist trof men het Galgeveld en de Galgehut aan tegen de baan van Bruggeneinde naar Wiekevorst. Het aandeel van de BURGEMEESTER in ’t besturen en beschermen der gemeente was niet zeer groot : waar de schout als regeerder niets anders kende dan het strenge recht en ’s heren bevelen, die hij op ban en boete moest doordrijven, daar had hij tegenover zich de burgemeester, bewaarder en beschermer van de rechten, gebruiken, keuren, enz… In rechtsgedingen echter kon hij door minnelijke tussenspraak, enige uitstel of matiging van al te harde eisen bekomen. Verder moest hij de schattingen inzamelen en mocht enige geldboeten gezamenlijk met de schout delen. Dit stelsel van bestuur bleef in voege tot dat het op het einde der 18e eeuw door de Franse republiek afgeschaft werd. Van af het jaar 1797 werd Schriek, naar het Franse regiem, bestuurd door een MAIRE (meier = heden burgemeester) en door twee ADJOINTS (schepenen) tot in 1815. Na dit tijdstip tot … bestond het gemeentebestuur uit één burgemeester, twee schepenen en zeven raadsleden, sinds … …raadsleden, allen door en tussen de inwoners der gemeente gekozen.
(1) Overgenomen uit “ Aantekeningen van voornoemde heer Op de Beeck ; door deze waarschijnlijk grotendeels getrokken uit de Geschiedenis van Heist, door L.L.” (2) Er bestonden hier (voor het einde der 18e eeuw) geen wetten zoals nu, naar welke het bestuur der gemeente moest ingericht of geregeld, en het strafrecht moest uitgeoefend worden. Plaatselijke gebruiken en gewoonten waren wet. En deze verschilden merkelijk van de ene plaats tot de andere. Al de in voege zijnde gebruiken van een plaats samen, noemde men haar “ COSTUMEN “. (3) Nergens vonden wij een document uit vroegere eeuwen betreffende het strafgerecht (strafverordening, vonnis, uitspraak, uitvoering, enz…, hier ter plaatse.
NAAMLIJST DER GEKENDE BURGEMEESTERS : De Preter Livien van …. tot 1808 Vermylen Jan Norbert van 1808 tot 1830 Storms Jan Baptist van 1830 tot 1831 Vermylen Jan Norbert van 1831 tot 1851 Vermylen Melchior van 1851 tot 1867 Vermylen Petrus van 1867 tot 1872 Mertens Jan Baptist van 1872 tot 1894 Goossens Engelbert van 1896 tot 1920 Holemans Constant van 1921 tot 1932 Beyens Jozef van 1933 tot …
SCHEPENEN :
Croonen Jan van 1818 tot 1825 Claes Jan Frans van 1818 tot 1829 Storms Elico van 1825 tot 1830 Storms Jan van 1829 tot 1830 Ceulemans Jozef van 1830 tot 1852 Rappoort Jan van 1830 tot 1832 Van den Broeck Petrus van 1834 tot 1840 Scheirens Frans van 1840 tot 1846 Verstraeten Jozef van 1846 tot 1848 Storms Jan Baptist van 1848 tot 1860 Van den Eynde Petrus van 1852 tot 1861 Verstraeten Jan Baptist van 1861 tot 1865 Storms F van 1863 tot 1869 Goossens Adriaan van 1865 tot 1881 Op de Beeck Jan Corneel van 1867 tot 1878 Goossens Engelbert van 1879 tot 1896 Van den Eynde Jacobus van 1882 tot 1903 Geeraerts Jozef van 1896 tot 1912 Adams Karel van 1903 tot 1921 Pelgrims Livinus van 1912 tot 1921 Beyens Jozef van 1921 tot 1924 Brabants Frans van 1921 tot 1932 Van Woensel Juul van 1924 tot 1932 Van Kelst Hendrik van 1933 tot … Wijns Jozef van 1933 tot …
GEMEENTESECRETARISSEN :
Van den Putte Theodoor van 1818 tot 1830 Lambrechts Frans van 1830 tot 1831 Holemans Karel van 1834 tot 1869 Verschaeren Jan Baptist van 1869 tot 1894 Van Roosbroeck Alfons van 1894 tot 1897 Ceulemans Jozef Amand van 1897 tot 1918 Op de Beeck Jozef van 1918 tot …
ONDERWIJZERS :
Verlinden Jozef van 1818 tot 1824 Schoofs Guilielmus van 1824 tot 1830 Lambrechts Frans van 1830 tot 1832 Lambrechts Hendrik van 1830 tot 1832 De Meutter Jozef van 1832 tot 1867 Verboven Felix van 1842 tot … Van Erps Engelbert Van Dessel Frans Van Craen Jan Baptist van 1842 tot 1847 Boelpaep Antoon Verkoyen Hendrik van 1847 tot 1849 Van den Bosch Vital van 1849 tot 1852 Sicard Paul Jan van 1853 tot 1854 De Meutter Stanislas van 1854 tot 1864 De Meutter Jan van 1863 tot 1865 Van Eepoel Theofiel van 1865 tot 1866 Van den Meutter Felix van 1866 tot 1873 Viskens Lodewijk van 1867 tot 1894 Van Hoof August van 1873 tot 1879 Op de Beeck Jan van 1879 tot 1916 ’t Servranckx Hendrik van 1894 tot 1899 De Belser Victor van 1899 tot 1904 Cools Alfons van 1901 tot 1930 Verschaeren Louis van 1904 tot 1933 Verstappen Edmond van 1906 tot 1912 Peeters Frans van 1920 tot … Van der Auwera Frans van 1920 tot …
VELDWACHTERS :
De Preter Hendrik van …. tot 1832 De Meutter Stanislas van …. tot 1851 Van den Eynde Jozef van 1852 tot 1854 Brabants Norbert van 1854 tot 1881 Andries Adriaan van 1882 tot 1890 Docx Edward van 1890 tot 1910 Van Doorselaere Aloïs van 1910 tot 1928 Verhoeven Denis van 1919 tot ….
DE PAROCHIE.
OORSPRONG OF ONTSTAAN. – De parochie is ontstaan uit een onderverdeling van Beersel in 1309. Uit de instellingsbrieven (1) blijkt dat er voor de oprichting der parochie, - dus voor vermeld jaar – ter plaatse reeds een hulpkerk bestond (2) zonder twijfel gebouwd door de Berthouten. Het is te denken, dat van den enen kant de grote afstand tot hun parochiekerk en van den anderen kant de nabijheid der hulpkerk, de parochianen van het zuidelijk deel van Beerzel aangezet heeft bij Z.Hoogw.Mgr.Philippus, bisschop van Kamerijk tot welk bisdom Beerzel alsdan behoorde (3), een verzoekschrift in te zenden van de verheffing der reeds bestaande kerk tot parochiekerk ; dus de oprichting ener parochie te bekomen. Ten gevolge daarvan zouden, luidens de inrichtingsbrieven, de Z.E.H..Henricus, deken van St.Rumoldus te Mechelen en broeder Joannes de Marle, monnik der abdij van St.Bernards, door Z.Hoogw. gezonden geweest zijn tot onderzoek. Het verslag over dit onderzoek moet Z.Hoogw. bevallen zijn, want door brieven gegeven te Brussel den 2e Zondag na H.Drievuldigheid 1309, door den Z.E.H.Joannes de Monasterio, bijzondere zaakgelastigde van Z.Hoogweerdigheid, is het gunstig verslag van onderzoek goedgekeurd en de parochie ingericht geworden. (1) Deels naar nota’s van vermelden hr. Op de Beeck. (2) Zie verder alinea “ Kerk “. (3) Naar vermelde instellingsbrieven, (en naar L.L. Geschied. Van Heist bl.22) Beerzel en Schriek maakten alsdan en tot in 1559 deel uit van de dekenij Mechelen en zijn bij ’t begin der 19e eeuw van de dekenij Mechelen-West overgegaan tot die van Lier, en bij de dekenij Heist bij dezer oprichting in 1873.
GRENZEN.- Nopens de grenzen der parochie leest men in de instellingsbrieven : “ IPSUM LOCUM LIMITAVIMUS : SECUMDUM QUOD ANTIQUUM FOSSATIUM SE CIRCUMQUAQUE. “EXTENDIT AD QUEM SPECTABUT NIHILOMINUS QUOEDAM BIDEM JACIUS VOCATA THEUTONICE “ BERTHOUTMEER “ PROUT SE EXTENDIT Zonder twijfel moet hier door “ anticuum fossatium “ verstaan worden de RAAMBEEK die in het Berthoutmeer – nu de “ meren “ – ontstaat, welke thans onder Baal gelegen zijn. Heeft die beek zoals te besluiten valt, de oorspronkelijke grenzen langs die kant vastgesteld, dan moet de parochie langs die zijde aanmerkelijk verkleind zijn ; volgens nr 183 van de inventaris der parochiale registers en archieven (1) had de Z.E.H.Van Dentegem, deken van Aarschot, in het begin der 17e eeuw, aan de E.H.Pastoor van Schriek vijf huizen afgestaan, die sedert de grensscheiding van 1807 deel maken van Baal. (1) Een geordend inventaris der parochiale registers en documenten (naar omzendbrief van 02.04.1898 van Z.E.Kardinaal Goossens) door den E.H. Truyts, pastoor van Schriek, met bijzondere medewerking van den E.H.Fr. Vermeerbergen, onderpastoor, aldaar opgemaakt, bevat meer dan 300 nrs.(A) Het nr 183 luidt : “ Verklaring van heer Helsen vicaris van Baal, nu geestelijk onder Schriek.” (Eens dat het ons gegund geweest is inzage te nemen van die parochiale archieven, vonden wij vermelde verklaring, die luidt) : “ De ondergeschrevene zonder judictie of persuatie van iemand dan enkel in faveur van justitie en om de waarheid getuigenis te geven, attesteert mits deze van omtrent twintig jaar gezien en gelezen te hebben zekeren brief, onderteekend J. van Dentegem, plebaan van Aarschot bij adres aan den pastoor van Schriek, welken brief behelsde in substantie deze woorden : “ Alzoo omtrent U.E.parochie 4 à 5 huizen gelegen zijnde van mijne parochie van Aarschot ende het mij lastig valt om de verre afgelegenheit aldaar te moeten administreeren, en zo verzoeken U.E. van in de voorschreven huizen als het voorvallen zal de heilige sacramenten te willen administreeren, zal U.E. daarvoor laten genieten de emolumenten van hetgene nopende de voorschreven huizen can vervallen.” Item verklaart dezen brieve gezien te hebben in de pastorije van Schriek ten tijde dat aldaar pastoor was Gerardus Bogaerts, en, want het redelijk is de waarheit getuigenisse te geven bezonderlijk des versocht zijnde, zoo hebben onderteekend op heden 30 Meert 1743. (get) Adrianus Helsen, vicaris in Bael. Deze vijf huysen als wezenlijk nu Bael zijn overgegaen an Bael naer de nieuwe organisatie in het jaer 1807. (get) Ita testor P.Van Elst, pastloei 1807.
DE KERK. – Uit het nr 13 van hierboven vermelden inventaris (1) blijkt dat de kerk zou gebouwd zijn in 1303, - dus voor de oprichting der parochie -, wat bevestigd schijnt door en overeenstemt met het (hoger vermeld) verslag van degenen, die met het onderzoek nopens de oprichting der parochie gelast geweest zijn, die namelijk verklaren gevonden te hebben “ CAPELLANUS “ en ook “ ECCLESIA “toegewijd aan den H.Joannes Baptista, gebouwd door Egidius Berthout. Daardoor zou de kapel van Grootloo kunnen bedoeld worden, maar die is toegewijd aan den H.Naam Jezus, en nergens is te vinden dat een kerk zou afgebroken, of een nieuwe opgericht geweest zijn. En wijl ten tijde van de oprichting der parochie, de heerlijkheden Schriek en Grootloo aan de Berthouten behoorden, die beschermers waren van de kerk, en doordien de meeste plaatsen in het Waverwald hun ontstaan aan dit huis te danken hebben, schijnt het zeker dat de kerk door hen opgericht is, wellicht zoals hoger gezegd door Egied of door de zoons van Walther IV, heer van Mechelen, over wie we verder – in het artikel over Grootloo – zullen spreken. Tijdens de eerste twee eeuwen half van hun bestaan, vinden wij over de parochie of de kerk niets meer vermeld. Van 1309 tot 1564 zouden er geen archieven (meer) bestaan. De doopregisters beginnen vanaf 1651 en de doopakten van af dit jaar tot 1779, zijn niet ondertekend. Een stuk uit 1661 (nr 14 van reeds vermelden inventaris), maakt als volgt melding van de verkoop van een parceeltje grond van het kerkhof. “ 1661. Verzoekschrift van den E.H.Mertens, pastoor om 4 roeden grond van ’t kerkhof te mogen verkopen.”(2) (1) Dit nr luidt : “ 1303. Litteroe fondationis Ecclesioe parochialis de Schriek (Transcriptoe fuerunt ex anthensias conservatis in archivis Ecclesioe parochiales de Aertselaer) “ (2) Afschrift van een verzoekschrift, toelating en voorwaarden tot verkoop : 1661. “ Request van d’heer Pastoor en kerkmeesteren van Schriek om van het kerkhof te mogen nemen 4 roeden erve tot het vullen van een gracht gelegen tusschen het kerkhof en de plaats, en dezelve gevuld zijnde, te mogen verkoopen.”
Advies van den heer Landdeken omgegaen hebbende ter plaetse ende diegevisiteerd hebbende d’ zeer eerw heeren van ’t vicariaat 16 9bris 1661 De mandato (g) Van Bosschoven Secr.subs tus.
De zeer Eerw.heeren van ’t Vicariaat geinformeert synde van heer Landdeken, concenteeren in de vercoopinge alhier gementioneert mids remploy van penningen daervan komende sal gedaen worden prous in textu ende daer af doende behoorel, reckeninge bewysconde reliqua. Actum XIIII Decemb 1661 De Mandato (g) B.van Bosschoven sec.substus
De a° 1661 authorisatie van den Bisschop tot verkoopinge en goedenisse derzelve erve, Conditiën van verkooping, enz.. Aan mijne hoochweerdigste heere den Arschbiscop van Mechelen oft mijn eerw. heeren van ’t vicariaat. Verthoonen met reverentie den heere Pastoor ende Kerkmeesters van Schrieck en Grootloo, hoe dat er is gelegen eenen gracht oft walle tusschen de plaetse van de parochie van Schrieck ende het Kerckhof van de parochiekercke ende alsoo dien voors grecht oft walle groot wesende ontrent de vier royen, soude wesen een bequame plaetsen om een huys te bouwen (zonder de kercke ofte kerckhof te beschaedigen) soo keeren zij verthoonders hun tot syne hooghweerdigste heere ootmoediglijk biddende te gelieven consenteeren, dat zij zouden mogenvan ’t voore Kerckhof afnemen ontrent vier oft vijf royen erve, om den voorn grecht mede te vullen ende alsoo te vercoopen om met de penningen daervan komende te maeken eenen muer tusschen ’t voorschreven Kerckhof ende plaetse van den dorpe, d’welk doende etc a,
Dec. 1661. Andreas Dei et Aplica sedes gratia Archiepiscopus Mechliniensis, Omnibus presentes visuris salutem Domino. Recepimus supplicationem Pastoris Aeditiorum Eccliarum parochialium de Schriek et Grootloo, qua nobis exposuerunt in terminis, hoe dat er is gelegen eenen grecht of walle tusschen de plaetse van de parochie van Schriek ende het Kerckhof van de prochiekercke ende alsoo dien voors grecht ofte walle groot wesende ontrent de vier royen, soude wesen een bequam plaetse om een huys te bouwen (zonder de Kercke oft Kerckhof te beschadigen) soo keeren zij verthoonders hun tot syne hoogweerdigste heeren ootmoedelijk biddende te gelieven te consenteeren dat sy zouden mogen vant voorse kerckhof afnemen ontrent de vier of vijf royen erve om de voorse grecht mede te vullen ende alsoo te vercoopen om met de penningen daarvan komende te maeken eenen muur tusschen ’t voorse Kerckhof ende de plaetse van den dorpe, d’welk doende, hetwelk voorse wij hebben doen visiteeren ende doen ondersoeken bij die van onsen raede van het vicariaat ende daerop wel rypelijk geleth, soo concenteeren wij in de vercoopinge alhier gementioneert, de coopers daarinne te goeden ende erfven, midts observerende alle solemniteyten daer toe noodich, ende Remploy van de penningen daervan komende sal gedaen worden, prout in textu supra scripte libelli, ende daer af doende behoorel reckeninge bewijs ende reliqua. Toirconde hebben wij hetzelve bij den Secretaris van ons Vicariaat doen onderteekenen ende den ordinaris segel daerop doen drucken d’erthienden decembris a° Dmi Xuje seventsestich De mandato (g) B van Bosschoven, secret. Fiat goeyenisse sonder prejudicié van de pontpenningen Actum in Mechelen den 24 January 1662 (g) G. van Uffels.
19 DEC. 1661.
Voorwaerde ende conditie waerop den heere pastoor ende kerckmeesters van Schrieck en Groteloo sullen heden dezen 19 Dec. 1661 vercoopen seecker eur met roye toecomen de kercke gelyck die gelegen is noordt ende oost aan ’t kerckhoff, west de plaetse vant dorp ende suydwaerts de pastorystraete ende d’erffgen Gillis Wauters alles achter volgende d’ octroy van Arschbiscop hiertoe verleent ende hier annex (A) In den eersten soo is conditie dat men dezelve erfve sal doen effenen op den kost van de kercke ende geffent zynde alsdan meten ontrent de 8, 9 of thien royen ende naer advenant de royen betalen. Noch is conditie dat betalinghe moet zyn in gereeden gelde oft uyterlycken binnen de veerthien daegen. Noch is conditie dat de cooper van vier 3 cyden sal moeten heymen ende de fruytboomen en den heym geplant sullen wezen tot profyt ende eyghen van den cooper. Noch is conditie dat de cooper op de voorse erfve niet en sal moghen een slecht huys setten dan een huys van fraye forme voort dminste met eenen steenen muer vant fondament tot aant dack ende dat naer den westen oft tegen de straete vant dorp. Noch is conditie dat den cooper voor ongelt sal betaelen eenen halven stuiver elcken gt. Item dat geviel datter moest gegeven worden eenich pontgelt oft oncosten van goedenisse sullen wesen half ten laste van de kercke ende half tot laste van den cooper. Den cooper sal voor zijn kloeckhyt profiteren eenen gul voor den palmslach ende daervoor sal hy hebben te stellen twee verdieren ieder van thien stuyvers tot profyte van kercke ende alle andere verdieren sullen wesen half tot profyte van de kercke ende half tot profyte van den setter. Op alle besproken conditiën is door palmslach gegeven aen Huybrecht Vercalstere voor seven gul ende thien stuyvers stelt boven de ordinarisse verdieren noch vier en twintich verdieren daer en boven stelt noch twelf ende heeft hiermede opgehouden dezen 19 dec. 1661. Aldus gedaen ter presentien van heer pastoor, meyer kerckmeesters Adriaens Tuytgans schepen en Huybrecht Van Calsteren. Noch heeft Huybrecht Vercalsteren op den 30 sten december gestelt twintich verdieren ter presentien van Aert Voet ende Coryn Mertens. (g) Huybrecht Van Casteren. Noch hebbe ick FR. Maertens pastoor van Schrieck gestelt veertich verdieren op den 2 Jan. 1662 ter presentiën van Aert Somers meyer ende Peeter Claes. (g) Judoens Mertens Pastoor. Naer behoorlyk sondaeghs kerckgebot is door oordre van pastoor ende kerckmeesters de keerse gebrant. Present Adriaen Van den Broeck en Guylliam Van Eynde ende meer andere getuigen ende is mij pastoor bovens. aangebleven. Dezen vierden January 1662. (g) J.Mertens pastoor. (A) Z.W. hoek van ’t kerkhof waarop in 1838-’39 de brouwerij Vermylen opgericht werd.
VERGROTINGEN DER KERK. – Dat de kerk meermaals verandering (vergroting) heeft ondergaan, daarvan levert het uitzicht, (bouwstoffen en –vormen, ouderdom, vensters en afmetingen der muren) duidelijk het bewijs. Voor dat zij de eerste maal vergroot werd, had zij, zonder twijfel, smalle zijbeuken (1) onder een afzonderlijk dak boven hetwelk de middenbeuk met ogivale vensters zich verhief. In 1793 werden die zijbeuken verbreed door het naar buiten plaatsen der (huidige) muren, die van ruime, bijna rechthoekige vensters voorzien zijn. Daar een afzonderlijk dak, als voorheen, geen genoegzame helling zou hebben, werd het nieuwe dak boven de zijbeuken langs boven verlengd en met het dak der middenbeuk tot een geheel verbonden. De drie of vier spitsvormige vensters der middenbeuk (van ongeveer 1,2 m hoogte en O,7 m breedte naar onderstelling van ambachtslieden (2), van licht beroofd, werden toegemetseld ; de ogivale bogen tussen de pilaren kregen een ronden vorm en de nieuwe zijbeuken een gewoon waterpasliggend plafond. Wanneer die vergroting pas geëindigd was, werd bevonden dat het nodig was het oud plafond der kerk gans te vernieuwen en bijwerken uit te voeren om het oud gedeelte der kerk in passend verband te brengen met het nieuw gedeelte (3). Jammer ging bij die verandering – te denken uit vrees voor te grote onkosten – gans de gothischen bouwtrant der kerk verloren (1795). Bij de tweede vergroting, in 1844, kreeg de kerk door het aanbrengen van brede kruisbeuken, wat het verplaatsen en vergroten der koor noodzakelijk maakte, de vorm van een Latijns Kruis. Tot uitvoering van dat werk, door de overheid volstrekt noodzakelijk erkend (4) kreeg het gemeentebestuur, na dringend verzoek – gezien de slechte financiële toestand der gemeente – vanwege de Best. Deputatie toelating zelf de bouwstoffen te leveren en niets te moeten aanbesteden dan de handenarbeid (arbeidsloon) onder directie en bewaking van de heer Prov. Bouwmeester. Dit werk werd den 13 Mei 1844, bij openbare aanbesteding ten gemeentehuize van Schriek aan den heer Petr.Jos.Gramme, meester-metser te Mechelen, toegewezen mits 5600 fr. De toren heeft altijd zijn oorspronkelijken bouwtrant behouden. (1) Bij herstelling van de vloer werden oude fundamenten aangetroffen. In meerdere kerken, o.a. te Baal en Werchter, vindt men nog zulke smalle zijbeuken. (Nu niet meer!) (2) Onder welke Norbert Kempeneers, die als schrijnwerker en timmerman, gedurende zeer vele jaren met alle onderhouds-, herstellings- en verbeteringswerk aan en in de kerk is gelast geweest. (3) Van het werk der eigenlijke vergroting in 1795 vonden we nergens een stuk. Van de rekening-bestek van dit bijgevoegde verbeteringswerk in ’t zelfde jaar volgt hier afschrift : “ Onkosten van een nieuw plafon in de kerk van Schriek, van afkappen van de oude mueren en beplacken derzelve, beplacken van de nieuwe mueren van den thoren, etc. gedaen ten jaere 1795. Syn in de onkosten van het plafon niet begrepen het hout geëmploieert in den corniche. Immers dit is gevonden van vijf einde balken, die men uit de kerk heeft genomen en van eene graet (goot?) die rondom het eind plafon was, deze einde stukken gezaagd zijnde hebben gegeven zooveel hout en dat zeer droog, als er is van doen geweest. Dus hier vooren 0-0-0
Item en is in deze annotitie niet begrepen het ijzerwerk dat er gebruikt is boven in het houtwerk omdat ik de juiste quantiteit daarvan niet en kende, doch dit en is zo merkelijk niet geweest, en integendeel zijn ook in deze rekening begrepen het kuisen van al de autaren en van alle glazen der kerk, repareren derzelve, etc. welk ik reken dat malkanderen compenseert. De gehele onkosten van dat werk belopen volgens quitantiën en annotitiën ter somme van duisent agt en seventigh gls, vijf st. en een oord Brabants courant. Dus 1078=5=1 Op deze somme kan nog gekort worden… Plafon vergeten die er over zijn gevonden geweest. Item nog 6 à 7 bisselen latten. Hebbe nog ontvangen van overschot van materialen van de smit J.A.Mertens 4=1 Is nog te reflecteren dat men de plaken daar boven de coor en boven de choor van O.L.V. het eind plafon van was gemaakt, heeft latten geslagen, en dat nog al menige busselen, die niet gerekent en zijn, etc.etc. (g) J.A.Raeymaeckers, Pastoor van Schrieck. 14 Xber 1795. Nota : Zijn ook niet begrepen in de onkosten van Plafon waarvan aan den andere kant het afkappen en dunner maken van de pilaeren en het insteken van stenen capitelen die er te voren op de pilaeren (geene er) waren, den onkost hiervan kan gezien worden in rekeningen der kerke en beloopt circa……. (4) In onze kinderjaren hoorden wij getuigen dat, bij gebrek aan plaats in de oude kerk, een groot deel gelovigen de goddelijke diensten tot buiten het kerkportaal bijwoonden, dat door uitwaseming (zweet) en ademhaling der opeengepakte menigte de vensterruiten somtijds dik beneveld waren en het vocht langs de muren neerdruipte, dat het meermaals gebeurd was, dat personen door de verpeste lucht kwalijk gevallen, moesten buitengebracht worden.
BEGANKENIS EN PROCESSIE. – Vroeger eeuwen heeft hier een grote begankenis, veelal bij nacht, plaats gehad zo door ruiters als door voetgangers. Zij volgden een weg, die tamelijk lang is (1) en “ St.Jansweg “ genoemd wordt. Deze werd ook vroeger tijd door de plechtige processie van St.Jan, Op den eersten Zondag na den 23 Juni gevolgd (2) en over weinige jaren ( eerste jaren na de wereldoorlog ) bij het overlijden van een dorpeling, nog gedaan door 7 jonge dochters, die biddend achter elkander gingen (3). (1) Vertrekkend van de kerk, langs Tuindijk, Puttestraat, Langstraat, Korte Meerweg, Payerstraat, Zandstraat, Grootloo, Gommerijnstraat, Langstraat, Lauwerijkestraat, Boschstraat, Kapel Heidestraat, Hoogstraat, Dorp, Voetweg naar Pandoerenhoek, Haechtsebaan, Schriekstraat, St.Bernardus kapel, yerugkerend naar de kerk. (E.H.Vermeerbergen zal dit onderzoeken.) (2) “ Een volksoverlevering, die op vaste grond schijnt te rusten, zegt dat de rijkelijk uitgedoste processie op haar weg nabij de Bolloo, aangerand is geweest door een bende baanstropers, maar dat ontzet is geworden door toegesnelde hulp uit Werchter, en dat de processie sindsdien een veel kortere weg – de tegenwoordige processieweg (Kerk, Leuvensebaan, Molenschrans, Kapelheidestraat, Hoogstraat, Kerk)- volgt” Aldus meegedeeld door de E.H.Ruts, onderpastoor te Schriek, ter congregatie voor jongelingen, die destijds (1875) vergaderden in een vertrek der woning van hr Petrus Van den Broeck. Op de Beeck, Hoogstraat, WB nr 679 b v ’t Kad.( Zie nr 158 van Inventaris. Is dit reglement misschien ’t gevolg van die aanval op de processie?) De Driehoekige vaantjes – vorm als Scherpenheuvel – souveniers – waarop de kerk van Schriek, de kapel van Grootloo (rechts) en de St.Bernarduskapel (links) met enige woningen en de uitgaande processie ruw afgebeeld zijn, zouden naar mening van enige mensen uit die tijd dagtekenen. (In 1896 herdrukt bij de inhuldiging van de heer Burgemeester Goossens. Platen bewaard op de pastorij.) In zijn werk “ Les Drapelets de pèlerinages en Belgique et dans les pays voisins (Anvers.J.E.Buschmann, imprim.-édit.Rempart de la porte du Rhin, 15 , 1922) zegt Em.H.Van Heurck (blz. 409-410) ; het vaantje beschrijvend : « De gauche à droite au premier plan une rue bordée porte une clôture interrompue au milieu par une barrière et deux tourniquets et rejoignant de droite à gauche de vieilles maisons. La barrière vis-à-vis de l’entrée de l’église est ouverte pour le passage de la procession de St Jean Baptiste. Le cortège religieux se compose d’un porteur d’oriflamme, de la statue de St Jean-Baptiste, l’agneau sous le bras, portée par quatre hommes et suivie par quelques notables et trois jeunes filles tenant des devises. Un homme portant un agneau ferme la marche. Les fidèles, parmi lesquels un cavalier, se rangent au passage de la procession. En Perspective, vue du côté de l’occident, l’église paroissiale de Schrieck, qui est un bâtiment assez considérable à en juger par son imposante tour. En regard du collatéral du côté du midi, une assez grande maison, entourée d’un jardin, qui se prolonge jusqu’aux murs du temple. C’est peut être le presbytère. A gauche du drapelet, derrière le chœur, avenue ou chaussée plantée d’arbres. Entre l’église et le presbytère une terre ou s’élève une statue de Jésus enfant entourée de pélérins en oraison, et, enfin au troisième plan, entre les mêmes constructions, une chapelle à campanule du hameau de Groteloo, dédiée au Saint Nom de Jésus, « Den Soeten Naem Jesus tot Groteloo. » Au bas sous l’encadrement, l’invocation « Sinte Jan Baptista tot Schrieck, Bidt voor ons. » (zinco-gravure d’apres une grave en taille-douce du XVIIème siècle, à encadrement non signé, sans adresse d’éditeur. H.225.B.290. Le village de Schrieck est situé dans le sud de la province d’Anvers à 7,5 kilom. De Heyst-op-den-Berg et à 17 kilom. De Malines. Over de verering van St.Jan Baptist : “Une affiche de notre collection, imprimée à Malines en 1792, chez F.J.Van der Elst, mentionné que le 24 juin on célèbre solonnellement dans l’église paroissiale de Schrieck et de Grootloo la fête de St.Jean Baptiste, patron spécial contre le mal caduc, les maladies épidémiques, les épizooties et que cette solennité a été enrichie d’une indulgence plénière par le pâpe Pie VI. Une grande messe avec sermon a lieu à 9 heures et est suivie d’une procession solonnelle avec le Saint-Sacrement. Une autre indulgence, annonce aussi la même affiche, est à gagner le lundi après le deuxième dimanche de septembre. Mais l’abbé Heymans, ancien vicaire de cette paroisse et qui s’est interessé à son histoire, a bien voulu nous renseigner sur l’importance de cette dévotion et nous a appris, qu’il n’y a jamais eu de pélérinage, au vrai sens du mot, en l’honneur de St.Jean Baptiste, ni à Schrieck, ni à Grootloo. Aucun document d’archive, aucune traduction ne permet de supposer qu’il y ait jamais eu un pélérinage ou quelque chose de semblable en l’honneur du Saint. S’il y en avait été autrement, il en serait resté des traces. Le saint n’a pas d’autel et le sanctuaire possède de ses reliques. » Toutefois, les renseignements de M.le vicaire L.Heymans ne concordent pas entièrement avec ceux de M.l’abbé Fr.Vermeerbergen, curé de Grootloo. Celui-ci assure qu’à l’époque de la fête de Saint Jean Baptiste, les paysans faisaient à cheval le chemin de Saint Jean, le Sint-Jansweg, le drapelot attaché à l’œillère de leur monture. Ils faisaient ce « tour » pour que leur bétail fût préservé de maladies. On faisait aussi ce chemin à pied, même jusque dans ces dernières années, au décès d’un paroissien. Alors sept jeunes filles, allant à la file, faisaient le chemin de Saint Jean en récitant le chapelet pour le défunt. Cette coutume a entièrement disparu depuis la guerre (1914-’18). Ce « tour » était long d’une heure et demie. Il y a quelgues années on a découvert le cuivre gravé dans le sacristie. On en a fait faire un cliché qui a servi lors l’inauguration du nouveau curé de la paroisse, M.l’abbé Truyts et en 1895 du bourgemestre M.Goossens. N.B. Van die beide verklaringen, in hun geheel genomen, houdt die van de E.H.Fr.Vermeerbergen alleen steek. Deze is van 1897 tot bij zijn benoeming tot pastoor van de parochie Grootloo in 1906, onderpastoor geweest van de parochie Schriek St.Jan Baptist, en heeft in 1898 mede gearbeid aan ’t opmaken van de inventaris der parochie archieven van Schriek. (Schrijver dezes heeft binst de octaaf van St.Jan Baptist in 1873 of ’74 dezen nachtelijken beeweg met zijn vader meegemaakt.) (3) In onze kinderjaren (1870 – 1876) zijn wij daarvan menigmaal getuige geweest, en hoorden wij het noemen : “Den weg omgaan”.
PAROCHIALE INSTELLINGEN. BROEDERSCHAPPEN. – Het broederschap van St.Antonius in 1710 ingesteld, bestaat nog, maar na 1906 zijn slechts enkele namen van nieuwe leden ingeschreven, zoodat het aan ’t wegkwijnen is. In vermeld jaar bestond het Broederschap van den Levenden Rozekrans. Tijdens onze kinderjaren hoorden wij hoogbejaarde lieden spreken van het Broederschap van den H.Schapulier (1) en van de Goede Dood, maar het is twijfelachtig of die hier zouden bestaan hebben. Thans, 1940, bestaat nog het Broederschap der gelovige Zielen, dat honderden leden telt. GENOOTSCHAPPEN EN GILDEN. – De “Gilde van St.Sebastiaan”, (handboogschutters) die in ’t begin der 18e eeuw hier nog bloeide en zonder twijfel haar plaats in de plechtige processie innam, is wellicht tengevolge van ongunstige tijdsomstandigheden verzwakt en in 1844 te niet gegaan. De zilveren breuk met de spreuk : “Mel post fel” (2) die door de twee laatste leden aan de kerk werd geschonken, wordt hier nog bewaard. Ook prijkt het beeld van St.Sebastiaan, patroon der gilde, tussen andere heiligenbeelden nog in de kerk. Het genootschap van St.Vincentius à Paulo – een vereniging van liefdadige personen (in 18.. opgericht) dat voor doel had de behoeftigen vooral de schamele armen der parochie te ondersteunen, heeft na de wereldoorlog, ten gevolge van de algemene verbetering in de stoffelijke toestand der lagere volksklas, opgehouden te bestaan. Verder kunnen we noemen als thans bestaande verenigingen : de “Bond van het H.Hart”, ”Boerengilde en afdelingen”, “Congregatie”, “Derde Orde” die deelnemen aan de processie. (1) Naar getuigenis die wij hoorden afleggen, wanneer bij gelegenheid ener Missie (in de kerk gepredikt), schier alle huismoeders schapulieren kochten, lieten wijden, en hun kinderen, zo kleine als grote om de hals hingen. (2) Mel post fel = Miel après fiel = Honig na gal = Verblijden na Lijden = Na lijden komt verblijden (zinnebeeldige voorstelling) (Op dit tijdstip, 1844 – paste ’t echter beter : “Fel post mel”)
FONDATIEN EN GIFTEN TEN VOORDELE VAN : A. DE KERK. 1. In het jaar 1714 gaf Mevr. Van Grootendael, lijftochtenares van de heer Hiëronymus Zety aan de kerk het pachthof “Koudhalzenhof” tot levensonderhoud van een onderpastoor onder zekere verplichting. De goederen waarvan spraak in het stuk van afstand, werden later verkocht en het bedrag ervan is uitgezet geweest : Op de Staten van Vlaanderen 500 gulden, - op de gemeente 500 gulden, - het overige bij verschillende partikulieren. De renten der twee eerste sommen zijn aangeslagen of afgeschaft geworden door het Frans Staatsbestuur. Van de partikulieren blijven er nog twee, een van 180 gulden en een van 125 gulden over. De Kerk gebruik makende van het Besluit van 7 Januari 1834, heeft dezelve aangeslagen, en het is voor die som van 305 gulden, dat in de staat der fondatiën, opgemaakt in 1887, acht gelezen missen gebracht werden. 2. Den 12 Oktober 1855 heeft de heer Graaf Philippus van der Stegen de Schriek door notarieële akte aan het armbestuur van Schriek afgestaan : a) een parceel bouwland, b) een parceel dennenbos, c) een rente in kapitaal 4531 fr. Van de inkomsten dezer goederen moet 1/3 deel aan de kerkfabriek afgestaan worden met last voor deze van jaarlijks te doen celebreren een plechtige jaargetijde voor de gever en zijn afgestorven familieleden. 3. Op 20 Oktober 1855 heeft heer Philippus Claes bij testament aan de kerk gemaakt twee perceeltjes land gelegen onder Keerbergen met last van jaarlijks te doen celebreren zeven jaargetijden, vier voor het erflater, twee voor zijn ouders en een voor zijn broeder Pieter. 4. In 1875 heeft de E.H. Andreas van Ourshaegen, alsdan rustend priester te Schriek, gekocht ten prijze van omtrent 5000 fr twee stukjes bouwland en een perceeltje bouwland in en tegen het dorp van Schriek, en die aan de kerk geschonken. Deze goederen op de naam van Karolus Vermylen, pastoor te Schriek beschreven, zijn door deze aan de kerk overgemaakt.
B. DE H. GEESTTAFEL. – (Armbestuur, Bureel van Weldadigheid, Commissie van Onderlingen Onderstand) 1. In het testament van de E.H. Lardinoy, pastoor van Schriek ( 1731 – 1771 ) leest men het volgende : “ Comende hij E.H. Testateur tot de dispositie van alle syne resteerende mobiliere effecten ende constante penningen, alsook obligatiën, ende gesamenlyke al hetgeen hij hier van God verkregen heeft en bezittende is, - allen hetzelfve laat, maakt hij aan de taefele van den armen van Schrieck ende Grootloo, zoo nogthans dat zijn wille is dat alle jaeren de arme kinderen die hunne eerste communie sullen doen wonenede te Schrieck ende Grootloo, sullen behoorlyk in staet gestelt worden om behoorlyk hunne eerste communie te doen (met last voor het armbestuur van een jaargetij te doen celebreeren voor de erflater. 2. Den 1 Juli 1839 heeft de E?H. Benedictus Kerselaers, onderpastoor te O.L.V.Waver, de inzichten kennende van zijn overleden broeder, onderpastoor te Schriek (1837 – 1846?), aan het armbestuur een som geschonken van 2000 fr met last van jaarlijks onder het octaaf van Allerzielen te doen celebreren 6 gezongen missen en loven tot lafenis der gelovige zielen. 3. Op 1 Juli 1847 heeft Catharina Rymenants, echtgenote van Fr. Goossens, bij testament aan het Armbestuur een som vermaakt van vier duizend fr op last van jaarlijks onder het octaaf van het Allerh. Sacrament ter harer intentie te doen celebreren zes gezongen missen. 4. Zoals hoger gezegd stond graaf Phil. Van der Stegen in 1855 aan het Armbestuur van Schriek af : een perceel bouwland, een perceel bos en een som van 4351 fr op voorwaarde dat 1/3 van de opbrengst der goederen aan de kerkfabriek zou overgelaten worden. 5. In 1873 heeft de E.H.Kar.Vermylen, pastoor, door testament aan het Armbestuur gemaakt een perceel land gelegen onder Heist-op-den-Berg met last van een jaargetijde op zijn sterfdag en een uitdeling van brood aan de armen.
C. DE GEMEENTE. In ’t jaar 1662 had de gemeente Schriek en Grootloo van zekere Juffrouw Catharina de Cleyn een som ontleend van Twwe en twintig duizend gulden. Na verloop van 55 jaar, hebben de overheden der gemeente, in de onmogelijkheid zijnde niet alleen dit kapitaal te kunnen afleggen, maar ook de achterstallige intresten te kunnen voldoen, die alsdan tot een gezamenlijke som van 42000 gulden beliepen, het geluk gehad een overeenkomst te sluiten met de liefdadige erfgenamen (fam.Ulens) van Juf. De Cleyn. Bij deze overeenkomst werd bepaald dat de schuldeisers zich zouden vergenoegen met een som van zeven duizend gulden, op voorwaarde dat de gemeente zich zou gelasten met het doen celebreren der missen en jaargetijden in de akte vermeld. Nopens deze overeenkomst lezen wij dat de gemeenteraad van Schriek in zitting van 15 Juli 1819 erover te beslissen had of de gemeente wettig verplicht is een wekelijkse mis en een jaargetijde te doen celebreren voor de familie Ulens. Reden : “ Par une transaction faite entre les échevins de cette commune et feu le révérent sieur Ulens, passée devant le notaire Hermans à Anvers, le 7 janvier 1717, ce qui conste de l’extrait ci-joint, d’un registre qui se trouve déposé aux archives de cette commune, - les représantants de la commune ne sont alors bien formellement obligés de faire célébrer toutes les semaines et en toute perpétuété une messe de requiem comme aussi une anniversaire pour le repos des âmes de la famille Ulens, et ce en considération du bienfait que feu le révérant et prédit Ulens vanait de faire à la dite commune de Schrieck et Grootloo, en la déchargeant d’une rente en capital de fl.22000 et de pareille somme d’intérêts arriérés, donc ensemble d’environ fl.44000, moyennant d’une somme de fl.7000 et une fondation d’une messe hebdomadaire de requiem et d’un anniversaire. » Deze som van 7000 gulden werd door de gemeente afgelegd den 17 Maart 1718. Uit de verklaring van de bedienaar van de eredienst en uit de belijdenis der oude rekenplichtigen en bestuurders blijkt dat deze diensten gecelebreerd zijn tot in 1794, wanneer de gemeente beroofd werd van de machtbelasting te zetten en over geen ponden meer beschikte. Het besluit van de gemeenteraad ( 15.07.1819 ) luidde : “ De gemeente is, blijft verplicht deze diensten te doen celebreren.”
D. BIJZONDERE WERKEN. 1. In ’t jaar 1879 heeft mevr. Weduwe Goossens – Rymenants (reeds vernoemd), op eigen grond en kosten twee schoollokalen gebouwd. Een weinig later heeft een liefdadig werkman, J.B.Boecxstaens een som van 2000 fr geschonken voor ’t bouwen ener derde klas tot bewaarschool. 2. In 1882 heeft mej. Gravin Julia van der Stegen aan de kerk geschonken een “Kruisweg” op doek geschilderd en in eiken lijsten gezet (door N. Kempeneers) – Prijs 2152 fr. Een koperen plaatje langs onder op de lijst der eerste statie draagt dit inschrift : “ Proentis D.na Maria Jos. Julia Com.esse van der Stegen de Schrieck, an. 1882 D.D. – Obiit Lovani 18 Marti 1898.” 3. In 1883 liet Joanna Wouters, dichtste gebuur van de kapel van Grootloo, al de vensters der kapel van ruiten voorzien. 4. In ’t jaar 1891 hebben heer Eug. Goossens en mej. Zijn zuster Josephina de kapel van Grootloo hersteld en er, in 1894 – 1895 de N.beuk en een toren bijgebouwd. Grootloo was dan nog niet tot parochie opgericht. 5. Ten jare 1898 hebben de juffrouwen Ida en Maria Van den Eynde (gezusters) twee grote vensterramen in Kathedraalglas aan de kerk van Schriek geschonken.
wordt vervolgd
28-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
27-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (2)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
Deel 2
BEMEUBELING DER KERK.
De kerk bezit geen kunstschatten. Een gotisch Kruisbeeld van 2.30 met. Hoogte en een zeer oude stool schijnen van waarde. Twee gebeeldhouwde biechtstoelen met zinnebeelden van de “ Verloren Zoon en St.Pieter – St.Paulus en St.Jan de Evangelist” alsmede de predikstoel, wwaronder het Doopsel van Jezus door Joannes Baptista, patroon der parochie is afgebeeld, verdienen vermelding. (Men zie verder ruw plan en inwendige van de kerk.)
KLOKKEN. – In de toren hangen drie klokken : I. Sint Jansklok :
Gewicht 1391 kg Hoogte zonder oor 1,05 m Hoogte met oor1,27 m Afmetingen langs onder 1,30 m Afmetingen langs boven 0,82 m Dikte van de wand 0,10 m Toon
Langs boven rondom op de mantel staan 12 reliëfbeelden (12 apostelen ?) Langs onder rondom op de mantel in gotische letters : “Severinus Van Aerschodt sumptibus ecclesiae me fudit Junii 1866. Car. Vermylen pastore et M. Vermylen burgim. Patrinus Comis A. Van Der Stegen de Schriek loco Philippe Van Der Stegen patris Matrina Comitissa Alb. Van Der Stegen nata Odil. De Pret Roose de Calesberg.”
II. Mariaklok :
Gewicht 926 kg Hoogte zonder oor 0,95 m Hoogte met oor 1,15 m Afmetingen langs onder 1,10 m Afmetingen langs boven 0,65 m Dikte van de wand0,08 m Toon
Langs boven op de mantel drie bandjes , + , met het opschrift : “ + Anno Domini MCMIII R° D° E.L.Truyts par. me refundit M. Michiels et beatoe Mariae Virgini consderavit + Adm.rdus Ds. D.P.J.Van Roey DDC Heysten D° Joanne Silverio Medardo Vermylen Patrino et Da Maria Petronella Luyckx. + Vidua d.i Melchioris Vermylen MATRINA. » (Langs onder 2 beeltenissen in reliëf.)
III. Sint Antoniusklok
Gewicht 616 kg Hoogte zonder oor 0,75 m Hoogte met oor 0,95 m Afmetingen langs onder 0,97 m Afmetingen langs boven 0,60 m Dikte van de wand 0,08 m Toon
Langs boven op de mantel : 12 reliëfbeeltenissen, als op I Langs onder op de mantel : in gotische letters ’t volgend opschrift : “Severinus Van Aerschodt sumptibus ecclesiae me fudit Junii 1866 Car. Vermylen et M. Vermylen burgim. Patrinus Eug. Goossens – Matrina Cath. Rymenants »
In de eiken houten klokkestoel is ingebeiteld : 1538. In de eiken houten stoel van ’t torenuurwerk : 1718.
GRAFZERKEN EN GEDENKSTENEN. – Vele priesters en notabelen werden te Schriek, evenals elders, eertijds in de kerk begraven onder een zerk of grafsteen. Bij bevel van Jozef II, gedagtekend 26.06.1784, werd dit verboden, -en door een decreet van het Franse staatsbestuur gedateerd 23 prairial XII (= 12 Juni 1804) – werd daaraan voor goed een einde gesteld. Een veertien tal zerken liggen in de vloer der kerk. Zonder twijfel bedekken zij niet meer het graf van de overledene, maar worden bij de vergroting der kerk en bij latere herbevloering op geschikte plaatsen ingewerkt.
De Ligplaats dezer zerken (in 1940) is aangeduid en genummerd (1 tot 16) op ’t grondplan der kerk hiernaast. Op de nrs 1 en 2 is langs boven een kelk, langs onder een doodshoofd afgebeeld. N° 8 - 2,20 m lang en 1,25 m breed – draagt aan de bovenkant het wapenschild der familie Roussel. N° 11 – 2,55 x 1,40 m) draagt dit der familie de Brouchoven met 16 kleine blazoenen. Het onderste deel dezer zerk, buiten de deur der doopvont, is door voetstappen uitgewist. De overige grafstenen hebben kleinere afmetingen. OPSCHRIFTEN VAN DEZE ZERKEN :
1 D O M Memorie van den eerweerdigen Heere Judocus Mertens 53 jaer pastoor dezer gemeynte waerachtigen vaeder der armen, trooster der siecken onderwyser der ongeleerden Weldoender van kercke en armen die onvermoeyt in het woord Godts te verkondigen 50 jaeren en keeren gepredikt heeft de passie Stierf oudt synde 80 jaer anno 1708 op den dagh van Sinte Michiel, dat ruste in peys bij Godt syne ziele D O M
2 Hier leyde begraven den eerw. Heere Gerardus Bogaerts Pastoor van Schrieck En Grootloo Gestorven den 7e Xber 1721 Bid voor de ziele
3 Hier leyt begraven den eersaemen Adriaen Van Broeck Kerckmeester deser kercke die stierf den 12 February 1681 ende Cathelyne Hoylaerts syne ……huysvrouw Bidt voor de zielen
4 Hier leyt begraven … Van den Broeck Bid voor de ziele
8 Hier leyt Jufvrouw Anna Moreels weduwe van Jonckheer Andries Roussel heere van Hovel ende stierf den 28 Meirt 1647 ende Jonckheer Marcus Roussel Heere van Hovel hunne sone Stierf den 21 October 1650
9 Hier leyt begraven Jan Somers proviseur van ’t broederschap van Sint Antonius geweest in zijn leven ende oudt schepene van Schrieck ende Grootloo die gestorven is op den 9 Meert 1670 ende Catharina Serneels syne wettige die gestorven is den 16 Meert… D O M
10 Monumentum Perillustris Domini Joannis Baptistae de Brouckhoven toparcha de Schrieck
11 Hier ligtht begraven den eerw.;digen heere
5 Memoratus R.D.Caroli Lardinoy 40 anni Pastoris in SCHRIECK Qui ……..pauperum. Obiit 8 Dec.1770
6 Scpulture van Judocus Vincx stierf den 4 Januari 1780 en van Joanna Docx syn huysvrouwe 1789.
De opschriften van de nrs 7, 12; 13, 14, 15, 16 zijn door voetstappen uitgesleten. Boven tegen de westelijke muur der doopvont hangen vijf obiitten van de grafelijke familie van der Stegen. Op het oude kerkhof (rond de kerk) zijn ingemetseld : in de muur der zuider zijbeuk 2 zerken nabij ’t venster der doopvont, en een nabij ’t volgend venster ; in de westermuur der zuiderkruisbeuk een gedenksteen van de vergroting der kerk in 1844, en een zerk naast het poortje in de scheimuur tussen de pastorij en het Z. kerkhof. Op de eerste zerk is langs boven een kelk tussen twee ampullen en langs onder een doodshoofd afgebeeld. Op nr 3 is langs boven het wapenschild van M(arcus) Roussel. OPSCHRIFTEN : 1. D.O.M. Hier lydt begraven den Eerw.Heer Adrianus Snoeckx gewesen pastoor deser parochie ten tijde van 2 jaeren sterft den 8 Mei 1791 oud 53 Jaeren. Bidt voor de siele. R.I.P. 2. + D.O.M. Hier ligt begraven Isabella Wyns geboren te Schrieck deze 11 November 1780, die er sterft den 15 Augustus 1839 dochter van Adrianus Wyns en van Maria Van der Auwera die hier ook rusten ten grave egtgenoote van Jan Norbert Vermylen, geboren te Keerbergen den 13 Meert 1778, overleden te Schrieck den 18 Januari 1851 alwaar hij 42 jaren het ambt van Burgemeester heeft bekleed en hun dochter Regina Vermylen gebooren te Schrieck den 9 September 1819 en er overleden den 21 Maart 1854 . Jan Norbert Vermylen Burgemeester (1) zoon van Adriaan Frans en Petronel Beullens, die hier ook rusten ten grave. R.I.P. 3. MEL POST FEL. 1650 M.ROUSSEL. (2) 4. Kerk vergroot in 1844. L.Pauwels Past. , J.N.Vermylen Burgemeester, - E. Berkmans Arch. 5. D.O.M. Hier rusten in hoope van verrysenisse Joan. Franc. Raeymaeckers, Roomsch Priester, Pastor van Schrieck ten tyde van 15 jaeren sterft den 1 Mey 1806 en Maria Elis. Raeymaeckers syne suster die sterft 20 mey 1799. Sy versoeken ul gebeden voor saligheyt hunner sielen. R.I.P.
(1) De voornaamste ingezetene van het dorp en man van groot vermogen : Uit den Kadastrale legger (matrice cadastrale) van de gemeente Schriek blijkt dat zijn vier kinderen (van welke wij er drie gekend hebben) samen meer dan 100 ha onroerende goederen bezaten, (bijna 1/10 der gehele oppervlakte der gemeente die 1108 ha beslaat), buiten de goederen in de aanpalende gemeenten. (2) M.Roussel nabestaande van Andreas Rousselle, schout van Heist rond het midden der 17e eeuw.
ALTAREN.- A. HOOFDALTAAR. – Achter en boven ’t tabernakel : “ Jezus aan ’t kruis hangend “ ; aan de voet van hetzelve Maria en Joannes. In de nis van ’t Fronton “ beeld van Sint Jan Baptist “, patroon der parochie. Rechts en links op het aftaarvoetstuk, de beelden van Maria en Elisabeth met hun beider kindjes. B. ALTAAR VAN SINT BARBARA. C. ALTAAR VAN ONZE LIEVE VROUW. D. ALTAAR VAN SINT JOZEF. E. ALTAAR VAN SINT ANTONIUS.
HEILIGBEELDEN : A. – H. Elisabeth, - F. – Sint Bernardus.
EVANGELISTEN : G. – Joannes (met arend), - H. – Marcus (leeuw), - I. – Matheüs (kind), - J.- Lucas (os).
GEBEELDHOUWDE PREDIKSTOEL, met dubbele trap (leuningen in volutenband). Op de voor-, linker- en rechterzijde der kuip, in ovaalvormige lijst, reliëfbeelden van “Petrus”, van de “goeden Herder” en van “Maria Magdalena”. Onder de kuip: “Doopsel van Jezus” (beelden van Jezus en Joannes in levensgrootte.) Op het klankbord, in ovaalvormig half verheven beeldhouwwerk : “de Boodschap des engels”, - “Maria bezoekt Elisabeth”, - “de Hemelvaart van Maria” en (naar ons inzien) “de bruiloft van Cana”. Boven deze afbeeldingen “de Wettafelen van Mozes”.
GEBEELDHOUWDE BIECHTSTOEL (II) : Aan de voet beelden van “Sint Paulus” en “Sint Jan de Evangelist”. Boven in bas-reliëf : “Petrus verloochent Jezus” (kraaiende haan). GEBEELDHOUWDE BIECHTSTOEL (III) : Aan de voet beelden van “Petrus” en van “de verloren zoon”. Boven in Bas-reliëf “ Het laatste oordeel”.
GEBEELDHOUWDE COMMUNIEBANK. – Op de voorzijde, tussen volutenornament, voorafbeeldingen of zinnebeelden in bas-reliëf van : “het H.Sacrament”, “Ark des Verbonds”, “een Pelikaan”(zelfopofferende liefde van Jezus), “het Hoogwaardig” (monstrans met H.Hostie), “het Agnus Dei”(Jezus als zoenoffer), “de tafel met 12 toonbroden”. Naam onder elke afbeelding in het latijn.
KRUISWEG. – (reeds vermeld)
GEDENKSTEEN DER OORLOGSSLACHTOFFERS 1914 – 1918. Namen van parochianen : 8 gesneuvelden, - 3 burgers.
VENSTERRAMEN IN KATHEDRAALGLAS. In ’t N. Koorvenster : “Marteldood van joannes Baptista”. In ’t Z. Koorvenster : “Joannes doopt Jezus” In ’t rondboogvenster boven biechtstoel II : “Beeltenis van O.L.Vrouw Onbevlekte Ontvangenis” In ’t rondboogvenster boven biechtstoel III : “Beeltenis van Sint Jozef”.
ORGEL. Opschrift in orgelkast : “…………..”
ARCHIEVEN. – De kerk van Schriek bezit een rijke verzameling archieven, die, mochten ze geraadpleegd worden, een klaar licht zouden werpen op hetgeen hier voorheen gebeurd is, op feiten en toestanden vooral uit de 18e eeuw. Een “GEORDEND INVENTARIS DER PAROCHIEREGISTERS EN OORKONDEN OPGEMAAKT IN ’T JAAR 1898 DOOR DEN EERW.HEER TRUYTS, PASTOOR (met medewerking van den E.H. Fr. Vermeerbergen, onderpastoor) naar een omzendbrief van Z.E. Kardinaal Goossens (12.04.1898)” bevindt zich bij die archieven. Kopie van de daarin voorkomende stukken, die ons het meest aanbelangen, laten we hier volgen Nr Datum Inhoud der stukken 13 1303 Litteroe fondationis Ecclesioe Parochialis de Schrieck (Transcriptoe fuerunt ex authentias conservatis in archivis Ecclesioe parochiales de Aertselaer.
Meeste stukken betreffende goederen die aan de kerk toebehoren : 14 1661 Verzoekschrift van den E.H. Mertens, pastoor, om 4 roeden grond van ’t kerkhof te mogen verkopen (3 stukken). 15 Transport van den driehoek aan den pastoreelen hof. 16 20 mei 1713 De E.H. Bogaerts, pastoor, vraagt toelating om een schuur te bouwen. 17 21 juli 1744 Staat der goederen : land, meersen, bosch, beemd als renten competeerende de pastorij van Schrieck en Grootloo. 86 bis 1564 Rekeningenboek der kerk. 18 24 jan 1775 Opbouw van een nieuw pastoreel huis. 20 2 juli 1776 Idem : rente van 4400 gulden ten bate van het College te Leuven. 21 2 oct 1776 Idem : rekeningen. 24 13 nov 1779 Uitgeving van het Draaiboombosch. 31 5 brum VI Beslagneming der pastorij door de commissie van de uitvoerende macht van het Kanton Kathelijne Waver. 32 7 therm XI Arrêté betreffende de niet vervreemde kerkelijke goederen en renten. 32 bis 19 flor XII Staat der goederen aan de kerk weergegeven. 37 4 maart 1834 Gevonden perceelgrond in bezit gesteld van de kerk. Fondatiën ten laste der kerk : 42 5 jan 1879 Testament van den E.H.Vermylen, pastoor. 46 1709 Goedenisse in de Koudhalzen. 47 11 febr 1721 Fondatie Barbara Vertommen ( Verteunen ? ) 48 5 nov 1726 Fondatie Frans Blockx. 49 21 nov 1745 Testament Frans Nys. 50 23 oct 1748 Testament Elisabeth Somers. 51 7 april 1784 Fondatie Egied De Reyck. 52 18 maart 1788 Fondatie Elisabeth Van Roey. 53 5 april 1806 Testament J.B. Van den Bossche. 54 20 oct 1855 Fondatie Filip Claes. 55 12 oct 1858 Fondatie graaf Filip van der Stegen. 56 8 aug 1898 Fondatie gravin Julia van der Stegen. Fondatiën ten laste der gemeente : 57 16 juni 1677 Godfried Ullens en familie, erfgenamen van juffrouw Catharina de Cleyn schelden een schuld kwijt van 35000 gulden. 58 28 sept 1814 Fondatie Peter Verlinden, Elisabeth Verlinden, An. Van Calster. 58 19 juli 1860 Fondatie Joseph Kiebooms. Fondatiën ten laste van ’t armbestuur : 59 2 oct 1770 Testament van den E.H. Lardinoy, pastoor. 60 1 juli 1839 Fondatie van den E.H. Kerselaers. 61 1 juli 1847 Fondatie van Catharina Rymenants. 62 5 jan 1879 Testament van den E.H. Vermylen, Pastoor. Jaargetijden : 63 9 oct 1657 tot tot Jaargetijden op goederen of renten door 25 verschillende personen. 86 14 aug 1863 Stukken betreffende tienden en 20sten penning (Verkopen, verpachten, vervreemden, terugeisen van tienden, XXn penning, enz…) 87– 90 – 93 – 98 – 111 – 114 – 115 – 116 – 117 – 118 – 119 – 122 – 123 – 127 – 129 – 134 – 135 – 151 – 154 – 155 – 156 – 157 – 160 – 166 – 172 – 177 – 181 – 193 – 197 – 201 – 204 – 207 – 208 – 209 – 211 – 216 – 221 – 224 – 259 – 260 – 264 – 285 Stukken betreffende de kosterije (en de school) : 96 1655 E.H.Mertens, pastoor, tegen den dorpsheer. 97 1655 E.H.Mertens, pastoor, tegen de gemeente. 100 1659 E.H.Mertens, pastoor, tegen Jan Van Broeckhoven. 103 1662 E.H.Mertens, pastoor, tegen de gemeente. 104 1662 E.H.Mertens, pastoor, tegen drossaert, meyer, borgem., kerkmeesters. 105 1662 Idem. 131 26 maart 1699 Dorpsheer – schepene. 136 1701 Dorpsheer – verscheidene. 137 1701 Hendrik De Ka – E.H.Mertens. 138 13 jan 1701 Bezitneming van school en kosterije door Peeter Van Hoof. 139 27 jan 1701 Advies van hr.Landdeken gevraagd – Hendrik De Ka. 140 29 jan 1701 Verbod aan hr De Ka door hr.Landdeken. 141 3 febr 1702 Zaak De Ka. 142 10 febr 1702 Swiggers – Mertens – Van Broeckhoven. 143 2 maart 1702 Mertens – Van Broeckhoven. 144 28 april 1702 Adriaan Mangelschots : Verkoop der kosterije. 145 13 mei 1701 Mertens – De Ka en dorpsheer. 159 24 oct 1713 Ferdinand Van Hove. 168 30 oct 1736 Geestelijk hof – Ferd. Van Hove en gemeente. 265 16 nov 1801 Koster Guil.Schools afgezet, - Joseph De Meutter benoemd. 301 13 nov 1801 Conditiën over kosterije en school. Allerlei : 102 1662 Verhuring van het Kapellegoed van Grootloo. 121 1675 Octroy op ieder ton bier tot 12 stuivers en van 100 Halfhout (mutsaard) één voor de kerk. 149 1705 … Grootloo. 158 24 oct 1713 Reglement van ’t Vicariaat van Mechelen over den processieweg op Sint Jansdag. 165 31 juli 1733 Vonnis van het Geestelijk hof tegen Piet Van den Broeck maalder. 174 31 maart 1741 Vonnis betreffende de klok van Schrieck. 178 29 dec 1741 Contract betreffende de klok van Schrieck. 172 – 173 – 175 – 179 – 182 – 210 E.H.Lardinoy. 183 30 maart 1743 Verklaring van Hr.Helsen, vicaris in Bael over 5 huizen onder Bael, - nu geestelijk onder Schrieck. 189 17 mei 1743 Versiering der kerk, witten dezelve. 191 20 nov 1745 Overeenkomst tussen de E.H.Lardinoy en de gemeente over de onderpastorije. 198 14 maart 1749 Vonnis tegen Joanna De Ridder voor het “overlezen”. 203 9 mei 1750 Decreet van den bisscop tegen paarden en theaterkleederen in de processie. 206 8 juli 1751 Decreet over het afschaffen van heiligdagen. 232 19 febr 1777 Brief van den bisschop over de armen van Antwerpen elders besteed. 235 6 aug 1778 Decreet der keizerin rakende geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters. 247 – 248 – 249 – 268 : Bemoeiïng van Jozef II en Frans II met de kerk. 251 28 sept 1789 Verhuring van een driekantig hoeksken erf “ den Altenaer “ toebehorende aan de kapel van Grootloo. 270 27 nov 1793 Besluit van de volksrepresentanten aan het leger van het Noorden. 271 Register der kerkgoederen. 272 8 febr 1794 Proclamatie van de municipaliteit van Antwerpen. 277 3 aug 1794 Lening van 70 gulden te Schrieck voor den Kardinaal Aartsbisschop. 278 1794 Littera Archiepisc. Tempore belli scripta. 279 1794 Inventorium mibilium, auri, argenti ex ecclesiae Schrieck. 280 1794 Overdracht der pastoreele inkomens gedaan ter gelegenheid der contributiën geslagen op de geestelijkheid der kwartieren van Antwerpen. 283 20 febr 1795 Geldheffing van 1.200.000 g.Br. op pastoors. 284 26 mei 1795 Octrooi van ’t Vicariaat tot het lichten van 1025 g. 287 8 april 1796 Bevel van op zekeren dag de klokken te luiden. 288 20 fruct 1796 Bevel van de namen der overledenen op te geven. 290 12 mei 1797 Brief van den commissaire du pouvoir exécutif aan den koordeken van Antwerpen en dezes antwoord. 291 14 dec 1797 Mandement du Rév.M.Borgrave pour le serment exigé des ministres du culte. 292 20 maart 1798 Brief van den commissaire du pouvoir exécutif over het sluiten der kerken. 307 1804 Kwijtingen van verhuring van aangeslagen kerkegoed. 308 18 pluv 1805 De bisschop van Mechelen aan de pastoors. 310 5 frim XIII Exped. Van verhuring wegens de kerk van Schrieck. 311 4 niv XIII Le prefet du département des Deux-Nethes aux curés. 312 28 mess XIII Extrait des minutes de la secretairerie d’état touchant les biens des confrères. 315 1 frim XIV Circul. du ministre des cultes touchant les traitements ecclesiastiques. 316 16 sept 1807 Rekening der kapel van Sint Bernardus. 326 1829 Inventaris der vaste goederen, cijnzen en meubelen der kerk. 333 1833 Begroting en rekening over onderhoud der kapel van Grootloo. 337 5 juli 1836 Missie en oprichting van den Kruisweg.
ONDERPASTORIJE. Zoals we reeds zagen, had de heer Pastoor van Schrieck en Grootloo reeds van in 't begin der 18e eeuw, een helper, een onderpastoor. Deze werd bezoldigd met bijzondere giften en toelagen, die waatrschijnlijk nogal wisselvallig en ontoereikend waren. Om aan de bediening een billijk en verzekerd bestaan te geven, werd tussen den E.H.Pastoor en het gemeentebestuur een overeenkomst getroffen. Wij laten hier kopie van de akte dier overeenkomst volgen :
ACCOORT EN DECRETEMENT NOPENS EEN TRANSACTIE VAN D’HEER LARDINOY MET DE GEMEENTE OVER DE ONDERPASTORIJE DE ANIS 1744 (25 NOV) EN 1745.
Extract uit de verbaelen gehouden voor heeren commissarissen van den Soeverijnen Raede van Brabant. Tusschen Die Burgemeesters, Schepenen, Kerckmeesters ende H.Geestmeesters, gegoeyde ende gemeyntenaeren van Schrieck ende Grootloo, met hun gevoegt den heere der zelve jurisdictiën impetranten ter eene Den Eerweerdighen heere Prelaet van Perck, Den Cannoninck Ingelgrave, Den Pastoor van Schrieck ende Grootloo voorschrevene als respectieve thiendeheffers ter andere zijde Den 12 Oct. 1744 Donroy voor d’impetranten met d’heer Abraham Frederick Golphus, drossaert van Schrieck ende Grootloo, Petrus van den Broeck meyer, Rombaut de Hont president schepene, Jan Van Herle gegoeyde, de welke alle protesteeren van hunne expresse comparitie uit Schrieck voorschreve, binnen deze stadt gedaen, geassisteert van den advocaet Fackels senior ende de welcke verclaere alhier te compareeren ten eynde als by den appointement van de voorgaende daege van den Eede hiertoe gedaeght per Ronveroy met leveringe van copye van den voorschreven appointemente ut constat. Adjdem van den Eede met den heere Pastoor van Schrieck ende Grootloo in persoon geassisteert van den advocaet Pantecras, Donroy hiertoe insgelycx gedaeght per Van Den Bruggen ut constat. Partyen aanhoort hebbende de middelen van accommodement voor ons eersten Commissaris hun geproponeert syn geconvinieert in de maniere naer volgende : Dat er voor de parochie van Schrieck ende Grootloo sal syn eenen onderpastoor, den welken voor syne competentie sal genieten het incomen van de hoeve ende van de annexe landen ende andere toebehoorten geleghen te Schrieck voors. Ende voordere emolumenten van de fondatie gemaekt by testament van wylen de Douariere Zethy, ten processi geexhibeert totter tyde dat de selve hoeve ende landen sullen worden vercocht, hetwelk sal moeten geschieden binnen s’jaers met den vrydom van de publieque lasten, ende penninghen daervan te provenieren sullen worden aangeleyt ter rente op goede ende suffisante panden ten behoeve van de voors.Onderpastorye op den last in het voors.testament ende fondatie uytgedruckt. Dat hy voorders jaerelyx sal trecken vyfthien guldens uyt het incomen van de fabrycke ende vyf guldens van den armen van Schrieck ende Grootloo voorschreven. Dat hy ook genieten sal de hellicht van den offer van St.Antonius autaer binnen de voors.parochiale Kercke. Dat hy alsnoch van den Pastoor van deselve kercke uyt syne tiende jaerelycx sal trekken de somme van honderdt twintch guldens. Dat hy ook sal moghen genieten den offer met de voordere accidenten van de capelle van Grootloo voorschreven mits deselve onderhoudende in behoorelycke staet. Dat bovendien de gemeynte der voors.parochie jaerelycx aan den Onderpastoor sal betaelen een somme van dertigh guldens. Dat ter consideratie van dien den Onderpastoor gehouden sal syn alle sondaegen ende heyligdaegen de vroegmisse te lesen ende andere dienste te doen voor de commoditeyt van de parochiaenen als voorafgaendelyck. Alles onder agreatie van beyde de overheyt, degene van syne Eminentie den Aertsbisschop van Mechelen te besorgen door den Pastoor voors. Binnen eene maendt date deser, mede onder aggreatie van den heere gegoeyde ende gemeynte van Schrieck ende Grootloo voors. Insgelycx te besorgen binnen eene maendt. Waermede dit proces tusschen de transigenten ten desen comt te cesseeren met compensatie van costen den voors.Pastoor geheel teghens d’andere thiendeheffers tot idemniteit ofte contributie van de voors.competentie. Versoekende partye op den voorschreven voet hiervan decretement ende acte. (get) F.Hoff aggreerende de bovenstaande transactie deselve ende verleent partyen daervan acte. (get) J.B. Pauwens. Den 25 9ber 1744. Donroy voor de impetranten eght over de aggreatie van de transactie aengegaen met d’heer Pastoor van Schrieck ende Grootloo mits by deselve worde voorders gevoeght dat den vrydomme der thiende van de hoeve ende andere landen ende andere toebehoorten breeder vermelt in de voors.transactie sal volgen, ingevolge de vorige transactie daervan synde gepasseert voor den notaris Jacobs, mede dat de voorschreven pastoor beneffens den heere gegoeyde ende gemeyntenaeren van Schrieck ende Grootloo geheel blyven teghens de andere thiendeheffers tot idemniteit ofte contributie van de competentie breeder by het voorschreven accoordt gevoert versoekende andermael op dien voet daervan decretement en acte. Van den Eede voor d’heer Lardinoy pastoor van Schrieck ende Grootloo zeght over d’aggreatie van den selven onder de twee conditiën breeder vermelt by de bovenstaende geverbaliseerde ende ad marginem van de overgelegde transactie aangeteelent versoekende op dien voet insgelycx decretement en acte. Idem van den Eede zeght over d’aggreatie van Syne Eminentie hierboven vermelt versoekende als voren. Ghesien de acten van aggreatie der voors.transactie met de byvoegsels door Donroy beroepen F.Hoff accordeert op dien voet andermael aen partyen daervan decretement ende acte, Actum 12 Jannuary 1743. (get) J.B. Pauwens. Hier onder voghen de aggreatiën by den voorenstaende accoorden beroepen. Thomas Philippus door Godts Bermhertigheit der H.Roomsche kerck, Priester Cardinael d’Alface de Bouffu Aertsbisschop van Mechelen, Primaet der Nederlanden, etc… Ghesien ende geexamineert de bovenstaende transactie ende daerover gehadt het advies van den seer Eerw. Heer onsen landtdeken van het district van Mechelen ten Westen, wy hebben deselve geagreëert ende geapprobeert gelyck dese door onse ordinarische macht ende authoriteyt aggreert ende approbeert by desen in alle syne pointen ende clausulen. Actum Mechelen den 9 January 1745, onderteekent TH.Cardinaal Aertsbisschop van Mechelen ende gecacheteerd, leeger stont Ter ordonnantie van Syne Eminentie, onderteekent : L. Dendon Secret. Den onderschreven accepteert dese transactie beneffens de twee renvoyen hierboven ad marginem. Was onderteekent: C.Lardinoy pastoor van Schrieck.
Wy onderschreven Heere van Schrieck ende Grootloo, gegoeyde ende ingesetenen van aldaer, verklaeren de bovenstaende transactie te aggreere ende te approbeeren. Actum desen 21 Octobris 1744. Was onderteekent : Ch.van der Stegen, Baron van Putte, etc…,Abraham Golfus, Rombaudt de Hondt, Joannes Baptista Verhaest, Joannes Mylemans, Joannes Van Heerle, Joos Weyns, Cornelius Vercalstere, Gillis Van Hove, Servaes Geeraerts, Jan Hertsens, Jan Van Oosterwyck, Jan De Bie, -onderteekent by forme van een cruys waer by stont : dit is het merck van Jan Claes, by forme van een cruys waer by stont : dit is het merck van Peeter Hollemans, alsnoch by forme van een cruys waerby stont : dit is het handtmerck van Pieter Geens, alsnoch by forme van een cruys waer by stont : dit is het handtmerck van Jan Cobe, Peeter Storms, Adriaen Vinq, Peeter Melus, alsnoch onderteekent by forme van een cruys waer by stont : dit is het handtmerck van Jan Puttemans, Adriaen Geens, Jacobus Wyns, Peeter Docx, Jan Van Hove, Peeter Van den Broeck Meyer, Adriaen Op de Beeck kerckmeesters ende J.B.Reydams secret. (get) J.B.Pauwens.
KOSTERYE. Te Schrieck, evenals op menige andere plaats, werd over een eeuw en vroeger – ook nog later – de bediening van koster en onderwijzer door denzelfden persoon waargenomen. Dit gebeurde gewoonlijk door overeenkomst tussen geestelijke en burgerlijke overheid, en wel omdat de vereniging van deze twee bedieningen de nodige hulpmiddelen opleverde tot onderhoud van een huisgezin. Dit ambt was niet gemakkelijk : dagelijks 6 – 7 uren klas houden, in de kerkelijke diensten aanwezig zijn en dikwijls als helper gevraagd worden bij ander parochiaal werk. Niet te verwonderen dat er dan meermaals moeilijkheden, klachten en geschil oprezen tussen ondergeschikten en overheden, niet zelden tussen deze laatsten. Zo laten de stukken betreffende “ De kosterye school “, vermeld in de inventaris van 1898, vermoeden dat het er destijds soms moet “ gespannen “ hebben en dat die benoemingen veel stof opgejaagd hebben tussen dorpsheer en pastoor.
PASTORIJ. De heden nog bestaande pastorij werd in ’t jaar 1775 gebouwd door de E.H.Pastoor Snoeckx. Deze had voor de voltrekking van het werk van den E.H.Sebastiaan Snoeckx, regent van pedagogie in ’t Centrum Coll. Te Leuven en ten voordele van dit gesticht een som van 4400 gulden in leen gekregen, van welke som hij en zijn opvolgers jaarlijks de intrest moesten betalen en 75 gulden ’s jaars afleggen. Het was (voor die tijd) een prachtig gebouw, dat buiten de inwendige versiering onveranderd is gebleven. De hoofdbaluster van de nog bestaande trap is versierd met een gebeeldhouwde “ snoek “. De zolderingen der benedenplaatsen waren eertijds allen geschilderd ; een dezer stelde het luchtruim voor waarin engelen met bloemkransen zweefden. Op de muren zag men overblijfselen van geschilderde portretten met lauwerkransen omgeven. Later is dit alles met kalk overwit. Bij een schildering met lijnverf in 1840, verschenen weder versieringen in de zaal, onder welke een zicht op een oud kasteel met bevallige omgeving. Wellicht was het bekleden der wanden met behangpapier toen nog niet veel in de mode.
NAAMLIJST DER GEKENDE E.E.H.H.PASTOORS
Jan parochiaan van Schriek 1315 Reynkens Gregorius 1562 Geerts Gregorius …… Bellemans Hendricus 1604 Rythovius Martinus 1605 Peetermans Godfridus 1607 Adriaensens Petrus 1613 Mertens Judocus 1655 Bogaerts Gerardus 1708 Blockx Franciscus 1724 Wendele Georgius 1727 Lardinoy Carolus 1731 Snoeckx Adrianus 1771 Raeymaeckers Joannes Franciscus 1791 Van Elst Petrus 1806 Op de Beeck Petrus 1831 Pauwels Ludovicus 1836 Vermylen Carolus 1865 Truyts Evaristus 1878 Van Hoof Hubert 1908 De Wachter Petrus 1932 Van Cuyck Jozef 1951 Van Bergen Jan, L.,Th. 1970 Vanlommel Alois 1993
E.E.H.H.ONDERPASTOORS
Bogaerts Gerardus 1705 Wils Jan Baptist 1714 Huypens Hendricus 1722 Van Orshagen Joannes Baptist 1726 Prevost Joannes Baptist 1727 Vranckx Petrus 1728 Marchant Nicolaus 1731 Pantecras Anthonius 1732 Vloeberghs Petrus 1744 Helsen Amandus Bruno 1756 Broeckx Petrus Franciscus 1766 Luytens Jan Baptist 1771 Segers Petrus 1777 Wauters Joannes Franciscus 1780 Arnauts Ludovicus Antonius 1785 Luyten Jan Baptist 1790 Dellemans Petrus 1791 Van Elst Petrus 1791 Van Egeren Petrus 1811 Boomans K 1814 Gelens K 1824 Op de Beeck Petrus 1827 Kerselaers Carolus 1835 Van Gorp Joannes Franciscus 1839 Franck Hieronimus Petr. Norb. 1863 Van Ourshaegen J.A. 1865 Ruts Andr. Lud. 1868 Van Pelt Hendricus 1879 De Laet Ernest 1897 Vermeerbergen Frans 1897 Heymans Leopold 1907 Beyens Jacobus 1918 Roosen Albertus 1919 Van Brempt Augustinus 1922 Verbruggen Joannes 1933 Van Santvoort Frans 1937 Van Riet Em 1944 Dries Petrus 1946 Beuger Herman 1948 Broeckx Alfons 1963
wordt vervolgd
27-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
26-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (3)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
Deel 3
GROOTLO.
De naam van Grootlo, - in oude akten Grutlo, Groteloo, Grotloo, Grootte, Grootloy,- vinden wij de eerste maal vermeld in het stuk, waarbij Walther Berthout in 1220, - ter kruisvaart te Damiette – aan het Theuthoonse huis van Jerusalem 24 bunder land te Rama en zes bunder grond te Grutlo vermaakte (1). Volgens de volksoverlevering zou die naam voortkomen van “ groot loon “, doordien de ambachtslieden, bij het opbouwen der kapel of kerk, om het werk te bespoedigen, aldaar groter loon verdienden dan elders ( aan de kerk van Aarschot, zeggen enigen). Er wordt zelfs bijgevoegd dat dit zou gebeurd zijn rond het jaar 1100. Over het bouwen der kapel, het ontstaan en bestaan van Grootlo tot in de 17e eeuw, is tot heden weinig of niets met zekerheid gekend. In schier alle oude oorkonden, zo onder geestelijk als onder burgerlijk opzicht, gaat de naam “ Grootlo “ met die van Schriek gepaard. Schriek bestond uit “ de heerlijkheden Schriek en Grootlo “. In enkele oude stukken zou voorkomen : de dorpen van Schriek en Grootlo. (1) J.T.de Raadt geeft in zijn brochure “ À propos d’un diplôme relatif à la Maison des Berthout « bl.4 en 5, het volgend afschrift van dit oorspronkelijk schrijven : “ Waltherus Bertholdus, nobilis de Brabantia et Dominus de Machlinya, Domino Egidio, fratri suo Dilicti et filiis suis W. et H.Karissimus neenon universis sancte ecclesiae fidelibus omnibus que suis presentum paginam perspecturis salutem in auctore salutis. Quoniam ab humana facilius alabuntur memoria que nec scripto nec voce testium eternantur, ideo notum facimus presentibus et futuris Christi fidelibus quod cum in exercitu christiano apud Danyetham infirmi quidem corpore sani autem mente essermus, Divina consulente gratia, Hospitali sancte Marie Domus theutonicorum in Hierosolyma XXIIII bonuaria pratorum in Rama contulimus et VI bonuaria dure terre in Grutlo, ubi curtim sont facturi, et tantam libertatem super lignis incidendis in nemore nostro Wawir sicut III milites nostri incidere solent, candem quoque libertatem in pascendis porcis in predicta silva, qua III milites beneficiati a nobis ibidem utuntur. Hec autem omnia pro salute omnium progenitorum nostrorum animarum, prenotate domus religioni donavimus, utque Deus in novissima tuba nostri dignetur cum fidelibus misereri. Ut ituque hoc rationabile factum in posterum permaneat ratum et inconvulsum sigili nostri impressione et testium subscriptione hane litteram confirmavimus. Huius rei testes sont Dominus Gisilbertus de Sittenheim, Willelmus capellanus de Calmunt, Franco de Arkania, et Duo filii eins F. et W., Arnoldus de Ryminam, Egydius et Arnoldus filii nostri, Henricus de Dufele, Willelmus clericus noster de Belivort, Basilius famulus noster, ac alii plures. Acta sunt hec apud Damietham anno Dominice Incarnationis M.CC.XX.VI. Kal. February. »
KERKELIJK GROOTLO. Eerst ruim vier eeuwen en half na de vermelding van de naam Grutlo (1220), vinden wij de naam Grootlo weer in een akte (1) van “ Verhuring van het Capellegoed van Grootloo “ in het jaar 1662. Uit deze titel, - wij hebben geen inzage kunnen nemen van het stuk – besluiten we dat de kapel dan al lang bestond vermits ze reeds in het bezit was van vast goed dat ze verhuurde, en dat daaruit te veronderstellen valt dat het inkomen van dit goed wel deels aangewend zou zijn tot uitoefening van de eredienst in de kapel. Wel hadden Schriek en Grootlo alsdan maar één pastoor, die daarom genoemd “ Pastoor van Schriek ende Grootlo “, maar uit de overeenkomst tussen de E.H.Pastoor Lardinoy en de gemeente Schriek in 1744-’45, (2) die aan de E.H.Onderpastoor van Schriek de verplichting oplegt “ alle sondaegen ende heyligdaegen de vroegmisse te lesen ende andere dienste te doen (in de kapel van Grootlo) voor de commoditeyt van de parochiaenen als voorafgaendelyck “ – moet men besluiten dat die diensten reeds vroeger, zeker van bij de stichting der fondatie (3) van Mevr. Van Grootendael (lijftochtenares van de heer Hiéronymus Zety) in 1709 of 1714, - misschien nog vroeger verricht werden. (4) Later in 1778 werd het onderhouden der diensten in de kapel van Grootlo bevestigd door de E.H.Snoeckx in de lijst die hij opgemaakt heeft van de goederen en cijnzen der kapel. We lezen daarin : “ Daartoe (ttz. Tot het onderhouden der kapel) ontving hij (de heer onderpastoor) buiten het “ offer “, dat doorgaans rond de 30 gulden beliep ; a) Den interest van de renten der stichting van Mevr. Van Grootendael (opbrengst van ’t Koudhalzen hof) ; b) Een cijns van 12 gulden bezet op een huis van den heer Baron voor het ontvangen (bekostigen) van een Eerw.Pater Minderbroeder op den Feestdag van den “ Zoeten Naam “, patroonfeest der kerk van Grootlo ; c) Een cijns van 2 g. 2 st. van een huis gebouwd op goed bij de kapel gelegen en genoemd “ Kapellehof “ ; d) Een cijns van 2 g. 2 stuivers van een huis gebouwd op een hoeksken land dat aan de kapel toebehoorde ; e) De opbrengst der bomen rond de kapel ; f) van den E.H.Pastoor 120 g. ; g) Van de gemeente 30 g. ; h) van de kerk van Schriek 15 g. per jaar (5)” En de E.H.Jan Frans Raeymaekers, opvolger van de E.H.Pastoor Snoeckx, getuigt, dat bij zijn benoeming tot pastoor van Schriek in 1791, - de gewoonte bestond van mis te zingen in de kapel op de feestdagen van : de Besnijdenis O.H.J.C., - den H.Naam Jezus, - O.L.V.Boodschap, - de H.H.Apostelen Petrus en Paulus en O.H.Hemelvaart. Zoals hiervoren gezegd, had de eerste verhuring van “ het Kapellegoed “ plaats rond 1662, - de verhuring van een driekantig hoeksken erf “ den Altenaer “, toebehorend aan de kapel, greep plaats in 1789. (6) (1) Vermeld onder n° 102 van de inventaris van 1898. (2) Vermeld onder n° 191 van de inventaris van 1898. (3) Vermeld onder n° 46 van de inventaris van 1898. (4) Gebeurlijk vermeld in n° 149 : Grootlo (5) In dat stuk leest men : Proviseurs ofte collateurs den President van het Seminarie te Mechelen en den Deken van het district van Mechelen ten Westen, moeten die vergeven (toekennen) naar hun goeddunken, daarover eerst gehoord zijnde de Pastoor, alsoo spreekt de familie selfs.” (6) N° 251 van den inventaris.
VERVAL. – In 1821 zijn de goederen der kapel van Grootlo door de gemeente aangeslagen en later verkocht. Het bedrag ervan vinden wij nergens vermeld. Dit van de verkoop der bomen beliep 188 gulden. In 1838 zijn de diensten in de kapel afgeschaft. Van dat ogenblik af werd de kapel niet meer onderhouden en na enige jaren was ze zodanig vervallen, dat men besloten had ze af te breken (1). Dat is echter, gelukkig, niet gebeurd, dank aan Z.Em.Kardinaal Sterckx, die dezelve wilde behouden, als zijnde de enigste kerk of kapel van het aartsbisdom, toegewijd aan de H.Naam Jezus. In 1870 en ook vroeger diende de kapel tot schuur. De landbouwers uit de buurt borgen er hun oogst in op. Voor die tijd heeft een wever er zelfs gedurende geruime tijd zijn getouw in opgesteld gehad en zijn ambacht in uitgeoefend. (1)Stenen en afval van uit- en afgebrokkelde muren en conterforts werden door de buren weggehaald en benuttigd als bouwstof tot herstelling en verbetering van woonhuis en afhankelijkheid.
OP WEG NAAR HERSTEL EN OPRICHTING DER PAROCHIE. – De 16 december 1871 wordt door de hoofden van 124 huisgezinnen, die Grootlo alsdan telde, een verzoekschrift tot oprichting eener parochie aan Z.EM.Kardinaal Aartsbisschop gezonden. Het gehucht wordt niet belangrijk genoeg geoordeeld, ofschoon de E.H.Schellebeek, destijds onderpastoor te Tremelo, die men met de oprichting der parochie wilde gelasten, het tegendeel beweerde. Een afgevaardigde van het bisdom wordt tot nader onderzoek ter plaatse gezonden. Deze oordeelt dat Heist-Goor, wiens ingezetenen rond dezelfde tijd om de oprichting ener parochie hadden verzocht, van meer belang is en brengt gunstig verslag uit voor Heist-Goor. (1) Is de eerste poging mislukt, toch verliest men de moed niet. De 28 maart 1874 vraagt Mevr.Wwe Frans Goossens, geboren Catharina Rijmenants, een der voornaamste ingezetenen van Schriek, woonachtig te Grootlo, aan het gemeentebestuur van Schriek toelating om op eigen kosten de bouwvallige kapel te herstellen. Het gemeentebestuur trekt zich uit de slag met te antwoorden dat de kapel de eigendom is van de kerk en het gemeentebestuur daar niets in te zien heeft. De 13 mei daarop volgend wordt dezelfde toelating gevraagd aan de kerkfabriek. Deze laat aanzoekster vrij van handelen, met de woorden : “ Doe ermee wat ge wilt “. Des ondanks bleef de uitvoering van het voorgenomen werk nog 17 jaar uit. Had die weldoenster van Grootlo wel toelating tot handelen? Wellicht voelde zij dat haar voorstel de algemene goedkeuring niet verwierf vanwege de overheden van Schriek, die in ’t herstellen der kapel de voorbode zagen van ’t inrichten ener parochie, waardoor de moeder-parochie zich onder meerdere opzichten in hare stoffelijke belangen benadeeld zag. Mogelijk heeft dit vertraag nog andere oorzaken. In 1883 liet Joanna Wouters, dichte gebuur van de kapel, al de vensters en ruiten voorzien. Eindelijk, in 1891 wordt de bouwvallige kapel gans hersteld door de zorgen van de heer Engelbert Goossens en dezes zuster, kinderen van voornoemde Wwe Goossens.(2) Hier weze terloops gezegd dat de voornoemde familie intussen de grootste weldoenster is geweest, o.m. tijdens de ongelukswet van 1879 voor katholieke scholen heeft gezorgd, wat later te Schriek een klooster en prachtige klassen heeft gebouwd en bijgedragen in al wat de gemeente en de kerk aangaat. Van dit ogenblik (1891) wordt in de kapel de 3e maandag van elke maand mis gelezen door de E.H.Onderpastoor van Schriek. 1895. – In dit jaar komt een E.H.Professor aan het St.Jozefscollegie te Aarschot des zondags de goddelijke diensten verrichten (3), biecht horen, de H.Communie uitreiken en bijhorig werk verrichten. Een bijzonderheid : wijl het H.Sacrament in de kapel niet mocht bewaard worden, werden slechts zoveel hostiën geconsacreerd als er personen ter H.Tafel zouden naderen, die vooruit geteld werden door Juf.Goossens. Nu al het parochiaal zondagswerk reeds in de te klein geworden kapel verricht wordt, en men aan het verlangen van dien milden weldoener niet kan blijven weerstaan, stemt de kerkfabriek (E.H.Pastoor Truyts) er dit zelfde jaar in toe dat vermelde heer Goossens de kapel zou vergroten. Dit gebeurde door het aanbrengen van een beuk (langs de N.zijde) en een toren, een werk dat onmiddellijk aangevat en uitgevoerd werd. 1905. – Het verzoek aan Z.Em. de Kardinaal, ter gelegenheid van het toedienen des Vormsels ter kerke van Schriek gedaan om het H.Sacrament in de kapel van Grootlo te mogen bewaren, wordt niet ingewilligd. Maar om de aanzoekers zijn goeden wil in belangstelling te tonen, komt Z.E. persoonlijk ter plaatse kennis nemen van de toestand en raadt hun aan de inrichting ener parochie te vragen. Op de vraag daartoe aanstonds gedaan, volgt een gunstig advies vanwege de bevoegde overheid en worden de grenzen door het Aartsbisdom vastgesteld. Daarop volgt een Koninklijk Besluit dat de parochie opgericht verklaart. (1) Reeds in 1858 had de heer Jozef Verbist, een voornaam ingezetene van Goor, pogingen aangewend om een parochie op te richten. Machtige tegenstrevers van Heist deden zijn plan mislukken. Toch gaf hij zich niet verloren, want aan de vijanden die hem geluk wensten met zijn “ buis “, antwoordde hij : “ Wacht maar, ik zal die buis zo hoog opsteken, dat ge ze te Heist zult zien staan!” En, in 1873, het ogenblik gunstig achtend, begon hij opnieuw te werken en slaagde. Bij Kon. Besluit van 4 sept.1873 werd de parochie Goor opgericht. Een voorlopige kapel was weldra voltrokken en de 19e november 1873 werd E.H.Mellaerts, onderpastoor te Keerbergen, als eerste herder van Goor ingehuldigd. Deze bouwde de kerk in de jaren 1878-’79. De parochie kreeg tot beschermheilige “ St.Alfons “ die tijdens de eerste jaren ook tot patroon gekozen werd voor een groot getal dorpelingen. (2) Om aan de kapel zoveel mogelijk haar oorspronkelijk uitzicht en vorm te geven, verzamelde de heer Goossens in en buiten de huizen der buurt al de stenen die voorheen tot de kapel behoord hadden. (3) De E.E.H.H.Raeymaekers en Van de Voorde kwamen overhand des zondags de kerkelijke diensten celebreren.
KONINKLIJK BESLUIT. Art. 1. – Le hameau dit Grootloo, commune de Schriek, est érigé en succursale sous le vocable de « St.Nom de Jesus ». Cette succursale aura pour circonscription la partie est de la commune de Schriek, séparée de la paroisse de St.Jean Baptiste à Schriek par la ligne séparative entre les parcelles n° 553 et 555 section B d’un part et les parcelles n° 558, 557 et 556, section B d’autre part ; l’axe du chemin dit « Lauwerijkensstraat »; l’axe du chemin dit « Langstraat » et l’axe du chemin dit « Trommelstraat ». Art. 2. – Un conseil de fabrique y sera immédiatement établi conformement à l’art.6 du décret du 30 décembre 1809. Notre ministre est chargé… Donné à Laken le 16 mai 1906. (s) Léopold.
A. – Pars parochiae de Tremeloo annexe parochiae de Grootloo : Te beginnen aan de grens der gemeente Schriek, de grensscheiding tussen de gemeenten Baal en Tremelo; op de gemeente Tremelo de scheidslijn tussen de percelen n° 300a enerzijds en 300b en 285c anderzijds, sectie A tot aan de baan van Baal naar Grootlo; de middellijn van die baan tot aan de Raambeek; de Raambeek tot aan de grens van Schriek. B. – Pars parochiae de Keerbergen annexe parochiae de Grootloo : Te beginnen van de grens der gemeente Schriek de middellijn van de Paalstraat tot aan de Leuvense baan; de Leuvense baan langs beide kanten met 100 meters buitenkant tot aan de grens van Schriek.
De herder alleen ontbrak nu nog, maar dat duurde niet lang.
DE EERSTE HERDER. – De Eerw.Heer Vermeerbergen Frans, sedert 1897 onderpastoor van Schriek, wordt door Z.Em.Kardinaal Mercier de 26 september 1906 als eerste pastoor der nieuwe parochie aangesteld, en wordt de 3 oktober ingehuldigd.
1906-’07. – ’t Eerste werk van de eerste herder: onmiddellijk bouwt hij de Z.beuk bij aan de kapel, vergroting dringend nodig ingevolge aangroei van bevolking. Bijna terzelfdertijd vangt hij aan met het bouwen der pastorij die in 1907 voltrokken wordt.
1910. – Een poging om een begraafplaats in te richten op de Donken, een honderdtal meters O.waarts van de kapel, mislukt doordat de eigenaar, hr.Vermeerstraeten, notaris te Brussel, weigert grond te verkopen. De heer Eug.Goossens (reeds vernoemd), burgemeester van Schriek sedert 1896 en Provinciaal Raadslid, staat daarop een perceel bouwland af van 33 are op ruim 200 meter Z.waarts van de kapel. Deze begraafplaats wordt de 12e juni 1910 gewijd door de E.H.Pastoor, bij ontstentenis van de Z.E.H.Deken.
1925. – De E.H.Pastoor laat de kapel schilderen en opschikken. Onkosten ruim 9000 fr.
Buiten het werk voor de stoffelijke inrichting zijner parochie, heeft de herder door parochiale instellingen ook gezorgd voor ’t geestelijk welzijn zijner onderhorigen. Zo stichtte hij op: 13 october 1907 – enkele dagen na zijn intrede – een congregatie voor jonge dochters; 5 juni 1908 het Broederschap der Gedurige Aanbidding; 5 augustus 1908 het Broederschap van den H.Naam Jezus; In 1909 de Bond van het H.Hart. De vlaggenwijding van deze Bond door Monseigneur Van Roey, dorpsgenoot en studiemakker van de E.H.Pastoor, had plaats de 28 mei 1911.
VERDERE INRICHTING DER PAROCHIE. – De heer Burgemeester Goossens, de 11 juli 1920 kinderloos overleden, en zijn enige zuster, ongehuwd gestorven de 31 december 1925, hadden tijdens hun leven een gedeelte hunner goederen vermaakt aan de E.H.Pastoor met het inzicht deze er te laten over beschikken naar eigen goeddunken ten voordele zijner parochie.
1927. – In ’t bezit der hun toegekende goederen, richt de E.H.Pastoor in vermeld jaar voor de meisjes een scholllokaal op met vier klassen, gehouden door de Zusters van St.Jozef van Calasance van Vorselaar, aan wie hij de pastorij tot woning afstaat.
1928. – Nevens de zusterschool bouwt de E.H.Pastoor twee klassen voor de jongens (met onderwijzers). De kosten dezer gebouwen met bemeubeling belopen 298 760 fr.
BOUWEN ENER KERK. – De sterke aangroei der bevolking had de E.H.P. sedert lang aan ’t oprichten ener kerk doen denken.
1929. – Nu de scholen in regel zijn, begint hij daartoe middelen te beramen en wordt de hand aan ’t werk geslaan.
1930. – In juni van dit jaar wordt, bij openbare verkoping der goederen van vermelden heer Vermeerstraeten, door de kerkfabriek mits 9875 fr een parceel grond aangekocht, dat allergunstigst gelegen en geschikt is voor de kerk (1). De goedkeuring van die aankoop door het hogere bestuur op de lange baan geschoven, verschijnt een jaar nadien. Een plan opgemaakt door de heer Prov. Bouwmeester Careels (vader) wordt ter goedkeuring naar het Aartsbisdom gezonden, waar men bepaalt dat de uitvoering van het gehele werk het miljoen niet mag overtreffen. Daarop volgt een reeks moeilijkheden van alle aard : beloofde toelagen worden eerst verminderd, daarna gans geweigerd ; het plan wordt afgekeurd, of dient gewijzigd, enz…, enz…- in een woord hinderpalen die onoverkomelijk schijnen en gehele mislukking doen vermoeden. Maar door volharding en takt weet de E.H.Pastoor al die moeilijkheden te overwinnen. Het eerste plan, mits enige wijziging (door de heer Careels, zoon) wordt goedgekeurd. Het bestek beloopt 698.000 fr. De aanbesteding heeft plaats de 3 maart 1936 ter pastorij in aanwezigheid der kerkfabriek. Onder de zeven mededingers staat de hr. Jos IJzermans, aannemer te Mol, met de laagste aanbiedingsprijs, namelijk 675.410 fr(2) voor welke som hem het werk wordt toegewezen. Na goedkeuring der aanbesteding, wordt de 18 april 1936 aangevangen met de werken, die na 300 werkdagen moeten voltrokken zijn.
1937. – De 15 juni van dit jaar heeft de wijding der kerk door Z.E.Kard.Aartsbisschop Van Roey plaats. De kerk, met een toren van 34 meter hoogte (24 m metselwerk) is in modern Romaanse stijl opgetrokken. Zij is 30 m lang en 20 m breed. Het is een wel verlicht en luchtig gebouw, zo bevallig dat men ’t gelijke ervan nergens aantreft. (1) De voornoemde heer Vermeerstraeten berichtte de E.H.Pastoor op voorhand dat er nu gelegenheid was het vroeger gewenste perceel grond aan te kopen. (2) De gebroeders Kempenaers uit Schriek stonden met de tweede laagste aanbiedingsprijs.
BEMEUBELING. – Zoals we hoger zegden, werd het bouwen der kerk aangevangen in april 1936, en vorderden de werken goed. Intussen was ook voor de bemeubeling van de kerk gezorgd.
ALTAREN. – Drie altaren, het hoofdaltaar toegewijd aan de Zoete Naam Jezus, de beide anderen aan O.L.Vrouw en aan St.Jozef, werden geleverd door het huis Gerrit, Lange Leemstraat, Antwerpen.
BIECHTSTOELEN. – Twee biechtstoelen, in stijl der kerk, werden vervaardigd door het werkhuis L.Maes te St.Lenaerts.
KLOKKEN. – Twee nieuwe klokken, de ene van 990 kg en de andere van 738 kg, een gift van de E.H. Alex.Vermijlen, aalmoezenier van ’t Godshuis en van ’t gesticht der Eerw.Zusters Annonciaden te Heist-op-den-Berg, werden de 8 augustus 1937 gewijd door de Z.E.H.Kannunik Sempels. De eerste draagt voor opschrift (in 4 onder elkander staande regels) :In nomine Domini, - Donator et Patrinus rev.Dominus Alex. Vermijlen, - Fr. Vermeerbergen, Parochus, - Me fundit Fr. Sergeys, Lovani 1937. De tweede : St.Aldegondis, consolatrix infirmorum, -(gevolgd van 3 regels als voren).
ELEKTRISCHE VERLICHTING. – Dit werk werd de 4 september 1937 aanbesteed op de pastorij in aanwezigheid van het kerkfabriek. Drie aannemers boden zich aan. Het werk werd toegewezen aan de heer Hendrik Anthonis te Lier, mits 15.156 fr. Voor de overige meubelen ; communiebank, kruisweg, predikstoel en orgel(harmonium), was eveneens gezorgd. Een gedenksteen langs de epistelzijde onder ’t hoogzaal in de muur gemetseld, draagt het inschrift : “ Deze kerk werd hier gebouwd in het jaar 1936 ter eere van den Zoeten Naam Jezus. – Fr. Vermeerbergen Pastoor, - J. Beyens Burgemeester, G. Careels, Provinciale Bouwmeester, J. Eysermans, aannemer.”
Met voldoening mag de E.H.Pastoor terugblikken op al het werk dat hij hier, ten koste zijner beste krachten heeft tot stand gebracht en waarvoor hij de dank van heel de parochie geniet. Niet te verwonderen dat, naar getuigenis die wij in Grootlo hoorden afleggen, het voornemen tot aftreden van de E.H.Pastoor een pijnlijke indruk maakte op al de parochianen (1). Het verlies van de eerste herder werd echter spoedig vergoed door de benoeming tot pastoor van zijn broeder, de E.H.Vermeerbergen Lod. (2), die in Grootlo geen onbekende was en van stonden aan de voetstappen zijns Eerw.broeders drukte en alras alle harten wist te winnen.
KERKFABRIEK : - Deze bestond uit de heren : Storms Gerardus, Claes Petrus, Maris Louis, De Zwert Petrus en Van Craen Jan Baptist.
KOSTERIJE : - Het ambt van koster-orgelist wordt heden (1940) bekleed door den heer Albert De Meutter (3)
(1) Afgetreden in september 1939 heeft de E.H.Pastoor zijn verblijf gekozen in de parochie van Sint-Jan Baptist (Schriek) waar hij van november 1897 tot september 1906 (datum zijner benoeming tot Pastoor van GROOTLOO) de bediening van onderpastoor had waargenomen. (2) Geboren te Vorselaar den 26 april 1884. (3) Deze behoort tot een familie van muziekkunstenaars : a) Zijn grootvader Simon De Meutter dirigeerde in zijn tijd met succes de fanfaremaatschappij “ De Ware Vrienden “ te Schriek. b) Zijn vader Alois De Meutter, die als kind in 1885 het werk van misdienaar verrichtte bij de godsdienstoefeningen ( rozenkrans, kruisweg ) door de geburen in hunne kapel alsdan uitgevoerd, nam bij de herinrichting der kerkelijke diensten in de kapel (1895) het ambt van koster-orgelist waar, daarin heden bijgestaan of vervangen door zijn voornoemden zoon. Vader Alois heeft nog zes andere zoons : 1. Armand : orgelist te Scherpenheuvel, 2. Jozef : id te Neerijsche (Brabant), 3. Alfons ; is te Waterschei 4. Juul : id in St.-Michiel te Antwerpen, 5. Emiel : leeraar aan de muziekschool te Berchem, 6.George : gewezen bestuurder der school voor kerkkosters (normaalschool) te Torhout (W-V) En zijn enige dochter thans religieuse, zou voor haar broeders niet moeten onderdoen. Dit gezin zet de kroon op een 300-400 jaar oude familie.
OPPERVLAKTE EN BEVOLKING DER PAROCHIE GROOTLOO.
Oppervlakte (ongeveer) op : Bevolking in 1906 : in 1940 ’t grondgebied Schriek 207 Ha (1) 65 huisgezinnen ……….zielen ’t grondgebied Keerbergen 163 Ha (1) 25 gezinnen ……….zielen ’t grondgebied Tremeloo 164 Ha (1) 21 gezinnen ……….zielen
(1) Naar opgave van den kadastralen legger (Poppe) dier gemeenten, de openbare wegen niet inbegrepen.
SCHRICK ONDER AARDRIJKSKUNDIG.
GRENZEN. Het grondgebied van SCHRICK is, zonder twijfel vroeger, t.t.z. voor de grensscheiding van 1807, uitgestrekter geweest dan heden. (l) Het schijnt zeker dat de Raambeek weleer de grensscheiding uitgemaakt heeft en dat het grondgebied van SCHRIEK langs den Z.O. kant verkleind is. En zou men uit het proces (2), dat, naar de volksoverlevering in de 17de eeuw, jaren geduurd heeft tusschen de gemeente Werchter en de heeren van SCHRICK over het bezit van de Bolloo (3) niet mogen besluiten, dat de gemeente SCHRIEK grond heeft bezeten, of minstens aanspraak gemaakt heeft op grond Z.waarts van vermelde beek ? De onregelmatige grensscheiding tusschen SCHRICK en TREMELOO, (voorheen Werchter (4), is zonder twijfel het gevolg van dit proces. (5)« En het gezegde: "Arm SCHRIEK; ik ben zoo ziek: de Bolloo verloren! het offer gestolen ! de kerk verbrandl (6) zou daarin zijn oorsprong vinden
Dergelijke gedingen (processen) waren in dien tijd menigvuldig,- want naarmate de bevolking aangroeide en men meer grond begon te ontginnen, werden de heiden en ombebouwde gronden een bron van twist zoo tusschen aan elkander aanpalende gemeenten als tusschen gemeenten en heeren. (7) Ook hebben we gezien dat een gedeelte grond met 5 woningen hetwelk in het begin der 17de eeuw voor het geestelijk aan SCHRIEK was afgestaan, door de grensscheiding van 1807 aan Baal is teruggegeven.
Zonder twijfel is langs andere zijden geen verandering toe-gebracht aan de grenzen. Evenwel zijn daartoe in 1818-'20 pogingen tot verbetering aangewend geweest : Doordien het grondgebied van PUTTE zich, als een inspringenden hoek, tusschen dit van SCHHICK en KEERBERGEN uitstrekt tot 640 met. van den kerketoren van SCHHIEK en 4960 met. (in vogelvlucht van dien van PUTTE, zijn er tusschen de beide gemeentebesturen onderhandelingen aangeknoopt geweest met het inzicht regelmatige grenzen daar te stellen. Maar de voorstellen wederzijds gedaan,werden door de tegenpartij niet aangenomen en zoo is de zaak blijven hangen" (8)
Bij een blik op de kaart valt het op dat de vorm van het grondgebied van SCHRIEK veel gelijkenis heeft met dien der provincie Henegouw : De dorpskern op nagenoeg gelijken afstand van de drie uiterste punten, neemt de plaats in van de stad Bergen.
Zooals men op de kaart ziet, grenst de gemeente SCHRIEK ten N. aan HEIST-op-den-BERG, ten O. aan BOOISCHOT, ten Z.O. aan BAAL, ten Z. aan TREMELOO Z.W. aan KEERBERGEN, ten W.aan PUTTE, ten ten N. W. aan BEERSEL. ( 9)
(1) Verklaring uit den volksmond opgenomen. (2) We ontdekten geen enkel stuk over dit proces (3) Plaatselijke benaming der streek, voorheen gansch beboscht, waar de grenzen der gemeenten Schrick,Tremeloo, en Baal) samenloopen. (4) Tremeloo is van Werchter gescheiden in 1837. (5)Een smalle strook grond van ongeveer 1800 met. lengte en gemiddeld 250-300 m. breedte, gekend onder den naam van "KRUISLANDEN" en behoorend tot het grondgebied van SCHRICK ten Z. van GROOTLOO, doorsnijdt de Bolloo langs den W.kant en strekt zich uit tot dicht bij TREMELOO-dorp. (Op de aardrijkskundige kaarten afgebeeld als grondinham van de prov. Antwerpen in Brabant). (6) Uit aanteekening van heer J.Op de Beeck. (7) Zie "Proces over de Kapelheide (l771-‘75). (8) Het verslag eener gemeenteraadzitting te SCHRICK, over die kwestie luidt : "Seance du 20 septembre 1820. Présent Le -Bourgemestre , etc.
Le bourgemestre, ayant déclaré la séance ouverte, a donné connaissance a l'assemblée que cette réunion extraordinaire avait pour objet de délibérer sur la résolution prise par le conseil minicipal de la commune de PUTTE, qui a proposé une toute autre délimitation entre les communes de PUTTE et SCHRICK, que celle conseil minicipal de cette commune avait demandée par sa résolution du 6 mai 1818, et qui, ainsi que celle du conseil municipal de la commune de PUTTE du 12 mai 18l9> a été communiquée à l'assemblée,avec invitation d'émettre son avis.
Obtempérant a l'invitation du Bourgemestre le conseil municipal de la commune de SCHH1EK, Considérant que le conseil minic. de la commune de PUTTE exige trop en échange de la partie que le conseil municipal de SCHRICK avait demandée;
Considérant que l'arrêté Royal du 5 janvier 1818 s'oppose à ce que des parties d'une commune soient cédées a une autre sans une compensation égale, ce qui ne peut avoir lieu entre ces deux communes,- est d'avis de renoncer à son projet proposé le 6 mai 18l8 et de laisser subsister la délimitation en statuquo jusqu'à l'époque ou les communes seront cadastrées, et qu'alors peut-être moyennant des concessions réciproques on pourra trouver les moyens de former une bonne limite. Copie de la présente, etc… Faite en séance à SCHRICK, etc… Le sécrétaire Le Bourgemestre, (s)C. Van den Putte. (s)J.N. Vermijlen. Voor eensluidende copie. De secretaris der gemeente van SCHRICK, 20 January 1845 (get) Ch. Holemans
(9) Deze grenzen zijn voor 5 Juni 1825 bepaald vastgesteld geworden. Waarschijnlijk is deze grensbepaling door het Staatsbestuur (onder het Hollandsch regiem) voorgeschreven geweest. De leden der Commissie met dit werk gelast, bestond blijkens het verslag uit burgemeester, assessors en aanwijzers. De grens is zeer nauwkeurig aangewezen : van stipt bepaald vertrekpunt uit langs middenpunt of buitenkant van weg, beek, gracht, - met aanduiding langs beide zijden der (scheilijn) van den naam en de woonplaats der aanpalende eigenaars, dikwijls met aanwijzing van richting (N.O,Z.W.), van bochten, hoeken, en lengte daarvan, aard van goed, enz.
Het verslag der bewerking aan de bevoegde overheid toegezonden is geteekend : "Gezien en goedgekeurd door den Staetsraed Gouverneur der provincie Antwerpen den 14 Maart 1826. Voor den Staetraed-Gouverneur der provincie, Het Lid der gedeputeerde Staeten, (g) Olivier.
Jammerlijk zijn in het afschrift van 't proces-verbaal der grensbepaling, in 1845 door den heer gemeentesecretaris Holemans genomen, en van welk laatste wij afschrift bezitten, de namen niet vermeld van de leden der Commissie (burgemeester, assessors en aanwijzers) die ieder der 6 artikelen (1 art.per aanpalende gemeente : BEERSEL, HElST-o-d-BERG, (Booischot was dan nog een afhankelijkheid van Heist) , BAAL, WERCHTER , (Tremeloo hing af van Werchter)-KEERBERGEN en PUTTE) hebben onderteekend.
Het verslag is te uitgebreid (beslaat ongeveer 25 bl. van hier bij gebruikt schrijfboek formaat) om in deze aanteekening opgenomen te worden. (Kopie ervan in ons archief).
UITGESTREKHEID EN UITZICHT.
Naar opgave van den "kadastralen legger (Tableau indicatif et matrice cadastrale par P.C.Poppe) heeft de gemeente een oppervlakte van 1109 Ha., waarvan heden 1940 meer dan 1000 Ha. bouwland. Het overige is door bosschen, kanten, wegen en waterloopen ingenomen. Maar voor betrekkelijk korten tijd - einde der 18de en begin der 19de eeuw - moet het grootste deel van het grondgebied met bosschen of heide bedekt en onbebouwd zijn geweest. Ouderlingen van het dorp hoorden wij tijdens onze kinderjaren vertellen, dat hun ouders het tijdstip van de ontginning dezer streek hadden beleefd. Daaroe bezigde de eigenaar of heer een zeer groot getal werkleiden, die in groepen van 100 man verdeeld werden. De honderdste man had het toezicht over het werk zijner groep. Men noemde hem "tamboer", omdat hij de trom sloeg bij het begin en het einde van het dagwerk.
De ontgonnen gronden werden meestal in rechthoekige perceelen, doorgaans van 0.5 tot 2 Ha. oppervlakte verdeeld en van elkander gescheiden door grachten of greppels en omzoomd met struik en heestergewas, waartusschen vroeger jaren - tot het einde der 19de eeuw toe - gewoonlijk een rei strunken, soms ook boomen hunne koppen en kruinen verhieven. De onvruchtbaarste hoogten werden met den, de laagten met elzen schaarhout en canadaboomen beplant. De slooten en grachten dienen tot afvoer van het overtollige water en tot behoud der limiet tusschen het erf van verschillende eigenaars. Het houtgewas gaf, voor het gebruik der steenkool, het noodige brandhout, en geriefhout bij het bouwen.
Die beplantingen met houtgewas benamen wel het vergezicht, maar vormden figuren, die door hun vormen en kleuren aan het oog niet mishaagden. Tijdens de laatste jaren der 19de en de eerste jaren der 20ste eeuw zijn, ingevolge de toeneming der bevolking en de hoogere opbrengst der landbouwprodukten, meer dan de negen tienden dier houtgewassen verdwenen en is de bodem tot labeur- en weiland herschapen.
NATUUR VAN DEN GROND.- De bodem is zandig, tenzij langs hun de Raambeek waar hij uit rosgeelachtige aangespoelde kleiaarde bestaat. Uit eigen aard is grond schraal en onvruchtbaar, maar evenals in het "Land van Waas" door den aanhoudenden arbeid zoo zeer verbeterd, dat men nergens rijker oogsten aantreft.
VERHEVENHEID.- De verhevenheid des bodems verschilt van 9 tot 13 met. boven den spiegel der zee. De hoogste punten bevinden zich op de Donken ten O. van GROOTLOO,- op de Hazenbergen tegen de grens van BAAL en bij het vereenigingspunt der gemeenten SCHHICK, BEERSEL en HElST-o-d-BERG. (het Masheiken).
WATERLOOPEN.- Gansch het grondgebied vanSCHRlCK watert af naar de DIJLE door de Raambeek welke naar hare monding toe de namen draagt van Zwartwaterbeek, Boeimeerbeek (1) en Vrouwenvliet, en die het water van een 3 tal kleine beken ( uit de Hooge Heide, Putte-beemden en Kwade heide), van de Heistsche, - Minksche, - Beversluis, -Sluis en Valkelaarbeek opneemt en zich tusschen Mechelen en het "Zennegat" in de Dijle ontlast. Om de lage gronden tegen overstrooming te vrijwaren, werden al vroeg maatregelen getroffen : Zoo vinden we aangeteekend, dat zonder twijfel naar bevel der hoogere overheid, bij besluit van 25 Juli 1821, door het Collegie van Burgemeester en Schepenen, de eigenaars en huurders werden aanzocht beken en waterloopen te kuischen, verbreeden en zuiveren binnen de 14 dagen ; na dit tijdverloop zou dit werk op kosten der achterblijvers verricht worden.
Waarschijnlijk scheen de breedte van zekere waterloopen onvoldoene, want den 13 Augustus 1824 werd door vermeld Collegie bevolen de breedte te brengen voor : de Raambeek op 4 ellen;- de Kleine beek op Hazebergen l el,- de Klein beek in Swarpenland op l ½ el,- (2) de Klein beek in de Wuijtjesstraat l el, (2)- de Heistschebeek tot in Adriaan Engelslanden l ½ el en vandaar tot de Raambeek 2 ½ ellen,- de Minksche beek l el,- de Valkelaar of Galgebeek 2 ellen,- de Kapellebeek l el,- de Leembeek l el,- de Kruislandenbeek 9 palmen.
Later werd de ruiming dezer waterloopen door den Heer Gouverneur bevolen.
(1) Verbastering van "Boden-meer" (Zie "Toerisme" jaargang 1936 blz. 503) (2) Hooger genoemd "beek uit de Hooge heide"
PLAATSELIJKE BENAMINGEN. Alle hoeken of gedeelten van het grondgebied van SCHRIEK hebben hunne eigen benaming. Maar van vele, vooral van de minst bevolkte deelen is de naam mettertijd zoodanig in vergetelheid geraakt, dat de helft dier namen door het tegenwoordig geslacht ( 1e helft der 20e eeuw) niet meer gekend zijn. Buiten de dorpskom vinden wij op oude plans en in documenten vermeld,- gaande van West naar Oost : de Leembosschen, de Kleine Schrieken (1) de Blaekbosschen, de Pandoerenhoek, de Leemvelden, de Markieslanden, de Smolderhoeve, de St.Jansbosschen, de Valkelaarbosschen, de Hongeren (ook gezegd) Hommelentoren , de Beversluisbosschen, de Goorlanden, de Kleine Baronshoek, Jennekens achterste velden, de Pachtheilanden, Gasperslanden (meest verbasterd tot Jespers-), de Bijl, de Schriekschebosschen, de Kapelleheide, de Caserne, de Verbrandebosschen, de Draaiboombosschen, de Voorste Kwadeheide, de Koudhalzen, de Puttebeemden, het Voorste Roggeveld, het Achterste Roggeveld, de Kleine Lauwerijkens, de Achterste Kwadeheide, de Achterste Brakkenvelden , de Voorste Brakkenvelden, de Schanshoek, de Groote Lauwerijkens, de Bolloodijk, de Kruislanden, de Kouw Leezen, de Keulsche hoek, de Killige landen, het Rot, de Paijerlanden, de Donken, het Zwalperland ( op plans verminkt tot Zwarpenland), de Hooge Heide, Goor, de Haze(e)bergen, Klein Brabant. Hier kan men nog bijvoegen : GROOTLOO, het eenig gehucht (buiten de dorpskern) van SCHRIEK. In 1906 werd daar een parochie opgericht, welke zich mede uitstrekte over de BOLLOO (deel der gemeente TREMELOO),- en den LOOZENHOEK (een deel der gemeente KEERBERGEN). Verder het MASHEIKEN (rond het vereenigingspunt der gemeenten SCHRIEK, BEERSEL en HEIST),- de ACHTERHEIDE, een sterk bevolkt gehucht van HEIST (parochie GOOR) op de noordelijke grens van SCHRIEK,- het HOORNE KRUIS, kruispunt der oude Leuvenschebaan met de Langstraat tegen de grens van Keerbergen,- en Kruisbrug, kruispunt van de Langstraat met de Gommerinstraat, een weinig ten N. van GROOTLOO.
DE WONINGEN met welke het grondgebied overal bezaaid is staan wel wat dichter ter plaatsen Pandoerenhoek, Kwade heide en Hazenbergen, maar vormden geen eigenlijke gehuchten. Tot rond 1870 bestonden de meeste woningen, buiten de dorpskom, uit leemen muren met strooien dak. Deze stonden bij, soms in ‘t midden van het land dat de bewooners uitbaatten. Tot gemak en bevallig uitzicht werden tijdens de laatste halve eeuw en vooral na den wereldoorlog schier alle woningen langsheen of nabij de steen- en moderne verkeerswegen opgebouwd.
(1) De namen in hoofdletters of onderlijnd zijn die der heden nog algemeen gekende plaatsen.
PACHTHOEVEN. Belangrijke pachthoeven als in de provintie Brabant, in de Polders en in Wallonië, heeft men in de gemeente nooit aangetroffen. Als de grootste uitbatingen in de vroeger jaren, hoorden wij noemen : de Molensch(r)ans, de Grootloosch(r)ans, de Bolloodijk, de Steine hoef, den Hommelentoren, de Kerkestee, de Klein Schrieken, de Blackboschhoeve. Al deze uitbatingen zijn thans in kleine winningen "handwerkerssteden” verbrokkeld.
WIJKEN. Bij 't opmaken van het kadaster in 182... werd het grondgebied der gemeente in 3 wijken verdeeld, die van N. naar Z. voor twee scheidingslijnen hebben : 1). de Breede (vroeger Draaiboom) straat, het midden van de dorpskom en de Hoogstraat (vroeger baan van Mechelen naar Schriek). 2). de Gommerijnstraat. Wijk A ligt W. waarts Wijk C ligt O. waarts en wijk B tusschen beide vorigen.
GEMEENSCHAPSWEGEN
Schriek is bij gebrek aan goede verkeerswegen langen tijd van de omliggende dorpen en steden afgezonderd gebleven, te wijten aan toevallige omstandigheden, zooals wij verder zullen zien. De eerste steenweg, die van Putte tot in de dorpskom van Schriek, vlak voor de kerk,- werd in 1864 gelegd.
TOESTAND VOORHEEN ; VERVOER OP DEN BUITEN. Voor dien tijd waren het hier, evenals op de meeste andere dorpen, al aarden banen en straten, waarop niet zelden bij wintertijd of na zwaren regenslag alle verkeer met gespan onmogelijk was. (1) Tot aanvoer van de onmisbaarste koopwaren voor winkelier of handelaar trof men in de meeste dorpen - ook in Schriek - "boden" aan, die op bepaalde dagen der week met paardengespan de reis naar de stad, vooral Mechelen (magazijn of fabriek) ondernamen.
LANDBOUWPRODUCTEN : graan ( tarwe en boekweit), vlas, enz... werden met paard en kar, zelfs veel per kruiwagen ter markt van Mechelen of elders ter levering gevoerd. (2) Na 't aanleggen van steenwegen verbeterde de toestand : Buiten het gespan van den "bode" verschenen voor het vervoer van zware vrachten uit magazijnen, molens en fabrien,- wagens op 4 wielen met 2 of meer paarden bespannen,- op den buiten bij handelaars en boeren de zoo genaamde "malbroekkarren", -"handkarren" door personen voortgesleept, en de "hondcnkarren" soms door 3 en meer honden bespannen.
(1) We hoorden in onze kinderjaren eens van een grijsaard (hij was geboren in 1801 of '02) vertellen, dat hij als kind van 10 of 11 jaar, met zijn vader per gespan 's nachts eens mocht meerijden naar de merkt te Mechelen. Bij 't wederkeeren, door vaak overvallen, kroop hij in den "roszak" (een sterk netwerk tusschen de wielen onder den schoot der kar vastgemaakt en waarin de voerman hooi en haver voor het paard meevoerde) en viel in slaap. Aan het "Zwarte water" - dit woord hebben wij wel onthouden -'t was na een regenslag, sleepte de roszak deels door het water, en de jongen, bij 't ontwaken bezeerde zich ernstig aan het hoofd.
(2) De kruiwagen was het onontbeerlijk voertuig van den kleinen man, die daar zware vrachten - soms verre afstanden - mee vervoerde :, Een gebuur J.B. Torfs, die voor 1870 in Booischot gewoond had, hoorden wij meermaals. zeggen, dat hij in zijn jonge jaren, gedurende geruimen tijd, alle weken de reis Booischot - Diest -Antwerpen en terug had gedaan met' den kruiwagen bespannen met een hond tot vervoer van gist voorbakkers te Antwerpen ( volgens overeenkomst), en uit die stad gewoonlijk een vracht koopwaar meebracht. In 1880 zagen wij dikwijls op de Havenwerf te Mechelen bij de aankomst van mosselschuiten, een groep meest jonge lieden uit Baal en omstreken hun kruiwagen overvol laden met een of meer zakken mosselen, waarmede zij, naar hun zeggen, dikwijls tot diep in 't Hageland of tot boven Scherpenheuvel moesten kruien eer ze hunne waar uitverkocht hadden.
WETGEVING IN ZAKE OPENBARE BUURTWEGEN. A. Reeds voor onze onafhankelijkheid, namelijk tijdens het Hollandsch regiem, werden pogingen aangewend om de openbare wegen, die beschadigd, in onbruik soms deels vernietigd zijn geweest, te herstellen en verbeteren. Zoo vinden wij aangeteekend dat in 1820-'21 een commissie door 't Staatsbestuur aangesteld werd om de breedte der openbare wegen te onderzoeken en dat deze commissie bevonden heeft, dat een dertigtal eigenaars, wier goederen aan 12 verschillende straten paalden op het grondgebied van SCHRIEK,- zich van die openbare wegen ruim 2.30 Ha. hadden toegeëigend en meest met boomen en ander houtgewas beplant.
Het gemeentebestuur stelde voor de teruggave daarvan, zoo mogelijk door een minnelijke schikking met de eigenaars te regelen (1) Deze onwettige toeeigening van - zooveel als verloren - brokjes grond moet niemand verwonderen, als men inziet dat dorps- en kasteelheeren zich uitgestrekte erven toeeigenden. (2) 1) Zie beraadslaging van 26 Februari 1821. 2) Zie proces over 't bezit der "KAPELHEIDE".
B.- Op 10 April 1841 verscheen de WET OP DE BUURTWEGEN (Onderhoud en verbetering).
Voor dat deze wet in voege trad, bestond de gewoonte dat de eigenaars, die aan de openbare wegen paalden, deze moesten onderhouden. Maar zooals wij hooger zagen plantten zij op de weinig of niet gebruikte wegen, boomen en houtgewas en ontnamen aan de straten de noodige breedte om er hun eigendom mee te vergrooten. Van daar de noodzakelijkheid eener wet.
Art. 13 van bedoelde wet legde de onderhoudskosten der openbare wegen ten laste der gemeente, tenzij het provintiebestuur een gedeelte daarvan ten laste legde van de aanpalende eigenaars. Volgens art.14 mocht de gemeente, die geen voldoende inkomsten bezat, 1 dag werk vragen van het gezinshoofd, dat geen 3 fr. rechtstreeksche belasting betaalde, -2 dagen werk voor wie 3 fr. of meer betaalde, 2 dagen werk voor ieder paard, opcentiemen voor de overigen. Van daar het "PIONIEREN" bestaande in het vereffenen en herstellen van aarden banen en straten door personen in groep. Deze bewerking werd, voor en nadat er slechts enkele steenwegen aangelegd waren, bij oproep door de gemeenteoverheid, tijdens het minst drukke werksezoen (Juni), door al de gemeentenaren per groep, zooveel mogelijk in hunne buurt of omgeving uitgevoerd. Wij vinden aangeteekend dat in een beslissing van 16 Maart 1869 door den gemeenteraad daarover genomen, bepaald werd "dat de eigenaar-bezitter van een paard, 1 dag met paard en man zou helpen, de bezitter van een prachtpaard, ½ dag met paard en man ; de bezitter van een os, 2 dagen met os en man; de overigen 1 dag (met 1 man);- dat men van dit werk kon ontslagen worden mits betaling van 4 fr.per dag voor paard en man, betaling van 0.80 fr. per man en per dag;"-maar dat deze beslissing niet goedgekeurd werd, als niet overeenstemmend met de wet van 10-4-1841.
BUURTSTEENWEGEN.- 1864. De eerste steenweg van PUTTE naar SCHRIEK in vermeld jaar aangelegd, heeft een lengte (op 't grondgebied van SCHRIEK) van 3455 met. 1874 - De hiervoren vermelden steenweg werd verlengd tot TREMELOO en WERCHTER, 2765 met. op grond van SCHRIEK. 1874.- Een vertakking van 930 met. door de Galgestraat naar BEERSEL gelegd. 1891.- Een vertakking van 2120 met. (van Kruisbrug) door de Langstraat naar BOOlSCHOT (Pijpelheide) en BAAL. 1898.- Een tak van 995 m. (van St. Bernardus Kapel) naar HEIST (Achterheide en Goor) 1900.- Een steenweg (van Schriek-dorp) door de Hoogstraat naar KEERBERGEN,- lengte 640 met. 1900.- Ken tak van 720 met. in de Gommerijnstraat (van Kruisbrug naar Goor). 1903.- Deze laatste tak (Gommerijnstraat) voortgelegd naar HEIST-GOOR (in 't geheel) ongeveer 1000 met. 1903.- Een tak van 950 m. door de Haachtsche baan (van Galgestraat naar KEERBERGEN, en een tak van 500 met. (aandeel van 5CHRIEK door de Leenstraat naar GRASHEIDE. 1938.- Een zes met. breeden betonweg met rijwielpad in cementen dalles vervangt den kasseiweg PUTTE-SCHRIEK tot de Kapel St. Bernardus en wordt door de Kwadeheidestraat voortgetrokken tot in de Gommerijnstraat, 975 met. lengte. 1939.- De Puttestraat, die de Kwadeheidestraat in rechte lijn met den steenweg SCHRlEK-TREMELOO verbindt, wordt gekasseid op ongeveer 1000 m. lengte.
Ten gemeentehuize liggen afdruksels en bestek "der hiervoren vermelde en uitgevoerde werken, opgemaakt door den technischen dienst der prov. Antwerpen. Daarin vinden wij nadere inlichtingen aangestipt. (Gedeeltelijke Kopie ervan in ons archief)
Al deze wegen sluiten bij de grens der gemeente aan met de steenwegen der omliggende plaatsen ; meestal zijn ze op hetgrondgebied der onderscheiden gemeenten als een geheel aanbesteed en uitgevoerd.
Zooals we hooger zegden, bleef SCHRIEK langen tijd, bij gebrek aan goede verkeerswegen, van de omliggende dorpen en steden afgezonderd. Dit was te wijten aan mislukte pogingen : Wanneer de prov. Brabant in 1839 voornemens was Brussel rechtstreeks met de Noorderkempen te verbinden en daartoe de bestaande baan Brussel-Haacht N.waarts te verlengen tot op de bestaande (prov). baan Lier-Aarschot, dan besloot het gemeentebestuur van SCHRIEK alle krachten in te spannen, om 10% op de grondbelasting en 2% op de personeele belasting te heffen, om die baan over KEERBERGEN door de dorpskern van SCHRIEK naar HEIST-o-d-BERG te bekomen. Dit plan is echter niet uitgevoerd.
In 1860 ontving het gemeentebestuur van SCHRIEK een afdruksel van een smeekschrift door den gemeenteraad van MECHELEN naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers gezonden om den ontworpen spoorweg LEUVEN-HERENTHALS langs HEIST-o-d-BERG te bekomen en niet langs AARSCHOT, met verzoek om steun door onze gemeente. Dit plan bleef - tot nadeel van SCHRIEK - ook weer steken.
BUURTSPOORWEGEN.- De eerste buurtspoorlijn in onze streek is die van MECHELEN-HEIST-BOUWEL. Zij werd aangelegd in 1886. Aangaande die lijn vinden wij ten gemeentehuize van SCHRIEK een schrijven, gedagteekend 11 Augustus 1884 waarin het bestuur der Buurtspoorwegmaatschappij (Technische dienst, ingenieur Daniel Michotte) het gemeentebestuur aanzoekt te willen beraadslagen over het aandeel van tusshenkomst waarvoor de gemeente zou inschrijven, tot aanleg eener lijn MECHELEN ( Neckerspoel), PASBRUG, O.L.V.WAVER, PUTTE (standplaats ten N. van de dorpskom), BEERSEL (ten Z.O. van 't dorp), HEIST (statie), HALLAAR, ITEGEM, HERENTHOUT, HERENTHALS. Dit schrijven was vergezeld van een plan, waarop de richting van de eene stopplaats naar de door de velden heen was aangeduid.
De heer Aug. Reypens, lid van de Bestendige Deputatie, maakte daarop, bij brief van 5 September 1884, zijn aanmerkingen over aan 't gemeentebestuur met een plan naar hetwelk de bestaande openbare wegen zooveel mogelijk zouden benuttigd worden, - en met een bestek waaruit bleek dat de bijdrage voor SCHRIEK slechts 102 fr. 's jaars zou bedragen. Met aandrang werd het gemeentebestuur tot aanvaarding van dit voorstel aangezet door schrijven die zoohaast mogelijk advies vraagt.
Om te toonen met wat al zaken en omstangheden dient rekening gehouden te worden, wat al werk een ontwerp eischt tot slagen van zulke onderneming, en hoe men tot de berekening komt van het aandeel aan de gemeente gevraagd, - laten wij hier den korten inhoud volgen van vermelde stukken.
A. - Schrijven van den heer Michotte. Daar is bijgevoegd een beschrijvend vertoog dat handelt over: 1. - Het doel der onderneming. 2.- De voordeelen voor 't publiek. 3. - de richting van 't spoor. 4. - De invloed van de bestaande lijnen. 5. - Het vermoedelijk trafiek : getal reizigers naar de bevolking der doorloopen plaatsen: NECKERSPOEL – PASBRUG “ 3000 inw. O.L.V.WAVER “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 4400 inw. HEIST-HALLAAR “ “ “ “ “ “ “ “ 9000 inw. ITEGEM “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 3400 inw. PUTTE “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 4000 inw. BEERZEL “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 3600 inw. HERENTHOUT “ “ “ “ “ “ “ “ “ 3400 inw. zonder de twee eindstations Totaal 31700 inw. met den aangenomen vermenigvuldiger 4 maakt 126800 reizen, die aan 5 centiemen per Kilom. ontvangst zouden leveren (21 km. X 0,05 X 126800 = 133400 Fr.) Daar komt bij de opbrengst van postwagens, van rijtuigen naar markten, kermis, bedevaart, enz, Reisgoed : vee en alle waren geschat op 70500 Fr. Algem. jaarlijksche ontvangst 203900 Fr. Vermoedelijke uitgaven maakt per Kilom. 28490 Fr.) 982950 Fr. Exploitatiemateriaal (per Kilom. 34400 Fr.) 202000 Fr. Uitbatingskosten (interest en aflossing van Kapitaal (per Kilom. 2200 Fr. ) 138620 Fr. Finantieele uitslag : Vermoedelijke ontvangsten 203900 Fr. Winst 203.900 - 138.620 = 65280 Fr. Ttz. Een bijvoeglijke decidend van 65.280 X 100 = 5 p% 1.184.950
B, - Schrijven van den heer Reypens. a)Richting: Statie aan 't Staatspoor op NECKERSPOEL, door de Berlaarbaan naar O.L. V. WAVER en PUTTE, rechts afwijken naar BEERZEL-DORP, naar de statie van HEIST, naar HALLAAR, ITEGEM, HERENTHOUT, - langs den ontworpen steenweg naar OOSTERHOVEN, ROSSOM en VELTHOVEN naar HERENTALS statie, - volgens een brief van heer De Bruyne, voorzitter der N.M. van buurtspoorwegen, - langs bestaande wegen te leggen. Volgens Michotte op 35.000 Fr. b)Onkosten geschat per Kil. volgens De Bruyne op 28.000 Fr. Verschil 7.000 Fr. Te voorzien 34 kil. aan 35.000 Fr. = 1.190.000 fr. in ronde som 1.200.000 Fr. waarvan door den Staat 50 % , door de prov. 25 % ; door de gemeenten 25 % , 't zij 300.000 Fr. Maar de gemeenten voldoen met den interest dier som aan 4,50 %, te voldoen gedurende 66 jaren. Deze interest beloopt 13.500 Fr. gedurende 66 j. tusschen de belanghebbende gemeenten te verdeelen.
Deze verdeeling is door hr. Reypens op voorstel van den hr. Burgemeester van Mechelen in evenredigheid van de bevolking van iedere gemeente in ronde cijfers als volgt : Voor SCHRIEK en WICKEVORST om wille van den verren afstand dier gemeenten tot den tram is slechts een gedeelte der bevolking in rekening gebracht; even zoo is een kleine vermindering toegestaan aan HEIST en HERENTALS, omdat de bevolking der afgelegen gehuchten dichter bij den spoorweg woont. De vermindering legt aan de overige gemeenten een lichte verzwaring op Voor 66.000 inw. volgt de uitgave per inwoner 13.500 fr.: 66.000 = 0.204 fr. Voor MECHELEN 44.000 inw aan 0.204 fr. 8.872 fr. Voor O.L. V. WAVER 2600 “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 530,40 fr. Voor PUTTE 3400 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ 775,20 fr. Voor BEERSEL 1600 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “326,-- fr. Voor SCHRIEK 500 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “102,-- fr. Voor HEIST 4200 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “856,80 fr. Voor HALLAAR 1000 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “204,-- fr. Voor ITEGEM 2000 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “ “408,-- fr. Voor WICKEVORST 600 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “122,40 fr. Voor HERENTHOUT 2500 inw. “ “ “ “ “ “ “ 510,-- fr. Voor HERENTALS 4300 inw. “ “ “ “ “ “ “ “ “ 877,20 fr. ---------------------------66100 inw.-----13.485,40 fr.
Verdere aanmerkingen. - Volgens de wet van 29 Mei 1884 mag elke gemeente 4/5 van haar aandeel aan particulieren overlaten. Zoohaast de tram meer dan de exploitatiekosten opbrengt hebben de gemeenten niets meer te betalen. Gemeenten en partikulieren die 't aandeel gestort hebben in plaats van den jaarlijkschen interest te betalen, ontvangen dan 5 % Indien na die afhouding de opbrengst der lijn niet uitgeput is, ontvangen de gemeenten van de rest nog 25 %
Zoo de onkosten niet gedekt worden door de opbrengst, dan moet de My. der Tramwegen de verliezen lijden. Zoo dat de gemeenten nooit meer op te offeren hebben dan hun aandeel in de onkosten van oprichting."
Voor SCHRIEK nogmaals gering voordeel.
Van in het jaar 1906 doorsnijdt de buurtspoorlijn LIER - WERCHTER de gemeente SCHRIEK in hare grootste lengte. Het gedeelte LIER - SCHRIEK werd uitgebaat van in 1903 en het gedeelte SCHRIEK - WERCHTER van in 1909. Tijdens de bezetting is deze lijn door de Duitschers opgebroken in 191? zoo men zegde omdat de vijand behoefte had aan materiaal (spoorstaven). In 1919 is de lijn hersteld.
wordt vervolgd
26-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
25-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (4)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
Deel 4
BEVOLKING, - Het is ons tot heden (1940) toe onmogelijk geweest inlichtingen te bekomen nopens het bevolkingcijfer der parochie tijdens de 3 eerste eeuwen van haar bestaan. Noch in de archieven der kerk, noch elders zijn daarover bewijsstukken te vinden. De oudste doopregisters beginnen met jaar 1604 en vermelden in dat jaar slechts 12 doopen. In de "Geschiedenis van HEIST (door L.Liekens) 1° deel bl. 112. - vinden wij dat SCHRIEK telde: in 1480 : 72 haardsteden, - in 1496: 43, - en in 1526: 78 haardst.
Volgens : a) documenten ten gemeentehuize (gem), b) statistieken uit den tijd der Fransche overheersching (Fr.rep.), c) schrijver De Seyn (D.S.) beliep de bevolking in ’t jaar :
De hierboven onder b) vermelde statistieken geven voor de jaren IX, X, XI en XII der Fransche republiek de bevolking (in cijfers) op: Aantal mannen, -id. vrouwen, -gehuwde mannen, id. vrouwen, ongehuwde mannen en vrouwen beneden en boven de 30 jaren, -geboorten, -huwelijken, -overlijdens, -eigenaars van vaste goederen, -personen die van de opbrengst hunner vaste goederen leven, bezoldigden van den Staat, -daglooners, dienstboden, bedelaars in gestichten, en die rondloopen van beide geslachten voor deze vier laatste soorten.
BESCHAVING. - Het is hoogst waarschijnlijk dat onze bevolking in vroegeren tijd slechts tot een lagen graad van beschaving gekomen was. Tot het einde der 18de eeuw verbeeldden een drietal mannen jaarlijks in de processie, de vroegere bewoners van SCHRIEK. Deze personen kleedden zich dien dag in een kostuum dat gansch met veil- of klimopranken belegd was. Na de processie gedroegen zij zich in de herbergen en op de straat zoo wild en uitgelaten en veinsden zich zoo onwetend, dat zij echte heidenen geleken. Hunne afstamnelingen waren rond 1830 tot 1840 nog bekend onder den naam van HEIDE(n)MANNEN. (1) Maar die toestand uit vroegere eeuwen is niet te verwonderen :
De taal is het Vlaamsch. Maar de spreektaal is in Schriek (en in de omgeving) zoo ruw en hobbelig dat ze weinig gelijkenis heeft met het beschaafd Nederlandsch. (1)
Meerdere (ontwikkelde) personen kennen de Fransche taal en bedienen er zich bij voorkomende gelegenheid van. Een groot getal verbasterde woorden en uitdrukkingen die te Schriek in 1875 en vroeger in den volksmond lagen. (2), gevolg en overblijfsel uit de Fransche overheersching - zijn thans vergeten en verdwenen.
Geheel de bevolking tot den Roomsch Katholieken godsdienst behoorend, toont op Zon-en feestdag, bij kerkelijke of godsdienstige plechtigheid, dat hare godsvrucht gemeend is.
De oude Vlaamsche zeden der 19e eeuw zijn in Schriek, evenal elders, vooral na den wereldoorlog verbasterd en verdwenen. De invloed van het hedendaagsch gemakkelijk verkeer, en de betrekking met de stad, schijnt al meer en meer uit in de kleeding, voeding huiselijke inrichting, het gedrag en de handelwijze onzer buitenlieden, onder welke bijzonder de werkersklas het verderfelijk voorbeeld uit stad en nijverheidsplaatsen meebrengt en verspreidt en ‘t zedelijk peil bij de hedendaagsche crisis doet dalen. Sport en cinema dragen daartoe ook het hunne bij.
Onder verstandelijk oogpunt blijft Schriek niet ten achter. De huidige leerplicht maakt dat geen enkel kind de school verlaat zonder zekere dosis kennis en bekwaamheid verkregen te hebben, die door de overvloedig aangeboden lectuur van dag- nieuws-, bonds- en sportbladen van allen aantrekkelijken aard door radio, cinema, enz. gedurig versterkt en uitgebreid wordt. Op maatschappelijk gebied houdt Schriek in den algemeenen vooruitgang gelijken tred met de omgeving : Er bestaat een boerengilde met spaar- en leenkas een afdeeling van ' t "Boerenfront" , een B.J.B., verschillende vereenigingen die tot doel hebben het stoffelijk en zedelijk welzijn der jeugd te bevorderen als : een ondersteunde studiekring met maandelijksche voordracht, een bloeinde afdeeling van 't Davidsfonds ; id. Vlaamsche toeristenbond, Bond der Kroostrijke gezinnen; een Fanfaremaatschappij; een zangmaatschappij; kajjotsters; Vossen. Tot ontspanning en vermaak: 3 handboogrnaatschappijen (2 staande en 1 liggende wip); 3 duivermaatschappijen en en 1 kegelspel.
(1) Gehoord uit boerenmond op 18 Mei 1940 : " Te Pit doa heget heit gebrand; zade ga nog nie we(e)st zien ? ge moet do(a) na es ne kië gön ka(j)ken; tes vreet." (2) Sjampetter (garde champêtre) - Z(j)uzepec (juge de paix), Kollezienen (in overtreding nemen). - trokeeren (verwisselen), -absoluut, - kapabel, - abominabel, - terribel, - korreuze (courage), -mèhè (mais hé!, - pitteleer (pet en l'air), - supeezen (sous-pieds), - portan(g) (pourtant), - ergo (dus), enz. enz.
BEDRIJF. - LANDBOUW, - De akkerbouw levert aan meer dan 9/10 der inwoners de middelen van bestaan. Door degelijke bewerking van den grond, door doelmatige bemesting en door keuze en verzorging van zaai- en plantgoed naar voorschrift der wetenschappelijke landbouwleer, wint men er de schoonste vruchten en de weelderichtste oogsten. De hoofdteelten van den akkerbouw zijn naar den aard van den bodem, rogge en aardappelen. Verder teelt men tarwe, haver, gerst, erwten, enz., en als navrucht : beet, wortelen, rapen, raapkoolen, klaver, maïs, voederkoolen, spurrie enz. Al deze voortbrengselen, ter zondering van erwten en vroege aardappelen worden op de hoeve verbruikt tot het houden van vee (1) Onder de meeste winstgevende takken van het landbouwbedrijf kunnen wij aanstippen : het houden van rundren met het oog op de opbrengst van melk, boter en vleesch (slachtvee), het vetten van verkens en kalveren en het houden van hoenders. Dit laatst genoemd bedrijf, verdient om zijne belangrijkheid wel eenigen uitleg. Sedert het in voege brengen der broeimachine (2) tusschen 1890 en 1920, is de hoenderteelt op zulke groote schaal toegenomen, dat men niet zelden op een hof 500 en meer kiekens aantrof. In uitleg treden over zorgen waarmede men dit winstgevend bedrijf uitoefende zou ter ver leiden. Alleen weze gezegd, dat die gevleugelde gasten - tot oneer der lieden - soms beter opgepast werden dan de kinderen des huizes. Schriek overigens is sedert lang gekend voor 't kweeken van den geprezen " Mechelschen Koekoek" die, na gevet te zijn door tusschenhandelaars (3) als lieveling op de tafel verschijnt van de Brusselsche lekkerbekken. Tijdens de naoorlogsche jaren legt men er zich meer toe op ' houden van hoenders voor de eierproductie , die even loonend is, veel minder zorg eischt, en waarbij men door aankoop van kiekentjes van echt leggersras niet aan 't gevaar van mislukking in het broeien blootgesteld is. Om aan de vraag van zulke kiekentjes te kunnen voldoen, kwamen hier in 1938 twee inrichtingen met electrische broeimachine tot stand, die een capaciteit hadden om verscheidene duizende eieren te gelijkertijd uit te broeien. (4)
(1) Tot rond 1870-75 teelde men te Schriek nog al veel vlas, en boekweit nog eenige jaren later, zelfs een weinig tot op heden toe. (2) De heer doktor Flor. Vermijlen heeft hiertoe een grooten stoot gegeven met, tot proeve, kosteloos een broeimachien uit te leenen. (3) Eens nagenoeg volgroeid, werden deze hoenders ter markt te Mechelen verkocht en geleverd aan kooplieden(poeldeniers) uit Merchtem, Londerzeel en omstreken. (4) In de aangifte van oorlogsschade (Aug.1940) door een dezer inrichtingen ten gemeentehuize ingebracht, lezen wij: "Schade aan broedeieren - 36000 stuks - 28000 Fr." dit voor schade uitsluitelijk aan de eieren.
WELSTAND.- De eerste jaren na den wereldoorlog zijn voor onze landbouwers een gouden tijdstip geweest : Had de schaarschte aan voedings-en voederstoffen tijdens de bezetting den prijs derzelve , met woeker, vertienvoudigd, zoo bracht nadien de uitvoer van veld- en stalproducten, aan die behouden prijzen, schatten bij, totdat na eenige jaren, in korten tijd een crisis intrad, onder welke de gansche wereld heden nog lijdt, bij 't uitbreken van ‘t sedert lang dreigende gevaar. Intusschen zijn veel landbouwerszoons zich op bijzondere wijze op den kweek van groenten : tomaten; bloemkoelen, wortelen, porei, enz. gaan toeleggen, nadat zij vakleergangen en voordrachten gevolgd hadden. Deze teelt heeft zulke uitbreiding genomen dat hier (in 1936) reeds een groot getal serren en warenhuizen zijn tot stand gekomen tot aankweek van allerlei vroege groenten die, dank aan het hedendaagsch snel verkeer, tot voor 2-3 jaar, meest allen door samenwerkende maatschappijen, als b. v. " De Tuinbouwershalle" te Antwerpen, te huis werden afgehaald en bij opbod aldaar verkocht aan hooge prijzen, waarvan het bedrag mits een geringe afhouding voor de onkosten, aan de kweekers besteld werd. Meerderen onder deze laatsten, door dit bedrijf tot welstand gekomen, brengen met eigen voertuig of met dat van vervoeronderne-mers hunne producten op de voornaamste merkten of in andere streken aan den verbruiker.
HUISHOUDKUNDIGE INRICHTING VAN DEN LANDBOUW. De grongeigendom onzer streek - dus ook van SCHRIEK - is tusschen velen, 't zij inwoners der gemeente, 't zij vreemden, verdeeld. Groote eigenaars bebouwen zelven hunne gronden niet, maar geven hunne pachthoeven en landerijen voor een min of meer langen termijn in huur aan dezen of geenen pachter. Het getal lanbouwers, die eigenaar zijn van al den grond dien zij bewerken, is zeer gering, ’t Getal dergenen die een deel gronds bezitten, denken wij te mogen schatten op ¼ der landbouwers. Dat dergenen die heden een huis of erfpacht bezitten, is hier zeer gering. Het ontstaan van veel klein eigendommen dient aan verschillende oorzaken toegeschreven. Gebrek aan werkvolk en daardoor verbrokkeling van groote hoeven; merkelijk hoogere opbrengst eener kleine uitgestrektheid door brakkering, bemesting en verzorging dan die van een groote uitbating, de zucht naar eigen bestaan en onafhankelijkheid ; de uitbreiding die land- en tuinbouw tijdens de laatste jaren heeft genomen ten gevolge van de talrijke uitwegen welke onze voortbrengselen vinden,- aan de inrichting van Raiffeissenkassen, die tot aankoop van eigendom aan gunstige voorwaarden geld verschieten aan veebonden, enz.
Bij de dood der ouders wordt de eigendom verkocht als er gegronde redenen toe bestaan. Soms is hij tijdens het leven der ouders verdeeld. 't Gebeurt ook dat broeders en zusters, samen en vereenigd, de boederij voortzetten.
De verhuring der goederen geschiedt doorgaans bij geschrevc akt voor negen soms wel dertig jaren. De huur van huis met land gaat gewoonlijk in op half Maart, van afzonderlijke stukken op half Oogst, met Baafmis (1 Oct.) of op St. Andries (30 Nov.). De pachtbrief bepaalt de rechten en plichten van eigenaar en pachter. Volgens deze bepalingen krijgt de pachter bij het aftrekken al of niet recht op schadeloosstelling voor uitgevoerde verbeteringswerken; voor navette, op halven afzaai, enz.
De huurprijs die voor bouwland van 75 tot 120 Fr. beliep per hectare in 1910, is ingevolge de schaarschte en duurte van voedings- en voederstoffen tijdens den oorlog, na denzelven soms ge-stegen tot 1000 Fr. De waarde van bouw- en weiland in 1910 gemiddeld 5000 Fr. de Ha., klom in 1927-28 tot 30 en 40 duizend Fr. maar is sindsdien, ten gevolge der algemeene crisis met meer dan ¼ verminderd. Die stijging bij openbare verhuring en verkooping waar te nemen, kwam daaruit voort dat de landbouwers, met het oog op de hooge prijzen van land-en stalproducten als het ware jacht maakten om veel en beter land in bezit of gebruik te krijgen.
De grondlasten worden in 't algemeen door den eigenaar betaald, die soms met hun bedrag den pachtprijs verhoogt. Bijzonderen verhuren hunne goederen doorgaans uit de hand ( niet in 't openbaar). Alhoewel eigenaar en huurder buiten de huurvoorwaarden geen verplichting tegenover elkander hebben, en gewoonlijk geen bijzondere betrekking met elkander hebben, bestaat in 't algemeen een inschikkelijkheid en dienstvaardigheid tusschen beiden. Soms gebeurt het dat nijveraar of handelaar als eigenaar uit winstbejag invloed en dwang uitoefent op zijn pachter.
Zelden liggen al de perceelen land van een uitbating rond de woning aan elkander vast; soms liggen die meer dan 1 Km. verwijderd.
Het getal volwassen personen, in ‘t landbouwbedrijf gebezigd, wordt door den band gerekend op 2 mannen en 2 vrouwen per 5 Ha.
LANDBOUWVEREENIGlNG. Zooals hooger gezegd, hebben omtrent al onze landbouwers zich in een bond vereenigd. Meststoffen, veevoeder en brandstoffen werden in groote hoeveelheid en onder gunstige voorwaarden aangekocht, en vele landbouwvoortbrengselen door diens bemiddeling aan den man gebracht. Niet aangesloten landbouwers wenden zich bij voorkeur tot bijzondere handelaars, die gewoonlijk meststoffen op crediet afleveren of uitstel van betaling verleenen tot het oogenblik, waarop zij zelven de landbouwproducten kunnen koopen en in betaling aanveerden. De "Boerenbond" heeft verschillende afdeelingen doen ontstaan : aardappelbond, veeverzekering, Raifeissenkas, verzekering tegen brand, enz. 't al inrichtingen die onder allen vorm- (met uitsluiting van een enkele op dit oogenblik)- den vooruitgang van 't landbouwbedrijf bevorderen.
ARBEIDERS. Veel klein landbouwers en hun zoons gingen weleer als werklieden op grootere winningen arbeiden bij het drukkenst werk in hooi- en oogsttijd van graan en aardappelen en tot voor eenige jaren bij 't dorschen, - en dit voor "paardsarbeid", dat wil zeggen dat de boer, in stede van zijn werkman in geld te betalen, voor dezen zijn paard inspande om 't veld te beploegen, oogst in te halen gekochte of verkochte waren te vervoeren. Vaste werklieden vindt men niet meer op de hoeve. Hooge loonen aan dokwerk, in de koolmijn in nijverheidsgestichten en openbare werken onttrok een groot deel mannelijke werklieden aan den landbouw, en menig aankomend meisje door den bedrieglijken glans der stad verleid, voelde afkeer van veld en stal. Om die ontbrekende krachten eenigszins aan te vullen, werden door enkele boeren onzer streek pik- en dorsmachienen aangekocht. Sedert 1937-38 wordt het dorschen zoo bij handwerker als bij boer aangenomen door lieden die met moteur en dorschtuig rondreizen, en dit werk soms op enkele uren verrichten. De melkafroomer is bij den geringsten landbouwer ingevoerd. Bracht het werk buiten 't dorp gezocht veel stoffenlijk voordeel bij, het heeft -zedelijk verval ter zijde gelaten - ook een schadelijken invloed : vele vrouwen kunnen door 't bijspringen aan 't landwerk, hunne taak van huismoeder niet gansch vervullen,- en vele knapen moesten, voor de invoering der schoolplicht, op 10-12 jarigen ouderdom de school verzuimen en verlaten om als slaven te arbeiden.
DAGLOONEN. In de laatste jaren voor den oorlog bedroeg het dagloon, buiten kost en inwoon voor een volwassen knecht 30 Fr., voor een meid 20 Fr. in de maand. In gewone omstandigheden verdiende een werkman, zonder den kost 2 Fr. en een werkvrouw 1 Fr. daags. Maaiers en pikkers verdienden 3 tot 4 Fr. daags. Soms werden deze lastige werken, alsmede het uitdoen der aardappelen "entreprise" of tegen op voorhand overeengekomen prijs per Ha. of voor de geheele oppervlakte in eens aanbesteed.
Het "duur leven" na den oorlog heeft het dagloon meer dan vertienvoudigd. En heden is de milde ondersteuning door Staat en openbare besturen, sedert het ontstaan der algemeene crisis, aan de werkloozen verleend, mede de oorzaak dat door een groot deel der arbeidende klas naar geen boerenwerk wordt uitgezien.
VOEDING EN KLEEDING. Kechts, meiden en ander werkvolk zitten aan de tafel met hunne meesters. Het voedsel is, zoo niet overvloedig, toch voldoende en bestaat meest in brood, aardappelen, melk, vleesch en groenten.-
De kleedij der mannelijke onderhoorigen was voorheen minder kostelijk dan die der meesters; tegenwoordig kan men die aan de kleederen niet meer onderscheiden. Bij de vrouwelijke ondergeschikten is dit sedert lang het geval, en in hun zondagspak wedijveren ze thans met de fijnste juffer der stad.
De slaapplaatsen laten, voor wat verluchting, verlichting en zindelijkheid betreft niet meer te wenschen. Ondanks de huidige crisis mag men zeggen dat de voorspoedige jaren na den oorlog oneindig veel verbetering hebben gebracht in alle stoffelijke behoeften zoo van onderdaan als van meester.
NIJVERHEID. Daarover is hier niets te.zeggen, wijl er geene nijverheidsgestichten bestaan. Alles bepaalt zich bij een brouwerij, 2 stoom en 2 windmolens tot plaatselijke behoeften, en een steenbakkerij, in 1900 opgericht, die tijdens de eerste jaren na den wereldoorlog een massa steen heeft uitgevoerd, maar op dit oogenblik stil ligt.
HANDEL. Deze bestaat vooral in 't uitvoeren van stalen veldproducten. Gedurende eene halve eeuw heeft hier een boterraarkt (opgericht in 1856) bestaan, welke door meerdere kooplieden uit Wallonië bezocht werd. Talrijke boerinnen uit al de omliggende dorpen brachten er met zware korven aan den arm of op 't hoofd, hunne waar aan den man. Deze markt is eerst in verval geraakt doordien kooplieden hunne boter bij de boeren afhaalden. In 1900 werden nog ongeveer 5000 Kg. boter van maandag namiddag tot woensdag van elke week afgeleverd aan de twee kooplieden ter plaatse. Wat later, bij de opkomst der melkerijën leverden de boeren tot meer gemak hunne melk daaraan af. In SCHRIEK bestaat nog een samenwerkende melkerij. Sinds 1885-86 wordt hier 's woensdags handel gedreven in jonge zwijnen (biggens). Kooplieden uit de omtrek brengen er bij verkoop in de herberg - er wordt geen openbare markt gehouden - tot 200 stuks aan den man.
Van over onheuglijke tijden geniet de gemeente eene belangrijke jaarmarkt, dit tot 1911 op den 24 sten Juni, St.Jansdag-(patroonfeest der parochie) en later den daarop volgenden zondag gehouden werd. Deze markt wordt druk bezocht door vreemdelingen, zoo koopers als verkoopers en nieuwsgieringen. De ten toongestelde waren bestaan in ellegoederen, kleedingstukken, modeartikels, schoeisels, huis- en keukengerief, hout- en touwwerk, landbouwgereedschappen, jonge zwijnen, enz.
ONDERWIJS. Naar wij tusschen 1874 en 1880 uit den mond van ouderlingen vernamen, werd op het eind der Fransche overheersching, door den eenen of anderen persoon, die eenige bekwaamheid bezat, school gehouden voor goedwilligen die wilden leeren lezen en schrijven ; bij enkelen leerde men ooi wat cijferen. In den vastentijd ter voorbereiding ter eerste communie, werd, buiten het godsdientonderricht in de kerk, in de eene en ander buurt - zooals dit in het omliggende de gewoonte was - door deze of gene brave vrouw, catechismusles gegeven, bestaande in door voor- en nazeggen - (de kinderen konden niet lezen) - den tekst van vraag en antwoord (van buiten) te leeren opzeggen (1)
Wel werden door het Fransch bestuur (1798-1815) pogingen aangewend om door het onderwijs beschaving en verbetering te brengen in den ellendigen toestand des lands. Maar die pogingen mislukten schier overal doordien ons volk onder vreemde overheerschers wantrouwig stond tegenover elke nieuwigheid (2) en afkeer gevoelde tegen opdringende maatregelen. Bewijzen daarvoor vindt men in documenten(3)
In dien toestand kwam verbetering onder 't Hollandsch bestuur Want den 14 December 1818 werd zekere Jos. Verlinden van KONINGSHOOIKT door het gemeentebestuur tot onderwijzer benoemd, en bekleede terzelfder tijd, met wederzijdsche instemming tusschen het "vicariaat" (geestelijke overheid) en het gemeentebestuur de bediening van "clerc" (koster). Naar voorschrift der wet moest de hr. Verlinden binnen de 6 maanden, als bewijs van bekwaamheid, een examen afleggen voor de "Jury voor middelbaar en lager ouderwijs", En wat later bij koninklijk besluit van 25 Juli 1822, werd vastgesteld dat niemand lager onderwijs mocht geven, soo hij van de"Jury van het onderwijs" of van de "Provinciale Commisie" geen toelatingsbewijs had ontvangen. De heer Verlinden genoot een vergoeding van 17 cents 14/100 of 4 sols zilver, Brabantsch courantgeld, per maand, betaalbaar door elken leerling zonder onderscheid van geslacht. Aan de kinderen der familiën, die door 't Weldadigheidsbureel ondersteund werden, moest hij kosteloos onderwijs verschaffen, maar daarvoor ontving hij jaarlijks een veertel koren (4) als een stichting van dit bureel. Het schoolokaal ter zijner beschikking gesteld, was het zuidelijk deel van het tegenwoordig gemeentehuis , destijds een gebouw zonder verdiep. De heer Verlinden werd den 25 Maart 1823 ontslagen. Zijn handteeken op menig geboorteakt ten gemeentehuize van Schriek, doet veronderstellen dat zijn geschrift zeer net en verzorgd was.
Bij de indienstreding van den heer Schools, opvolger van heer Verlinden, in 1824, werd het schoollokaal verbeterd en van lessenaars voorzien alsook van andere meubelen.- De heer Schools ontving buiten het maandelijksch schoolgeld van 4 sols of stuivers courantgeld per leerling, van wege de gemeente nog 100.- Fr. wedde en 25.-Fr. voor huishuur, en van wege het Weldadigheidsbureel nog 9 schepels (Dl) rogge per jaar (4). Hij bleef in dienst tot 1830. Zijne opvolgers werden waarschijnlijk op dezelfde wijze vergoed.
(1) De meeste kinderen woonden geen school bij en konden noch lezen, noch schrijven. Meerderen onder hen waren 17-18 jaar oud eer ze bekwaam geoordeeld werden om de 1ste communie te doen. Zelfs hoorden wij gewagen van een jongeling, wiens eerste communie kleederen hem eenigen tijd later dienden tot huwelijkscostuum. (2) Onder ander : De nieuwe " Catechismus" door Napoleon ingevoerd en door Cardinaal Caprana goedgekeurd, vond geen ingang en stiet overal op verzet. - Vele priesters weigerden het gebed :"Domine, salvum fac imperatorum nostrum Napoleon" op te zeggen. (3) Ten Gemeentehuize van Schriek liggen formulieren of afschriften daarvan, door 't fransch bestuur toegezonden tot het verstrekken van inlichtingen die zouden dienen tot het inrichten van een geregeld onderwijs. Bij 't verzuim deze formulieren in tijds of volledig in te zenden, werden "rappels" gezonden met bedreiging van straf. (4) Waarschijnlijk ligt daarin de oorsprong van het “kosterskoren", dat tot voor een veertigtal jaren op veel plaatsen rond Nieuwjaar door de kerkkosters bij de boeren werd rondgehaald (soms vervangen door een gift in geld).
Van schoolprogramma en -verordening was er geen spraak : nergens daarover vinden we iets vermeld.
DE SCHOOLWET van 1842. - Van het begin af onzer onafhankelijkheid werd de noodzakelijkheid ingezien van een nieuwe en algemeene regeling van het onderwijs. Na de stemming der gemeentewet in 1836, moest er iets komen, t.t.z. een wet- die iedereen zou bevredigen. Moeielijk werk voor ’s landsbestuur. Vele voorstellen werden gedaan, ontwerpen besproken, totdat daaruit eindelijk in 1842, de eerste wet, - een meesterstuk op gebied van onderwijs - te voorschijn kwam. Ten gevolge van het invoege treden dezer wet besliste de gemeenteraad in zitting van 13 Mei 1845; de school te vergrooten. En gezien er dan nog geen gemeentehuis bestond (5) en de heer Arrondissementskommissaris reeds te voren het oprichten eener bewaarplaats voor de archieven had bevolen, besloot de raad op het te vergrooten gebouw, een verdiep bevattende twee vertrekken, op te richten. Maar allerlei moeielijkheden : de slechte financieele toestand der gemeente (6), de geringe toelage van 't hooger bestuur, wijzigingen aan 't plan enz., waren oorzaak dat het werk eerst dertien jaar later (in 1858) werd uitgevoerd. Bracht de wet van 1842 veel verbetering in den toestand van het onderwijs , toch maakte de sterke aangroei der bevolking, na 30-35 jaren, een degelijk onderwijs onmogelijk (7). Ook zou men de geslachten scheiden : In 1877-1878 werd een school (met woning) voor de meisjes gebouwd (8) en den 10 Oktober 1878 werden twee religieuzen-onderwijzeressen (orde St Jozef van Calasance) uit 't moederhuis te Vorselaer, aan de school benoemd. Bij 't in voege treden der schoolwet van 1879, hebben deze zusters hun ontslag gegeven en de woning verlaten. Bij de opening der vrije school zijn twee zusters van dezelfde orde hen komen vervoegen en van dit oogenblik tot in 1884 zijn zij door de geestelijke overheid gelast geweest met het onderwijs aan jongens en meisjes. Voor de jongens werd een woning kosteloos ter beschikking gesteld door heer DE VEUSTER Victor en met de meisjes werd voorloopig klas gehouden in een gehuurd huis,-totdat de nog bestaande klassen voltrokken waren.
Bij 't in werking treden der wet van 1884 hebben de religieuzen afgezien van 't onderwijs aan de jongens en is de meisjesschool aangenomen door de gemeente. De Zusters, die een huis bewoond hebben, dat aan Mevr. Wed. Goossens-Rijmenants en kinderen toebehoort, zijn in 1897 overgetrokken naar het kloostergebouw door vermelde weldoeners bij de klassen gebouwd De woning der gemeentelijke meisjesschool is in 1879 toegekend aan een onderwijzeres, die ambshalve (voor 't hoogere bestuur) benoemd was, wijl het gemeentebestuur weigerde tot een benoeming over te gaan.
DE WET VAN 1884. Bij beraadslaging van 6 Oktober 1884 werd door den gemeenteraad beslist : 1. De gemeentejongensschool met haar personeel te behouden. 2. De meisjesschool aan te nemen met een toelage van 2.800 fr. 3. De gemeentelijke meisjesschool, die slechts negen leerlingen telde, af te schaffen. (Zie aanh. XXXIV) In 1894 zijn de jongens uit het oud gemeentelokaal naar de gemeentemeisjesschool overgetrokken . Heden (1940) telt die school … klassen.
(5) In een gehuurde kamer werden alsdan de raadszittingen gehouden en de gemeentearchieven bewaard. (6) Door het vergrooten der kerk in 1844 was de gemeentekas uitgeput. (7) Rond 1873-‘77 woonden ongeveer 250 leerlingen (beide geslachten) de school bij, die twee klassen bevatte. (8) Door aannemer Petr. De Bie van Putte, mits 31419 fr. (9) "Omdat, - aldus in 't register der beraadslagingen aangetekend - de benoeming tegenstrijdig zou zijn met het algemeen gevoelen der inwoners en te voorzien is dat al de leerlingen naar de vrije school zullen gaan".
GEBOUWEN. - De gebouwen in de gemeente Schrick zijn allen van hedendaagschen bouwtrant en bieden niets bijzonders aan. Als voornaamste gebouwen kunnen wij noemen: de parochiale kerk gebouwd in 1303, maar later tweemaal vergroot (toren in gotischen stijl), de kerk van Grootloo, een echt juweeltje in modern Romaanschen bouwtrant, in 1937 opgericht, - het gemeentehuis en de Scholen. Als privaat gebouw het kasteel van de adellijke familie Van der Stegen, dat uit de 18de eeuw schijnt te dagteekenen en door de vermelde familie tijdens de Fransche revolutie (1794) behouden bleef tot in 1926, wanneer graaf Rudolf Van der Stegen kasteel en domein verkocht aan hr. Aug. De Roy, afstammeling van een oude adellijke familie uit Picardie, - die het in 1946 verkocht aan ... De kleine, lage huisjes die rond 1870 en nog later de kom van het dorp vormden, zijn vervangen door moderne, sierlijke woningen die van welstand der bewoners getuigen.
KRONIEKEN.
Nopens het bevolkingscijfer, den toestand der bevolking, GEWICHTIGE GEBEURTENISSEN EN FEITEN, die zouden plaats gehad hebben tijdens de twee-drie eerste eeuwen van het bestaan der parochie, is weinig met zekerheid gekend. De Geschiedenis leert ons, dat de middeleeuwen (ten naaste bij van 't jaar 450 tot 1450), tijdens welke Schriek ontstaan en opgekomen is, tijden waren van wanorde, onkunde en barbaarschheid ; dat de onwetendheid zoo groot was, dat de hoogst staande personen niet konden lezen, noch schrijven; dat alleen in de kloosters onderwijs en letteren, zoo goed mogelijk, in eere werden gehouden. Niet te verwonderen dat er geen documenten bestaan, welke op den toestand in dien tijd, eenig licht werpen. Naar aanteekening van den heer Cools (1) zouden de oudste archieven van Schriek maar dagteekenen van 1564. En dit schijnt zoo te zijn, want de stukken die ten gemeentehuize bewaard worden (2), - die op 't Staatsarchief te Antwerpen berustten in 1936 (3),- en degene die door den heer Conservator aldaar, bij brieven van 10-7-1936 aan den hr. Burgemeester van Schriek gevraagd (4) werden, alsmede de ruim drie honderd stukken, die opgesomd zijn in den "Ge-ordend inventaris der parochieregisters en oorkonden"(5), dagteekenen, op enkele uitzonderingen na, van later tijdstip. Te oordeelen naar hetgene verschillende geschiedschrijvers verhalen uit het verleden van omliggende plaatsen, besluiten wij dat Schriek, zooals we, om tijdsorde te volgen, verder zien zullen, - zijn aandeel heeft gehad in het "wel en wee" der naburige dorpen.
(1) Heer Cools, onderwijzer en medewerker van den hr. Jan Op de Beek, bij 't opzoeken en verzamelen van geschiedkundige documenten en bijzonderheden. (2) Zie aanhangel I (3) “””””””””””” II (4) “””””””””””” III (5) Zie bladen 29 tot 33. Beteekenis der verkorte wijzigingsteekens in de volg. bladzijden. (Bl. 12) = blad 12 van onderhavigen bundel. (Nr. 13) = nr 13 van "Geordend inventaris der parochie registers. (L.L.,II,33) = Geschiedenis van Heist door Lod. Liekens, 2e deel, blad.33. (A.B.,40) = Geschiedenis van Lier door Anton Bergmann, bladz.40 (Th.De R.150) = Eenige onuitgegeven stukken door Th.De Raedt, bl. 150 (…) = Niet historisch feit, - of feit uit de buurt van Schriek. (Aanh. I) = Zie aanhangsel I.
FEITEN MET JAARTALLEN UIT DE GESCHIEDENIS.
1220 Walther Berthout, ter kruisvaart te Damiette, ziek gevallen schenkt aan het Tentonisch Huis te Jerusalem 6 bunder grond te Grutlo(Grootloo) (bl.40 of A) 1303 In dit jaar zou de kerk van Schriek gebouwd zijn. (Bl. 12 en L3) 1309 In dit jaar werd de parochie opgericht (Bl.12) 1310 De Munksbosschen, 74 bunder groot, werden aan het klooster van Grimbergen verkocht door Gielis van Beirsele en Gijzel Vleminck (L.L.II,23) 1427 Jan Van Arkel staat het Land van Mechelen, waartoe Schriek behoorde, af aan den heer Van Wezemaal (Bl.6). 1459 De heer Van Wezemaal staat het af aan Filips de Goede. Het goed blijft aan de Kroon tot bij de openbare verkooping in 1650. Dirk van der Nath koopt Schriek en Grootloo. 1660 Dirk van der Nath verkoopt Schriek en Grootloo aan M. van Brouckhoven. 1725 Graaf van der Stegen huwt een afstammelinge van van Brouckhoven. 1480 Schriek en Grootloo tellen 72 haardsteden. (L.L.,I,112) 1496 Schriek en Grootloo tellen 43 haardsteden. (L.L.,I,112) 1526 Schriek en Grootloo tellen 78 haardsteden. (L.L.,I,112) 1542 Schriek en Grootloo geplunderd door de legerbende (rooversbende) van Marten van Rossem (Aanh.IV). 1564 Van dit jaar dagteekent het oudste document van Schriek : "Rekeningenboek der kerk." (Nr 86 bis). 1578 Vreemde legers verwoestten onze streek. Slag van Rijmenan (Aanh. V). 1585 De kerk van Heist in asch gelegd (L.L.,II,84). 1586-1590 De Spaansche linie opgeworpen.(Aanh.VI.) 1600 Putte verwoest (L.L.,II,92). 1604 Van dit jaar dagteekent het oudste doopregister (Aanh.l) 1622 Van dit jaar dagteekent het oudste stuk waarin Schriek als GEMEENTE vermeld wordt. 1622 Plundering en brandstichting in de dorpen rond Mechelen, Leuven en Brussel; vandalisme te Haacht. 1634 Een leger met 1600 paarden gedurende 12 dag. te Keerbergen. 1635 Een generaal met zijn leger te Keerbergen. 1636 Vijf compagnie cavallerie gedurende 5 weken te Keerbergen. Doortrekken van troepen te Keerbergen, Putte en Schriek. Plundering en verwoesting van den oogst. 1637 Cavalerie kampeert te Keerbergen. Brand bij genoemd dorp. 1638 Doortocht van troepen tusschen Aarschot en Lier. Inlegering van troepen te Schriek. De kerk en de kapel van Grootloo door de Franschen geplunderd. Vlucht der inwoners, huizen in brand gestoken; besmettelijke ziekte in Schriek.(Zie volledige attestatie Aanh. VII.) 1639 Vreemde legers in Keerbergen; brand in een hoeve. 1641 Afpersingen en geweldenarijen tegen inwoners van Keerbergen, strooptochten, bedreigingen, gevecht. 1642 Het bestuur van Keerbergen levert een bewijs af van goed gedrag aan den Spaanschen gouverneur van Lier. 1643 Spaansche en Engelsche troepen passeeren gedurig door Keerbergen. Vernieling, oorlogschatting.
Voor 1650 - PROCES TUSSCHEN WERCHTER EN SCHRIEK OVER HET BEZET DER BOLLOO.(Bl. 39).
1651 De "STEINEN HOEVE" opgemeten. (Aanh.VIII). 1653 Werving van rekruten te Keerbergen en Rijmenam. (Th.D.R.) 1655 Een langdurig geschil ontstaat tusschen de E.H.Pastoor Mertens en Ferdinand en Antoon van Brouchoven.(Aanh.IX.) 1656 De windmolen op de kapelheide (Leuvensche baan) opgericht. (Aanh.X.) 1660-62 Verkoop van vier roeden kerkhof (Xl) 1662 Juf. de Cleyn leent 22.000 gulden aan de gemeente.(Bl. 24) 1705 Inwoners van Schriek en Grootloo vluchten op de "Molensch(r)ans". Ongemeen heete zomer. Oorzaak der vlucht.(Aanh.XIV) 1710 Instelling van 't broederschap van St. Antonius. (Hr.A.Cools) 1714 Mevr. van Grootendael schenkt het “Kaudhalzenhof” aan de kerk (bl.22) 1717 De erfgenamen van juf. de Cleyn schelden 35.000 gulden kwijt aan de gemeente.(Bl. 24) 1743 Vijf woningen van Baal aan Schriek afgestaan: Getuigenis van den E.H.Helsen, vicaris in Baal (Bl.13). 1745 Inrichting der onderpastorije ( Bl. 34-36). 1767 Vagebond Adriaan Schuerman te Schriek gegeeseld (Aanh.XIII). 1770 Testament van den E.H.Pastoor Lardinoy (Blad.23). 1771-’76 Proces tusschen de gemeente en hr.Fil.Norb.Mar. vander Stegen, baron van Putte en heer van Schriek over het bezit der "Kapel(le)heide" (Aanh. XIV). 1775 Opbouw der pastorij.(Bl. 37). 1789 VERMALEDIJT BACKHUYS TE SCHRIEK (Aanh. XV) 1793 Herstelling en eerste vergrooting der kerk (Bl. 17) 1794-’99 België ingelijfd bij de Fransche republiek 1799-1804 België onder het Consulaat 1804-’14 België onder het Fransch Keizerrijk (Aanh.XIX). 1795 België verdeeld in departementen en Kantons 1796 Nieuwe verdeeling van Kantons (Aanh.XX). 17.. De Rooversbende van Pijpelheide (Aanh.XVIII). 1798 De kerk door ‘t volk geopend; gendarmen verjaagd (Aanh.XVI). 1799 De pastorij te koop aangeboden.(L.L.,II;204). (Aanh.XVII). 1799 Nieuwe verdeeling en bestuur (Aanh.XX). 1800-1804 Herstellingsmaatregelen door ‘t Consulaat 1801 Concordaat (Aanh.XXI). 1804-1815 Napoleon Bonaparte Keizer; heerschzucht; oorlogen; krijgsopschrijving (L.L.II,209,A.B.495). Tocht naar Moscou (1812); Slag van Leipzig (1813) Waterloo-(1815). 1810 Registers van de verslagen der gemeenteraadzittingen (XXII). 1819 Notaris J.Fr. Ceulemans benoemd, verblijft te Schriek (XXIII). 1820 De pastoreele goederen wedergegeven (Aant.hr.J.Op de Beek). 1820-’21 Onderzoek der openbare wegen,-verslag (Bl.57). 1821 De doop- ,huwelijks- en overlijdensregisters (der kerk) worden aangeslagen door Commisaris Van Velsen en burgemeester J.N.Vermijlen (J.Op de Beek). 1821 De goederen der kapel van Grootloo aangeslagen door de gemeente; de boomen rond de kapel verkocht.(Bl.42). 1825 Moeielijkheden tusschen de gemeente en graaf Filip van der Stegen (Aanh. XXIV). 1826 Broodzetting. (Aanh.XXV). 1827 Geschil tusschen inwoners van Grootloo en Schriek-dorp over het houden van danspartijen. (Aanh.XXVI). 1830 Tijdens de omwenteling van 1830 (15 tot 16 October) kampeert een » vrijwilligersleger te Schriek. (Aanh. XXVII). 1838 De brouwerij Vermijlen opgericht. (Aanh. XI). 1839 De EH. Kerselaers maakt 2000 Fr. aan 't armbestuur (Bl.23). 1844 Vergrooting (2e vergr.) der kerk. (Bl.17). 1844 Verval der gilde van St. Sebastiaan (Bl.22) en (Aanh.XXVIII) 1845 2de Windmolen opgericht door Fr. Van Calsteren op grond aangekocht van J. Van den Broeck, wijk B,nr '27b (Hoek der Puttestraat met Langstraat.) 1845 Lazarushofken vernietigd. (Aanh.XIV). 1847 Cath. Rijmenants (Wwe Goossens) maakt 4000 fr. aan het Armbestuur (bl.23) 1849 De Nederlandsche gewichten afgeschaft : vervangen door het metrieks stelsel. (Aanh. XXIX). 1852 De school van Goor (Heist) met onderwijzerswoning gebouwd. 1853 Oogst beschadigd door hagelslag (L.L.II,238)-(Aanh. XXX). 1855 Filip Claes schenkt twee perceelen land, onder Keerbergen gelegen aan de kerk. (Bl. 23) 1855 De botermerkt wordt ingericht (Bl.69). 1856 Het gemeentehuis wordt opgebouwd.( ). 1857 Graaf Filip Van der Stegen gemeenteraadslid. (Aanh. ) 1858 Graaf Filip Van der Stegen maakt vast goed en een som geld aan ‘t Armbestuur, met 1/3 van het inkomen aan de kerk.(Bl.22 en 23). 1864 De eerste steenweg in de gemeente gelegd. (Bl. 58) 1865 St. Bermardus kapel heropgebouwd.(Aanh. XXXII). 1869 Pionieren. (Bl.57). 1871 Inwoners van Grootloo vragen oprichting eener parochie in hun gehucht (Bl.42 en 43) 1873 De dekenij Heist-op-den-Berg ingericht (Aanh.XXXIII) 1873 De EH.Pastoor Kar. Vermeijlen vermaakt bij testament een perceel land aan het Armbestuur.(Bl.23) 1875 De EH.Van Ourshagen Jan Adr. schenkt aan de kerk een stuk land ter waarde van 5.000 fr. (BI.23). 1875 't Lazarushofken wordt door de gemeente aangekocht. 1877 De jongensschool (Leuvensche baan) gebouwd.(Bl.59) 1878 Stichting van het klooster. Meisjesschool . (Aanh.XXXIV). 1679 De pastorij wordt aan de kerkfabriek toegekend. (Aanh.XXXV). 1879 De vrije katholieke school opgericht.(Aanh.XXXIV). 1882 Nieuwe kruisweg in de kerk.(Bl.24). 1885 Handel in jonge zwijnen. (Bl.69). 1886 Brouwerij De Veuster opgericht.(Wijk A, nr 587a). 1890 Boerenbond gesticht.( Bl. 68) . 1891 tot 1937 Herstel der kapel van Grootloo met vergrooting – maandelijksche mis ; -Zondagsche mis;- oprichting der parochie,- eerste herder;- inrichting der parochie;- bouwen en bemeubeling der kerk.(Bl.43 tot 49). 1895 Invoering van den broeioven (broeimachien) bij de kiekenteelt(Bl 65 en 66) 1895 Verlichting der dorpskom met petrolielantaarnen. 1898 Gekleurde glasramen in de kruisbeuk der kerk.(Bl.25) 1900 Oprichting der pensioenkas. 1900 Oprichting der steenbakkerij De Veuster.(Bl.69) 1905 Buurtspoorweg Lier-Werchter aangelegd. 1906 Postkantoor ingericht. 1919 Gedenkteeken der gesneuvelden opgericht. 1921 Electrische verlichting ingevoerd. 1923 Telefoonkantoor ingericht. 1934 Nieuwe begraafplaats aangelegd.(op W.B.nr 294).
AANHANGSEL I.
Ten gemeentehuize berust een stuk luidend : 'STAAT VAN INVENTARIS DER PAPIEREN EN DOCUMENTEN RAKENDE HET GEMEENTEBESTUUR VAN SCHRIEK EN GROOTLOO". Wij Burgemeester en Secretaris van de gemmente Schriek en Grootloo verklaren bij deze overgenomen te hebben op de gemeentekamer alhier uit handen van Jan Norbert Vermijlen, Burgemeester der gemeente op heden wezende zesde December achttien honderd dertig, de hierna genoemde stukken rakende het gemeentebestuur van Schriek en Grootloo : 1.- Een register inhoudende de akten van geboorten, huwelijken en overlijdens van af drij November zestien honderd dertien tot zestien honderd een en vijftig. 2.- Dito van zestien een en vijftig tot 1685. 3.- Een register van geboorten en huwelijken van 1685 tot 1731. 4.- Een register van de aflijvigen van 1685 tot 1731, vergezeld van het "Zondagsgebed". 5.- Een register van de geboorten en huwelijken van 1604 tot 1623. 6.- Een register van geboorten, huwelijken en aflijvigen van 1754 tot 1766. 7.- Een register bavattende de tienjarige tabelle van 20 September 1792 tot het jaar XI der Fransche republiek van geboorten, huwelijken en aflijvigen in chronologische en alphabetische orde. 8.- Dito van 1802 tot 1813. 9.- Drie registers bevattende de tienjarige tabellen van 1 januari 1813 tot dito 1823. 10.- Een register inhoudende 15 akten van overlijdens van militairen in dienst. 11.- Een register van geboorten, huwelijken en aflijvigen van 1775 tot 1778, - alsmede de akten van 1792 tot 26 October 1797. 12.- Dito van 1779 tot 1791. 13.- Dito van 22 September 1796 .tot 1799 met eenige renseignementen van geordonneerde vonissen en rectificaties met tabellen van voorgaande administratuurs. 14.- Register van geboorten van 23 Sept. 1800 tot 31 December 1810. 15.- Register van geboorten van 1 Januari 1811 tot 31 December 1820. 16.- Register van huwelijken van 23 Sept. 1800 tot 31 December 1810. 17.- Register van geboorten van 1 Januari 1811 tot 31 December 1820. 18.- Register van aflijvigen van 23 Sept. 1800 tot 31 December 1810. 19.- Register van aflijvigen van 1 Januari 1811 tot 31 December 1820. 20.- Negen registers van geboorten, huwelijken en aflijvigen van 1821 tot 1829. 21.- Een dooze inhoudende de titels "RENTE CONSTITUTIVE" toebehoorende aan de Armentafel met de inscriptie van nr 1 tot 15. 22.- Dooze : politie, nachtwachte, bedelarij, jacht en veldinrichtersdienst. 23.- Dooze inhoudende de stukken rakende de armen. 24.- Dooze inhoudende de stukken aangaande de publieke instructie. 25.- Dooze inhoudende de stukken aangaande de publieke instructie. 26.- Dooze inhoudende de stukken aangaande de kinderen van het borgerlijk hospitaal te Antwerpen. 27.- Directe belastingen (Bestuurlijke zaken). 28.- Reglementatie van politie. Tafel van betrekking of overeenkomst van den Republikeinschen met den Gregoriaanschen kalander. 29.- Nationale militie. 30.- Publieke wegen. 31.- Comptabiliteit ; Kwitt. van de gemeente ontvangen wegens een borgtocht van 300 gulden van heer Segers. 32.- Moederrollen der plaatselijke belasting. 33.- Fournitures militaires. 34.- Staat van akten, minuten, registers van het gesupprimeerd regentschap van Schriek, gedeponneerd te Mechelen den 20 mei 1809. 35.- Rekeningen der gemeente van 't jaar X tot XIV van 1806 tot 1828 36.- Idem van 1823 tot 1828. 37.- 3 Registers van resolutiën van den gemeenteraad. 38.- 1 Register van de bevolking van 1830. 39.- Register van notiën, sloten en rekeningen van 1 Januari 1715 40.- tot 47. (Meubelen, brandmateriaal, enz.) 48.- Dooze: stukken over koeipokken + veeartsenij. 49.- Rekeningen der Armentafel van 1802 tot 1827 50.- Rekeningen en bewijsstukken van militairen dienst in de Nederlanden 51.- Verkiezingsstukken. 52.- Militiestukken. 53.- Militiestukken : landmilitie 1815 - 1830. 54.- Nog over de landmilitie.
AANHANGSEL II
Op het staatsarchief te Antwerpen (Door Verstraeteplaats,5) berusten : 1. Archieven der Schepenbank door de gemeente ter Rechtbank van Mechelen gedeponneerd : Domaniaal hof van Befferen, Goedenissen van 1673, 1719, 1722, 1764, 1766, 1795 = 5 deelen Idem - minuten 1691 - 1719 = 1 deel. Voorwaarden 1731 - 1779; 1781 - 1783; 1785 - 1792 = 44 deelen. Rollen 1753 - 1770 = 3 deelen. Schepenakten 1760 - 1794 = 5 stukken. 2. Andere archieven : H. Geestrekeningen 1619 - 1812 = 6 pakken. H. Geestrekeningen cijnsboekjes 1634 - 1688 = 1 pak H. Geestrekeningen varia 1672 - 1820 = 1 pak. Dorpslastboeken 1613 - 1789 = 20 pakken. Processen (gemeente-) 1770 - 1776 = 1 pak Notitieboek (rekeningen) 1715 - 1776 = 1 deel. Wettelijke akten en conditiën 1584 - 1775 = 1 pak. Weezenrekening 1638 - 1699 = 1 pak Militaire zaken 1648 - 1749 = 2 pakken. Contributieboek 1705 - 1706 = 1 deel. Lastenboekjes 1705 - 1708 = 3 deelen. Allerlei stukken 1.99 - 18.. = 3 pakken
AANHANGSEL III
Archieven gevraagd door den heer Conservator: Archieven van de Schepenbank en afgeschafte instellingen. Stukken ten voordeele van den H. Geest 1748 - 1 pakje. H. Geestrekeningen 1693 (nr 34), 1694 (nr 35) - 2 cahiers. Manuel: Inkomsten van den H. Geest, 18e eeuw - 1 cahier. 1.- Andere archieven van het “oud regiem”: collectie van den XXn penning, rekening 1786 - 1 cahier. landboekje 17e eeuw. 2.- De twee tafelboeken der oude parochieregisters. 3.- Archieven van het “nieuw regiem” behalve burgerlijken stand : registers van den gemeenteraad, schepen collegie, militie, politie, bevolkingsregisters daarmee betrekking hebbend ± 1797-1837.
AANHANGSEL IV.
MARTEN VAN ROSSEM was legeroverste (maarschalk) van den graaf van Kleef (1) die den koning van Frankrijk steunde in den strijd tegen Keizer Karel V. Bij (A.B.178) vinden wij aangetekend: " ... Na de oude infirmerij van het Beggijnhof (te Lier), die buiten de Eekelpoort lag, verbrand te hebben, sloeg de bende van den Zwarten Marten den weg op Duffel in, om daar de Nethe over te trekken; doch men vond de brug afgebroken. Na twee dagen werkens gelukte de soldaten er in om bij middel van kuipen en bakken aan de klokzeelen gebonden, de rivier over te trekken. Maar van de dorpen Duffel en Waalhem bleef niets dan puinhoopen over. De abdij van Rosendaal werd verwoest, Mechelen bedreigd, SCHRIEK, Keerbergen, Wespelaar, Thildonck, Rotselaar geplunderd Herent en Winzele neergeblaakt en Leuven belegerd, doch niet ingenomen."
AANHANGSEL V.
VERWOESTING ONZER STREEK . De omwenteling der 16e eeuw , - strijd die meer dan veertig jaren duurde tusschen Spanje en Nederland, -is een van de rampzaligste tijdperken geweest, die ons land beleefde : (L.L. II ,78) " Te Heist was men dikwijls overlast van Krijgsvolk, want het lag op de groote baan van Lier naar Aarschot, welke twee versterkte plaatsen waren. Het was hier een gedurig heen - en weertrekken van legers en garnizoenen en dikwijls bleven die troepen hier vernachten of zelfs verscheidene dagen uitrusten." (A.B.248-249) : " Op 7 juli 1578, sloeg het Statenleger (2) zich op de heide tusschen Lier en Herenthals neder. De dorpen werden afgeloopen, de oogst verwoest, en de ongelukkige landlieden, vluchtten naar Lier, waar hun vee bij gebrek aan voedsel, ten grooten deele stierf.
(1) In geschiedboeken ook genoemd "Duc de Clèves et de Juliers." (2) De Staten = Staatschen = Algem.staten waren de afgevaardigden der Nederlanders, vooral die uit de N.provinciën; Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, die samen aanspanden tegen Spanje. De Staatschen zoowel als de Spanjaarden, hadden vreemde ( Duitsche, Engelsche, Schotsche) soldaten in dienst, die slecht betaald en zonder regeltucht, meer last dan voordeel veroorzaakten, strooptochten ondernamen, en allerlei gruwelen bedreven.
Op 23 juli werd het kamp naar Keerbergen verplaatst (waarbij het te Schriek ook niet rustig zal gebleven zijn)- en op 1 Augustus wonnen de Staatschen den slag van Rijmenam. Die overwinning verbeterde den toestand niet… Duitsche benden te Zandhoven gelegerd tot onderstand der Nederlanders, werden naar de Nijlensche heide overgebracht. Men had dus een Duitsch kamp te Nijlen en het Statenleger te Keerbergen. "Voeg daarbij de "Zwarte ruiters" zooals men de Spanjaards noemde die onophoudend strooptochten hielden, de boeren tot bij Antwerpen oplichten en op rantsoen stelden, en men kan zich een denkbeeld vormen van den toestand onzer streken. Op sommige dorpen waren noch menschen noch dieren te vinden. Lier integendeel was opgekropt met vluchtelingen, die met hun vee op de straten legerden en in groot getal van ellende bezweken. De lijken bleven boven de aarde liggen en weldra verscheen de pest, die, zooals Van Lom getuigt, in het volgend jaar 5000 slachtoffers maakte. Die pest woedde geheel het land door en sleepte ook Dom Jan (Spaanschen landvoogd) ten grave (1 October 1578).
AANHANGSEL VI.
DE SPAANSCHE LINIE. (L.L.,II,86-87) : "Op de Pijpelheide, onder Heist, hadden de Spanjaards een versterkt kamp ingericht tegen de inloopingen van Willem den Zwijger, die te Diest zijn kasteel had. Dit kamp van Baal-berg naar de Neet te Booischot, was ongeveer 4 Kilom. lang en voorzien van diepe grachten met water van 15 met. breedte." Rond 1870-'75 lagen, als overblijfselen van die verdedigingslijn, nog eenige kuilen bij aarden wallen op enkele honderd meters ten O. van 't kerkhof van Pijpelheide, langs de N. zijde tegen de baan naar Aarschot. Een gebuur Karel Eggers, die goed op de hoogte scheen van aardrijks- en geschiedkundige bijzonderheden, en onze kennis uit de lagere school over die vakken dikwijls wist aan te dikken,- duidde ons ter plaatse, als richting dier lijn aan : Baalberg, Pandhoeven,de Meren (bij voornoemde kuilen), de O.zijde van Pijpelheide, de spoorwegstatie van Booischot. En, Evarist Vleminckx, schaliedekker, Pijpelheide, wees ons, als laatste overblijfsel der linie - omstreeks 1900-den hoogen aarden dam of wal aan, die met zijn N.einde tegen de provinciale baan reikte, een honderdtal meters ten W. van den buurtsteenweg naar Booischot-Statie.
AANHANGSEL VII.
INLEGERING VAN TROEPEN TE SCHRIEK. "Wij schepenen der heerlijcheit van Keerbergen gemeyntelijk doen te weten ende certificeeren voir de gerechte waerheyt op den eedt int aennemen onse ampten gedaan, aen alle degene die dese tegenwoirdige letteren sullen sien oft hoeren lesen besunders de Hoog Mogende heeren staten generaal der vereenichde Nederlanden, ter instantie van Schepenen ende gesworen bedesitters der heerlijcheyt van Sint-Jans-int-Schriek ende Grootloo gelegen neffens ende paelende aen onse voerschreven heerlijcheit, dat tzelve dorp is een van de seventhiene maekende tsaemen het landt van Mechelen of landt van Arcle, wesende cleyn in sijn distrikt of begrijpe, hebbende dese inlantsche oirloege geleden groeten overlast van logeringe van soldaten ende dat de consideratie van de gelegentheyt de plaetsen op de baene tusschen Aerscot ende Liere, daer de passeringe ende repasseringe meest is gevallen, hebbende daer bij geleden groete schaede merckelijck ten tijde als de voern, heeren staten met sijne Majesteyt van Vranckrijck legers hadden belegert de stadt van Leuven, sijn van de franchoisen gansch ende geheelijck gepilleert geweest, ende affgerucft hunne kerke ende capelle van Groetloe respectieve, daer sij hunne meubelkens hadden gevlucht, sulex dat sij daer al hebben gelaten dgene sij ter wereld waeren hebbende, qualijck hen leven hebben connen salveren dwelck heeft gecauseert, datde gemeynte gansch ende geheelijcksijn verstroyct geweest ende veelen hebben verlaeten de voorschreven jurisdictie ende hebben hun gegeven met hunne residentie onder andere jurisdictie daer ontrent gelegen, doir weleke oirsaeke dat daer veele huysingen ledich ende onbewoont sijn liggende, die ooick woirden affgebroken ende verbrandt bij de soldaten, naer weleke voers, belegeringe Godt Almachtich de selve gemeynte heeft commen besoecken mette contagieuse sieckte die heeft geduert den tijdt van twee jaeren geduerende welcken tijd binnen de selve heerlijcheyt van de selve sieckte sijn gestorven menichte van de innegesetene, waardoir dat de gemeynte hun bevinden soe weynich en swack dat niet mogelijck en is, dat sij connen continueren in de betaelinge van de lasten die sij voirmaels hebben betaelt aen deen als dander sijde, sullen daerom genoetsaeckt sijn deselve heerlijcheyt te moeten abondonneren ende sedert laten liggen, ten waere hunne redelijcke moderatie ende quytscheldt geschiede. Ende want goddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige sacken der waerheyt gettuygenisse te geven, besunders des versocht synde, soe hebben wij schepenen voergenoemt dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen ende onsen gemeynen schependoms segel op het spatium gedruckt. Gedaan desen IX Juny 1638
AANHANGSEL VIII.
DE STEINEN HOEF. De gebouwen dezer hoeve liggen ruim 300 met. N. waarts van den kerketoren. O.waarts tegen de baan naar Heist. 1651 werd deze hoeve opgemeten en op plan gebracht. Op dit plan met verklaring, waarvan wij hier een verkleinde schets bijgevoegen,- ligt de woning afgebeeld als een heeren verblijf : gebouw met verdiep puntgevels en torekens, sierlijke bijgebouwen en prieeltjes in den uitgestrekten tuin. Rond die gebouwen liggen 31 perceelen grond afgebeeld, die, bijna allen in vorm en oppervlakte overeenstemmen met de perceelen van kadastralen atlas Poppe. Van die naast elkander aangesloten perceelen, het al eigendom van zekeren heer Antoon Dierckx te Mechelen, waren in vermeld jaar alleen de dichts bij de woning of tegen de openbare wegen (1) gelegen perceelen, die ongeveer 2/5 van de totale oppervlakte uitmaakten, tot bouwland gebracht; de overige stukken waren beboscht of lagen vaag. De verdere ongeving was meestal heide. Bosschen en heide zijn na een verloop van 200 tot 300 jaren ontgonnen en in vruchtbaar bouwland herschapen en detoenmaals bewerkte perceelen zijn nu langsheen de baan met sierlijke villa's en woningen bezet. Wat de gebouwen de woning inzonderheid betreft, deze had rond het jaar 1870 het uit van een oud gebouw met hoogen voorgevel in welken deur- of vensteropening toegemetseld en door andere vervangen waren. Hoe die eerste woning tot verval gekomen en de uitgestrektheid der landerij tot enkele hectaren ingekrompen is, konnen wij niet achterhalen. Op 't plan of in de bijgaande verklaring vinden wij den naam niet vermeld van "Steine(n)hoef". Wellicht is dit heerenverblijf vervreemd en verbrokkeld en werd het vervallen gebouw tot landbouwuitbating ingericht, die van dit oogenblik met recht, den naam van Steinen (=steenen) hoef zou gekregen hebben. In of rond 't jaar 1872, tijdens een onweder op het middaguur van een heeten zomerdag, sloeg de bliksem op de woning, die met den aanpalenden stal, de prooi der vlammen werd. Enkele jaren nadien werd de heropgebouwde hoeve nogmaals door het hemelsch vuur getroffen zonder schade te lijden. Vermelde woning op een veertigtal meters van den steenweg gelegen zal weldra verborgen liggen achter moderne woningen en villa's, en binnen enkele jaren weet niemand .meer te spreken van de "STEINE HOEF". (1) De baan uit de dorpskom van Schriek naar Heist heette alsdan "draaiboomstraat", en de huidige Kwadeheidestraat de "Rommelarestraat"
AANHANGSEL IX.
Met de familie de Broechoven en ook met het gemeentebestuur of met eenige leden van hetzelfde is de E.H. Mertens , alsdan pastoor, dikwijls in geschil geweest nopens het aanmatigen en verkoopen van pastorale tienden, het benoemen van koster, schoolmeester, enz., ambten, die door de van Broechovens zelfs ten prijze gesteld geweest waren, - het teruggeven van kerkelijke archieven, welke door dezen aangeslagen werden. (Bl.32) Van de familie van Broechoven is de heerlijkheid van Schriek overgegaan aan de familie van der Stegen. Met den heer Karel van der Stegen en ook met het gemeentebestuur is de E.H. Pastoor Lardinoy (nr.59) gedurende verscheidene jaren in proces geweest nopens zekere pastoreele goederen, rekeningen van kerk- en armbestuur, tienden, enz. (Aantek., van hr. J. Op de Beeck). Over die geschillen tusschen voornoemde dorpsheeren en eerw. heeren Pastoors en de gemeente hebben wij in de gemeentearchieven tot op heden (1940) geen bijzonderheden aangetroffen. En van de archieven der kerk, voornamelijk de stukken nopens de geschillen nrs 96, 97, 100, 103, 104, 105, 131, 136 tot 145 en enkele andere uit den inventaris van 1898, - hebben wij, ondanks veel moeite niet voldoende inzage gekregen. Wij denken dat die heeren TOPARCHAS, zooals zij zich zelven wel eens betitelden, - zich dikwijls aan de rechten en aan de eigendommen der kerk hebben vergrepen.
wordt vervolgd
25-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
24-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (5)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
Deel 5
AANHANGSEL X.
Tijdens en waarschijnlijk reeds voor het ongelukkig tijdstip waarover we hiervoren gewaagden (zie V), hadden de inwoners van Schriek en Grootloo, tot beveiliging van have en persoon en tot verdediging bij boosaardigen aanval door vreemde legers, ter plaatse de KAPELLE-HEIDE, op 400 met. Z.O .waarts van den kerketoren, een ruime "vluchtschans" met breede en diepe grachten opgeworpen. In het jaar 1656 werd binnen die schans een houten windmolen opgericht, die er heden nog draait. Vandaar kreeg die plaats den naam van MOLENSCH(r)ANS. 1 kilometer Owaarts van de Molenschrans, ligt de GROOTLOOSCHRANS, hoeve voorheen door water omgeven ter plaatse genaamd SCHANSHOEK (zie Bl.54). Zulke omwaterde hoeven met den bijnaam van "Schrans" (verbastering van "Schans"), vindt men op veel plaatsen, en dienden in onveilige dagen zoowel tot bevrijding van de bevolking der omgeving als van de bewoners der hoeve: Te Beerzel heeft men "Beerzelschrans", - Bevel: " Bevelschrans", - Nijlen: "Tieboers" - met nog vier andere schransen, enz. Plaatsen, heden nog gekend onder den naam van "Schrans" of "schranskens", waar men breede grachten of vesten, zonder gebouwen aantreft, dienden tot hetzelfde doel : te Itegem, Wiekevorst, in de Antwerpsche en Limburgsche kempen, vooral daar waar passage was voor legerbenden. Het dagblad " Het Algemeen Nieuws" in zijn nr. van 30 November 1940, zegt daarover, in zijn artikel "in het land van Genk" onder meer : Even min als eenig ander dorp of stad in het "Loonsche" ontsnapte Genk de gewapende "uitstapjes" van de plunderende legerbenden der opeenvolgende graven, hertogen en prinsen, die ook de nederige Kempen met hun bezoek wilden vereeren. De inwoners waren daar evenwel op voorzien. Het dorp en ieder gehucht had zijn eigen "schans" d.i. een verdedigde wijkplaats in een lage waterrijke plaats van den omtrek waar iedereen, mits betaling aan den " schansmeester " zijn hutje of wijkplaats in tijd van nood kon betrekken. De ligging van de schans werd natuurlijk voor vreemden en krijgsvolk angstvallig geheim gehouden.... In 't klein is deze geest terug te vinden in de winningen - huizen zelf, die alhoewel uitsluitend uit hout getimmerd, en met leem gevoegd, zonder uitzondering door zoogenaamde "grachten en holten" en door slagboomen afgesloten waren." Een landkaart " Pays Nord-Ouest ou n° 8, Bruxelles, environs de Malines, publié par Ls. Capitaine, Associé et Premier Ingr. de la carte de France" geeft talrijke schansen op, bijzonder in en rond het hedendaagsch kolenbekken van Limburg. Maar veel Vlaamsche namen zijn daar op zoo eigenaardig verfranscht, dat men de koddigste vertaling ontmoet, o.a. de vroeger omwaterde hoeve " Schaleeken" in sommige oorkonden ook "Schaleken" - rond het jaar 1800 een zeer uitgestrekte landbouwuitbating, doch later verbrokkeld, op het grondgebied van Keerbergen (prov.Brabant) tegen dit van Schriek (prov. Antw.), - is op die kaart genaamd (Schaleeken) = "Charles Quint", - de “Bolloo" heet "Bois Bord", - de Heestenheide molen (in Oct. 1914 vernield): "Moulin de Tister" enz.
AANHANGSEL XI.
De E.H. Pastoor Mertens (zie IX) verdedigde niet slechts de rechten en het eigendom der kerk, maar beijverde zich ook voor de verbetering van al wat aan zijn zorg was toevertrouwd : Verbeeld U, in de dorpskom, bij de kerk waar de meeste passage is van heel het dorp, tusschen het kerkhof eenerzijds en de dorpsplaats met het pastorijstraatje anderzijds, - een gracht van vier, vijf roeden, die, gezien deze grootte, bij zomer als bij winter voorzien is van water, water wellicht besmet door ondergrondsche insijpeling uit het kerkhof, zeker ongeschikt tot gebruik door stof en onreinheden van de straat weggevaagd door wind en regen, - een modderpoel uit welken verpestende uitwasemingen opstijgen ! -" Die afzichtelijke en gevaarlijke modderplas moet weg; - meent de E.H. Pastoor, - en er moet daar tegen de dorpsplaats een sierlijke, stevige woning met een bevallig, afgesloten hofje ! De hand werd aan 't werk geslaan : Een verzoekschrift aan de bevoegde overheid gezonden (Bl.14), genoot, - na verslag over 't onderzoek tcrplaatse door den E.H. Landdeken, een gunstig onthaal bij Z.E. den Aartsbisschop : Verkooping toegelaten (Bl.15), - heeft plaats (Bl.16) De E.H. Pastoor Mertens, kooper, heeft dan, naar de voorgeschreven conditiën een woning opgericht of laten oprichten, en wel, - zonder eenigen twijfel - , de woning die afgebeeld is rechts af op 't voorplan van de print (driehoekig vaantje) “Sint-Jan-Baptista tot Schriek" door Em. Van Heurck beschreven (Bl.20). Plaats.tijd en vorm pleiten daarvoor: a)"De cooper soude op de voors erfve niet een slecht huys moghen setten, maar een huys van fraye forme tegen de dorpsplaats" en, de print vertoont op die aangeduide plaats een sierlijke woning.- b)Het erf begin 1662 verkocht zijnde, werd de woning na dien datum gebouwd, - en de print is ge(zink)drukt naar een kopersnede van de XVII eeuw (dus binnen de veertig jaren na de oprichting). c) Zoowel als de print de ligplaats der kapel van Grootloo en van 't Lazarushofken" ten opzichte der kerk, vorm en plaats van de vensters, conterforts, galmgaten en spits van den toren nagenoeg heel juist weergeeft, zal dit zonder twijfel, ook wel het geval zijn met de afbeelding der woning, welke laatste nog geen veertig jaar oud was. Die woning heeft echter geheel haar oorspronkelijk uitzicht niet altoos behouden, Even als er heden nog voortdurend, uit gemak- of modezucht, verandering aan oude woningen wordt toegebracht, zoo werden rondboogvenster- en deuropeningen door rechthoekige, de kruisvormige vensterramen van de woonvertrekken door de meest hedendaagsche vervangen; de buitendeur van stal- of bergplaats (rechterhoek van 't afgebeeld gebouw) bevond zich op die plaats nog in 1880, misschien wel tot bij de afbraak van de oude woning. In 1838 wer op het bij de woning behoorend erf een brouwerij opgericht. En na 1900 werd een nieuwe, moderne brouwerij met monumentalen voorgevel op de plaats der voonmalige gebouwen opgetrokken. Hoe en wanneer, na 1661, de vervreemding van dit hoekje gewezen kerkhof plaats greep, konden wij niet achterhalen.
AANHANGSEL XII.
In 1700 overleed de koning van Spanje kinderloos, op zijn sterfbed wees hij een Fransche prins als opvolger aan, alhoewel volgens overeenkomst tusschen de belanghebbenden, de Nederlanden aan Oostenrijk zouden komen. Van daar conflikt. Fransche troepen bezetten onze streek en wierpen een verdedegingslijn op van de Maas naar de Schelde. Marlborough, opperbevelhebber van het Engelsch-Nederlandsch leger veroverde die versterking gedeeltelijk in 1705. De Franschen trokken terug achter de Dijle en maakten een nieuwe lijn versterking van den Demer naar de Nethe te Lier. Op die lijn zou de beslissing vallen. Van daar dat de plattelandsche bevolking zich verschanste. Gelukkig verliet de Fransche generaal onze streek en werd wat later door Malborough (1) verslagen te Ramillies (zuiden der provincie Brabant).(A.B.310).
AANHANGSEL XIII.
De vagebond Adriaan Schuermans, te Heist geboren, leefde aldaar tijdens de Brabantsche en Fransche omwentelingen, gelijk God in Frankrijk. Ook diende hij meestal voor kinderschrik: Als hij ergens in kant of bosch gezien was, vluchten al de kinderen uit den omtrek weg. Met zijn langen, ongekamden baard en haarbos, zijn gekromden rug en verhakkelde kleederen scheen hij eerder zeventig dan wel vijftig jaren oud. Om van hem ontslagen te zijn schreef de schout van Heist hem in bij de pionniers die opgeeischt werden om te gaan arbeiden aan de versterkingswerken te Nieuwpoort.-"Ik heb nooit een schup in mijn handen gehad, zei hij, en ook niet in de kruiwagen gestaan, en nu zou men mij, in mijn ouden dag, nog willen doen doodwerken, maar 't zal geen waar zijn, zulle!" - En eer 't morgen werd, was hij ontsnapt. En, terwijl de overigen op weg gingen naar hun bestemming, onder geleide van de gewapende macht, stond Schuerman te midden van den berg, met de armen gekruist, en leunend tegen den paal, waaraan hij vroeg een geeseling had onderstaan. In 1765 was Schuerman te Heist gegeeseld en uit de Vrijheid van Heist gebannen. In 1769 werd hij andermaal gegeeseld, gebrandmerkt en uit de Nederlanden gabannen,- en in 1774 te Brussel nogmaals gegeeseld, gebrandmerkt en uit al de landen van Hare Majesteit gebannen.( Uit het nieuwsblad " Onse Swane" April 1900).
AANHANGSEL XIV.
PROCES OVER 't BEZIT VAN DE KAPELLEHEIDE. Aanleiding tot dit proces : Ingevolge het decreet van Maria Theresia, Keizerin van Oostenrijk, dat aan de dorpsheeren toeliet beslag te leggen op de onbebouwde en braakliggende gronden en heiden, wilde vermelde heer van der Stegen, baron van Putte en heer van Schriek, zich deze deels tot kultuur gebrachte en op andere wijze benuttigde heide toeeigenen om die met boomen te beplanten. De gemeente verzettede zich daar tegen. Zij beweerde dat die heide altijd haar eigendom geweest was en ze altoos gebruikt had om er schadden te steken, klei uit te halen, haksel en houtmijten op te zetten, koeien te laten grazen; dat zij op dezelve een verschanste plaats bezat, voorzien van grachten en wallen om in oorlogs- en onveilligen tijd met have en vee in te vluchten. (1) In onze kinderjaren hoorden wij grootvader dikwijls zingen "Malbroek trok naar den oorlog, mironton, mironton, mirontaine,- Malbroek trok…."
Uit enkele stukken van het lijvig dossier halen wij hier eenige getuigenissen aan. GETUIGENISSEN. 1.- Getuigen Pieter Holemans en Goswinus Verbeeck verklaren dat zij twee mannen van den heer hebben zien putten maken op zekere uitgegeven en opgebroken heide, competeerende aan de gemeente Schriek, genaamd "capelleheide". 2.- Op 14 Oktober 1770 werden Antoon Van den Bosch en Frans Somers bij het opmaken van grachten op vermelde heide "gecallengiert" door Joes Holemans officier van Schriek die hem daarbij verbood voort te werken. 3.- Getuige is in Schriek ende Grootloo geboren, heeft daar gewoond en alsnu wonende te Ramsel, - attesteert dat alsdan de heide, genaamd "capelheide", altijd wegens de gemeente is gebruikt geweest, hij daarop heeft hij daarop heeft gehakt, leem gestoken, hakselhoopen opgezet, schadden gestoken; dat zijn vader met zekeren Blasius Geens daar heeft gebaggerd volgens het zeggen van zijn vader; voorts deponneerd hij altijd gezien te hebben een uitgegraven hofken, genaamd het "Lazernijchofken" , recht tegenover de vluchtschans, alwaar hij deponeert den lesten gepasseerden oorlog hij is op gevlucht geweest, beneffens zijn ouders met al hun mobilieren, effecten en hoornvee, verklarende dat er geen andere gemeenteheide is, in den tr… van den dorpe van de "capelheide" welke heide van geen afgezetenen is ged…. ofte daaraan geen gezag en hebben dan enkelijk de gemeentenaren van Schriek ende Grootloo. Verleit binnen Rainsel den 17 Mey 1771» (get) Fracis Van Hove. 4.- De 24 Mey 1771 verklaarde Jan Verschueren, Janszone, inwoner van Schriek ende Grootloo, oud 78 jaren, wezende gekend voor een eerlijk en deugdelijk man van goeden naam en faam, dat hij in 1705 is geweest op den Moeleschrans, gelegen in de capelheide, op welke schans waren gevlucht veel ingezetenen van Schriek ende Grootloo met hunne koeibeesten, meubelen andersints; dat daar door de gevluchte dieren schade werd veroorzaakt waarvan kennis werd gegeven aan den meulder Pieter Van den Broeck, die zeide dat die zaak de gemeente aanging. Voorts attesteert comparant dat hij verscheidene reizen van zijn vader zaliger heeft hooren zeggen dat hij, in persoon met alle alsdan zijnde gemeentenaren die voorzeide vluchtschans heeft helpen uitgraven en de vesten heeft helpen schieten. Voorts dat deze laatste van wijlen Joes Verschueren zijn gewezen wettigen vader heeft hooren zeggen dat alhier tot Schriek ende Grootloo heeft geweest een arme Lazarus met naam in 't vlams "Jockbloet", endat de armmeester aldan zijnde en geweest hebbende de eigen grootvader van hem attestant, in kweste was tegen het voorzeide dorp over het houden en alimenteeren van den voorzeiden Lazarus; dat alsdan de gemeentenaren met den voorzeiden armmeester eindelijk hebben gesloten van in de voorzeide gemeenteheide een hofken op te graven en daar een huisken op te stellen, waarin die voorzeide Lazarus ook gewoond heeft, en dat het uitgegraven hofken van toen af tot op den dag van heden altijd heeft den naam behouden van Lazarushofken, hetwelk omtrent 200 of meer jaren zoude geleden zijn, alzoo zijn vader den ouderdom van 80 jaren heeft bereikt ende zijn grootvader nog ouder, eer zij zijn gestorven, - gevende hij attestant voor redenen van wetenschap, dat hij alles hetgene voren staat, met zijne oogen heeft gezien en hetzelve gehoord, bereid wezende, des aanzocht zijne, deze attestatiën voor alle heeren, God, wetten en gerechten te vernieuwen en zelfs met eede te bevestigen. Aldus gedaan en geattesteerd binnen Grootloo ten woonhuize van den voorz. Attestant, ter presentie van Jan De Wever en Dries Van der Auwera, beiden daartoe als getuigen aanzocht. Waren onderteekend Jan Verschueren, alsnog met een kruisken waar onder stond geschreven : dat ist handmerk van Jan De Wever, (item) Andries Van der Auwera. Leeger stont. Diensvolgens compareerde voor mij, notaris, Joanna Geens, Blasius dochter, wedwe. van wijlen Peeter Claes, inwoonderesse van Begijnendijk, ressort der stad Aarschot oud omtrent 79 jaren, wezende gereputeerd voor een eerlijke en deugdelijke vrouw, welke heeft verklaard zonder predilectie en indictie van iemand dan alleen in faveur van justitie en ten verzoeke van de heeren wethouders ende gemeentenaren van Schriek ende Grootloo, waarachtig te wezen, dat zij met hare ouders tot Schriek is komen wonen als zij … oudt was en voorts aldaar gewoond omtrent 6 of 7 jaren, ten welken tijde zij aldaar ook wonende, heeft gezien dat zekere heide, gemeenlijk gemaand de “capelheide", altijd vanwege en door de voorzeide gemeentenaren is gebruikt geworden en daarop dezelve gemeentenaren heeft zien graven en leem steken, hakselhoopen zien opstaan ende schalle zien opsteken en van dezelve gemeentenaren daar op houtmijten gezien. Voorts verklaart zij dat haar vader wijlen Blasius Geens differente reizen op de voor de heide baggaert opgestoken en gew…,dat zij altijd ten tijde op deze wonende, heeft gezien een ..... hofken in de voorzeide kapelheide, genaamd het "Lazernijchofken" recht tegenover de vluchtschans, alwaar de molen van Schriek op staat; voorders dat zij in den jare 1705 met hare ouders aldaar is op gevlucht geweest, met hare ouders, koeien en huisraad, als wanneer het zoo heet was dat zij hunne koeien met water moesten begieten om de groote hitte; - verklarende voorders dat er geen andere gemeenteheide in Schriek en was als de voorseide kapelheide en dat dezelve gemeenteheide nooit van eenigen afgezeten is gebruikt geworden ofte daarvan iet hebben gehaald voor hun eigen,- bereid wezende des aanzocht zijnde, deze hare attestatiën voor alle heeren, God, wethouders en gerechten te vernieuwen en met eede te bevestigen. Aldus gedaan, geattesteerd ende gepasseert binnen voorz. Begijnendijk ten woonhuize van attestante ter presentie van Jan Op de Beek en Jan Verhaegen, inwoonders van Begijnendijk. Waren onderteekend met een kruisken waaronder stond geschreven; dat is handmerk van Jan Op de Beeck, item Jan Verhaegen. (get) Joannes Van Hove notaris.
5.- Te Schriek ende Grootloo geboren, in huwelijken staat, 58 jaar oud, gewoont tot 1733 dan naar Heist getrokken, verklaart dat de capelheide van wege de gemeentenaren is gebruikt geweest, daarop hebben gehakt, leem gestoken, hakselhoopen op gezet, schobben op gezet, zonder dat van den heer aldaar ooit eenige stoornisse aan de gemeente is gedaan geweest of nooit heeft hooren zeggen dat de heer daar eenig recht tot zou hebben ;-dat hij te Schriek ende Grootloo elf jaren lang de secretarije als geëeden klerk heeft bediend en de boeken zoo van XXn pen., conincx beden en andere lasten heeft ge…,- alwaar nog van dezelve capelheide een parceèl in hure staat in G… aldan gebruikt wordende door Frans Somers en nadere bij zijn zone ook Frans Somers genaamd, hetwelk nu in de veertig jaren is geleden. Dit proces eindigde met een transactie, waarbij een afbeeldende kaart opgemaakt is, die heden (1936) op 't Staatsarchief te Antwerpen berust.
LAZARUSHOFKEN.
Tijdens onze kinderjaren zagen we in de schoei eens een grondplan hangen van de gemeente Schriek. Daarop waren al de perceelen grond : bouwland, beemd, bosch, zelfs wegen en gebouwen afgebeeld en genummerd. Omtrent in 't midden van de afbeelding der perceelen Nrs 450 en 452, die samen het bijna vierkant veld voorstelden, dat in de Leuvensche baan tegenover de molenschrans ligt,- was een bijna cirkelvormig perceeltje afgelijnd met het nr. 451 en den naam LAZARUSHOFKEN bij,- naam die ons beteekenisvol voorkwam, en des te zonderlinger doordien buiten op dit veld geen spoor te zien of te vinden was van een ingesloten of afgezonderd perceeltje. Nadat we enkele jaren later kennis hadden gekregen van 't bestaan van "lazer(n)ijen" of "pesthuizen" in vroegere eeuwen, vermoedden we dat op 't bedoeld perceeltje ook een "leprozenhuis" moest bestaan hebben en dit vermoeden werd bewaarheid door deze aanteekeningen van den hr. Jan Op de Beeck. Uit de getuigenis van dit proces(1) afgelegd, verneemt men dat de plaats voor den Molenschrans, die thans (1902) nog "Lazarushofken" heet, een verhevenheid was, waar een pesthuis was opgericht in hetwelk de personen, die met melaatschheid of een andere ongeneesbare ziekte geslagen waren, van de nadere burgers afgezonderd werden, en dat er nog in de 17de eeuw opvolgenlijk meer dan een Lazarus (lépreux) verbleven heeft. Bij het afvoeren der verhevenheid in 1845 heeft men er kruisen ontgraven, waaruit wij besluiten mogen dat Lazarushofken ook diende tot begraafplaats van de afgezonderde melaatschen." Het veld waarop dit hofje ingesloten lag, behoorde aan de gemeente, maar 't hofje zelf aan 't Armbestuur. De gemeente heeft dit stukje grond in 1875 afgekocht mits 270 fr. en in 1929 werden daarop een twaalftal noodwoningen opgericht. Nadere bijzonderheden nopens het getal, de levenswijze en het lot dier ongelukkigen, het tijdstip, waarop de laatste leproos er verbleven heeft, zijn ons niet gekend. Wij moeten veronderstellen, dat hier ter bestrijding dier vreeselijke kwaal dezelfde maatregelen werden genomen als elders.(Zie A.B.140. LL.I.225 - Pater Damiaan op Molokai). Zonderling samentrefen : Een kapelaan van St. Gom.kerk te Lier, een bijzondere weldoener der melaatschen - hij liet een derde zijner goederen na aan het Lazarusgodshuis - en de eerste melaatsche in Schriek, droegen denzelfden naam "Jonckbloet." (1) Proces over 't bezit der "Kapelheide".(1771-'76) (2) Volgens den kadastr. legger had dit hofje een oppervlakte van 6,75 aren.
AANHANGSEL XV.
't Was in den tijd der Patriotten (1789). J.B.Pansius, schout van Heist en hevig keizersgezind ( Oostenrijk), -fel verbitterd op J.F. Heylen, schepen en notaris te Heist, en vurig patriot, -snauwde aan dezen laatste toe: "Gij spreekt altijd tot naerdeel van den keizer, meynt gij dat ick geene spions en hebbe, ick hebbe ze van alle kanten ; gij zijt van daegh weer bij den onderpastoor van Schriek geweest, die een VERMALEDIJT BACKHUIS heeft (L.L.II,149)
AANHANGSEL XVI.
Naar aanteekening van den hr. Alf. Cools werden de pastoreele goederen aangeslagen in 1797. Ook zou dit jaar de kerk van Schriek gesloten zijn. We vonden over dit sluiten nergens iets vermeld; wel dat ze door de inwoners opengebroken werd en er de kerkelijke diensten weder in verricht werden : "Op Zondag 15 Juli 1798 waren de geloovigen weder vergaderd in de kerk. Een patroelje Fransche gendarmen van Heist, die haar ronde maakte en daarop uit kwam werd op een hagelbui steenen onthaald en vluchtte weg. Een ambtenaar die van dit feit kennis kreeg, schreef ;"Het inwendige der kerk was heelemaal door de inwoners ingenomen ; het altaar was versierd en verlicht; ik weet niet of het een derviche was of een weggeloopen Minderbroeder die den dienst deed, want nauwelijks vertoonde gendarmerie zich, of men wierp met steenen naar haar en zij zag zich verplicht voor de overmacht te wijken. Zij had slechts den tijd een schuilplaats te vinden bij den agent, die van het misdrijf geen verslag wilde opmaken.(Volgens August Thijs.)
AANHANGSEL XVII.
Wellicht is de pastorij niet verkocht bij gebrek aan koopers-liefhebbers. Die van Booischot geraakte den 3den zitdag verkocht. De Kerk van Hallaar den 3den Juni 1799 verkocht, werd in Februari 1819 teruggekocht.(L.L.)
AANHANGSEL XVIII.
Tijdens de laatste jaren der 18de eeuw,- dus hoorden wij van ouderlingen vertellen, die het van hun ouders hadden vernomen,- nestelde in de bosschen van Pijpelheide een rooversbende, die de omstreken onveilig maakte, reizigers en kooplieden uitschuddede, afgelegen hoeven en huizen, waar wat te vinden was, innam, en er niet van terugdeinsde, bij verzet, lieden te martelen en te dooden (L.L.II.188)- maar die,- werd er bijgevoegd aan meerdere inwoners der omstreken, vooral aan hen die zich bij nacht of duisternis ter markt naar Aarchot, Diest of elders begaven en zich op voorhand aanmelden,- mits betaling eener zekere som, min of meer groot, al naar gelang de persoon geoordeeld werd,- aan dezen een wachtwoord, een afgesproken erkenningsteeken afleverde, zelfs een lid der bende tot vrijgeleide medezond tot beveiliging tegen leden derzelfde bende, die op verschillende plaatsen van hun gebied strooptochten uitoefenden.
AANHANGSEL XIX.
Was ons land meermaals het strijdperk waar vreemde legerbenden hunne oorlogsroes kwamen uitvechten, bij het einde der 18de eeuw was het er, zoo niet erger, even erg aan toe, door de dwingelandij van den veroveraar, die daarbij, al met een, de eeuwenoude staatsinrichting kwam afbreken en vervangen door een nieuw regiem. Zooals L.L.II,169 zegt, waren de Franschen ten gevolge van den veldslag van Fleurus nauwelijks meester geworden van den Belgischen bodem, of zij deden op onze streken een dwingelandij wegen, waarvan men geen weerga vindt in de geschiedenis. Zonder omwegen verklaarde men in Frankrijk dat België als een veroverd wingewest moest behandeld worden en de geleden verliezen vergoeden : Het werd verdrukt drukt, uitgeplunderd en van al zijn instellingen beroofd "Wij vinden in een oud stuk het resumé der bijzonderste feiten, als volgt aangestipt : "Opeischingen, afpersingen, assignaten, oorlogsschatting, gijzelaars. Roof van kunstvoorwerpen, inlevering van zilverwerk en kerksieraad ; aanslagen en verkoopen van kerke- en kloostermeubelen. Lichting van geldkassen. Verwoesting van den oogst; huiszoekingen; hongersnood; klagen verboden. Inlegering van soldaten. Republikeinsche feesten ; vieren van den decadi. Vergaderingen verboden. Municipaliteiten. Afschaffing van alle oude instellingen : gilden, ambachten, kloosters; verkoop van hun meubelen en eigendommen. Hoogere standen en hun voorrechten afgeschaft. Belastingstelsel van den XXn penning en andere door de grondbelasting vervangen. Kerken en kloosters gesloten; eeredienst verboden; beelden en eereteekens uit kerk en klooster; kruis van torens weggenomen; eed van haat aan 't koningdom van de priesters geeischt; godsdienstoefening in 't geheim; vervolging, oplichting en deportatie van priesters; verkoop van domein-, klooster- en pastoreele goederen; opstand, Boerenkrijg. Napoleon Bonaparte uit Egypte terug, als redder begroet, Ie consul. Constitutie : nieuwe verdeeling en bestuur. Herstellings- en verzoeningsmaatregelen, Concordaat. Napoleon Keizer : heerschzucht, oorlogen, krijgsopschrijving; réfractaires, gijzelaars, Oneenigheid met Paus; ballingschap. Priesters vervolgd; nieuwe catechismus, gebed "Salvum fac....” Oorlog tegen Rusland : Moscou, slag van Leipzig; Elba, Waterloo." Over dit alles vonden wij in de gemeentearchieven niets bijzonders vermeld. Alles bepaalt zich hierin bij eenige cijfers uit statistieken van bevolking, (ingevulde) tabellen over landbouw, nijverheid en onderwijs en bij onderrichtingen nopens het naleven van voorschriften. Eenige stukken uit den "Geordend inventaris van 1890", o.a. Nrs 278 en volgende zouden misschien uit dit tijdstip wel iets bijzonders opleveren. Mondelinge overlevering en bijzondere aanteekeningen hebben het een en ander uit dit beroerd tijdperk bewaard : Tijdens onze kinderjaren luisterden wij gretig naar wat grootvader, wiens ouders veel beleefd en meegemaakt hadden, daarover vertelde. En zoo vernamen we : 1.- Dat het mansvolk eens gedwongen werd een driekleurige "cocarde" te dragen. 2.- Dat een zijner broeders geboren was "in den tijd als de uilen in de kerk predikten" (gesloten tijd) en gedoopt was in een kamer van … 3.- Dat een vervolgde priester, bij een boer gevlucht, bij deze in burgerpak op 't veld aan 't werk was, terwijl gendarmen hem kwamen opzoeken, en dat hij dank aan die kleederen, ontsnapte. 4.- Dat het "zwart goed" dikwijls voor een appel en een ei verkocht werd. In "A.B.479" lezen wij daarover : "De vaste goederen worden te Antwerpen verkocht in 't lokaal van 't centraal bestuur, thans provinciaal Gouvernement. Op 16 Pluviose V (4 Febr. 1797) begonnen, werden elke decade twee zitdagen gehouden tot op Germinal VIII (9 April 1800) … Niettegenstaande de verregaande schraapzucht (van 't Fransch bestuur) leverden de veilingen weinig baat op. Vele lieden wilden geene zwarte goederen koopen uit gewetensbezwaar, of uit mangel aan vertrouwen in den nieuwen staat van zaken; en de massa goederen was zoo ontzettend, dat men ten laatste geen liefhebbers meer vond. De voorwaarden waren echter zeer voordeelig, een tiende van den prijs moest aanstonds voldaan worden, vier tienden binnen de vier jaren, en de overige som kon men in papier, requisitie- en restitutiebons betalen, zoodat vele koopers met de pachten der vier jaren gevoegd bij de opbrengst der boomen of de afbraak der gebouwen, de schoonste landgoederen verkregen." 5.- Dat de ouders van grootvader, een zijner broeders, die reeds langs ingelijfd was, maar nog geen verlof had gekregen, hem naar Kortrijk zijn gaan bezoeken, waar de legerafdeeling tot dewelke hij behoorde, uit "Seppekensbosch" (soldatentaal) = ’s Hertogenbosch aangekomen, eenigen tijd gelegerd bleef, en hem daar in goede gezondheid wederzagen.
6.- Dat een andere broeder, die gedeserteerd was, zich met een of twee kameraden verstoken hield in bremvelden, waar men hun bij duisternis mondbehoeften bracht; dat gendarmen, na herhaald vruchteloos zoeken, zijne ouders aanhielden en deze te Mechelen werden opgesloten; dat zijn gevluchte broeder door een nachtelijken bezoeker daarvan kennis gekregen hebbend ondanks het aandringen zijner gezellen tot desertie,- zich ging aangeven en zijne ouders binnen een week te huis weerkeerden; dat deze laatsten na eenigen tijd een brief ontvingen van een kameraad huns zoons, meldend dat deze te Douai overleden was; dat enkele maanden later de jacht op deserteurs geëindigd was en veel soldaten ongehinderd terugkeerden." In 1936 werd ons dit overlijden bevestigd door een akt van volgenden inhoud, die de heer Burgemeester van Schriek ons ten gemeentehuize toonde : MAIRIE DE DOUAI. Dep. du Nord 6e arrondiss Etat-civil Décès Ars.80,chap. 4 du code Napoleon N° 1516 De Belser François N° 27 De registre aux actes de Décès a été extrait ce qui suit Le nommé de Belser François soldat au 9me regiment d'artillerie a pied, âgé de dix-huit ans, fils de François et Elisabeth Janson, né à Schrieck, arrondissement de..... Département des Deux-Nèthes, est décédé a l'hospice de l'Hotel Dieu a Douai le trente du mois de juillet an mil huit cent treize. Le Maire de la ville de Douai certifie que l'extrait ci-dessus est conforme a l'original. Fait au Bureau de l'état civil, le trente un du mois de juillet mil huit cent treize et signé Bommart. Vu par nous Sous-préfet de l'Arrondissement de Douai pour valoir légalisation de la signature de Mr Bommart, Maire de Douai, le deux août mil huit cent treize. signé De Croy Pour expédition conforme, ce 29 novembre 1813. (s) J.Vermijlen.
7.- Dat een derde broeder, gelukkiger dan de beide vorigen, na zijn diensttijd wederkeerde. Dezes verlofpas geeft zijn persoonsbeschrijving aan als volgt : "Signalement van de Belser Johan, Houder van deze pas. Houder dezes zal verpligt zijn, zoodra enz. Oud 23 jaren Oogen grijs Geboren te Beerzel Neus groot Zoon van Pieter F. Mond klein En van Elisabeth Jansen Kin rond Lengte vijf voet 2 duimen Haar (bruin Bedrijf Wenkbrauwen( Aangezigt ovaal Merkbare teekenen: een lidteeken aan de linker hand" en is geteekend : Gezien door den Plaatselijken Kommandant (get) …. (onleesbaar) De Kommanderende Officier van bovengenoemd Bataillon (get) …. (onleesbaar) …. te Antwerpen, 16 October 1817. De Gouverneur der provincie van Antwerpen. (get) …. (onleesbaar) Vu à Schrick, le 17 octobre 1800 dix sept. (get.) J.N. Vermijlen, maire
Brieven, in ons bezit, gedagteekend: " Weimar 7 Mey 1813,- Dresden , 24 Mey en 13 Juny 1813, aan zijn ouders te Itegem gezonden door Pet. Jos. Papen, behoorend tot de "garde impériale" van Napoléon, en op dezes tweeden tocht naar Rusland verdwenen - waarschijnlijk gevallen in den slag van Leipzig, - alsmede een uittreksel uit de akte van "remplacement" (koop van een plaatsvervanger), gepasseerd voor Jan Ferdinand Van Cauwenberghe notaris te Lier, ten voordeele van Michiel Papen, broeder des voorgaanden -, werpen een klaar licht op het treurig lot der jongheid, die van het eene slagveld naar het andere werd gesleept, op het lijden en de ontberingen van ouders en nabestaanden.
AANHANGSEL XX.
Na den slag van Fleurus (1794) stonden wij onder de heerschappij van Frankrijk. Alles werd hier op Franschen voet ingericht : Ons land werd, zooals dit in Frankrijk reeds in voege was, - verdeeld in departementen en deze werden onderverdeeld in kantons. De grenzen der departementen kwamen nagenoeg overeen met die onzer tegenwoordige provinciën. Hier heette het "le département des deux Nethes" met Antwerpen voor hoofdplaats. Het kanton Heist bevatte de gemeenten Heist (met zijn gehuchten Booischot en Hallaar), Beerzel, Houtven, Hulshout, Schriek en Wiekevorst. (1795) Wijl Heist door zijn bevolking (minstens 5000 zielen), volgens de grondwet, zelf een municipaal bestuur moest hebben, werden Beerzel en Schriek (met Grootloo) bij het kanton St. Kathelijne-Waver,- Houtven en Hulshout bij dit van Westerloo, - en Wiekevorst bij dat van Berlaar ingelijfd. (1796) Ten gevolge van de nieuwe grondwet van 't jaar VIII (einde 1799) werden de departementen verdeeld in arrondissementen, zekere kantons ook gewijzigd : Heist bleef de hoofdplaats van een kanton, dat de gemeenten Heist, Beerzel, Bevel, Itegem, Putte, Schriek en Wiekevorst bevatte. Aan 't hoofd van de departementen kwam een prefect, in de arrondissementen een sous-prefect, in de gemeenten van 5 tot 10 duizend inwoners, buiten een maire, twee adjoints en een politiecommissaris (L.L.II,207)
AANHANGSEL XXI.
Napoleon in 1799 zegevierend uit Egypte weergekeerd, werd als redder van Frankrijk onthaald. Met twee anderen nam hij 't bestuur in handen en vormde wat men noemt het CONSULAAT. Dit nam wijze maatregelen : Vervolgingen hielden op; bannelingen mochten ongehinderd terugkeeren; de eeredienst mocht uitgeoefent worden in de kerk; de eed van haat aan 't koningdom van de priesters geeischt, werd vervangen door de belofte van getrouwheid en gehoorzaamheid; een overeenkomst met den Paus- CONCORDAAT genoemd, - regelde verder den toestand der kerk : 60 bisdommen werden ingericht; priesters en bisschoppen mochten onder de beëedigde en onbeëedigde priesters gekozen worden; de bisschoppen werden door den consul benoemd onder goedkeuring door den Paus, de priesters door den bisschop onder goedkeuring van den prefect; de koopers van zwart goed mochten dit behouden; het verlies van die goederen door kerk en klooster geleden, zou door een vergoeding (jaarwedde) aan de bedienaars (priesters) van den eeredienst vergoed worden; de meeste heiligedagen werden afgesteld.
AANHANGSEL XXII.
De registers van de verslagen der gemeenteraadzittingen dagteekenend van 10 1810, zijn opgesteld in de Fransche taal, met de benamingen "maire" conseil municipal en "département des deux-Nethes" tot in 1816, - en van dit jaar af met de benamingen "province d ' Anvers", "conseil communal" en "bourgemestre" tot in 1821.
AANHANGSEL XXIII.
De pastorale goederen door de Fransche republiek aangeslagen, worden weergegeven: De pastorij komt aan de gemeente, de andere goederen komen aan de kerk.
AANHANGSEL XXIV.
Graaf Filip van der Stegen wil tusschen de St. Bernardus kapel en het kasteel, nog boomen bijplanten op grond (overschot van wegen) die aan de gemeente toebehoort, - en heeft den waterloop aan vermeld kapelleken reeds verlegd met het doel, - beweert hij, aan 't water beteren afloop gegeven te hebben. Het gemeentebestuur verzet zich tegen die toeeigening en beplanting, maar stemt er om onkosten te vermijden in toe, dat de uitgevoerde werken behouden blijven.
AANHANGSEL XXV.
Buiten de wet, die belasting op 't gemeel stelde, werd een verordening - misschien gevolg van de toepassing dier wet - op het gebak van brood voorgeschreven. Voornaamste punten : Elke bakker of broodslijter moet : 1. Bij 't gemeentebestuur aangeven welke soorten van brood hij bakt. 2. Buiten op zijn winkel een uithangbord plaatsen, waarop zijn naam, voornaam en beroep aangeduid zijn. 3. Een afdruksel van het reglement der broodzetting in zijn wikkel aanplakken. 4. In zijn winkel een zwart bord plaatsen waarop iedere broodsoort met haar prijs aangeduid is. 5. Met een of ander bijzonder merk elk brood teekenen. 6. Zijn brooden in den winkel tentoonstellen. 7. In zijn winkel een weegschaal met de noodige gewichten plaatsen, om 't gewicht van 't brood na te zien. 8. Aan een kooper, die zulks verlangt, een gedeelte van een brood ter hand stellen, zoo de verlangde hoeveelheid minstens een "once" bedraagt.
AANHANGSEL XXVI.
In 1826 rees er geschil op tusschen inwoners van Grootloo en Schriek (parochie St. Jan Baptist), doordien deze laatsten tot nadeel van de eersten, ook spel en danspartijen hielden tijdens den eenigen kermis van Grootloo op den Zondag van den "Zoeten Naam" en twee volgende dagen. Om dit geschil te vereffenen, besliste de gemeenteraad begin 1827, dat alleen de inwoners uit de omgeving der kapel van Grootloo en degenen uit de Goor-, Trommel-, Wuytjes-, Gommerijn- en Langstraat, tot aan 't begin der Puttestraat, als behoorende tot Grootloo, ter gelegenheid der kermis aldaar, zouden mogen bal- en danspartijen houden,- en dat het aan de inwoners van Schriekdorp en van de niet voornoemde straten alleen zou toegelaten zijn spel en danspartij te houden ter gelegenheid der kermis van St.Jan Batist (24 Juni) en in de maand September. Een schrijven van den heer Gouverneur, gedagteekend 14 Jan. 1834 berichtte aan het gemeentebestuur, dat al de inwoners wederzijds tijdens de verschillende kermissen gerechtigd zijn danspartijen te houden.
AANHANGSEL XXVII.
(A.B.566): "Den 15 October, bij het krieken van den dag, trok Niellon (1) den Demer over, bracht zijn hoofdkwartier naar Schriek, in den schijn Mechelen bedreigend; doch, bij gesloten brief, had elk korps bevel gekregen, om zich 's anderendaags te vijf ure 's morgens te Heist-op-den-Berg te bevinden." Bij de naamafroeping aldaar bleek de aanwezigheid van 2100 man, onder welke Jenneval, de dichter der Brabançonne en graaf Frederik de Merode. Den 16e October trok het leger naar Lier, waar veel soldaten uit het Hollandsch leger overliepen, anderen hunne wapens wegwierpen, en de Hollanders de stad ontruimden. Twee dagen later, bij de achtervolging der Hollanders maar Antwerpen toe, sneuvelde Jenneval nabij de herberg "de Papagaai", en een 10tal dagen later werd Frederik de Merode te Berchem doodelijk gekwetst. (1) Niellon was een Franschman, die onder Napoleon gediend had, en na den slag van Waterloo, waar hij gekwetst werd zich te Brussel gevestigd had. Hij stelde zich aan het hoofd eener Fransche legerafdeeling, die door toegeloopen vrijwilligers uit Leuven en de omstreken van Diest en Aarschot versterkt, Lier aan de Hollanders wilden ontnemen.
AANHANGSEL XXVIII.
Wanneer deze gilde ingericht is, weet men niet met zekerheid. Naar aanteekening van hr. Jan Op de Beeck, "had er alle twee jaren eene prijsschieting plaats, - en wie den hoogvogel afschoot was voor dien tijd koning. De gilde had hare plaats in de processie en voor elk afgestorven lid werd eene mis opgedragen. Zij was in bezit van een zilveren eereteeken, "breuk" genaamd, dat het wapen draagt van den heer Marcus Rousselle, heer van Hovel, schout van Heist,- met de zinspreuk: "Mel post fel" In het jaar 1844 hebben de twee laatste leden dit eereteeken door schriftelijke akte aan de kerk afgestaan, welke nog in bezit is van hctzelve, "Op het plan of afbeeldende kaart van de kapelheide opgemaakt in 1771-75 door den hr. L. Van den Broeck, landmeter te Heist, staat de " Schietboom (wip) der gilde afgebeeld in den Noorder hoek bij het kruispunt der heden nog bestaande wegen (dreven) welke de kapelheide van N.W. naar Z.O. en van Z.W. naar N.O. doorsnijden.
AANHANGSEL XXIX.
Waarschijnlijk ten gevolge der schoolwet van 1842, die het metriek stelsel op 't leerprogramma inschreef, werden de tot dan toe gebruikte Nederlandsche gewichten : pond, once, lood .enz. en andere maten : roede, el, palm, duim; streep,- mud, schepel, enz. vervangen door die van ‘t metriek stelsel.
AANHANGSEL XXX.
Op Zaterdag 9 Juli 1853 is een hagelbui losgeborsten en heeft den oogst verwoest op een groot gedeelte der gemeente. Verslag daarover werd op verzoek aan de hoogere overheid door het gemeentebestuur overgemaakt tot schadevergoeding. Voor de totale schade van al de lieden wier verlies de 50 Fr. overtrof, op ruim 90.000 Fr. geschat, werd 4596 Fr. toegekend.
AANHANGSEL XXXI.
Graaf Albert van der Stegen, den 21 October 1857 tot gemeenteraadslid gekozen, heeft als zoodanig gezeteld tot hij in de gemeenteverkiezing van 26 October 1869 gevallen is door het feit dat hij als provinciaal raadslid eens met de tegenpartij gestemd had. Daarop heeft hij Schriek voor goed verlaten en zich te Antwerpen gevestigd. Hij vermaakte (verkocht) het kasteel aan zijn zuster gravin Julia Maria Josephina van der Stegen. Haar neef baron van Oldeneel tot Oldenzeel bracht er alsdan eenige zomers door. Bij haar dood in 1896 gingen kasteel en bijhoorend goed over aan graaf Rudolf, zoon van Albert. Bij verkooping in 1926 kwam het kasteel in bezit van den hr. August De Roy. Graaf Albert van der Stegen overleed in 1875 en werd te Schriek begraven.
AANHANGSEL XXXII.
Bij het aanleggen van den steenweg Putte-Schriek (1864) viel de kapel van St. Bernardus,- reeds op een kaart van de 18e eeuw aangeteekend,- binnen de rooilijn en moest weggeruimd worden. Er werd door de plaatselijke overheid besloten, ter plaatse, maar buiten de rooilijn, op 't gemeenteerf een nieuwe kapel te bouwen. Dat gebeurde in 1865. De kosten van dat werk werden gedragen : 300 Fr. door het gemeentebestuur en 200 Fr. door de kerkfabriek.
AANHANGSEL XXXIII.
In 1873 werd de dekenij Heist-op-den-Berg ingericht. Zij bevat de parochiën : Beersel, Booischot, Hallaar, Heist, Itegem, Putte en Schriek; afgenomen van de dekenij Lier,- Houtvenne, vroeger behoorend tot de dekenij Aarschot,- Hulschout voorheen afhangend van de dekenij Geel,- en Wiekevorst van de dekenij Herentals. Eerste hoofd der nieuwe dekenij : de Z.E.H. Van Bulck.
AANHANGSEL XXXIV.
Tot in 1878 was het onderwijs der jeugd toevertrouwd aan onderwijzers. In dit jaar werd hier een vrouwenklooster gesticht van de Zusters der Christelijke scholen (moederhuis Vorselaar). Twee dezer zusters werden als gemeenteonderwijzeres benoemd en betrokken met de meisjes de pas gebouwde school. VRIJE KATHOLIEKE SCHOOL. - Bij het in voege treden der schoolwet van 1879 gaven de Zusters hun ontslag en verlieten de schoolwoning. Bij de opening der vrije school zijn twee relegieuzen van dezelfde orde hen komen vervoegen en van dat oogenblik tot in 1884 zijn zij door de geestelijke overheid gelast geweest met het onderwijs aan jongens en meisjes. Voor de meisjes werd voorloopig klas gehouden in een gehuurd huis en voor de jongens in een woning kosteloos ter beschikking gesteld door den hr. Victor De Veuster, tot dat de vijf nog bestaande klassen, aan welke men onmiddelijk begon te bouwen voltrokken waren. Bij het in werking treden der wet van 1804 hebben de religieuzen afgezien van het onderwijs aan de jongens en is de meisjesschool aangenomen door de gemeente. Gedurende 10 jaren hebben de Zusters kosteloos een huis bewoond, dat toebehoorde aan Mevr. Wwe Goossens-Rijmenamts en hare kinderen Engelbert en Josephina. Sedert 1897 bewonen de religieuzen het klooster door deze weldoeners bij hun klassen gebouwd. De woning der meisjesschool is in 1879 ter beschikking gekomen van een onderwijzeres, die ambtshalve (door het hoogere bestuur) benoemd was, wijl het gemeentebestuur (4-10-1879) besloten had "zich te onthouden van over te gaan tot de benoeming eener onderwijzeres." VERDERE REGELING VAN 'T ONDERWIJS. Bij beraadslaging van 6 October 1884 : a) Werd de gemeentejongensschool met haar personeel behouden;- b) werd, zooals hooger gezegd, de vrije meisjesschool door het gemeentebestuur aangenomen met een globale toelage van 2800 Fr. per jaar;-c) werd de gemeentemeisjesschool, die 9 leerlingen telde, afgeschaft en de onderwijzeres in beschikbaarheid gesteld. Wij gelooven niet dat de schoolwet van 1879 in Schriek zooveel haat en tweedracht heeft gezaaid als op sommige andere plaatsen, maar we meenen dat zij zeer nadeelige gevolgen heeft gehad voor 't onderwijs en de opvoeding der jeugd. In 1894 hebben de jongens het oud gemeentelokaal in de dorpskom verlaten, en zijn naar de gerneentemeisjesschool overgetrokken. Heden (1940) telt die school 6 klassen.
AANHANGSEL XXXV.
Bij de teruggave in 1820 van de door de Fransche republiek aangeslagen pastorale goederen, werd de pastorij toegekend aan de gemeente. En thans, 1879 verklaart de Bestendige Deputatie (prov.Raad) de pastorij eigendom der kerk. De reden van deze beslissing kennen wij niet. Heeft men in oude oorkonden, dat de pastorij opgebouwd werd door den E.H. Snoeckx (1775), zonder dat de Staat, de gemeente óf eenig openbaar bestuur in de onkosten van opbouw hebben bijgedragen?
AANHANGSEL XXXVI.
Het nr. 198 van den "Geordend inventaris van de parochieregisters en oorkonden", in 't Latijn op perkament geschreven, draagt voor opschrift : VONNIS TEGEN JOANNA DE RIDDER VOOR HET "OVERLEZEN". De korte inhoud van dit stuk komt hierop neer : Een genaamde Joanna de Ridder, verlaten echtgenoote van Joannis Adriaenssens, heeft voor het geestelijk gerechtshof (1) bekend, dat zij sedert verscheidene jaren zich bezig heeft gehouden met bezweringen tegen kwalen onder mensch en dier, dat zij het lichtgeloovig volk wijs maakte en overtuigde dat bedoelde menschen en dieren door .een vreemden geest bezeten waren, dat zij dien geest zag onder verschillende gedaanten als een wagen van duiven, zelfs als een doode, die op haar aanspreken antwoordde. Dat zij te dien einde misbruik maakte van kerkelijke ceremoniën en gebeden, - niet alleen in het dorp Willebroek, waar zij woonde, maar ook in de omliggende en meer verwijderde plaatsen, zooals Leest, Effen (Heffen), Humbeek St. Martinus en Schriek.
VONNIS : De schuldige werd veroordeeld in hechtenis te blijven in het "Huis van 't H. Kruis", nabij het kanaal te Mechelen, om daar boete te doen en een algemeene biecht te spreken; gedurende een volle maand over ander dag te vasten op brood van pijn en water van droefheid; dat zij door den mond der E.E.H.H. Pastoors van de voornoemde plantsen zal laten vergiffenis vragen, over de ergernis door haar gegeven, met belofte zulke daden niet meer te verrichten; dat zij ten minste elke maand een sacramenteele biecht zal spreken zoolang zij in dit huis zal verblijven, dat zij gedurende dien tijd elken Vrijdag het vasten op water en brood gedurende twee jaren volstrekt zal onderhouden; dat ze bij terugkeer op haar dorp den eersten Zondag met een brandende kaars van blauwe kleur in de hand, op een plaats van de geloovigen verwijderd, den geheelen mistijd zal nederknielen, en onder voorzeggen van den E.H. Pastoor, door eigen mond bekennen zal, het lichtgeloovig volk door superstitieuze praktijken bedrogen te hebben; dat zij van parochie niet zal mogen weggaan zonder toelating van den E.H. Pastoor, aan wien zij alle maanden hare biecht zal spreken en volgens wiens goedvinden zij zal mogen communicieeren. Aangehoudene wordt bovendien tot eene geldboete veroodeeld. Stipte uitvoering van deze uitspraak werd bevolen. Ieder pastoor wien het aanbelangt, wordt verzocht van op den predikstoel aan het volk gezegde uitspraak voor te lezen en dit in een verstaanbare taal aan het volk uit te leggen. Aldus ingeschreven te Brussel den 14 Maart van het jaar 1749. Op bevel geteekend J. F.Papegaey , tegengeteekend en gezegeld in voorgeschreven vorm. (1) Franciscus Nicolaus Josephus, beheerder van "Ons Huis" met naam Vercammen, priester J. V. L., gewoon Kannunik der Metrop. Kerk van St.Rumoldus te Mechelen, alsook van het Aartsbisdom Mechelen, synodaal en officieel rechter.
wordt vervolgd
24-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
23-01-2021
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS (6)
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK.
door Jan De Belser
Deel 6
AANHANGSEL XXXVII.
Wanneer, in November 1918, ons Vaderland uit de zware klauwen des vijands verlost, weer vrij begon te ademen en te herleven, voelde iedereen dat de overwinning moest gevierd worden. Betoogingen en feestelijkleden grepen plaats tot in de kleinste dorpen. Terzelfder tijd gingen de gedachten naar duurbare afwezigen, naar hen, die voor de verlossing hun bloed hadden vergoten. En bij de herlevende menigte rees, uit gevoel van erkentelijkheid en dank, het denkbeeld op de gedachtenis aan die betreurde helden door eenig gedenkteeken in eere te houden. Weldra zag men in stad en dorp gedenkteekenen , van het heerlijkste monument tot den eenvoudigsten gedenksteen oprijzen. Schriek bleef hierbij ook niet ten achter : Door een gedenkplaat in de kerk en in den voorgevel van het gemeentehuis , en door een arduinen gedenkstuk bij den ingang van het kerkportaal tegenover 't beeld van 't H.Hart, gaven de geestelijke en burgerlijke overheden met hun ondergeschikten , gaf heel de bevolking van Schriek getuigenis van dank en erkentelijkheid jegens de mannen die voor onze vrijheid hun bloed hadden vergoten. Die gedenkstukken vereeuwigen de namen der volgende jongelingen :
1.- Ceuppens Antoon Alfons, geboren te Schriek den 15 December 1886 gesneuveld te Rotselaar den 12 September 1914. 2.- Ceupens Jozef Filip, geb.te Heist-o-d-Berg den 10 October 1896, gesneuveld te Champagné ( Frankrijk) den 23 September 1918 (-) 3.- Dom Jan-Bapt. Prosper, geboren te Putte den 9 October 1892, gekwetst te Nieuwrode, overleden te Werchter den 26 Aug. 1914 4.- Torfs Frans, geb. te Schriek den 21 Januari 1894.- gesneuveld te Kaaskerke den 28 Juni 1915 (1) 5.- Roggemans Pieter Leopold, beg.te Putte den 23 maart 1884.- gevallen te Herstal in den nacht van 5 tot 6 Augustus 1914. 6.-Op de Beeck Philibert, geb.te Schriek, den 14 Mei 1898 gesneuveld te Stuivekenskerke den 18 Maart 1918. 7.- Tuerlinkx Jozef Frans, geb. te Schriek den 5 December 1895.- gesneuveld te Adinkerke den 1 Augustus 1915. 8.- Van Stijvoort Jan Bapt., geb.te Schriek, den 24 Mei 1894.- gesneuveld te Oudekapelle den 3 Juni 1917 (2) 9.- Steurs … geb. te Schriek den 17 Februari 1893.- overleden te Antwerpen den 5 Juni 1919, na krijgsgevangen geweest te zijn. (1) Overgebracht naar 't kerkhof van Schriek. (2) Begraven te Oeren (W.Vl.)
Onder de burgerlijke bevolking vielen als slachtoffer : 10.- Goris Petrenella, geb. te Schriek den 9 April 1840, overl. te Schriek den 26 Sept. 1914. 11.- Van Essche Corneel, geb.te Baal den 9 Juli 1880, overl. te Schriek den 27 September 1914. 12.- Nagels Frans, geb. te Putte den 13 Oct. 1898, overleden te Antwerpen, den 30 September 1914. 13.- Van Acker … (Noch geboorte-,noch overlijdensakt te Schriek)
AANHANGSEL XXXVIII.
BESCHAVING.- Het is hoogst waarschijnlijk dat onze bevolking in vroegeren tijd slechts tot een lagen graad van beschaving gekomen was. Tot het einde der 18e eeuw verbeeldden een drietal mannen jaarlijks in de processie, de vroegere bewoners van Schriek. Deze personen kleedden zich dien dag in een kostuum dat gansch met veil- of klimopranken belegd was. Na de processie gedroegen zij zich in de herbergen en op de straat zoo wild en uitgelaten en veinsden zich zoo onwetend, dat zij echte heidenen geleken. Hunne afstammelingen waren rond 1830 tot 1840 nog bekend onder den naam van HEIDE(N)MANNEN.(1) Maar die toestand uit vroegere eeuwen is niet te verwonderen. De geschiedenis wijst erop, dat rust en vrede in een land bronnen zijn van voorspoed en welvaart, van ontwikkeling en veredeling der menschelijke vermogens tot verheffing der samenleving, - dat ramp, verdrukking en ruw geweld tot achteruitgang en verval, tot verwildering en barbaarschheid leiden : Men denke slechts aan den toestand des lands tijdens de laatste maanden van den wereldoorlog. Als men nu inziet dat ons land door de eeuwen heen zeer weinig tijdstippen gekend heeft, waarin maatschappelijke ontwikkeling en opbloei mogelijk was, dan zal het niemand bevreemdend voorkomen, dat velen onzer voorzaten slechts tot een lagen trap van ontwikkeling en beschaving gekomen waren, dat daarbij uit onwetendheid voortspruitende gevoelens van "bijgeloof” dikwijls een grooten invloed uitoefenden op het doen en laten der menigte, bijgeloof dat tot voor vijftig jaar en zelfs nog later op sommige plaatsen zoo ingeworteld was, dat men 't met geweldige maatregelen niet kon uitroeien. Hoorden wij in onze kinder- en latere jaren niet gewagen over "het afbinden en afnemen van de twee- en driedaagsche koorts," ongesteldheid die, naar bewering van geneeskundigen, 't gevolg was van ondervoeding vooral bij min vruchtbare jaren: De venstertraliën der kapel van "Kruiskensberg" met honderde snoeren, linten en kousenbanden omwonden, leverden in 1870 nog ‘t overtuigend bewijs van bijgeloof. - Werden tegen de "Kwade hand" (tegenspoed onder het vee, kwaadaardige kinderziekte enz.), geen superstitieuze middelen" ter genezing aangewend ? - Nam men bij "ongeval of klein onheil" (verstuiktheid, tandpijn, pijn van verbranding, roos (wond-infectieziekte), enz. niet zijn toevlucht tot overlezen ? (2) En hoe graag hoorden wij tijdens onze jongste jaren niet vertellen over 't verzenden van ratten, muizen en rupsen" van eigen naar andermans goed, wat maar alleen mogelijk was door middel van "bezwering" Over tooverij; hekserij en spokerij zullen wij hier niet spreken. Gelukkig zijn bijgeloof en wat daarmede gepaard gaat, heden geweken vooral door een goed volksonderwijs, en wel zoodanig dat het jonge kind aan spoken geen geloof meer hecht. Moge het droombeeld "nieuwe orde" onder alle opzicht werkelijkheid worden, en bij het uitwoeden van den krijg met vrede hoogere beschaving brengen. (1) Heiden Koben en Peer staan gekend als de laatste afstammelingen. (2) Zie aanhangsel XXXVI.
AANHANGSEL XXXIX.
-HET GRAFELIJK DOMEIN VAN DER STEGEN TE SCHRIEK.-
UITZICHT EN TOESTAND VAN WELEER.
Bij het jammerlijk verdwijnen van het mooiste hoekje natuurschoon van Schriek, “trekken beelden uit ons kinderjaren (1870-'73), uit onze jeugd zoo vrij en blij, nog eens kalm en rustig, aan ons peinzend oog voorbij." Bij het naderen van de dorpskom uit de richting van Heist, valt ons oog op een oude, lange en rechte dreef, die naar het kasteel leidt. De ingang ervan, tusschen vier zware eiken met neerhangende takken, schijnt ons bij zomertijd toe als een groot lommerhuis, dat,- door twee kanteelen, een rechts en een links met een stevigen draaiboom in ‘t midden om den doortocht van rijtuig en gespan te beletten,- van de dreef afgescheiden is. Deze kanteelen, een oud metselwerk, van ongeveer 5 met. lang, ruim één meter dik en 3 met. hoog, voorzien van een scherpe kap, dragen in den zwaren, vierkanten kop, die boven de nok uitsteekt en onder in den voet, zware haken, die eens de dubbelen ijzeren poort recht hielden, welke den ingang der dreef en tot het kasteel versperden. Even voorbij de kanteelen bestaat de dreef uit twee roten eeuwenoude, dikke beuken, van welke meerdere door ouderdom afgestorven takken als naakte armen ten hemel opsteken en enkele in den stam diepe holten en sporen van vermolming dragen. Op ongeveer 300 meter en 550m. voorbij de kanteelen, leiden twee evenwijdig loopende dreven haak rechts, naar den steenweg Schriek-Put-te, die door een 10 met. breede hofgracht van het heerengoed gescheiden ligt. De eerste dier dreven, een van fleurige beuken, noemt men de "verboden dreef", omdat zij tijdens het zomerverblijf der grafelijke familie op 't kasteel altoos wel onderhouden en voor andere personen ontoegankelijk was. De andere dreef bestaat uit oude kroezelige eiken en is gekend als "Deezekensdreef" omdat zij uitzicht geeft op een uiterst eenvoudig kapelleken, waarin de beeltenis des Verlossers aan .een kruishout opgehangen is. Op 70-80 met. voor den steenweg zijn deze twee dreven met elkaar verbonden door een vierde dreef, .welke vanaf elk uiteinde met dikke, oude kastanjeboomen bezet is tot aan de hofgracht, die het kasteel en bijhoorige gebouwen omringt. Deze gebouwen, het kasteel in 't midden langs den N.kant, de hovenierswoning aan de W. en het koetshuis met paardenstallen aan de O.zijde, als op een eiland gelegen, steken met hun lichtgeel gekalkte muren en schoorsteenen, en met hun donkergrijs dak, fel af tegen den helderen hemel en 't groene geblaarte der omgeving, en weerspiegelen zich in 't klare water der "vest", die met een ophaalbrug de bwoners met have en goed tegen boosaardigen overval beveiligt. Het ver uitgestrekt terrein tusschen de vier vermelde dreven is langs den Z.O.kant ingenomen door boschage, "de doolhof" genaamd, waarin honderden Amerikaansche eiken met daaronder elzen, eiken en ander schaarhout welig tieren. Langs de N.W.zijde daarvan, bijna in 't midden van het terrein, ligt een park of lusthof, welke aan den buitenkant met sierlijke, vreemde houtsoorten en sierstruiken begroeid is, boven welke hier en daar een mast zijn top verheft. In den N.O.hoek van dit park ligt een put, die naar 't zeggen van ouderlingen, het verblijfsel is van een langen en breeden vijver, die denkelijk eens tot bad- en zwemplaats diende. Door het midden meest grasplein, slingeren van nabij de ophaalbrug naar den "doolhof" meerdere kronkelpaden, hier en daar met bloemperken afgeboord. Aan den Z.W. kant van het park bedekken massa's zware en hooge rhodondendrons met hun immergroen bladerdak den bodem, naast eenige zware masten, waarvan de onderste neehangende takken zich tot 7-6 stappen van den stam uitstrekken. Nabij die masten rijzen eenige reusachtige dennen op, die van op hoogtepunten ander Putte, Beerzel en Heist gezien, hunne kruinen en toppen hooger dan het metselwerk van den dorpstoren verheffen,-en die den heelen omtrek - een deel van de Demer- en Dijlevallei met de torens van Aarschot, Baal , Tremeloo, Wachter en Haacht, en enkele molens -schijnen te beleerschen. Meer N.waarts tot tegen de kastanjedreef verbergen hooge sierstruiken en allerlei geboomte een ruime schuur of bergplaats voor veevoeder, strooisel, brandstof en tuinbouwgereedschappen en sluiten den lusthof af nabij de ophaalbrug. Tusschen het park, de "verboden" en de kastanjedreef ligt een groote moestuin. Deze is door wegels in perceelen verdeeld, waarop, buiten de gewone groenten uit boerentuin, meerdere van ons nog onbekende gewassen, weelderig opbloeien in 't goede seizoen. Op de zoombedden staan allerlei fruitboomen, in den zomer en 't najaar met toelachendfruit beladen, elders struiken stekelbes en framboos, wier twijgen onder het gewicht der bessen gehogen hangen. Zoo ligt daar een heerlijk stuk natuurschoon, dat het oog bekoort door verscheidenheid van vorm en kleur,- dat het oor streelt door zoethuiden gekweel van gevogelte, onder hetwelk de nachtegaal en merel bij lentetijd, weduwaal en elkele andere zangers in vollen zomer de kroon spannen,- en dat tijdens het schoone sezoen de lucht in de omgeving dikwijls met verfrisschende balsemgeuren vervult,- dat in het najaar honderden kinderen doet wedijveren in vergaren van beukennootjes, kastanjes en eikels, en 's winters de jeugd, groot en klein tot ijsvermaak doet samentrippelen. "Maar de tijd die steden verslindt en geen tronen laat staan," bracht ook hier groote verandering.
VERVAL. Het kasteel door zijn adellijken bezitter verlaten, geraakte met al zijn bekoorlijkheden in verval. Van lieverlede verdwenen dreven en hoog geboomte (1898-‘99) en werd al wat roerbaar was, vervreemd. Pogingen in 1904-‘05 aangewend tot herstel van vroegeren luister, liepen spaak. Van veel mooi's veroofd, werd het heerengoed waarop Schriek fier mocht zijn, in 1926 onder den hamer gebracht. In tweede vreemde hand overgegaan zijnde (1941), werd het, ondanks bede tot behoud, van zijn schoonste parel, de bevallige boschage, beroofd. En weinig later werd het monumentaal gebouw zelf in een kaal, nu nieuw modisch, plunje gestoken, ttz. gedeeltelijk onder pannen dak van bruine kleur gelegd. En naar ons toegekomen bericht, wordt de langscheen den steenweg liggende hofgracht reeds aangewend tot stortplaats van allerlei afval en vuilnis. -(1943)»
Zoo ligt dat heerlijk brokje van weleer daar nu als een woestenij te midden van vruchtbare landerijen, te wachten op nieuwe rijken of op liefhebbers met wel voor ene beurs. Dus denken wij. En zoo gaat het oud grafelijk domein, verbrokkeld, het spoor in van zijn vroegeren gebuur, het in 1651 zoo bevallige buitengoed van "Sr Anthoni Dierckx, woonachtigh tot Mechelen" uit welks puinen de "Steijne hoef" oprees, die op hare beurt verbrokkeld werd en zelfs haren naam verloren heeft.
Zonder twijfel strekte het domein van der Stegen zich weleer veel verder N.W. waarts uit. De plaatselijke benaming "Kleine Baronshoek", tusschen de Heistsche- en Minksbosschenbeek laat daarover geen twijfel. Wanneer en hoe dit goed in andere handen overgegaan is, vonden wij nergens. .Naar veronderstelling van O. Petitjean in zijn artikel "Le Chateau de Schrieck- lez- Putte" verschenen in "Revue du Touring Club de Belgique", -1933 bl.321- zou door het aanleggen der baan Putte-Schrieck, dit heerengoed in twee gescheiden zijn. Het N.W.deel, waarschijnlijk meest boschage, van de heerenwoning afgescheiden, en daardoor minderwaardig in 't oog van den bezitter, zou door deze, brok voor brok, aan de toenemende landbouwbevolking verkocht zijn.
A/ De Sint Jansweg vroeger gevolgd door bedevaarders en Processie begint aan de kerk van St.Jan Baptist. Van de kerk uit wordt de baan gevolgd naar de Sint Bernardus Kapel. Vandaar de Kwadeheidestraat, Gommerijnstraat, Langstraat, Korte Moerweg naar de Kapel der drij Maagden op de Hazebergen. Dan wordt de Zandstraat gevolgd naar de kapel van den Zoeten Naam Jezus. Van Grootloo uit de kapelstraat, de Langstraat, de Leuvenschebaan, de Kapelledreef naar de Kapel van O.L. Vrouw vandaar eindelijk den weg naar de Hoogstraat en terug naar de Kerk.
De bedevaartgangers beginnen hunnen weg aan de Kerk van St.Jan Baptist of op eene plaats naar keuze waar zij dan ook eindigen. De weg wordt afgelegd hetzij te voet, hetzij te paard zelfs dikwijls des nachts. De bedevaarders gaan drijmaal rond de kerk en drijmaal rond elke kapel. De voetgangers bidden den rozekrans.
Bij het overlijden van een parochiaan wordt de weg gedaan door zeven jonge dochters die den rozekrans bidden. De gewoonte bestond voor een gedeelte der gemeente in 1914, maar ging tijdens de oorlogsjaren gansch uiteen. Fr. Vermeerbergen.
1946 B/ Noodlottig jaar voor Schriecks natuurschoon. -1) De houten molen die voor 1670 op de schans van de kapelheide tegenover "Lazarushofken" draaide en in den storm van 13-14 November 1940 twee wieken verloor, wordt afgebroken. -2) Het kasteel waarschijnlijk opgeboud in 1731, naar mening van sommigen op de puinen van een hamoir of herenwoning een monumentaal gebouw, waarop Schrieck fier kon zijn en waaraan herinneringen van min of meer historische feiten zouden verbonden zijn, wordt tot in zijne grondvesten gesloopt. Echt vandalenwerk !
Gehechtheid aan het geboortedorp deed eene brochure verschijnen. Wij bedanken al degenen die daartoe bijgedragen hebben, inzonderheid den Eerw. Heer Vermeerbergen Fr., eersten Pastoor van Grootloo, en den heer Jos. Op de Beeck, gemeentesecretaris , beiden te Schrieck. 1943. Jan De Belser.
23-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
22-01-2021
Parochiegeschiedenis (1)
PAROCHIEGESCHIEDENIS VAN SINT-JAN BAPTIST TE SCHRIEK EN DE H. NAAM JEZUS TE GROOTLO
Een parochie is een beperkt kerkelijk gebied, waarover de bisschop een pastoor aanstelt, om er de zielzorg voor zijn parochianen waar te nemen, de godsdienstoefeningen in de parochiekerk te houden, en de Sacramenten. toe te dienen. De parochie is eerst een geestelijke gemeenschap, met geestelijk einddoel en heilmiddelen; daarbij heeft ze zichtbare gezagdragers en ledematen, tijdelijke behoeften en belangen; zij leeft naar binnen en ook naar buiten.
Een parochiegeschiedenis is dan het verhaal van wat er werkelijk gebeurd is, op dit geperkt gebied en in die bepaalde gemeenschap; de geschiedenis van het godsdienstig leven, dat in waarneembare gedaante tot uiting is gekomen, door de geslachten en tijden heen, en waarvan de zekerheid steunt op de geloofswaardige geschreven bronnen van het parochiearchief. Daarmee is de inhoud verantwoord.
De grote indeling, namelijk in drie perioden, wordt aangewezen door twee bijzonder belangrijke gebeurtenissen onder godsdienstig opzicht : de Nederlandse Beroerten voor het jaar 1600, en de Franse Omwenteling voor 1800. De onderverdelingen, in hoofdstukken, volgen naar tijdsorde, zo mogelijk bij elke pastoor, of een reeks van pastoors; en waar het wenselijk blijkt, in een doorlopend overzicht, als net kerkgebouw, de eredienst, de devoties, de kerkgoederen, de tienden, de armenzorg en dergelijke.
Ten slotte, omdat het de parochiegeschiedenis van Schriek en Grootlo is, van onze voorouders, die hier geboren en begraven zijn, die op deze grond geleefd en in deze kerk gebeden hebben, en wier namen hun afstammelingen van dichtbij of verre nu veelal nog dragen, daarom moest deze geschiedenis eenvoudig en bevattelijk, gemoedelijk en aantrekkelijk om lezen zijn. want op de allereerste plaats voor alle gezinnen en alle parochianen van Schriek en Grootlo bestemd.
Ook voor geschiedkundigen en alle lezers kan deze proeve van parochiegeschiedenis belangwekkend zijn, omdat ze, toegepast op een bepaalde parochie, meteen haast alle onderwerpen behandelt, die eender welke parochie aanbelangen.
Van de vijftien parochies der huidige dekenij Heist-op-de-Berg, waaronder Schriek en Grootlo, bestonden er, ongeveer zevenhonderd jaar geleden, slechts vier :Itegem, Heist, Beerzel en Putte. Schriek was nog afhankelijk van Beerzel, en werd zelfstandige parochie in 1309. Schriek en Grootlo hoorden van ouds samen, men vindt ze dan ook meestal samen vernoemd.
Hoofdstuk I.
SCHENKING VAN WOUTER BERTHOUT TE GROOTLO, 1221
Van Grootlo is er voor het eerst spraak in een akte van 27 januari 1221 (n. s.). Wouter Berthout, Brabantse edele en heer van Mechelen, laat weten aan zijn broeder Gillis en aan zijn eigen zonen Wouter en Hendrik. dat bij, in het leger der Kruisvaarders bij Damiette liggend, ziek van lichaam doch helder van geest, aan het Ste-Maria-hospitaal der Teutonische Ridderorde te Jeruzalem geschonken beeft, 24 bunder beemden in « Rama » en 6 bunder harde grond in « Grutlo », tot zielerust van zijn voorouders en opdat God zich over hem in het laatste oordeel moge erbarmen. Onder de getuigen bevinden zich zijn zonen Gillis en Arnout, zijn broeder Hendrik van Duffel en zijn eigen dienaar Baziel.
Het gebeurde tijdens de vijfde kruistocht. Zij waren vertrokken in 1217; Damiette werd belegerd in 1218, ingenomen en bezet in 1219, en nadien weder ontruimd. De Berthouts waren vurige kruisvaarders, sedert hun stamvader, Wouter Berthout van Grimbergen, in 1096 met Godfried van Bouillon aan de eerste kruistocht had deelgenomen.
In de vijfde kruistocht nu waren er, de oudste, Wouter IV van Grimbergen (of I van Mechelen), met twee van zijn zonen, Gillis en Arnout; zijn jongste broeder Hendrik van Geel, Walem en Duffel; en zijn ander broeder Gillis I van Keerbergen, Berlaar, enz., met zijn vrouw, die beide reeds voor de akte van 27 januari 1221 terug naar huis keerden. Deze Gillis begon rond 1220 aan de abdij Rozendaal onder Walem, die zijn twee dochters nadien als abdis bestuurden, en hij trad zelf rond 1228 in de Teutonische Ridderorde van Pitsemburg te Mechelen. In 1190 hadden Duitse ridders tijdens de derde Kruisvaart hun legertenten omgevormd in een hospitaal voor zieken te Jeruzalem, en sedert lang hadden de Berthouts hen leren kennen en waarderen. Zo schonk Wouter Berthout, heer van Mechelen, de 24 bunder beemden in Rama en de 6 bunder grond in Grootlo (nu nog is er de Raambeek onder Grootlo), aan de Duitse ridders, die intussen tot broederschap en Ridderorde erkend en verheven werden; en volgens de akte, moesten zij daar, in Grootlo, een van die grote hoven maken, en kregen zij meteen de vergunning om in het uitgestrekte woud van Waver, zoveel hout te kappen en zwijnen te hoeden, als drie begunstigde ridders gewoon zijn.
Grootlo kreeg zijn oudste vermelding in 1221, op grond van de kristelijke weldadigheid der Berthouts, die toen reeds optraden als de bijzonderste beschermers van kerken en kloosters, vooral der Cisterciënsers en Premonstratensers.
Hoofdstuk II.
OPRICHTING VAN DE PAROCHIE SCHRIEK, 1309
Schriek werd in 1309 afgescheiden van Beerzel. Maar Beerzel zelf was oudtijds een kapel onder Heist, met de persoon van Heist als begever. Zo gold Heist op zijn beurt voor Schriek als de grote kerk, de moederkerk, met eveneens de persoon van Heist als begever van Schriek.
Vrijstelling der goederen door de Berthouts.
Op 9 maart 1309 (n.s.) lieten Adelisia de Ghinis, weduwe van wijlen Wouter Berthout IV, heer van Mechelen, en haar zoon Gillis, heer van Mechelen, aan de bisschop van Kamerijk Filippus weten, dat zij als tijdelijke heren de kerkgoederen van Schriek uit hun rechtsmacht hadden vrijgegeven, en smeekten hem ootmoedig, dat hij de kapel van Schriek tot parochiekerk zou willen inrichten. Voor een goed werk aan kerk of klooster waren de Berthouts altijd gereed.
Begiftiging en begrenzing van de parochie
Intussen had reeds dezelfde bisschop Filippus opdracht gegeven aan heer Hendrik, deken van St.-Rombouts te Mechelen, en aan broeder Jan van Malre, monnik van St.-Bernaerts, om persoonlijk ter plaatse een onderzoek in te stellen aangaande de bruidschat en de afbakening der nieuwe parochie. De oprichting geschiedde tegelijkertijd voor drie parochies, Aartselaar, Reet en Schriek; en zo bleef ook het verslag over de drie, opgemaakt de 4 april 1309, samen bewaard.
Te Schriek werden, onder meer beëdigde en geloofswaardige getuigen, opgeroepen : heer Willem pastoor van Beerzel, onder wiens parochie Schriek gelegen was, en heer Simon pastoor van Putte als naaste gebuur. Zij vonden ter plaatse een kapel, ter eer van Sint Jan Baptist gesticht en gebouwd door Gillis Berthout, heer van Mechelen, tot wiens heerlijkheid Schriek in volle recht behoorde, en de kapel door Gillis zelf begiftigd met 12 pond Leuvens jaarlijks ter waarde van 16 tornoys, te heffen op de tiende van Gillis Berthout in die plaats, samen met een geringe tiende ter waarde van 100 schellingen tornoys. Deze tiende had eertijds Nikolaas zaliger memorie, wijlen bisschop van Kamerijk, geschonken aan wijlen Wouter Berthout, heer van Mechelen, grootvader van voornoemde Gillis, op voorwaarde dat hij aan de kapel 12 pond Leuvens zou toewijzen.
Zij stelden ook, met instemming van alle belanghebbenden, de grenzen vast, volgens dat de aloude gracht zich uitstrekt rond de voornoemde plaats, tot dewelke niettemin ook behoort enig land, dat daar ligt buiten de gracht en genoemd wordt Berthouts-meer, zoals het zich rondom uitstrekt. En om de gezegde grenzen eeuwigdurend te doen onderhouden, zorgden zij ervoor vaste palen en perken als tekens aan te duiden. Tevens werden al de goederen, in het gebied der vrouwe van Mechelen en van haar zoon Gillis Berthout gelegen, vrijgesteld tot behoef van de kerk en aan elke wereldlijke rechtsmacht onttrokken.
Goedkeuring door de bisschop
Op 8 juni 1309 werden door de bijzondere zaakgelastigde van de bisschop van Kamerijk te Brussel, alle schikkingen bekrachtigd, alsook de afscheiding der kosterij, zodat voortaan elke kerk, Schriek zowel als Beerzel, een zelfstandige parochie zou zijn en blijven, met eigen doopvont en begraafplaats en alles wat een parochiekerk volgens recht dient te hebben.
Schriek bezat dus reeds rond 1260, ten tijde van Wouter Berthout en bisschop Nikolaas, een kapel toegewijd aan Sint Jan de Doper, die nadien de hemelse patroon van de nieuwe parochie is gebleven. In 1309 kregen zij een eigen pastoor, met kerkelijke diensten, met Sacramenten en godsdienstonderricht. Hoe gelukkig voelden zij zich, al heeft het ongetwijfeld nog lange jaren geduurd, vooraleer de huidige toren in witte zandsteen opgetrokken werd. (K. A. S., nr 13, kopie. — Analectes Hist. Eccl. Belg., 1872, blz. 38-41).
Hoofdstuk III.
DE STILLE PAROCHIE, 1313-1552
De inlichtingen van die tijd zijn uiterst schaars, gelijk overal. Er werd weinig te schrift gesteld, en dit weinige ging dikwijls verloren. In Schriek zelf is er, voor 1560, geen archief voorhanden. Maar elders was er wel wat te vinden : over pastoors, haardtellingen, schepenbrieven, uitwijkelingen en vooral familienamen.
Heer Jan pastoor van Schriek, 1313.
De oudst-bekende, en zonder twijfel de eerste pastoor van Schriek, is ook de oudst-bekende weldoener van de H. Geesttafel of armen van Heist, zoals blijkt uit de oudst-bewaarde schepenbrief aldaar, gegeven op 10 augustus 1313 :
Wij schepenen van Heist, doen te weten dat voor ons kwam heer Jan, te voren de edele prochiaen van Schriek, en bekende dat hij schuldig is aan de H. Geest te Heist, tien schellingen, elk jaar erfelijk te betalen, welke tien schellingen Jan, de vader van de voornoemde heer Jan, gaf aan de H. Geest voor zijne ziel in aalmoes. En deze tien schellingen elk jaar heeft deze voornoemde heer Jan, prochiaan van Schriek, bekend aan de H. Geest op zijn erf, dat men heet 't Roet... (Lieckens, Ressort van Mechelen, I, 1921, blz. 218).
Heer Mathias Zeghers pastoor, 1416.
Op de studentenlijst der Universiteit te Leuven staat in het jaar 1426 aangetekend : heer Mathias Zeghers, pastoor der kerk van Sint Jan Baptist in Schriek. Daarna is er geen pastoor van Schriek met name bekend, dan in 1559 heer Gregorius Reynkens. En deze zou dus, de pastoors gemiddeld gerekend op vier per honderd jaar, reeds de elfde pastoor van Schriek kunnen zijn. (Reusens, Matricule Univ. Louvain, 1903, blz. 184, 273).
"Haardtellingen van 1437 tot 1326.
Al bedoelden de haardtellingen geenszins de bevolking te tellen, toch is er allerhande uit te leren. De gegevens luiden als volgt : 1457 : Schriek, bewoonde huizen 27, armen 6. Grootlo 70 20. Beerzel 46 16. 1464 : Schriek, totaal huizen 23. Grootio 66. Beerzel 44. 1472 : Schriek, totaal huizen 23. Grootlo 86. Beerzel 31. 1480 : Schriek, gegoede huizen 7, armen 4, ledig 1. Grootlo 41 15 13. Beerzel 18 7 3. 1496 : Schriek, bewoonde huizen 8, belaste 6. Grootlo 24 18. Beerzel 43 33. 1526 : Schriek, bewoonde huizen 18, ledig 0. Grootlo 58 2. Beerzel 37 1. Het is licht te begrijpen dat de opvallende schommelingen wijzen op wisselende perioden van welvaart en tegenspoed, waarbij vooral de oorlogen, ziekten en andere rampen een beslissende rol speelden. Het aantal vernoemde huizen was dus : Schriek en Grootlo. 97, 89, 109, 85, 39, 78; Beerzel 46, 44, 31, 28, 43, 58; zodat de parochie Schriek het regelmatig wint.
En volgens de officiële gemeentetelling van 1900 : Schriek en Grootlo, 433 huizen, en 2231 inwoners; Beerzel 420 1942
Zulke dorpen waren, naar onze opvatting althans, weinig bevolkt, maar hadden toch een eigen kerk en eigen pastoor. (Cuvelier, Denombrements, 1912, biz. 466, 319).
Schepenbrieven van Grootlo en van Schriek.
De eerste, van 30 november 1441, vermeldt de schepenen van Grootlo, de rechter van de heer van Gelderen en van Mechelen, de bank van Grootlo, met het gemeenschappelijke schepenzegel.De tweede, van 18 juli 1499, noemt de schepenen van Sint-Jans in den Schriek, de meier der hertogin van Brabant als vrouwe van het land van Mechelen, met eveneens het gemeenschappelijk zegel. (R. A. A., fonds Schriek, 41, 42). In de poortersboeken te Mechelen staan, tussen 1419 en 1552, dertien uitwijkelingen van Schriek opgetekend. (De namen werden ons vriendelijk medegedeeld door J. Verbeeme, archivaris). En in de Cijnsboeken van Schriek en Grootlo, 1447 tot 1555, lopen honderden persoonsnamen vooruit op de parochieregisters, die slechts in 1604 beginnen. (A.R.A., Rekenkamer, nrs 45581, 45607, 45612, enz.).
Heren van Schriek en Grootlo.
Uit het kerkarchief vernemen we het volgende, dat in grote lijnen volledig is. Van het begin af, onder de Heren van Mechelen, Wouter Berthout 1221, Gillis Berthout 1309. Daarna het land van Mechelen, door een huwelijksverbond met het huis van Gelderen, ook genoemd het land van KIeef en het land van Arkel. Ridder Jan vander Laen, heer van het dorp, 1566. De koning van Spanje, tijdelijke heer, 1615, 1632. Anton Ferdinand van Broeckhoven, baron van Putte, 1671. Jan Baptist van Broeckhoven, 1693. Helena van Broeckhoven dochter van Ferdinand, en Jan Pieter Christyn, 1710. Jan Anton van Broeckhoven, 1717. Charles Louis vander Stegen, 1734. Philippe Norbert vander Stegen, 1778... De laatste afstammelinge, Julie Marie Joséphine vander Stegen, overleed in 1898.
Hoofdstuk IV
DE PAROCHIE VOLWASSEN, 1560-1576
Zoals met jonge mensen, die enkel een geboorteakte hebben en voor 1600 niet eens, gaat het met vele buitenparochies. Voor Schriek valt het beter uit. Het bezit niet alleen de stichtingsakte van 1309, maar ook de kerkrekeningen sedert 1560, die met de dekanale visitaties sedert 1562 van een volgroeide parochie getuigen. (K.A.S., 86/b, kerkrekeningen.- A.A.M., dekanale visit., telkens op aangeduid jaar). Om een bevattelijker overzicht te bekomen, worden achtereenvolgens behandeld : de kerkelijke personen, het kerkelijk gebouw en kerkelijk leven, de kerkelijke goederen. Vroeger behoorde de parochie Schriek tot het bisdom Kamerijk en het aartsdiakonaat Antwerpen. Bij de oprichting der nieuwe bisdommen rond 1560, kwam zij onder het aartsbisdom en de dekenij Mechelen. De begever ervan was tot 1618 de persoon van Heist, daarna de aartspriester van Antwerpen.
Gregorius Reynkens pastoor, 1559 tot na 1576.
Hij zelf ondertekent Gregorius Reynkens, met de voornaam Gregorius, niet Georgius of Joris, en slechts eenmaal Gheerts, wat uit te leggen is door het feit dat de familienaam toen nog niet vaststond. De kerkrekeningen schrijven « heer Goris Reynkens de prochiaen ». In de visitaties getuigt de deken, zowel van Reynkens als van Gheerts, dus van dezelfde, dat hij pastoor geworden is te Schriek in 1559, en alsdan 40 jaar priester, dus boven de 60 jaar oud was; hij bracht het voorzeker tot meer dan 80 jaar. De deken getuigt nog van hem : hij vervult loffelijk zijn ambt en de gemeenschap heeft geenszins over hem te klagen, hij preekt zeer dikwijls.
Kapelanen.
De oudst-vermelde kapelaan voor 1560 is heer Huybrecht, die rond 1568 te Mechelen overleed en aan de kerk 16 gulden vermaakte per testament. In 1560-61 wordt aangenomen als kapelaan heer Fransen, die nog om zijn wijding in Vlaanderen moest gaan, en vermoedelijk niet terugkeerde. Zo is het heer Mattijs, van Heist, die een tweede maal de vroegmis doet tot 1565.
En dan wordt kapelaan, voor lange tijd, heer Wouter Reynkens. Ze waren hem in de Kempen, te Olmen, gaan opzoeken, en onthaalden hem met zijn vader te Schriek in het huis van de drossaard. Pastoor en onderpastoor schijnen naaste verwanten te zijn. In 1569 geraakten ze hun kapelaan kwijt, maar niet voorgoed. De kerkmeesters en schepenen zoeken een nieuwe, verwachten te vergeefs die van Sinte-Katelijne-Waver, spreken intussen heer Peter van Heist aan voor de vroegmis op zon- en heiligdagen, en zijn zeer gelukkig te Olmen heer Wouter opnieuw te huren van 1570 af, telkens voor een jaar. Hij is kapelaan en vroegmisheer, koster en schoolmeester, en mislezer in de kapel van Grootlo drie dagen per week, gebleven tot na 1576.
Koster en schoolmeester.
Voordat de kapelaan, als koster, ook de school hield, deed van 1560 tot 1563, Jan Gas de dienst van koster, en in 1569 nam hij weer de kosterij aan tot 1570.
De school wordt, op rekening van de kerk, in 1564 voorzien : zes voeren of vrachten leem, en vier busselen walm om te dekken. Nog eens in 1569 : honderd en vijftig busselen walmstro tot de school en tot de stal van de school.
Kerkmeesters.
Ze zijn ieder jaar getweeën, samen met de twee H. Geest- of armmeesters, waarvan er een de rekening doet op Lichtmis, voor de pastoor, drossaard en schepenen.
Het kerkgebouw.
Op de toren waren er in die tijd vier klokken, een grote en een kleine, naast een grote schel en een kleine, zodat men kon beieren. De grote klok liet men hergieten te Mechelen, in 1569, door meester Peter vanden Gheyn, en met horts en paarden weg en weer voeren. Op de dag dat de klok kersten werd gedaan of gedoopt, bedroeg de offer zeven gulden. Het hergieten kostte over de honderd gulden, met allerhande onkosten meer dan de inkomsten van een jaar. De timmerman Jan Hoolmans, bijgenoemd Bijls of Bijlken, had ze mede helpen hangen.
Het torenuurwerk, met grote en kleine steen voor de gang, met hamer en hefboom voor de klokslag, vergde veel nazicht en herhaalde herstelling, en meer dan eens het vervoer.
Voor de daken van de kerk moest regelmatig de schaliedekker komen, soms 46 dagen, aan negen stuivers per dag als stielman, en duizenden schaliën; terloops ook de ticheldekker, om de afhang boven Sint-Janszijkoor te voorzien. Ook de glazenmaker had voortdurend de vensterruiten te stoppen en te vernieuwen.
Het kerkhof was omgeven van een muur, een veken bij de ingang, en met bomen beplant; het fruit werd verkocht en de kerkhofweide verhuurd. Het moet er nat geweest zijn, er wordt gegraven om een brug op paalwerk te leggen en de vaarweg door de plas te maken.
Hoe is bet binnen in de kerk ? Er zijn vijf altaren, waarvan drie gewijd.
Vooreerst het hoogaltaar, waarop een tafel of retabel. Daarnevens, het H. Sakramentshuizeken of tabernakel afzonderlijk, met een rood kleed bedekt, en ervoor een godslamp met smoutlicht of wassen kaars. Het hoogkoor is afgesloten met een koordeur.
Vervolgens het zijaltaar en -koor van Onze-Lieve-Vrouw. Op haar feestdagen wordt er geofferd in natuur, en op de Paasdag, in geld voor Onze Lieve Vrouw van Kamerijk, het oude bisdom. Helemaal langs de andere kant, het altaar van Sint-Jan Baptist, van ouds de kerkpatroon, waarop bijzonder veel geofferd werd, zoals in.de offerblok.
Ten slotte, de kleine altaren, dit van het H. Kruis, vooral vereerd op Goede Vrijdag, en dit van Sint-Sebastiaan, waarbij in het jaar 1573, op zijn feestdag, de offer van de gildebroers voor het waslicht vermeld wordt. De gilde van St.-Sebastiaan bestond dus reeds voor 1573.
In de sakristij waren er voldoende ornamenten of kerkgewaden : vier kazuifels en evenveel alben; ook gewijde vaten : twee kelken, de een van zilver verguld en de ander van koper verguld, alsook een kleine ciborie. Zo schrijft de deken.
In 1567 kocht de pastoor een doopregister, om de kinderen op te schrijven die kersten gedaan zijn. Jaarlijks haalde hij het « chrisdom » of H. Olie voor de zieken. In de kerkrekeningen staan de overlijdens en uitvaarten, onder de naam van « pelle » of baarkleed aangetekend. Er werd gedoopt, getrouwd, .berecht en begraven, telkens een mensenleven en het een geslacht na het andere.
Kerkelijk leven.
Zoals de kerkmeesters in hun rekening, beginnen we met Lichtmis, en volgen verder het kerkelijk jaar.
Tegen de heiligdagen haalt men een pond roetkaarsen. Op de hoogdagen branden vele waskaarsen, op het altaar, voor het H. Sakrament, en op de kroon of hangende luster, terwijl ook de beste altaarkleden of antependia zijn voorgezet, en feestelijk wordt geluid en gebeierd op H. Sakramentsdag, op beide Sint-Jans-feesten, en in de Kerstnacht.
Op Lichtmis worden waskaarsen gewijd en aan de parochianen bezorgd. Het is Jan Wouters, alias Filips van Heist, die voor het waslicht van de Gulden Mis zorg draagt; en de huisvrouw van Michiel Hoolmans, die jaarlijks een tiental kaarsen voor « Onze-Lieve-Vrouw in de Zonne» doet branden. In 1573 krijgt Onze Lieve Vrouw, bij omhaling, een nieuwe mantel.
Op Palmzondag, na de middag, preekt een Lieve-Vrouwbroeder van Mechelen of een Dominikaan van Leuven de Passie. Van ouds waren het de Karmelieten, Predikheren, Minderbroeders en Augustijnen, die op bepaalde dagen in Schriek hun statie hielden, om te preken en omhalingen te doen.
Op Witte Donderdag komt de kaarsmaker de Paaskaars ter plaatse stofferen met bloemen. De hoogdagen golden als bijzondere kommuniedagen; waarna de kommunicerenden, alleen boven de 12 jaar, een ablutie of ontnuchtering ontvingen van wijn en peperkoek. Zo op de Paasdag, aan elk van beide, wijn en peperkoek, voor 15 à 20 stuivers, een stuiver gerekend voor een peperkoek. Uit de hoeveelheid klein misbrood of hosties, namelijk achtereenvolgens van 350 tot 400, is gemakkelijk het aantal kommunicerenden rond Pasen af te leiden. Het stemt overeen met het aantal kommunikanten of volwassenen die hun Pasen hielden, 250 tot 300 volgens de dekanale visitaties, zodat de bevolking van 1560 tot 1573 merkelijk aangroeide.
Op de andere hoogtijden haalde men zowat 100 à 150 klein misbrood of het vierde deel van Pasen.
Op H. Sakramentsdag trok te Schriek, gelijk elders, de plechtige processie rond met het Hoogwaardig. En de zondag daarna, werden uit Schriek de kruisen en toortsen te Heist in de processie gedragen, als een erkenning van hun alleroudste moederkerk
.In de maand december vond waarschijnlijk ieder jaar de zogenaamde « gratie » plaats, een soort van aanbidding of missie, waarvoor de pastoor in de winter bij roetkaarsen zat biecht te horen, en men 50 klein misbrood haalde.
Onder de heiligen komt Sint-Huibrecht, rond 1574 aan de eer. Het is Michiel Vercalsteren, maalder, die het Sint-Huibrechtsmeel verzamelt om kaarslicht te branden.
Verering van Sint-Jan Baptist.
Sint-Jan de Doper is nu nog de kerkpatroon van 25 parochies in het bisdom Mechelen, waaronder Werchter en Tildonk, en 6 in de Antwerpse Kempen.
Te Schriek wordt hij bijzonder vereerd, vooreerst op beide feestdagen van zijn Geboorte en zijn Onthoofding, en dan geheel het jaar door.
Er werd tot zijn eer veel geofferd. In natuur, vooral boter, en dan publiek verkocht, het pond twee stuivers; kiekens, eieren, anderhalve stuiver het dozijn; kazen, soms ten getale van 54, een à twee stuivers het stuk; verder koren en brood, boekwei, appelen, rapen, een hesp, een roof wol. Ook in geld, op Sint-Jans-Geboorte, de 24 juni, van 4 tot 10 gulden; op Sint-Jans-Onthoofding, de 29 augustus, van l tot 4 gulden; voorts de dagelijkse offer.
Meer dan eens maakt iemand aan de kerk ter eer van Sint-Jan, een pandrok of bouwen, van drie tot zes gulden voortverkocht. In 1573 begint men ex-voto's van was, een paard, een koe, een varken, te offeren.
De bijzonderste plechtigheid was de omgang of processie van Sint Jan. Dan luidden en beierden al de klokken op de toren. In 1563 kocht men nieuwe vanen en kruisen. Zes kruisen en vijftien toortsen of dikke kaarsen werden meegedragen; daartussen de santen :Sint Jan, gekleed in een rok van rood laken, met trijp afgeboord en met blauw lijnwaad gevoerd; Onze Lieve Vrouw, met rok en mantel. Zo ging de processie langs Grootlo om, waar men preekte aan de kapel.
In 1562, alleen dit jaar, spreekt men te Schriek van een Sint-Jansbruiloft; van een Lieve-Vrouwenbruiloft te Herentals rond 1559, in de schoot van de oude gilde of broederschap van Onze Lieve Vrouw. Te Schriek voor de Sint-Jansbruiloft kocht men : drie vierendeel van een koe, vijf en een halve ton bier, elke ton 25 stuivers, vier halster tarwe, een veertel rogge, een veertel erwten, siroop tot de erwten en nagelen tot de hutsepot, een half vat zout, een pond peper, een pot mostaard, een ons saffraan. Het overschot werd verkocht. De uitgaven, met vijf hopen hout en vier mutsaards, koken en schotelwassen, bedroegen veertig gulden. Het was een extra feest op de kerkwijding of kermis van Sint-Jans-Geboorte.
Op Sint-Jans-Onthoofding, de tweede kermis, was er ook processie, maar minder toeloop van volk, blijkbaar het vierde paart.
De kapel van Grootlo.
De kapel wordt reeds tweemaal vermeld in het Cijnsboek van 1450. Grootlo, onder de parochie van Schriek, deed mee aan de feesten van Sint-Jan, zo op Sint-Jans-Geboorte, wanneer de processie langs Grootlo omging en men daar preekte. De kapel was toegewijd, van ouds, aan de Zoete Naam Jezus, met op die feestdag bijzondere offer, waarvan een derde toekwam aan de parochiekerk. In 1570 werd Niklaas Apostools in de kapel begraven. Rond 1573 komt de kapelaan van Schriek er driemaal per week de Mis lezen, dank zij een schenking van Juffrouw Margriet Cuypers.
Kerkgoederen. en plaatsnamen.
Goederen van de kerk en van de H. Geest zijn reeds, in 't algemeen, vermeld in de cijnsboeken van 1447 tot 1555.
In de kerkrekeningen, van 1560 af, komen nadere benamingen voor. Als kerkgoederen, onder andere :Heinken Woyts land (van persoonsnaam Henric Woyts 1447); de Gote aan de Perstraat en de Perbrug (Wouter vanden Perre 1447). Als kerk- en H. Geest-goederen : de Tuinlanden (Godevart vanden Tuyne 1447); de Ruyschenbeemd (Aert Ruysche 1447); Hennen Bruurs hofstede (persoon overleden voor 1567). Verder nog : een euzel aan de Bollodijk (Bollo, plaats-en personennaam 1447); een stuk land genoemd de Beers; een bos in de Hongerijestraat; kerk- en H. Geest-bossen in de Haagstraat.
Oude plaatsnamen, van 1447 zijn ook : de Donk, de Oostheide, der Monken of Monniken moer van Grimbergen, een bunder land dat heet den Hovel, een land nevens het gerecht, de onderbank (later misvormd tot de donderbank). En misschien staat Geert van Hasenberge in verband met de plaatsnaam Hazenbergen.
De dorpsnamen, Schriek en omliggende, hoe oud zijn ze, en wat betekenen ze ?
Grootlo. — Grutlo, in de oudste Latijnse akte van l221. — Grootloe, 1425. — Wij schepenen van Groetloe, 1441. — Grooteloo, 1496. — Grootloo, Grooteloe, 1360-1376. — Grootlo betekent : groot bos.
Raam. — Rama (Latijn), 1221. — Tienden voorbij de kapel van Grootlo tot aan « den Raem » en palen van Keerbergen, 1746-70. — Tienden van aan de kapel nevens « den Raem » en de palen van Keerbergen naar de oude dijk, 1771-89. — Heden nog de Raambeek. Raam betekent : grens, als lijst.
Schriek. — Locus, capella de Schriecke (Latijn), 1309. — Prochiaen « vanden Scriecke », 1313. — In Scryecke (Latijn), 1426. — Sint Jans inden Scriec, Schrieck, Schriecke, 1419-1499. — Wij schepenen van Sint Jans inden Schrieck, 1499. — Kerk van Sint Jans inden Schrieck, 1361-76. — Schriek, van schrikken en schrik, betekent : springen, sprong, dus een oneffen bodem die op en neer gaat.
Heist-op-de-Berg. - Villa Heiste (Latijn), 1008. — Altare de Heyste, 1147. — Heyste, 1313. — Heyste, soms Heist, 1360-76. — Heist, zoals hees, heest, betekent ; kreupelhout.
Beerzel. — Baersele, 1164. — Beersele, 1298. - Berzela, en Bersele, 1309. — Lodewyc van Barsele of Bersele, 1369-89. - Beersele, 1496. — Beerzel, van baar, bar, ber, dat is naakt of bloot, betekent : eenzame en woeste woonplaats.
Putte. - Sancti Nicolai de Puteo (Latijn), 1286. -Sinter Claus vanden Putte, 1332. — Putte, 1361-76. — Putte, van put, betekent : diepte, laagte. (Carnoy, Dictionnaire etymologique. - Mansion, VIaamsche Plaatsnamen. ,— Helsen, Plaatsnamen der Antw. Kempen).
Uit dit hoofdstuk over de volgroeide parochie is gebleken, hoe Schriek leefde in de l6e eeuw, van 1560 tot 1576. Leefde het ook met de tijd mee ?
In 1566 lichten de kerkmeesters, uit voorzorg, de offerblokken, « toen dat regiment en de beroerte der ketterijen was », hetgeen wijst op de beeldenstorm.
In 1671-73 betalen zij drie gulden en tien stuivers aan de meier terug, « van de kelk te lossen uit des prinsen volks handen ». Die prins zal wel Willem van Oranje, de Zwijger, met zijn soldaten geweest zijn.
En op 't einde van 1573 worden twintig stuivers uitgegeven « van de kerkrekening te schrijven en te herschrijven met de torbele tijd ». De troebelen waren inderdaad begonnen, en het zou steeds erger worden.
De Nederlandse Beroerten zijn een storm geweest, die op staatkundig gebied, de eenheid der Nederlanden tussen zuid en noord voorgoed heeft verbroken, maar op godsdienstig gebied, bij ons in 't zuiden slechts tijdelijke achteruitgang heeft aangericht, die daarna door een sterke katholieke heropleving vergoed is geworden
DEEL II
VERVAL EN VERDERE GROEI (1596-1806)
In 1578 werden de Spanjaards onder don Juan verslagen, te Rijmenam, door de Staatse Kalvinisten. De strijd zou hoog oplaaien en lang duren. Bijna twintig jaar liet de parochie Schriek niets meer van zich horen. Betere tijden daagden eindelijk op onder de aartshertogen Albrecht en Isabella, in 1598.
Hoofdstuk V
DE HERSTELLENDE PAROCHIE, 1396-1613
Het is niet moeilijk, na die grote beroerte, van jaar tot jaar, de ontwikkeling van de onzekere toestand, nu eens vrede, dan weer oorlog, met alle gevolgen daarvan, goede en kwade, op voet te volgen. (A. A. M., Dek. Visit.).
Pastoors, kosters, kerk.
Het eerste teken van leven komt uit de kerkvisitaties. Het klinkt er sober en ernstig, als een noodkroniek; maar langzaam herneemt het herstel en stijgt de hoop op herleven.
1596. De parochie Schriek, zo schrijft de deken, is niet toegankelijk, om de gevaren vanwege de ketters. En de volgende jaren tot 1606 toe : « Niet bezocht; de pastoor ontmoet in Werchter; in Haacht; de kerkmeesters gesproken in Keerbergen; zelfs geen kerkmeester gezien ».
Heer Henricus Holaerts, pastoor in Keerbergen, rechtschapen en gewetensvol, doet beurtelings om de andere zondag, ook dienst in Schriek als deservitor.
1598. Er zijn nog 30 volwassenen thuis om hun Pasen te houden, tegen 250 in 1573. De kerk is goed hersteld. De kerkgewaden zijn zeldzaam : slechts een kazuifel, een kelk in koper verguld, een zogezegde zilveren monstrantie.
1599. Reeds 100 kommunikanten. De kerk staat vol huisraad. Geen pastorij.
Marten Verschueren, koster, onderricht ook loffelijk en met vrucht de jeugd.
1600. Rond het kerkhof, verschansingen en hutten met twee huisgezinnen; in de kerk, huisraad en gerei allerhande.
1601. Kelk en monstrantie werden naar Mechelen in bewaring overgebracht Vier altaren ontwijd, een draagaltaar ongeschonden, een enkele klok tegen vier voor het jaar 1576.
1602. Heer Henricus Holaerts, die lange tijd deservitor was, heeft zijn dienst opgezegd, uit vrees een tweede maal ontvoerd te worden.
1603. In de Paasdagen is heer Petrus Laenen, vroeger kapelaan te Berlaar, in Schriek komen biecht horen, zonder jurisdictie, in de uiterste nood.
1604. Heer Henricus Bellens, deservitor, van Leuven, hoort hier de biecht zowel als in Putte.
Hij schrijft in het eerste, nu nog bewaarde doopregister, de 43 leden op van het zondagsgebed, beginnende op Sinksendag van net jaar 1604. (R.A.A.. parochieregisters van Schriek).
1603. De kerkvensters zijn van glasramen voorzien. Een gezin, dat tot nu toe in de kerk sliep, heeft elders een onderkomen gevonden.
Heer Martinus Rijthoven, deservitor.
1606. Geen pastorij. Doch de kerk heeft een school gebouwd, waarin de pastoor woont tijdens zijn residentie, alhoewel hij 's nachts naar de sakristij trekt.
1607. Het kerkbof is met wallen en schansen ingesloten; kerk en kerkhof zijn ontwijd, daar er tijdens de troebelen enige van de plunderaars gedood en begraven werden. Het kerkschip is zwart beklad door de rook: van die er eertijds woonden. Heer Godefridus Peetermans, deservitor. Willem. Holaerts, koster, een jongen van 14 jaar.
1609. Met het Twaalfjarig Bestand is een tijdelijke vrede ingetreden. Sedertdien kan de deken weer het kerkbezoek komen doen. De kerk heeft nog grote herstelling nodig.
1610. De kerk is opnieuw gewijd, met hoogaltaar en kerkhof. Op verschillende plaatsen regent het nog door de kerk.
Kerkrekening van 1610 en Sint-Jan.
De kerkrekeningen, van Lichtmis 1610 te beginnen, zijn meestal bewaard gebleven. Waar vroeger alleen gesproken werd van ontvangsten en uitgaven, worden ze nu beide op bun beurt in verschillende hoofdingen onderverdeeld. (K.A.S. nr 501, kerkrek.). Als buitengewone ontvangst geldt de offer uit de, schaal, offerblokken, bussen, en allerhande giften, zoals boter, eieren, kaas en hoenderen, ten profijte van de kerk in 't openbaar verkocht, 148 gulden. Onder de uitgaven, op te merken, voor de eerste maal : betaald aan 20 dozijnen beeldekens om op Sint-Jansdag uit te delen, 4 gl. 3 stuivers.
1611. Een nieuwe biechtstoel met tralies gemaakt. Een tabbaard of rok gekocht voor bet Sint-Jansbeeld. Aan meester Peter Ceulemans, schilder te Mechelen, een Sint-Janstafereel aanbesteed. Voor de vijf wilde lieden, die te Sint-Jansmis de processie in orde houden, gekocht vijf mommenaanzichten.
1612. Ontvangen met de schaal, en giften in ’t openbaar verkocht, 97 gl. Op Sint-Jansdag ontvangen van de gehele offer, 113 gl. Gekocht tegen Sint-Jansdag vaantjes en evangelieboekjes, 3 gl.; en ander beeldekens, 17 st. De kerk is nu goed gedekt, zowel als het koor en de toren. De bisschop komt in Schriek bet H. Vormsel toedienen.
Kapel van Grootlo.
In 1609 ligt zij erg verlaten, omringd van schansen, beroofd van vensterglazen, het altaar ontwijd, met alleen een beeld van 0. L. Vrouw. In 1610 is zij behoorlijk hersteld, en het altaar gewijd. Kapelmeester is Jan Hoolmans.
Hoofdstuk VI
PET. ADRIAENSENS PASTOOR, 1613-1655
Men was de nieuwe pastoor gaan opspeuren in de Kempen, te Retie; hij begon als deservitor de 7 oktober 1613, en werd feestelijk ingehaald.
Het herstel ging voort, er was nog veel te doen. Al dadelijk kreeg de pastoor, vanwege de heer Jan vander Laen ridder, twee eiken bomen tot opbouw van zijn kamer, namelijk de school, die vervolgens tot pastorij zou dienen. Op Palmzondag werden aan de schoolkinderen noten en appelen, koeken en krakelingen uitgedeeld. Na de middag preekte voortaan de pastoor zelf, tot het einde van zijn leven, de Passie. En te Grootlo deed hij de Mis elke vrijdag. Willem Hollaerts was nog altijd koster. (K.A.S. 501).
De Tafel van de H. Geest schonk, in 1616, een hulpgeld van 60 gl. voor de reparatie van de kerk. Even vermeld : Hendrik Keinis, koster en schoolmeester.
Sedert Bamis 1617, meester Jan Serneels koster.
Een preekstoel gemaakt in 1618. Om kerk en pastoor te onderhouden, besluiten de schepenen en dorpsmeesters eenparig, een belasting van 10 st. per ame te heffen op alle bieren die bij de tap gesleten worden, dit jaar samen 143 gl. waarvan 8 gl. voor de kerk.
Van noten en fruit op 't kerkhof niets ontvangen in 1619, vermits die van 't krijgsvolk ze hebben vernield.
Van het houtgeld, dat de kerk heft en heeft. op elk honderd blekstukken 10 st., ontvangen samen 14 gl. in 1620. Gegeven 4 gl. tot de kerkekom of -kist, om de papieren en manualen van kerk en H. Geest, alsook de registers van het dorp in te bewaren.
Een nieuw altaarkleed of antependium, als gift van de heer Rosseel, 1622. Er worden heilighertekens, beeldekens en ander prijzen uitgedeeld aan de jonkheid die de Katechismus bijwoont, 1623. (K.A.S. 502).
Als de klok, in 1628, is kersten gedaan, van de offer ontvangen 127 gl. Betaald aan Peter de Clerck, klokgieter te Mechelen, 400 gl. Waarover proces tot 1641, en dan nog 300 gl. betaald.
Een nieuwe rok gekocht voor 0. L. Vrouw, 1629. Twaalf manspersonen hielpen de stal aan het pastoorshuis rechten.
Van Kerstmis 1629 tot 1636 is heer Michiel Bogaerts kapelaan en koster.
De klokgieter Peter vanden Gheyn komt, in 1633, de klok hergieten te Schriek; hem betaald 100 gl.; gedurende de nacht werd de klok gesmolten.
De school getimmerd op het kerkhof, in 1635, waartoe 103 busselen schutstro. Reparatie aan de horloge, in 1637 door Melchior Coomans, en in 1640 door Cornelis van Bouchout.
Sedert Lichtmis 1638 is Lodewijk Elen koster.
Er komt in 1646 een nieuw tafereel boven het hoogaltaar, waarvoor Frans van Roey het schrijnwerk levert, 600 gl., en Thomas Lorent de beelden snijdt, minstens 150 gl.; samen met een Sint-Jan boven het tafereel; ook een nieuwe schilderij, 150 gl. Eveneens in de kapel van Grootlo, een nieuwe altaartafel en een schilderij van de H. Naam Jezus.
De pastorij, geheel in stro en zeer oud, moet hersteld worden, op last van de kerk, 1651. Het altaar van Sinte-Anna, waarop van ouds een Mis gesticht werd, voldoet niet meer om Mis te lezen.
Maximilien l'abbé schildert het beeld van Sint-Jan en andere beelden, 1652. Quirijn van Eynde timmert een gestoelte voor de kerkmeesters. Ge ziet hoe er aanhoudend voor de kerk gezorgd werd.
In 1654 sloeg de bliksem op de toren : dat zou nog meer herstelling vergen.
Pastoor Adriaensens stierf de 11 januari 1633, 70 jaar oud. Hij was een goed mens en een ijverig priester.
Verering van Sint-Jan, 1613-1655.
Men gaat voort, en wel in stijgende lijn, met het vieren van Sin-Jans-Geboortedag, de processie, de offer, de vaantjes en evangelieboekjes.
Verlenen verder hun medewerking : de wildemans die hun devoir in de processie doen, de jongmans die het Sint-Jansbeeld dragen, de zangers van het koor die de processie vereren met spel en zang. Later nog, de schutters, een of twee speellieden, de dochters die op Sint-Jansavond de kerk schuren en versieren.
In 1616 vraagt de deken, te ordineren dat de processieweg gemakkelijker en korter zou zijn op het feest van Sint-Jan. Het staat niet vast of er gevolg is aan gegeven.
De offer op Sint-Jans-Geboorte klimt steeds hoger in de jaren 1618 tot 1654, als volgt : 106 gl., 112, 126, 151, 148, 188, 202, 209, 218 gl., waardoor deze offer, in de vier laatste jaren, de helft der algemene jaarlijkse begroting van de kerk verre overtreft.
Oorlog en pest, 1621-1652.
In die tijd groeit de bevolking langzaam aan : 247 kommunikanten in 1615, 260 in 1616, 272 in 1622, 300 in 1633. Maar zij is tot 228 gedaald in 1642, om tot 270 te geraken in 1652. De oorzaak was niet ver te zoeken.
Het Twaalfjarig Bestand eindigde in 1621. In 1622 staat de kerk weer vol huisraad, ook in 1625 en 1635 : de soldaten komen, de mensen vluchten, naar kerk en kerkhof, of verder.
In 1636 begint de schrikkelijkste tijd der zogenaamde « retorsie » of wedervergelding, vanwege de Hollandse Kalvinisten uit Bergen-op-Zoom tegen de open Kempische dorpen, door afpersing en plundering, door contributies en exekuties, door wegvoering en rantsoenering, vooral van priesters. Ja, ook de pastoor van Schriek ! Maar zijn volk sprong hem bij. De kerkmeester heeft zestig gulden betaald voor rantsoen van de heer pastoor, als deze gevangen was van het Statenvolk in de tijd der retorsiën, opdat zij hem niet zouden meevoeren naar Bergen, en dit uit konsideratie voor de goede en getrouwe dienst van de pastoor, in deze uiterste nood. Toen is er ook een portie ruiters van Roost, onder Haacht, gekomen naar de processie te Schriek, om de pastoor te verdedigen tegen de vijand. Ditzelfde jaar heerste in Schriek de pest.
Later, nog veel soldaten in 1642. En in 1646, de kerk van Schriek, de kapel van Grootlo, vol meubelen. In de maand maart worden Petrus Carlier, alias Peter de mandenmaker, onnozel in de slag der Lorreinse soldaten bij Mechelen, en Jan Pelgrims ook door de soldaten doodgeschoten.
Door het verdrag van 1648 te Munster eindigde de tachtigjarige oorlog, maar toen begon een onophoudelijke reeks van plaatselijke vijandelijkheden. In 1652 lag wederom een garnizoen in Schriek.
Officieel worden de gebeurtenissen van 1636, zowel oorlog als pest, door schepenbrieven van Keerbergen bevestigd. «Wij schepenen doen te weten voor de gerechte waarheid, ter instantie van schepenen en bedezetters der heerlijkheid van Sint-Jans-in-'t-Schriek en Grootlo, dat dit dorp, een van de zeventien makende samen het land van Mechelen of van Arkel, klein in zijn omvang, in 1634, -35 en -36, geleden heeft grote overlast van soldaten, als gelegen op de baan tussen Aarschot en Lier, en grote schade tijdens de belegering van Leuven, toen door de Fransen zijn geheel geplunderd en uitgeroofd hun kerk en kapel, zodat de gemeente gans verstrooid is, veel huizen afgebroken en verbrand, na welke belegering de bevolking is bezocht door de besmettelijke ziekte, de tijd van twee jaren... Aldus gegeven, 9 juni 1638 ». (De Raadt, Eenige on onuitgegeven stukken... Bijdragen Hist. Gen. Utrecht, 13, blz. 157).
En nu de pest. Met de woorden « gestorven van de pest», in het parochieregister van 10 augustus tot 26 October 1636, tekent de pastoor 64 overlijdens uit 29 gezinnen met name afzonderlijk aan : uit 1 gezin zeven sterfgevallen, uit 1 gezin zes, uit 2 gezinnen vijf, uit 2 gezinnen vier, uit 3 gezinnen drie, uit 4 gezinnen twee, uit 17 gezinnen een.
De kerkrekening te Schriek is onvolledig; toch staat er genoeg in. In dit jaar doet de pastoor acht Missen tegen de pest, en nog eens acht; wie weet hoeveel meer er niet opgetekend werden ! Men schuurt de kerk, waarin er twee van de pest gestorven zijn. Men legt een brug achter aan 't kerkhof, om er de doden over te dragen die van de besmettelijke ziekte waren gestorven.
Ook de H. Geesttafel, buiten de gewone armenzorg, heeft in die uiterste nood moedig geholpen. Enkele voorbeelden. Aan Willem en zijn huisvrouw, beide ziek liggend, voor hen en hun kinderen om te kopen wat zij van doen hebben. Aan Katelijn, om te kopen kaas, boter en anderszins, achtmaal. Aan Gijsbrecht, zittende in de zaligheid. Aan Hendrik zittende in de ziekte. Een doodkist voor Adriaan, gestorven van de zaligheid; melk en boter voor de kinderen van wijlen Adriaan. Aan Gillis zittende in de ziekte, voor gehaalde waren en anderszins, zesmaal. Om twee doodkisten en twee graven te maken, voor de huisvrouw van Gillis en zijn zoon, gestorven van de zaligheid... (R.A.A. Schriek, nr 1-5). Van pest en oorlog, verlos ons, Heer !
wordt vervolgd
22-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
21-01-2021
Parochiegeschiedenis (2)
PAROCHIEGESCHIEDENIS VAN SINT-JAN BAPTIST TE SCHRIEK EN DE H. NAAM JEZUS TE GROOTLO
Hoofdstuk VII HEILIG-GEESTTAFEL OF ARMENZORG, 1360
De zorg voor de armen is zo oud als de kerk en behoorde van eerst af aan de kerk.
Bijna in alle haardtellingen sedert 1437 worden de huizen van de H. Geest of van armen afzonderlijk aangegeven, en in 1496 is een H. Geestmeester van Schriek bij name vermeld. De twee H. Geest- of armmeesters deden, zeker van voor 1560, samen met de kerkmeesters, op Lichtmis hun rekening in de aanwezigheid van pastoor en schepenen.
De ontvangsten bedroegen in 1611 : 107 Rijnsgulden, en 13 veertelen koren met een moken. De rekening van 1619 is de oudste die volledig bewaard bleef. (R.A.A. Schriek. H. Geestrek. 1-5).
De uitgaven aan de armen gebeurden in geld of in rogge. Ziehier enige voorbeelden.
In geld : voor een lijnwaden broek en wambuis, een paar schoenen, twee hemden, een paar holleblokken, een wollen hemdeken voor een kind, een linnen kiel, enige klederen voor de H. Geestkinderen, voor twee schoolboeken, want het onderwijs was kosteloos voor de kinderen der armen. Voor het houden van een kind, een jaar mondkosten voor een jongen. Een pond boter en wittebrood voor man en vrouw ziek liggende, aan klein vrouwken als Franske ziek was voor wittebrood, dertig pond brood, zes potten botermelk, aan de blinde vrouw van Blasius, om de ogen te meesteren van Maaike, aan de barbier van Keerbergen voor het kureren van Anna, aan meester Gommaar te Beerzel voor het genezen van Gillis, aan Anneken te Oosterwijk voor het dienen van Jan in zijn ziekte. Voor de kerkerechten van de uitvaart, drie doodkisten vanwege de H. Geest, voor een vaatje bier bij de begrafenis van het kind van Klaas. In koren : aan twee oude lieden die kreupel zijn en de kost niet kunnen winnen, aan Anna tot onderhoud van haar en haar kinderen, aan Jan tot onderhoud van vrouw en kinderen, en zo voorts; niet alleen een of meer mokens koren, ook wel een ton bier, en dit alles in verschillende keren, en herhaald zo dikwijls als 't nodig of nuttig was.
De Lazarij, 1574-1689.
Een bijzondere zorg werd vanwege de H. Geest besteed aan de lazarij, de melaatsheid en het melaatsenhuis. Daar zijn veel schriftelijke bewijzen van, wat Schriek betreft.
In 1574 werd de uitvaart van Marie N. lazarus gedaan in de kerk. In de kerkvisitatie van 1575 klaagt de deken erover, dat een leproos, die in Kontich geboren is en een leproze vrouw getrouwd heeft, op Sint-Jans-dag in de herberg onder het volk zit te drinken, en jaarlijks een prebende of onderhoudsgeld van 18 gulden opeist.
Vooral in de H. Geestrekeningen wordt dikwijls van lazarij en lazarus gesproken. In 1620, leem gestoken en gehaald tot de lazarij. In 1631, de lazarij verhuurd voor drie gulden; een grauwe mantel gekocht voor Jakob N. lazarus; aan Jakob voor 32 busselen stro om de lazarij te dekken. In 1637, betaald van de steen uit te breken aan de lazarij. In 1652, Jan van den Broeck, vanwege de lazarij een rente van twee mokens koren. In 1653, doen wegvoeren Anna N. om te laten visiteren of zij lazarus was.
In 1662. ontvangen van de heer pastoor, om Jakob mede te kleden, die lazarus geworden was, 9 gulden; gegeven aan Jakob lazarus, 17 gl. In 1664, betaald aan de mantel van de lazarus, 10 gl. Betaald, als de vrouw van Peter N. naar Leuven werd gevoerd om gevisiteerd te worden. In 1667, gekocht een paar schoenen voor Jaak de lazarus, 2 en half gulden. In 1668, voor de lazarus nog een paar schoenen. In 1669, gegeven aan de lazarus twee mokens koren. In 1673, gegeven aan de vrouw van de lazarus drie mokens koren; op 28 december 1673, een doodkist voor de lazarus; daarna, aan de weduwe van de lazarus gegeven vier mokens koren. In 1682, betaald voor het houden van Gillis, de zoon van de lazarus, 5 gl. Ten slotte, van 1689 af, wordt de lazarushof aan l gl. 10 st. per jaar verhuurd.
H. Geestgoederen, 1620-1686.
Worden als dusdanig opgegeven in de H. Geestrekeningen : de Drie-H. Geesten, Schriek, Putte, Beerzel, later de Vier H. Geesten, met Waver erbij; het H. Geest-Streepken aan de Bollodijk; het H. Geest-Beers; het Raapland; het Brouwersland, in de Hongerijstraat, waarop in 1686 voor de H. Geest een huis gebouwd werd van vijf gebinten, aan een zijde allemaal afhang, en aan een zijde gevel, voor de som van 32 gulden, dat dan verhuurd werd voor 31 gl.
Het bedevaartvaantje van Sint-Jan.
Op de voorgrond, van links naar rechts, een straat, met van weerskanten een huis en een afsluiting. Door het openstaande veken tussen de twee draaibomen, komt uit de kerk van Schriek de processie, waarin het beeld van Sint-Jan op een berrie wordt gedragen. Rechts van de stoet, staan de wildemans, de knots op de schouder geheven of erop steunend, gereed om de processie in orde te houden. In de diepte, tussen de kerk en het pastorijhuis, een beeld van het Kind Jezus op een verhevenheid met vereerders omringd, en daarachter, de kapel van de Zoete Naam Jezus te Grootlo. Sint Jan Baptista, tot Schriek, bid voor ons.
De afbeelding werd gedrukt op de oorspronkelijke grootte van het vaantje, 29 cm breed en 33.3 cm hoog, (Vergelijk: : Van Heurck, Les drapelets de pélerinages... Antwerpen, 1922, blz. 409).
Hoofdstuk VIII JUD. MERTENS PASTOOR, 1655-1703
Na de dood van pastoor Adriaensens, werd Judocus Mertens, door de aartspriester van Antwerpen als persoon van Heist en patroon van Schriek, voorgesteld aan de aartsdiaken van Mechelen, de 12 juni 1655; bekwaam bevonden « per concursum » en benoemd de 16 juni; en door de pastoor van Keerbergen als deken, aangesteld te Mechelen, de 18 juni. Geboortig van Puurs, had hij gestudeerd aan het Seminarie van Antwerpen, was toen rond de 54 jaar oud, en deed tegen Bamis zijn intrede te Schriek.
Intussen was de heer P. Brootcorens deservitor. Van het begin af ging de pastoor voort, toren en kerk na de brand te herstellen; de onkosten beliepen meer dan 1000 gulden.
De verering van Sint-Jan werd bijgehouden. In 1655 kocht men 432 vaantjes van Sint-Jan, en 550 in 1656. Van dit jaar af kwamen de ruiters van Betekom de processie vereren. De offer van Sint-Jans-Geboorte bracht 176 gulden op. De pastoor nam dadelijk het prediken der Passie op Palmzondag over. Hij stelde in 1658 een hondslager of kerkmeier, anders gezegd een suisse aan, om de orde in de kerk te handhaven; een vreemde priester kwam drie Missen celebreren in de Kerstnacht. Men kocht een nieuwe monstrantie. Het nieuwe kwam erbij, het oude bleef of moest verder hersteld worden. (K.A.S.503).
De pastorale tienden, 1575-1708.
De verplichting tot kerkelijke tienden, waarvan een deel voor de parochiepriester, een deel voor de kerk, en een deel voor de armen, werd veralgemeend onder Karel de Grote en zijn opvolger, rond 800. Maar in latere eeuwen geraakten ze meestal in ander handen, zelfs van leken.
In 1309, bij de stichting der parochie, was de tiende van Schriek in het bezit van Gillis Berthout, wiens grootvader ze ontvangen had van Nikolaas bisschop van Kamerijk. In 1575 werden de tienden verzameld door leken in 8 paarten; de pastoor zelf bezat geen enkel tiende, maar ontving alles bijeen 28 gulden van de genoemde tiendeheffers. Zes van die familienamen komen reeds voor in het cijnsboek van 1450, een als volgt : « Roelant de Wintere, van de tiende, 8 deniers ». De zevende was Hendrik Roelants. Zijn erfgenamen verkochten, op 20 augustus 1605, voor 278 gulden, aan Gommaar van Yetegem, het zesde deel der gehele tienden van Schriek, belast op vier gouden peters van negentien stuivers voor de kerk, en zeven stuivers voor de H. Geest. (K.A.S., 87, 451).
Op 30 oktober 1607 kocht de kerk een erfelijke rente van drie veertelen koren en drie gulden jaarlijks, als het zesde deel der tienden, dat aan Hendrik Roelants en Gommar van Yetegem toebehoord had.
In 1613 heeft de kerk twee zesdedelen, en de H. Geest een zesdedeel. Juffrouw Wagewijns bezit ook een zesdedeel, waarvan zij aan de kerk 17 gl. geeft. De pastoor krijgt 29 gl. en 10 stuivers. Tot de pastorijtienden behoren ook de lammertienden en de houttienden. De prelaat van Park haalt de tiende op van de Bollodijk, die hij beschouwt als een toemaat der tiende van Keerbergen, zonder iets af te staan.
De 24 november 1625 wordt een akkoord gesloten tussen pastoor Adriaensens ter ene zijde, en schepenen, dorpsmeesters, kerk- en H. Geestmeesters ter andere zijde, als volgt : de pastoor zal hebben al de tienden zo nieuwe als oude, de nieuwe op de 32e en de andere op de 16e schoof; daarenboven voor de kerkrevenuen, een rente van 5 gl. en een rente van 5 gl. en 1 st.; hij zal ook mogen gebruiken het land dat de kerkmeesters onlangs gekocht hebben, met een bemdeken van omtrent een half bunder in de Pachtheide; en dit alles gedurende de tijd van zijn residentie. (K.A.S., 91/b).
Vroeger werd hij aangenomen, boven zijn huishuur, voor de som van 300 gl. die de kerkmeesters hem jaarlijks uitbetaalden.
Maar in 1653, de 14 juli, verkondigt Ferdinand Antoon van Broekhoven, schout te Lier, dat hij, als bijzonderste gegoede, in de naam van meier, schepenen, dorpsmeesters, regeerders, gegoeden en ingezetenen der heerlijkheid van Schriek en Grootlo, publiek zal verkopen de oude tienden op de 16e en de novale op de 32e schoof, als aan het dorp kompeterende, alsook de Bollotiende van de prelaat van Park, om daarmede hun dorpslasten te betalen. De pastoor wordt in dit stuk niet eens vernoemd. (K. A. S., 93).
Deze aanslag, in 1653 onder de oude pastoor, gepleegd op het recht der tienden, kon de nieuwe pastoor in 1655 niet dulden. De kwestie kwam voor de Soevereine Raad van Brabant, het Vikariaat van Mechelen steunde de pastoor door brief van 30 juni 1657.(K. A. S., 99).
Het zou lang duren... Op 3 juli 1658 werd een voorlopig akkoord getroffen, tussen de pastoor enerzijds, schepenen en dorpsmeesters en oude eedslieden anderzijds : de tiende zal alle jaren door de gemeente verpacht worden in vijf partijen of anderszins, en daarna zal de pastoor de uitslag der verhuring ontvangen, om de penningen daarvan in 't geheel te innen; verder mag hij het land van de gemeente en al het overige blijven genieten gelijk zijn voorzaat. (A.A.M., Visit. 1666).
Van het jaar 1658 af, noteert de pastoor stipt in zijn register de verpachting der pastorijtienden, in 3 delen : de Schriektiende of Schriekstraat, de Hongerij of kerktiende, de Donken, de Lauwerijken, en de Langestraat of Koortiende. De tienden werden in 't openbaar verpacht voor geld, of door anderen ingehaald voor stro en kaf, of door de pastoor zelf die kar en paard en knecht had. (K.A.S., 97/bis).
Veel later komt de kwestie weer voor de Raad van Brabant, met toestemming van het Vikariaat; en in 1674 valt het definitief vonnis tegen de schepenen en regeerders der gemeente. (K.A.S., 115-119).
En pastoor Mertens kan rustig voortgaan de opbrengst der pastorele graantienden aan te tekenen tot het einde toe, in 1703, alsook de lammer-, vlas- en bostienden. (K.A.S., 109, 124, 133).
Evenals de tienden, dient ook het houtgeld tot onderhoud van de goddelijke dienst, pastoor en koster, alsmede tot reparatie van de kerk. Het wordt reeds vermeld in 1620, en de impost op de bieren 1618, tot hetzelfde doel. Zij worden de 15 mei 1675 vernieuwd door koning Karel II, op verzoek van de pastoor, kerkmeesters en ingezetenen van Schriek en Grootlo, die er sedert meer dan 70 jaar in bezit van zijn, namelijk 12 stuivers op elke ton bier die gesleten wordt, en op elk honderd hout dat gekapt of verkocht wordt één hout, hetgeen men gewoonlijk honderdgeld noemt. (K.A.S. 121).
Koster en schoolmeester, 1637-1701.
In 1617 had de deken er meermaals op aangedrongen, dat de koster zijn eed zou doen en als schoolmeester de geloofsbelijdenis afleggen, wat wel bewijst dat beide ambten onder geestelijk toezicht stonden.
De 6 augustus 1637 werd Lodewijk Elen tot koster en schoolmeester benoemd, op de kondities door de schepenen goedgekeurd. Hij deed voorts altijd goed zijn dienst, en was in 1655 omtrent 70 jaar oud. De 4 november schrijft de nieuwe pastoor op de aannemingsbrief van 1637 : «Alzo de regeerders mij aanzochten de koster om zijn ouderdom af te zetten, heb ik hem gehouden tot op zijn sterfdag. (K.A.S. 97).
In 1659 wordt door de pastoor Peter Mangelschots tot koster aangesteld, en gepresenteerd aan de schepenen en kerkmeesters, die de keus bijtreden. Hij was tevens een bekwaam openbaar notaris, waarvan veel akten zijn overgebleven. Zijn ambt van koster en schoolmeester wordt op Sinksen 1662 voor twaalf jaar verlengd, onder volgende voorwaarden door pastoor en schepenen in 't lange bepaald en met een wedde die in 1637 reeds bestond :
1. Meester Mangelschots zal de kosterij bedienen gelijk dat behoort; ‘s morgens, op de noen en ‘s avonds de beeklok luiden, ook wanneer het tempeest is van donder en bliksem, en tot alle Missen, gelijk net geplogen is.
2. Ook zal hij gehouden zijn, op zon- en heiligdagen de Missen te zingen naar gewoonte, en alle ander Missen te dienen of een bekwame dienaar te stellen.
3. Nog verplicht, de kerk net en schoon te houden, ten minste alle acht dagen eens uit te keren, de altaren te paleren, enz.
4. Altijd in het visiteren of kommuniceren van zieken medegaan.
5. De school zal hij moeten houden het geheel jaar, en niet alleen leren vlot te lezen en te schrijven, maar ook goede manieren, en van buiten de paternoster, weesgegroet, credo, tien geboden, zeven H. Sakramenten, vijf geboden der H. Kerk, enz.
6. Hiervoor zal hij hebben jaarlijks, eerst voor de kosterij zijn gewoon kosterskoren, van een ploeg een moken, van een paard of half ploeg een half moken, en van elk ander handwerker een brood van 10 pond of 3 stuivers.
7. Nog zal hij hebben jaarlijks uit net inkomen van de kerk 48 gl., maar zal moeten ophalen het honderdgeld.
8. Zal nog genieten uit de H. Geesttafel, voor het stellen van de horloge, jaarlijks 12 gulden; voor het leren van de arme kinderen, twee veertelen koren; en van de andere kinderen voor schoolgeld, 2 gulden.
9. Hij mag het huis bewonen, gelijk tot nu toe.
10. Hij zal vrij wezen van tocht, wacht, impost, en mag zonder lasten een bunder land gebruiken; de school moet gemaakt en hersteld worden om goed te kunnen leren, en de schepenen staan borg voor Let koren of broodgraan. (K. A. S., 104).
Op te merken, dat bier niet vermeld wordt, hetgeen de koster van ouds ontving over jaargetijden, gezongen Missen, uitvaarten en andere kerkelijke diensten; en dat de school en het kostershuis onderhouden werden door de kerk, aldus, in 1639 van reparatie aan de school 30 gl., en in 1698 van tien banken 7 gl.
Toen Peter Mangelschots op ‘t einde van zijn leven ziekelijk werd, rond 1698, heeft de pastoor hem een helper plaatsvervanger gegeven, Peter Van Hove, een weesjongen, van eerlijke ingezeten ouders, zeer bekwaam in muziek en orgelspel. Maar dan poogde de dorpsheer achtereenvolgens aan vier andere kandidaten hetzelfde ambt te bezorgen, waar telkens geld bij te pas kwam. In 1701 trekken de drie eerste kandidaten bun woord in, en komen twee ingezetenen en een schepene voor notaris hun handtekening herroepen, als beschonken of gedwongen geweest te zijn. (K.A.S., 105. 144).
Peter Mangelschots is gestorven de 8 januari 1701, en de 13 januari Peter Van Hove tot koster en schoolmeester definitief aangesteld. De 29 januari schreef de deken, dat geen enkele kandidaat, in strijd met de kerkelijke en burgerlijke wetten, koster en schoolmeester mocht worden, alvorens door de deken toegelaten te zijn. (K. A. S., 138-141).
Hoofdstuk IX STAAT VAN DE PAROCHIE, 1660-1703
In 1666 werd er door de pastoor een lang overzicht van de toestand der parochie, onder andere, kerk, pastorij, tienden, goederen van de kerk en van de H. Geest, enz., aan de bisschop toegezonden. Anderzijds ontbreken de kerkrekeningen van 1666 tot 1682 geheel, en zijn er tussen 1666 en 1708 slechts negen kerkvisitaties. Het bijzonderste wordt hierna in t kort samengevat.
Kerk en pastorij.
In 1664 wordt de kerk geheel gelambrizeerd, en een nieuw kruiskoor gemaakt.
In 1673, de kerk geplunderd door Hollandse soldaten, en de Paasviering gestoord door Fransen. Certificaties der schepenen van Keerbergen, Rijmenam en Putte vermelden eensluidend : de inwoners van Schriek en Grootlo, beroofd van al hun granen, meubelen en andere middelen, geplunderd de kerk, kapel, molen en huizen door het volk van oorlog. (R.A.A., 37, 38). Nieuwe zitplaatsen in het koor voor de zangers, 1681, een nieuw tabernakel in ‘t midden van het hoogaltaar. Een nieuwe preekstoel, door Frans Van Roey schrijnwerker, met vijf beelden, 1682. (A.A.M., Visit.).
Het opmaken van de toren begonnen in 1687, met veel arduin uit Kampenhout gehaald; en net volgende jaar de voorgevel hersteld; alsook twee nieuwe biechtstoelen, door meester Geraard Van Roey.
In 1690, vanwege de dorpsheer een zerk gehaald te Mechelen met twee stenen trappen, om in de kerk te leggen.
Twee zonnewijzers op de kerk gemaakt, 1693, en net volgend jaar de glazen gerepareerd die door de hagel geruïneerd waren op het hoogkoor.
Jubilee, in 1693, door drie paters Karmelieten gedurende vier dagen; en het jaar daarna, maken van het doksaal en de tuin, door Jan Van Roey.
De kerk in 1701 beroofd door dieven, die de glazen hadden uitgebroken, een nieuwe kelk gekocht; het jaar daarop een nieuwe sacristij gebouwd.
De kinderen van de Katechismus worden van 1695 af bijzonder bedacht : prijzen, boekjes, paternosters, en perkamenten beeldekens; ook vijgen en rozijnen te Half-Vasten en als ze te biechten komen voor Pasen.
Aan de pastorij bouwde de pastoor in 1670 een nieuwe kamer bij; en later ook schuur en stal, die hij op eigen kosten moest herstellen.
Verering van Sint-Jan.
Van het begin af werd de verering aangewakkerd :een volle aflaat op Sint-Jans-Geboorte in de kerk van Schriek, door de Paus verleend de 23 September 1638;een aflaat van veertig dagen op Sint-Jans-Geboorte en Onthoofding, de 11 juni 1663. (K.A.S., 4).
De pastoor getuigt in 1666 dat er grote devotie is tot Sint-Jan, en grote toeloop van pelgrims. Rond de 24 juni ontvangt de kerk van de offer gemiddeld 170 gulden, hierin begrepen de verkochte vaantjes; en uit die offer worden alle onkosten betaald voor degenen die in de Mis en in de processie helpen. Zo worden rond 1682 bijzonder vermeld : voor het trakteren van het koor, 30 gl.; aan de Heynen, dat zij de processie in orde houden, l gl. 10 st.; een half ton bier voor de jonkheid die de processie vereert, 4 gl. 10 st.; aan poeder voor de jonkheid, 4 gl. 10 st.
In 1693 bedraagt de offer op Sint-Jans-Geboorte nog 104 gl. In 1694, slechts 33 gl. mits de logering van de Engelse dragonders. Maar in 1693 weer 127 gl. en in 1697 zelfs 170 gl. Men spreekt van grote en kleine Sint-Jansdag.
In 1698 vereert de jonkheid van Betekom de processie, te paard met volle montuur; in 1699, de jonkheid en schutters te voet beschonken met een ton bier, de kleine jonkheid met een vierendeel, en ineens duizend vaantjes gekocht; in 1706, aan de weduwe Bouttade 9 gl. 13 st. betaald, voor 500 vaantjes en voor 't verhelpen van de plaat.
Kapel van Grootlo.
De kapelmeester was in 1655 niet min dan 40 jaar ten achter om zijn rekening te doen. En voor en na, is er slechts een enkele bewaard... spijtig vooral voor ons I
De 7 juni 1662 verhuurt men aan Hendrik Meeus de plaats, waar diens huis en brouwerij staat op het Kapelhof te Grootlo, met nog twee of drie roeden, voor l gl. 10 st. tot behoef van de kapel. (K.A.S., 14).
In 1673 is de kapel te klein om de naburige bevolking te bevatten, en wordt ze vergroot, op kosten van de pastoor, die van de bisschop daar op zon- en heiligdagen mag bineren. In 1688 bineert hij er nog, onder grote toeloop van volk, en zelfs in 1702.
Het kapelleken, van. Sint-Bernardus bestond minstens al in 1684, en wordt dan vermeld als volgt : Adriaan vanden Broeck heeft er bij testament 10 gl. aan gemaakt; uit de offerblok ervan gelicht, 2, 6, en 6 gl.; en zo in t vervolg alle jaren.
Jaargetijden en testamenten.
Stichtingen zijn er in de parochiekerk altijd gedaan, van 1560 af, zover de documenten reiken. Ziehier meer bepaald enkele voorbeelden sinds 1650.
1. Jonker Marcus Roussel stichtte een Mis met inschrijving op het Zondagsgebed, verpand op een bosken onder Putte. Hij overleed de 31 oktober 1650, volgens grafsteen met wapen en kenspreuk : Mel post Fel. Zijn familie werd meermaals genoemd onder de weldoeners der kerk, en bepaald in schepenbrieven, meester Andries Roussel in 1559, en Andries Roussel schout van Heist in 1653. Op de zilveren breuk der Sint-Sebastiaansgilde staan de namen met het jaartal : M. Roussel, And. Roussel, 1644.
2. Jan de Winter voerde in 1657 het testament uit van zijn oom Dionijs de Winter, die kerkmeester was in 1632, en in 1641, 1644 en 1650, schikkingen trof om een gezongen Mis te stichten, tot behoef van de H. Geest, verpand op de helft van het Raapland.
3. Dimpna Wouters, voor de notaris, meester Peter Mangelschots, een jaargetijde in 1664, op huis en hof geheten het Kwade land, noord aan de Kapelheide. De tekst van zulk testament is te treffend om niet aan te halen :
« In de naam Ons Heren. Amen... Overdenkende dat er niets zekerder is dan de dood, en niets onzekerder dan het uur der dood, beveelt zij hare ziel aan God almachtig, aan Maria zijn gebenedijde Moeder en heel het hemels heir. Zij vermaakt tot sieraad van Onze Lieve Vrouw in de kerk, haar zwarte rok, zwart lijfken en twee van naar beste voorschoten. En laat aan de Zoete Naam Jezus te Grootlo, drie gulden voor een jaargetijde... » — In 1666 voegt zij erbij : «Twee gulden aan de H. Geest, en aan de kerk twee gulden, en aan Onze Lieve Vrouw twee gulden, eens. Zij legateert drie kaarsen elk van een pond, te weten, aan Sint-Jan, aan Onze-Lieve-Vrouw, en aan de Zoete Naam Jezus. En begeert dat er hier gecelebreerd zal worden een betamelijke uitvaart met twaalf Missen voor de lafenis van naar ziel. » (K.A.S., 64).
4. Jan vanden Broeck, in 1672, voor notaris Brumeels te Herentals, sticht een jaargetijde, verpand op de windmolen en de Schrans : « Overdenkende de broosheid der menselijke natuur... beveelt zijn lichaam ter gewijde aarde, en begeert begraven te worden in de kerk van Schriek; en zullen zijn twee broeders gehouden wezen, te doen celebreren honderd zielmissen, met nog honderd gulden eens te geven aan de kerk voor een jaargetijde, en samen te doen bakken zes veertelen koren voor de armen in twee jaren ». (K.A.S.. 63).
Volk en bedrijf.
Er waren te Schriek en Grootlo, in 1655, 270 Kommunikanten, 350 in 1666, 400 in 1681, om in 1695 tot 1711 te dalen op 380.
Volgens schatting van de pastoor in 1666, alle jaren 6 à 7 uitvaarten van volwassenen, 3 à 6 kinderlijken, 4 à 5 huwelijken.
Van 1614 tot 1650, de dopen gemiddeld 17 per jaar; van 1655 tot 1685, 19 dopen-; van 1685 tot 1705, dopen 20, huwelijken 5, overlijdens 5. Uitzonderlijk hoog zijn de overlijdens : 30 in 1693, 28 in 1694, 20 in 1705, en 25 in 1710.
Het Kohier voor Schriek en Grootlo geeft in 1684 samen 518 bunder 3 dagwand en 30 roeden. In 1686, de zaailanden, weiden, euzels en uitgerooide bossen, 309 bunderen en 100 roeden; de bossen, 244 bunderen, samen 555 bunderen en 100 roeden. (K.A.S., 123).
In 1684 zijn er een smid, een schoenmaker, een timmerman, twee kleermakers. Twee brouwerijen, de een genaamd de Ploeg, gestaan aan de kerk, en de andere de Wildeman, gestaan onder Grootlo aan de kapel; bovendien nog vier tappers. Ook een windmolen van Gillis Vanden Broeck. (R.A.A., 37-38).
Dominicus Provinciael heeft in huur een huis, genaamd Sint-Jan, toebehorende aan de pastoor. Daarvoor werd van het kerkhof een stuk van 4 roeden genomen om een gracht te vullen, en eens geëffend op kosten van de kerk het erf, gelijk het gelegen was west de plaats van 't dorp en zuid de pastorijstraat, verkocht op konditie er een huis van fraaie vorm te bouwen met een stenen muur tot aan het dak naar het westen tegen de straat van het dorp. De pastoor kocht het in de 4 januari 1662. (K.A.S., 14).
De oude pastoor, bijna 80 jaar oud in 1703, die nog preekte, bineerde en kranig bestuurde, heeft dan naar de gewoonte van de tijd, zijn pastorij geruild met heer Gerardus Bogaerts onderpastoor te Haacht. Van februari 1704 af, betitelt deze zich officieel als « pastoor in Schriek », al wordt bij in de kerkrekeningen « kapelaan » of helper genoemd.
In 1707, de 20 januari, maakte Jud. Mertens, « oud-pastoor van Schriek en Grootlo » zijn testament. Zijn lichaam zal begraven worden op het hoogkoor in de gang van de sakristij naar het hoogaltaar. Na zijn dood moeten honderd zielmissen gedaan worden. Hij schonk een legaat aan de kerk en aan de H. Geest, en aan de gilde van Sint-Sebastiaan een ton bier.
Hij overleed de 29 September 1708. Na zijn dood stonden zijn erfgenamen een stuk land af, omtrent de kerk, tegen de hof van de pastorij en het Roeksleiken, met last voor pastoor Bogaerts van een jaargetijde.
Op zijn grafsteen staat gebeiteld : Memorie van de E. H. Judocus Mertens, 33 jaar pastoor dezer gemeente, waarachtige vader der armen, trooster der zieken, onderwijzer der ongeleerden, weldoener van kerk en armen, die onvermoeid in het woord Gods te verkondigen, 30 jaren en keren gepredikt heeft de passie, stierf oud zijnde 86 jaar, anno 1708 op de dag van Sint-Michiel. Dat ruste in peis zijn ziel !
Hoofdstuk X DRIE PASTOORS BINNEN 23 JAAR, 1704-1731
De twee voorgaande pastoors samen hadden het bijna honderd jaar volgehouden. Na 1700 komen er drie, die gezamenlijk amper 33 jaar halen. Geen mens bepaalt de lengte van zijn dagen. (K.A.S., 504).
Ger. Bogaerts pastoor, 1704-1721.
Hij was geboortig van Dessel, en verkreeg telkens van de deken de vermelding van stipte plichtsbetrachting. Zijn onderpastoor was Jan-Bapt. Wils, die tot in 1720 bij hem bleef.
De 24 oktober 1713 wordt Ferdinand van Hove, tot koster en schoolmeester aangesteld, door de pastoor en de heer van Schriek en Grootlo, mitsgaders de schepenen, de kerk- en H. Geestmeesters. De voorwaarden zijn dezelfde als in 1662, behalve hier en daar een nadere bepaling. Aldus : 5. Hij zal de school houden het geheel jaar of zo lang als tien of twaalf kinderen ter school komen; zal ook enige kinderen, die de beste stemmekens hebben, in de kerk leren zingen; 6. Hij zal zoveel half mokens koren hebhen, als er werkende paarden jong of oud zijn; 8. Voor het stellen van de horloge, twaalf gulden, waarvan het dorp en de H. Geest betalen elk de helft; 10. De school zal onderhouden worden half van het dorp en half van de kerk. (K.A.S., 159).
Devotie tot Sint-Antonius.
De 3 oktober 1708 stemde de aartsbisschop van Mechelen toe in een rekwest van pastoor Bogaerts : Vermits de edele mevrouw Marie Françoise van Grotendael, weduwe van Hieronymus Zeti, een bijzondere devotie heeft tot Sint-Antonius, tot wiens eer zij in de parochiekerk een altaar wil oprichten, zo verzoekt de pastoor om een aflaat van 40 dagen op de dag der instelling van het altaar, alsook op al de dinsdagen van het jaar, wanneer aan dit altaar wordt Mis gelezen. (K.A.S., 110).
Ook door de paus worden in augustus 1710 verschillende aflaten verleend aan de Broederschap van Sint-Antonius, hoofdzakelijk op de tweede zondag van September, en bijkomstig op 0. L. V. Onbevlekte Ontvangenis, Lichtmis, Boodschap en Hemelvaart. (K.A.S., 8).
Het hoofdaltaar, zo luidt het in 1715, is toegewijd aan Sint-Jan, en de zijaltaren aan Onze Lieve Vrouw en aan St. Antonius, dit laatste hersteld op kosten van mevrouw Zeti. Een relikwie van St. Antonius kreeg men in 1718.
Dezelfde mevrouw Zeti had, in 1713, vijf bunderen bos, genaamd de Koudhalzen aan de Puttestraat onder Grootlo, gekocht, zijnde een erfelijke rente van 1200 gulden kapitaal ten laste der schepenen sedert 1667; de persoonsnaam Kouthals staat in het Cijnsboek van 1539. De 18 januari 1714 schenkt zij dat uitgerooid bos aan de onderpastorij, met last daar een huis te bouwen, en daaraan een kamer die de onderpastoor mag gebruiken of verhuren. Daarvoor zal de onderpastoor alle dinsdagen een Mis moeten doen ter eer van St. Antonius tot haar zielelafenis; maar sterft er een lid van de broederschap, dan geschiedt daarvoor de eerstvolgende zondagmis. De onderpastoor zal ook de Minderbroeders van Mechelen moeten bijroepen en ontvangen op de tweede zondag van September. Dit alles werd door het Vikariaat en door de schepenen goedgekeurd. (K.A.S., 46).
Wat de Sint-Jansprocessie betreft, de 22 juni l713, kwam vanwege het Vikariaat van Mechelen, het bevel de processie te houden, uit de kerk tot de kruisweg van Grootlo, en dan door de Langstraat achter de molen naar de kerk, met verbod te schenken of te drinken tijdens de processie. (K.A.S., 138).
In 1714 werd de kleine klok hergoten voor 341 gulden, en het beeld van Sint-Bernardus in ‘t kapelleken verguld.
In 1717 maakt de gemeente, die in 1662 van Katarina De Cleyn 21.000 gulden had geleend, en ze niet kon betalen, een overeenkomst met de erfgenamen, de familie Ullens, mits terugbetaling van slechts 7.000 gl., en mits een wekelijkse Mis en een jaargetijde te laten celebreren. (K.A.S., 57).
In 1721 sticht Barbara Verthennen drie Missen voor de Zoete Naam Jezus en drie voor St. Antonius. (K.A.S., 47).
Voor zijn dood stichtte de pastoor, bij testament van 3 april 1720, een jaargetijde bezet op een stuk land van rond de 36 roeden; alsook een studiebeurs, ten voordele der bloedverwanten of inwoners van Dessel, voor twee jaar wijsbegeerte te Leuven en vijf jaar seminarie te Mechelen, op huis en landen onder Grootlo aan de Puttestraat, een heide genaamd de Sprinkstokken, aan Rijmkensbos.
Hij overleed de 8 december 1721, en werd begraven in de kerk. « Bidt voor de ziel », zo vermaant de zerksteen.
Ant. Franc. Blockx pastoor, 1722-1726.
Ook geboortig van Dessel, meester in de Kunsten en Baccalaureus in de godgeleerdheid, onderpastoor van het gasthuis te Leuven, toen hij door de Fakulteit benoemd werd tot pastoor te Schriek, en aangesteld op 12 juni 1722. Hendr. Huypens, onderpastoor.
De parochie ging haar gewone gang. Hij deed een zerksteen plaatsen op het graf van pastoor Bogaerts zaliger. In 1726 liet bij nog 3000 vaantjes drukken voor Sint-Jan.
Vier jaar is bij pastoor geweest : het was slechts een komen en gaan. Hij overleed de 3 september 1726, 54 jaar oud, en liet aan de kerk 100 gulden voor een jaargetijde. Wat moeten de parochianen bij 't aflezen van bet zondagsgebed gedacht hebben, als ze aan 't hoofd van de 218 leden, - zoveel waren er nooit geweest, - de namen hoorden van drie pastoors die zij nog levend gekend hadden.
Al sterft de pastoor, toch staat de parochie niet stil. Hendr. Huypens werd deservitor, en Joan. Bapt. Van Orshagen onderpastoor.
Georg. Franc. Wendelen pastoor, 1727-1731
Geboortig van Beringen in de Limburgse Kempen, werd hij door de aartspriester van Antwerpen voorgesteld de 13 juni 1727, en de volgende dag aangenomen.
Zijn onderpastoors waren : in 1727 Joan. Bapt. Prevost, en sedert 1728 Petr. Vranckx.
In 1560 reeds is er spraak van een vroegmisheer; in 1574, van een kapelaan te Schriek, die driemaal per week Mis leest in de kapel van Grootlo voor een gift van 30 Rijnsgulden, en als koster tien veertelen koren heeft; rond 1666, van een onderpastoor, met 30 gulden van de pastoor, 100 gl. van de kerk, 25 gl. van de kapel. Maar dit alles is blijkbaar onvolledig.
Uitdrukkelijker is het akkoord van 24 mei 1729, tussen pastoor en schepenen enerzijds, en de onderpastoor anderzijds. De onderpastoor moet de vroegmis doen in Schriek op alle zon- en heiligdagen, behalve 17 heiligdagen in Grootlo. Daarvoor zal hij hebben :
van de gemeente 70 gulden, van de kerk 15, de offer van Grootlo geheel mits de kapel te onderhouden, de offer van St. Antonius half en de ander helft voor de kerk, boven de fondatie van zijn huis en landen, die rendeert jaarlijks 82 gl. mits behoorlijke reparatie,- niet inbegrepen zijn verdiensten in de kerk. (K.A.S., 162).
Voor de feestdag van Sint-Jans-Geboorte liet men, in 1727, 400 aflaatbrieven drukken bij Vander EIst te Mechelen. Dergelijke exemplaren van 1792 zijn bewaard : Sint-Jan-Baptist wordt er de bijzondere patroon genoemd tegen alle vallende ziekten en besmetheden, alsook tegen alle kwalen van het vee. Op 24 juni, hoogmis te 9 uur, met sermoen, daarna processie; 's namiddags lof.
De 15 juni 1731 ruilde pastoor Wendelen zijn plaats met zijn opvolger, en trok naar Bonheiden.
Hoofdstuk XI KAR. LARDENOY PASTOOR, 1731-1770
Hij was vroeger kapelaan van het H. Kruisbeneficie in Sint-Pieterskerk te Mechelen, pastoor van Zemst, en werd als pastoor van Schriek aangesteld de 20 juli 1731.
Onderpastoors waren achtereenvolgens : Nikl. Marchant van Brussel, 1731; Anton. Pantecras ook van Brussel, 1732-; Petr. Vloeberghs van Putte, 1744-; Am. Br. Helsen van Zoerle, 1756-; Petr. Fr. Broeckx van Sint-Pieters-Rode, 1766-; Jan Bapt. Luytens, 1770-;
In 1744 kwam er een nieuw akkoord over de onderpastorij. In hoofdzaak zoals in 1729, behalve slechts 30 gl. van de gemeente, maar 120 van de pastoor en 5 van de H. Geest.
Vooreerst aangaande de verering van Sint-Jan. Men ontvangt, in 1733, een relikwie van zijn schedel. Die relikwie wordt voortaan, met zijn beeld, omgedragen op de grote en de kleine Sint-Jansdag. De kerk is dan telkens met meien versierd. De offer uit de schaal op 24 juni bedraagt nog rond de 40 gulden.
In hetzelfde jaar levert meester Karel Lodewijckx van Mechelen, een zilveren monstrantie met stralen, wegende het zilver 82 onsen, voor de prijs van 375 gl., waarvan het dorp er 300 betaalde van oude schuld, en de kerk 75. Daarbij een nieuwe hemel geschilderd, en een nieuwe troon gemaakt voor het Hoogwaardig. (K.A.S., 505).
Wederom bij K. Lodewijckx gekocht, in 1739, een zilveren Kommuniekop of ciborie, voor 145 gl. En tevens elf ellen kant tot een nieuwe albe en tot een rood kleed op de Kommuniebank. Zo wordt het H. Sakrament in hoge eer gehouden. Het zangkoor werd jaarlijks getrakteerd op Sint-Ceciliadag.
Het volgend jaar liet men de Lieve Heer, Onze Lieve Vrouw en het beeld van Sint-Jan repareren en schilderen. Er kwam ook een nieuw Krucifix aan het hoogaltaar. Het moet er fris uitgezien hebben in de kerk.
Rond die tijd, nog bij K. Lodewijckx, gekocht een zilveren kroon voor het O. L. Vrouwebeeld, in ruil voor het goud en zilver dat vroeger geofferd was. Daardoor aangewakkerd heeft de kerkmeester, zo getuigt hij zelf, een zilveren kroon voor het Kind Jezus, op eigen kost doen maken.
Nog in 1741 vereert de jonkheid van Betekom de processie; en de « heynen van Schriek en Grootlo » ontvangen 1 gl. 13 st. Maar de deken schrijft op de rand der rekening : « Het weze in 't toekomende achtergelaten, uit naam en order van de aartsbisschop ». Dit jaar ook de grote klok, die gebarsten was, hergoten door Augustijn Dumaine.
In een buitengewone rekening van 1746 worden vermeld : de beeldsnijder en de schrijnwerker voor de kas van Sint-Jan; het maken van negen grote banken in de kerk; en vooral duizend plaveistenen met het slijpen en bevloeren.
De pastoor vereerde aan de kerk, in 1749 een zilveren kelk, wegende 25 onsen en 8 engelsen, ter waarde van 134 gulden. (K.A.S., 199).
Een dekreet van de bisschop verbood, in 1750, de paarden en teaterklederen in de processie. (K.A.S., 203).
In 1751 wordt door de bisschop het verbod van slafelijke werken afgeschaft op 18 heiligdagen, waaronder de derde Paasdag en de derde Sinksendag, maar het Mishoren blijft verplichtend. Daarentegen blijven de slafelijke werken verboden, en het Mishoren verplichtend, op 13 heiligdagen, waaronder 2e Kerstdag, 2e Paasdag, 2e Sinksendag en Sint-Jan-Baptist, buiten de 4 hoogdagen en 52 zondagen. (K.A.S., 206).
Voor een nieuw altaar van Onze Lieve Vrouw betaalde men, in 1754, aan Henri Blondeau 607 gl.; aan J. Casier voor een nieuw kleed van O. L. Vrouw en een nieuw antependium, 91 gl.
Aan Jan Valckx, in 1757, voor het marbreren van O. L. Vrouwaltaar, 135 gl.; en aan M. Massaert, goudslager te Mechelen, 40 gl. voor het vergulden.
Nog aan J. Valckx, in 1761, voor het schilderen van het hoogaltaar, 94 gl., daarin begrepen het vergulden van de schilderij; daartoe had de pastoor 84 gl. gegeven.
Aan de weduwe Henri Blondeau, in 1762, voor een nieuwe biechtstoel, de patersbiechtstoel, 145 gl.; en in 1763, een nieuw baldakijn, 34 gl.
Pastoor Lardenoy heeft de pastorij, op eigen kost, van binnen gans hersteld, en in 1746 de buitenmuren en gevel, van leem en vervallen, vervangen door steen; daartoe werden rond de 30.000 kareelstenen en 166 busselen walmstro verbruikt. De onkosten beliepen meer dan 550 gulden. (K.A.S., 195).
Regelmatig hielpen in de parochie de Minderbroeders van Mechelen, de Kapucienen en de Dominikanen van Lier.
Tot koster en schoolmeester werd, in 1740, Jakobus Weyns aangesteld. Zijn voorganger sedert l713 Ferdinand Van Hove, was overleden de 4 oktober.
Onder de talrijke stichtingen, het jaargetijde van Gommar Tuytgans, zijn huisvrouw Maria Gijsemans, hun kinderen Kornelis en Jenneken, bezet op huis en land genoemd het Kromveld aan de Haagstraat; daarbij alle donderdagen een Mis voor het Venerabel; zij schonken al hun goederen aan de kerk. (K.A.S., 74-76).
Pastorale tienden, 1720-1791.
De erfgenamen Wagewijns verkochten in 1720 hun derdedeel aan de pastoor van Bonheiden, die het in 1721 voortverkocht aan kanunnik Engelgraeve te Antwerpen.
De pastorale tienden zijn, in 1658, nog over vijf wijken verdeeld, Schriekstraat, Hongerije, Donken, Lauwerijken en Langstraat. In 1749 omvatten zij, « gelijk ze van ouds door de pastoor en zijn voorzaten genoten, en nu ten huize van Joos Weyns in Sint-Jan verhuurd worden », de veertien volgende wijken :
l. Van aan het kapelleken van Sint-Bernard tot aan de Kruisstraat, naar de galg, langs de palen van Heist tot de Schriekse Draaiboom en naar het kapelleken.
(K.A.S., 193, 221).
2. Van aan de Schriekse galg, langs de straat in, tot aan de palen van Putte, en langs de steenoven en de Mechelse baan tot aan de galg.
3. Van aan het kapelleken, langs de straat in, langs de palen van Putte, de straat in, tot aan de Schriekse galg, naar het kapelleken.
4. Van aan de Borze, langs de Tuinendijk tot aan de Puttestraat, tot aan de Remmelerestraat, tot aan Sint-Bernards kapelleken, door het dorp tot aan de Borze (de singel of ring van het dorp).
3. Van aan het kapelleken door de Remmelerestraat, tot aan de Gommerijnstraat, en op de palen van Heist, langs de Schriekse Draaiboom tot aan het kapelleken (genaamd de Kwadeheide).
6. Van aan de Tuinendijk tot aan Grootlo-kruis, langs de Gommerijnstraat tot de Remmelerestraat, langs daar in de Puttestraat, tot aan de Tuinendijk.
7. Van Grootlo-kruis tot in de Wuytkensstraat, tot op de palen van Heist, wederom door de Gommerijnstraat tot Grootlo-kruis.
8. Van de Wuytkensstraat door de Langstraat, tot de palen van Heist, en zo rond langs het Goor, weder tot de Wuytkensstraat tot aan de Langstraat.
9. Van Grootlo-kruis tot de Perstraat, langs de Slootstraat tot de palen van Baal, en weder door de Langstraat tot Grootlo-kruis (genaamd de Rijpel).
10. Van de Perstraat tot voorbij de Kapel, langs de Bollo tot de palen van Baal, langs de Slootstraat en de Perstraat (genaamd de Donken).
11. Van aan de Borze langs de molen naar de oude dijk, langs de palen van Keerbergen, langs de Hoogstraat naar de Borze.
13. Van de oude dijk langs de Lauwerijkstraat naar Grootlo-kruis, de straat in tot voorbij de Kapel, tot aan de Raam, alles tot aan de palen van Keerbergen.
13. Van aan de molen naar de Tuinendijk, naar het Horenkruis, en zo naar de molen.
14. Van het Horenkruis, en langs de Lauwerijkenstraat tot aan het Horenkruis. (K.A.S., 166).
De Gommerijnstraat is de oude Hongerijestraat, de naam is veranderd tussen 1700 en 1733, toen woonde er Gommer of Gommerijn De Bie. Hij staat ook in het Zetboek van 1734, waarin nog voorkomen : de Leibeek, de Krekelstraat, de Viswaters, de Nieuwstraat, de Krankenputten, de dreef van de heer van Schriek, het Heinen- of Hendrikstraatken
Van 1749 tot 1789 toe worden de tienden in 9 tot 17 onregelmatige partijen verpacht, waarbij nog de volgende plaatsnamen voorkomen : de Pachtheileie, de Hazenbergen, de Goorhanebossen, de Tommel- of later Trommelstraat.
Pastoor Lardenoy maakte zijn testament, « gezond van lichaam, gaande en staande », de 2 oktober 1770. Hij verkoos begraven te worden « op het achterste kerkhof omtrent de zeven stappen voorbij het Kruis achter het hoogaltaar naar het noorden toe », alhoewel hij betaalde voor een kerklijk. Hij stelde de H. Geest of armen aan, tot enige en algemene erfgenaam van zijn bezit, door hem zelf geschat op 2000 gulden, met last van een jaargetijde, en onder voorwaarde dat de arme kinderen, op de dag van hun eerste Kommunie, behoorlijk door de H. Geesttafel zouden gekleed worden. (K.A.S., 39, 460).
Hij overleed de 8 december 1770, 40 jaar pastoor en 74 jaar oud. Zijn grafschrift, in het Latijn, grotendeels uitgewist, vermeldt de armen, waarvan hij een groot weldoener is geweest. Zijn werken volgen hem.
Hoofdstuk XII ADR. SNOECKX PASTOOR, 1771-1791
Geboortig van Mol, magister in de Kunsten, baccalaureus in de godgeleerdheid, regent van de pedagogie de Burcht van 1769 tot 20 juni 1771, en dan door de Fakulteit van Leuven benoemd tot pastoor van Schriek, ingeleid de 25 juni 177l.
Onderpastoors ; J. B. Luytens, van Putte, tot 1777; Petr. Segers van Rotselaar, 1777-; Jan Fr. Wauters, 1780-; Lud. Ant. Arnauts van Neerlinter, 1785-; J. B. Luyten van Aarscbot, 1790; Petr. Dellemans, 1791.
In 1772 werd de grote klok, die gebarsten was, hergoten door Andreas Vanden Gheyn, van Leuven. Het volgende jaar, de kleine klok, voor 300 gl.; tot last van de kerk yiel alleen het wegvoeren naar Leuven en het terughalen; de oude woog 793 pond, de nieuwe 761.
Rond 1777 maakte P. Valckx, beeldsnijder te Mechelen, voor de kerk twee nieuwe beelden, die Onze Lieve Vrouw met het Kind Jezus en de H. Elizabet met Sint-Jan-Baptist voorstelden, en bij de ingang van het koor geplaatst werden. (K.A.S., 306).
In 1778 is net gebruik van trommel en vedel, overal in de processies met het H. Sakrament, zelfs als de gilden meegingen, door de bisschop verboden.
Andreas De Swert, schrijnwerker te Meerhout, leverde in 1779, een nieuw altaar voor Sint-Antonius, gelijkvormig aan dit van Onze Lieve Vrouw, voor de som van 530 gl. Joos Vinckx was toen « proost en deken der Konfrerie van Sint-Antonius van Padua ».(K.A.S., 336).
J. A. Avondtroot leverde nog een zilveren kelk in 1788.
Opbouw van de nieuwe pastorij, 1776.
In het begin van 1775 vroeg pastoor Snoeckx aan de bisschop, de oude en gans vervallen pastorij, die zeer vochtig en ongezond was, te mogen vervangen door een nieuwe, en daarvoor het nodige geld te lichten, dat door hem en zijn opvolgers gedeeltelijk zou afgelegd worden in interest en kapitaal. Het werd hem toegestaan, ook door de Souvereine Raad van Brabant op gunstig advies der schepenen van Schriek (K.A.S., 18).
Hij ontleent dan, de 29 juli 1776, van Eerw. Heer Vinc. Snoeckx, regent van het Castrum te Leuven, de som van 4400 gulden wisselgeld, of 5133 gulden 6 stuivers l oord courant.
Het plan der nieuwe pastorij is bewaard gebleven : een middengang, en aan ‘t einde de trap, met twee vensters aan weerskanten, zo voor- als achtergevel, en een verdiep. Men bouwde er twee jaren aan.
De rekening werd, op 21 oktober 1776, aan de landdeken voorgelegd. In de uitgaven valt vooral aan te stippen : betaald aan de schrijnwerker Motties te Aarschot, 523 gulden; aan de timmerman Convent te Leuven, 517 gl. (het is een van beiden die beneden aan de trap de twee snoeken heeft gesneden als het wapen van pastoor Snoeckx); aan de steenkapper Vrebosch te Kampenhout, van witte steen, 65 gl.; aan Sr Langheneus te Mechelen, blauwe steen, 78 gl.; aan Sr Steps te Lier, voor de waaiers, 34 gl.
De gehele uitgave bedroeg 5854 gl. 17 st. 1 oord, of 721 gl. meer dan de ontleende som. (K.A.S., 3l).
Korts daarna bouwde hij nog de bijgebouwen, namelijk de schuur aan de ene zijde en de houtschobbe, bak- en washuis aan de andere zijde, alsook de voormuur en de poort, waartoe de penningen uit de verkochte moer, schadden en rus van de kerkebeemd gebruikt werden. (K.A.S., 27, 231/bis).
Pastoor Raeymaeckers, die met de erfgenamen van pastoor Snoeckx, de nog overblijvende schulden moest vereffenen, vermeldt in 1793 de muurschilderingen in de pastorij door zijn voorganger aangebracht. (K.A.S., 28).
Grootlo.
L. A. Arnauts, onderpastoor van Schriek en proost van de kapel, verhuurde op 28 September 1789, een driekantig hoeksken erf, omtrent 3 roeden, genaamd de Altenaar, onder Grootlo tegen de Hongerijstraat, voor 99 jaar, aan 2 gl. 2 st. per jaar; de huurder moest er een huis op zetten van ten minste drie gebinten. (K.A.S-, 251).
Bevolking, 1700-1790.
Van 400 kommunikanten in 1688, en 380 rond 1700, klom daarna regelmatig het aantal : 550 in 1745, 650 in 1762, 750 in 1769, 830 in 1778.
In 1762 worden, buiten 650 kommunikanten of volwassenen, ook 400 kinderen opgegeven.
In 1784, nog meer bepaald : op 1240 zielen, 855 volwassenen, waarvan 425 mannen en 430 vrouwen, en 385 kinderen onder de 12 jaar, waarvan 190 jongens en 195 meisjes (volgens de pastoor).
Vergelijk daarmee. Volgens de volkstelling : 402 in 1693, 445 in 1709, 950 in 1755. En volgens het geboortecijfer berekend : 700 in 1709, 900 in l755, 1100 in 1784. (Cosemans, Bevolking van Brabant, 1939, blz. 134).
In 1741. de sterfgevallen uitzonderlijk hoog, namelijk 86, met 80 van rode loop, waaronder 50 kinderen in 7 weken van oktober tot november. Er werd toen veel aan schamele armen uitgedeeld.
In 1783, 52 sterfgevallen, 22 van rode loop in september tot november. In 1793, 65 sterfgevallen, waaronder meer dan 40 van rode loop. De begrafenissen gebeurden meest op het kerkhof. In de kerk werden, van 1731 tot 1781, begraven : enige pastoors, de dorpsheer Ch. vander Stegen, twee mannen, zes vrouwen, vier kinderen.
Keizer Jozef II, sedert 1780, begon zich volop met kerkelijke zaken te bemoeien. In 1786 werden alle verjaringen van kerkwijdingen of kermissen op een enkele dag vastgesteld; de plakkaten moesten onder de Mis voorgelezen worden; men mocht niet meer in de kerk begraven. De staat van bezit en lasten werd gevraagd van elke pastorij, onderpastorij, kerk, kosterij, en H. Geesttafel. Het was de beruchte « deklaratie van 1787 ». (K.A.S., 240, 250, 255).
Pastoor Snoeckx liet bij testament 500 gulden aan de armen van Schriek, en stichtte jaargetijden voor zichzelf, voor zijn vader en moeder. Hij was de eerste pastoor van Schriek, die niet meer mocht begraven worden in de kerk. Tot de 26 april, tien dagen voor zijn dood, had hij het overlijden van zijn parochianen ondertekend. Zijn grafschrift luidt : « Hier ligt begraven de Eerw. Heer Adrianus Snoeckx, gewezen pastoor dezer parochie ten tijde van 20 jaar, sterft de 8 mei 1791, oud 53 jaar. Bidt voor de ziel ».
J. B. Gerrebosch was deservitor tot de komst van de nieuwe pastoor.
wordt vervolgd
21-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
20-01-2021
Parochiegeschiedenis (3)
PAROCHIEGESCHIEDENIS VAN SINT-JAN BAPTIST TE SCHRIEK EN DE H. NAAM JEZUS TE GROOTLO
Hoofdstuk XIII JOAN. FRANC. RAEYMAECKERS PASTOOR, 1791-1806
Geboortig van Dessel, magister in de Kunsten en baccalaureus in de Godgeleerdheid, subregent in de pedagogie van het Castrum te Leuven, onder het bestuur van Vinc. Seb. Snoeckx de broeder van de vorige pastoor te Schriek. In 1788, toen Jozef II het Seminarie-generaal oprichtte, werd hij, zoals velen, uit zijn ambt en huis ontzet, voor 18 maanden. Daarna de 14 mei 1791 door de Universiteit benoemd tot pastoor van Schriek, en aangesteld de 13 juni, 33 jaar oud.
Zijn onderpastoor was heel de tijd Pet. Van Elst. Hij is, naar zijn eigen aantekening, de derde inboorling van Dessel, die pastoor wordt te Schriek in de l8e eeuw. Ook aan de Latijnse school dankt hij het, dat er in 1793 niet minder dan tien geestelijken van Dessel elders priesterapostolaat verrichtten.
Het eerste dat hij op zijn parochie moest beleven was de rode loop, die van 5 September tot 16 december 1791, 40 à 45 mensenlevens wegrukte, zoals hij zelf optekent, in ‘t geheel 65 sterfgevallen, tegen 23 en 13 voor en na; maar in 1794 waren 't er wederom 65.
Restauratie van de kerk, 1794-1796.
Moedig zette hij zich aan zijn grootste onderneming. Nog voor de 31 augustus schreef hij aan de aartsbisschop van Mechelen :
« Veel inwoners van de omliggende parochies komen zondag en heiligdag naar de kerk van Schriek, omdat deze dichterbij ligt dan hun eigen parochiekerk; zo moeten te Schriek onder de Mis in de zomer een groot deel buiten blijven, en kunnen in de winter binnen nauwelijks plaats vinden om te knielen. Onze kerk is ten andere in slechte staat, met kleine en weinige vensters in de lage en smalle zijbeuken. Het beste middel zou zijn, de zijbeuken te verbreden en te verhogen onder een enkel dak, van de koorkens tot de toren toe ».
Intussen vielen de Fransen ons land binnen en verjoegen de Oostenrijkers de 6 november 1792. Doch de 19 maart 1793 werden de Fransen teruggedreven. De 29 mei daarop stemde de bisschop toe in de restauratie der kerk. De 11 juni was men al bezig met de aankoop van materiaal. Maar de 26 juni 1794 vielen de Fransen opnieuw ons land binnen, en ditmaal voorgoed.
De afbraak der kerk werd begonnen de 31 maart 1794, en de bouw voleindigd de 23 juni 1796. Geheel die tijd tekende pastoor Raeymaeckers breedvoerig en nauwgezet alles op : de giften, de gelichte penningen, de uitgaven. (K.A.S., 265).
De weldoeners worden ieder « vriendelijk bedankt ». Zo de prelaat van Park, bezitter van de Bollotiende, die gratis uit zijn bos te Scherpenheuvel voldoende dennebomen laat halen, voor 6.000 voet duimdik berd tot het schaliëndak. De parochianen doen, gratis en om de liefde Gods, vele en verre karrevrachten tot Mechelen en Leuven toe, geholpen door die van Putte, Heist en Keerbergen. De heer van Wuustwezel belooft een volle jaar opbrengst van zijn derdedeel der oude tienden, als opvolger van Kan. Engelgrave. Enzovoort, met een bijzonder hartelijke dank aan Jan Vanden Brande, Gilis Nijs en Adriaan Bogaerts, die als opzichters aanhoudend voor alles hadden gezorgd drie jaren lang.
De ontvangsten komen voort van de kerk, van terugbetaalde schulden, en van leningen waarvoor interest zal betaald worden.
De uitgaven beslaan 59 grote bladzijden. Materialen, als eikebomen, kareelsteen, kalk, lood en tin, witte steen, ijzerwerk en schalien. Daglonen aan werklieden : metsers en metserdienders, - Jan Gijs, meestermetser, wordt vermeld als « ingenieur van de nieuwe bouw », berdzagers, timmerlieden, steenkappers, loodgieters, smeden, schaliedekkers en glazenmakers.
De 13 juni 1794, nadat de laatste balk is gelegd, wordt het « balkbier » geschonken, aan elk van de 16 man een pot Diesters bier. De 2 oktober moeten de schaliedekkers ophouden met werken, bij gebrek aan schaliën, om wille van de oorlog. De 9 oktober, de kerk aan de noordzijde geheel, en aan de zuidzijde ten dele gedekt, en geen schaliën; daarom tegen de aanstaande winter genoodzaakt met stro te stoppen. Maar in de zomer van 1795, weer volop aan het werk : soms met tien karren tegelijk naar Kampenhout om dekstenen en kapitelen voor pilaren en pilasters aan te halen.
Met het afbreken van het oud en versleten plafond werd de 16 juli 1795 begonnen. De 11 september, drinkgeld aan plafonneurs en dienders, toen het schip voltrokken was.
De onkosten van het nieuw plafond beliepen rond de 1155 gulden. Voor de kroonlijst, die zeer fraai gemaakt was en zeer sterk, werden vijf oude balken gebruikt die te voren dwars door de kerk lagen.
Eindelijk een nieuwe vloer begonnen de 14 maart 1796. Op het koor, met nieuwe Naamse geslepen steen, ten dele blauw ten dele grijs, gelijk ook de middenbeuk en een deel der zijkoren; de rest, met de oude steen die vroeger in de kerk lag. Ook een geheel nieuwe, zwart gepolijste marmeren trap aan het koor, en dorpel aan de Kommuniebank. Onkosten ongeveer 810 gulden.
De gehele uitgaven voor de restauratie der kerk, gesloten op 25 juli 1796, bedroegen 6964 gulden, 11 stuivers, 2 oorden.
Uit de gedenkschriften van de pastoor.
Hij heeft zeer veel opgeschreven, meer dan wie ook. Van bijzonder belang zijn de uitgebreide « Gedenkschriften » uit de jaren 1794 tot 1805, in sierlijk Latijn, over alles wat er in Schriek, dichtbij en verre, in het bisdom, in het land, in Frankrijk, in Europa, op godsdienstig, staatkundig en militair gebied toen is voorgevallen; uiterst belangrijk ook voor zijn beoordeling van personen en feiten, als de Boerenkrijg. Wat hier volgt is slechts een handgreep uit een rijke schatkist. (Memoria pastoratus de Schriek et Grootlo, 222 blz. groot formaat, vroeger K.A.S., 314, thans A.A.M.).
Oorlogstijd 1794-1795.
Bij de tweede inval der Fransen, in juli 1794, te Schriek... De Fransen lagen op de oever van het kanaal Leuven-Mechelen, te Boortmeerbeek en in de omstreken. Zij lieten hun voorwacht oprukken naar Rijmenam, Keerbergen en Bonheiden, de aftrekkende vijand achterna. Zij plunderden en roofden en gingen er te werk als wilden en heidenen.
Ik besloot, zo schrijft de pastoor, ondanks het gevaar thuis te blijven, en het viel mee.
Uit Keerbergen kwamen bijna iedere dag enige Franse soldaten aan de pastorij bellen om wijn, op zekere dag zogezegd voor hun generaal; en toen ik later toevallig vernam, dat zij de wijn werkelijk aan hun overste hadden afgegeven, schreef ik hem, hij schreef mij terug, en stuurde me twee soldaten om mijn huis en geheel Schriek te bewaken. Zij deden het.
Toen begon heel het leger der Fransen voorbij te trekken. Op mijn verzoek, zond onze burgemeester de kwartiermeesters naar mij voort. Het waren twee jonge vleugeladjudanten, ik gaf hun te eten en te drinken, zij bleven bij mij heel de tijd dat het leger voorbij marcheerde. Niemand van ons had iets te lijden.
't Was gelukt, een tweede maal.
Ten slotte, als die twee moesten vertrekken, vroeg ik hun een laatste goede raad. Zij antwoordden : « Ten eerste, thuis blijven, niet vluchten; ten tweede, oppassen voor de achterblijvers, desnoods de inwoners bijeenroepen en de plunderaars gewapenderhand onschadelijk maken ». Zij lieten me nog een schildwacht achterna. Op drie dagen trokken 36.000 soldaten voorbij. Er overkwam mij of iemand geen kwaad. Een derde maal, God zij dank !
Maar korts nadien werd de pastorij als belegerd door een menigte van arme mensen, vooral in de jaren 1794 en 1795, uit Limburg, Luik en Luxemburg. Wat kan een mens doen dan geven totdat de schapraai ledig is. Voor de oogst van 1795 kostte een veertel koren 2O tot 25 Brabantse gulden, viermaal zoveel als gewoonlijk. Om onze armen bedeeld te krijgen, hebben wij, met de armmeesters, tot driemaal toe, opnieuw koren bij gekocht, eerst aan 6 gulden, nog eens aan 8, en eindelijk aan 15 gulden de veertel vóór de oogst. Van onze armen, het is zeker, heeft niemand honger geleden, zij waren tevreden.
De 21 augustus 1794 was overleden Elizabet Van Roey, die 600 gulden aan de armen overliet, genoeg om, met de vrijgevigheid der andere parochianen, in alle nood te voorzien. Zalig de barmhartigen !
Kerkvervolging 1796-1799.
Reeds was er een gedwongen lening van 1025 gulden opgelegd aan de pastorij, het goud en zilver van de kerk opgeëist, zodat er nog slechts een tinnen kelk en ciborie in de Mis gebruikt werd. Weldra wordt de eed aan de priesters voorgeschreven, de sluiting der kerken bevolen, de openbare eredienst verboden : geen Mis, geen doopsel, geen huwelijk, geen berechting, geen Sakramenten dan in 't geheim. Het zal een ongenadige godsdienstoorlog, tegen de priesters en tegen de gelovigen zijn.
In de maand december 1797, zo schrijft de pastoor, word ik uit de pastorij gezet, met militair geweld, door een commissaire en acht soldaten, nadat ze de deur hebben moeten openbreken.
De jacht op de priesters wordt ingezet. Onderduiken, anders gevangen, verbannen naar overzee, op het eiland Rhé of Oléron : daar zucht er al een, van onze parochie geboortig, Pater Vanden Eynde, bekwaam predikant in Sinte-Goelen te Brussel, van de orde der Kapucienen.
De Boerenkrijg is begonnen in oktober 1798. Zij kwamen hier aan uit de Kempen, sloegen de trommel der gilde, luidden de klokken, en kapten de boom der Franse vrijheid af. Zij trokken naar Mechelen en namen het in; maar werden door het Frans garnizoen overweldigd, en ten getale van 42 in 't midden van de nacht tegen Sint-Romboutskerkhof doodgeschoten. Daaronder geen een van onze parochie. Wel te Duffel, de zoon van Merten Rijmenants; Frans Van Tichelen is, naar men vermoedt, gesneuveld bij Hasselt; Jan Ceulemans is nog niet terug, men denkt dat hij nog leeft, maar weet niet waar.
Mij ook heeft men dikwijls gezocht. Eerst, de 22 december 1798, een commissaire met 40 soldaten, in het huis van de weduwe Verlinden, tegenover de grote poort van de pastorij, toen mijn zuster ziek was.
Dan de 7 februari 1799, rond middernacht, in 't koudste van de strenge winter. Ze aten en dronken tot ‘s morgens, en wierpen het kruisbeeld van mijn kamer in het vuur.
De derde maal, toen ik bij uitzondering vernachtte op de pastorij, met een dove waker als gezel. Zij kwamen, 100 soldaten, rond half elf in de nacht. Toen ze mij niet vonden, trokken ze recht naar de kapel van Grootlo, en sloegen er het beeld van Onze Lieve Vrouw het hoofd af.
Ik getuig, aldus de pastoor, dat ik van december 1798 tot midden augustus 1799, geen tienmaal 's nachts in mijn huis heb gerust, maar in stallen en schuren, tussen en boven de beesten, op zolders en schelften, in gevaren allerhande van vijanden en valse broeders. En zo is het ook met mijn onderpastoor gegaan.
Onze klokken, twee te Schriek en een te Grootlo, zijn op 17 februari 1799 met smishamers stukgeslagen door een troep van 100 soldaten. Een van de grote stukken heeft lang gediend, om er het torenuur op te slaan. Later is alles naar Duffel gevoerd.
Het kruis van de toren wilde niemand naar beneden halen; het staat er vandaag nog, de 12 augustus 1799.
Het kapelleken van Sint Bernardus wordt altijd veel vereerd en door koortslijders bezocht. Daar kwamen toevallig twee gendarmen voorbij. Zij hebben de tralies uitgebroken, het hoofd van Sint-Bernardusbeeld afgehouwen, en in een gracht vol water geworpen. Maar hoe de beruchte « zwarte gendarm » ook poogde met zijn paard het kapelleken omver te rammen, het is hem niet gelukt.
De 8 september 1799 wordt de begankenis van Sint-Antonius gevierd, maar zonder Mis. Er is zeer veel, vooral jong volk. Maar de kermis is met de oorlog een echte verwildering geworden. Niet beter is het gesteld met het feest van Sint-Jan.
Ook in 1800 kan de Mis van de Zoete Naam in de kapel van Grootlo niet gezongen worden, al is de toeloop aanzienlijk.
De 23 januari 1799 is overleden Jacobus Wijns, onze getrouwe koster sinds 1740. Hij bereikte de gezegende ouderdom van 97 jaren; deed de dienst van koster meer dan 70 jaar, 12 in de O.L.Vrouwkapel van Kortenbos en meer dan 58 in Schriek. Hij die voor honderden, wellicht voor duizenden, met de pastoor de lijkdienst had helpen zingen, mocht nu geen priester hebben om zijn lichaam ter aarde te bestellen, daar alle godsdienst door de Fransen verboden was.
En heel die besloten tijd, heeft pastoor Raeymaeckers, toen de oude parochieregisters gingen opgeëist worden, deze letterlijk overgeschreven, de dopen van 1661 af, en ze daarna bijgehouden, ook wanneer er enkel een vroedvrouw of buurvrouw als doopmeter, en een paar vrouwen als huwelijksgetuigen, altijd dezelfde, aanwezig waren.
Zo staat het voor altijd opgetekend. Het waren gevaarlijke tijden !
De godsdienst weer vrij 1800-1806.
Onze parochiekerk van Schriek wordt heropend de 5 februari 1800, en op die dag door vele mensen bezocht om de Rozenkrans te bidden.
De 10 februari, na twee jaar dat er niets te doen was, komt een godvruchtige vrouw van meer dan 40 jaar, een Derde-Ordelinge, in 't openbaar de Katechismus uitleggen in de kerk, wat zij tot dan toe in een schuur voor de kinderen gedaan heeft : het was Anna Elizabet Van Calsteren.
De 16 juli bidden de parochianen in de kerk te tien uur wederom de Rozenkrans, want het Mis lezen blijft nog verboden aan de onbeëdigde priesters.
En dan, op de zondag voor Kerstmis, wordt voor de eerste maal sedert drie jaren, in de sacristie de Mis gedaan, tot grote blijdschap van de parochianen.
In maart 1801 mag ik terugkeren in mijn huis, mijn pastorij, waaruit ik sedert drie jaar en enige maanden verjaagd was.
Op het feest van Sint-Jan en van Sint-Antonius ben ik bij alle herbergiers rondgegaan, om het spel te eindigen met zonsondergang : wat zij gedaan hebben en aldus veel kwaad belet.
De 11 november 1801 wordt door de maire, de notabelen, de heer Vander Stegen, en door mij, pastoor, tot koster en schoolmeester van Schriek gekozen Guibertus De Meutter, sedert 14 jaar schoolmeester in Heist.
Ten slotte is, op 2 mei 1802 in onze parochie, het Konkordaat tussen het Frans bestuur en de H. Stoel in 't openbaar door onze maire afgekondigd. In onze kerk hebben we voor 't eerst de plechtige Mis gecelebreerd aan het hoogaltaar de 7 mei 1802. Zo werden al de kerkelijke diensten in Schriek hernomen, nadat ze gedurende 4 jaren, 6 maanden, 11 dagen door de Franse wetten onderbroken waren, van 26 oktober 1797 tot 7 mei 1802.
Als een teken van verrijzenis wordt, de 30 oktober 1803, onze gebroken klok, op kosten der kerkfabriek, te Heist door meester Roelants hergoten, tot een gewicht van omstreeks duizend pond, waartoe de kapel van Grootlo 65 pond klokspijs geleverd had. De nieuwe klok werd op 14 november in onze kerk gewijd.
Het herstel was begonnen, het zou nog tientallen van jaren duren.
Napoleon was de nieuwe keizer geworden. Om hem onder de wapens te dienen heel Europa door, werden onze jongens voortaan jaarlijks door de loting aangeduid, gekeurd en desnoods gevangen. Onze pastoor heeft ze zorgvuldig opgetekend, en medelijdend gevolgd tot zijn einde toe.
Testament van pastoor Raeymaeckers.
« Door de Voorzienigheid des Heren geslagen met een langdurige ziekte... « Mijn rustplaats verkies ik op het kerkhof van Schriek, achter het hoogaltaar, omtrent het graf van mijn geliefde zuster.
« Daar zal gesteld worden een kruis met dit opschrift : Hier rusten, in hoop der verrijzenis, Joan. Franc. Raeymaeckers, Rooms priester, pastoor van Schriek ten tijde van (15) jaren, sterft de (1 mei 1806), en Maria Elizabet Raeymaeckers, zijne zuster, die sterft de 2O mei 1799. Zij verzoeken UE. gebeden voor de zaligheid hunner ziel ».
« Na mijn uitvaart moet er, zes weken lang, gezongen worden een H. Mis, met uitdeling van zes mokens koren in gebakken brood voor de armen der parochie.
« Ik wil en ik begeer, dat er een jaargetijde gezongen wordt tot lafenis van mijn ziel en die van mijn zuster, te betalen uit het jaarlijks inkomen van mijn achtste deel in de molen van Schriek.
« En nog driehonderd gelezen Missen, voor mijn menselijke vergetelheid of zwakheid, te lezen door die priesters bijzonder, die mij hulp en bijstand hebben verleend terwijl ik ziek was, alsook door de heer onderpastoor... »
Het testament is van de 6 maart 1806. Hij overleed de 1 mei.
Pastoor Raeymaeckers was een edel priester, begaafd in de goddelijke wetenschap, ondernemend als kerkbouwer, manmoedig in het oorlogsgevaar, geduldig in de vervolging, behulpzaam voor lijdenden en armen, ijverig in zijn parochieapostolaat, gevoelig van harte in wel en wee, voorzien van rijke talenten die hij kwistig heeft gebruikt en laten vrucht dragen. Hij was slechts 48 jaar oud; er zijn wel meer priesters geweest, die vroegtijdig bezweken, niet alleen door vreemd geweld, maar door eigen arbeid en zielezorg.
DEEL III
ONTWIKKELING EN BLOEI (1806-1956)
De Franse overheersing, uit de Franse Revolutie geboren, bracht in ons land een grondige omwenteling teweeg, nadien ten dele gemilderd door het Konkordaat van 1802, en door de Belgische grondwettelijke vrijheden van 1830. De armenzorg, met gods- en gasthuizen, ging uiteindelijk naar de Kommissie van openbare onderstand over. Het bijzonder kenteken van deze nieuwe tijd is de aangroei der bevolking, die aanleiding geeft tot de vergroting van de kerk in 1844, en tot de stichting der nieuwe parochie van Grootlo in 1906. Er zijn 1195 kommunikanten en 1535 zielen in 1830, 1566 zielen in 1840, 1852 in 1850, 1820 in 1860, 1864 in 1870, 1889 in 1880, 2014 in 1890, 2272 in 1900.
Hoofdstuk XIV
NAAR DE VERGROTING VAN DE KERK, 1844
Petr. Van Elst pastoor, 1806-1834.
Geboren in 1765, van 1791 af onderpastoor bij zijn voorganger. Sedert 1803 maakt Schriek deel uit van de dekenij Lier.
Onderpastoors : Petr. Van Egeren, 1811-; K. Boomans, 1814-; K. Gelens, 1824-; Petr. Opde Beeck, 1827-.
Wat men nog nooit gehoord had, men kreeg eindelijk een orgel. In 1793 schreef de pastoor : « Een orgel hebben we nog niet, maar we verlangen ernaar ». In 1801,-bij de aanneming van Guibertus De Meutter als koster, werd als toekomstige voorwaarde bijgevoegd : dat ingeval bij tijde er een orgel komt, de koster zal gehouden zijn het te spelen in alle goddelijke diensten, of daartoe te zijnen koste een bekwame plaatsvervanger te stellen. In 1807 dan kocht de orgelmaker Loret een orgel, dat vroeger toebehoorde aan de Lieve-Vrouwenbroeders te Aalst : in het secreet staat nog het jaartal 1761, en leverde het te Schriek. Petr. Boel, schrijnwerker te Mechelen maakte een nieuwe orgelkast, en een balustrade aan het doksaal. (K.A.S., 508).
De kerk wordt gewit en geschilderd, 1809. Blikken lampen met « peterolie » verlicht, 1815. Veel werken die in 1795 waren weggelaten, uitgevoerd aan de sacristij. Zes paar koperen kandelaars voor het hoogaltaar, ook een marmeren tombe, 1817.
Nieuwe kosters : Norbertus Stroobants, 1817; en Jozef Verlinden, 1818.
Een nieuwe Kommuniebank wordt besteld te Leuven, 1819. De troon van O. L. Vrouw en de relikwiekast van Sint-Jan geschilderd en verguld.
Regelmatig wordt er gewerkt aan het kapelleken van St. Bernardus, en in 1820 zijn relikwie bekomen.
Een nieuwe kerkdeur, en houten banken tegen de muur in de kerk, 1822. Nieuw ook, een koperen wierookvat, een koperen kruis met beeld, en een baarkleed uit Mols laken, 1823.
De koster sterft, Guill. Schools volgt hem op, 1824.
In 1825 levert F. Van Meerbeeck, steenkapper te Mechelen, een doopvont, en Sr De Bries, ook van Mechelen, een koperen deksel. Bovendien twee kelken verguld.
Een nieuwe koperen godslamp, drie lantarens, 1829. Een koperen lavabo met schelp, 1831. P. J. Tambuyser snijdt, voor de kast van Schriek, twee namen met stralen, twaalf rozetten, vier kapitelen, 1832. Nieuw het tabernakel op het hoogaltaar, het gestoelte op het koor, de lambrizering in de kerk.
Einde 1833 wordt G. Schools als koster vervangen door Jozef De Meutter.
Een inventaris van die jaren geeft op als zilverwerk : een monstrantie, ciborie, twee kelken, twee zilveren kronen voor het beeld van O. L. Vrouw geofferd in 1792; relikwieën van St Jan, St Antonius, St Bernardus, en een relikwieschrijn van de heiligen Barbara, Lucia, Hubertus en Kornelius bezorgd in 1797 door Petrus Wijns uitgedreven kloosterling geboortig van Schriek. (K.A.S., 326).
Als gewaad beschikte men over 5 witte kazuifels, 5 rode, 4 zwarte, 2 groene, 2 violet, twee kleden en drie mantels voor O. L. Vrouw.
Naast het hoogaltaar stond het beeld van Sint-Jan en van Sint-Antonius. Aan de een zijde, het altaar van O. L. Vrouw met haar beeld, en daarnaast St Bernardus. Aan de ander zijde, het altaar van St Antonius, en daarnaast het beeld van St Sebastiaan. Bij het uitgaan van het koor, de H. Elizabet en O. L. Vrouw. Als meubelen waren er een predikstoel en twee biechtstoelen, onder de Fransen gered, misschien niet verkocht ofwel teruggekocht voor de kerk, zoals een inwoner van Schriek deed voor de predikstoel van Keerbergen.
Kapel van Grootlo.
In 1821 verkocht de gemeente de bomen in de hof der kapel, evenals de aangeslagen goederen. In 1833 hielden de plechtige diensten op, en sedertdien ging de onderpastoor van Schriek er vrijdags de Mis doen. Alsdan werd ook de kapel hersteld, gedekt, gewit, geverfd en met vier beelden voorzien. (K.A.S., 333).
De kapel van Grootlo heeft vele tribulaties gekend.
Petr. Op de Beeck pastoor, 1834-36.
Wat hij als onderpastoor reeds gedaan had, en namelijk bij opdracht het beredderen en betalen der herstellingen in de kerk, werd door hem, na het ontslag van zijn voorganger, geregeld voortgezet.
Onderpastoor : Kar. Kerselaers, 1835-.
Een zeer belangrijke gebeurtenis was, in 1836, de grote Missie in de parochie en de oprichting van de Kruisweg in de kerk, waarvan een omstandig verslag bewaard bleef. (K.A.S., 337).
We kunnen er de Missie dag aan dag meeleven.
Weken op voorhand werd ertoe aangewakkerd en ervoor gebeden. Van zaterdag af stonden er 17 biechtstoelen gereed. De zondag, 5 juni, was de kerk binnen en buiten versierd met groen, met passende voorstellingen en spreuken. Recht over de preekstoel was een Kalvarieberg van vijf voet nagebootst. Te vier uur werd het Kruis, met de werktuigen der Passie, plechtig van buiten in de kerk gebracht, door zingende priesters en biddende gelovigen, en op de Kalvarieberg geplant, waarna het lof en sermoon. De leider en bijzonderste predikant der Missie was niemand minder dan de « heilige pastoor » van Tildonk, Eerw. Heer J. Lambertz, geholpen door meer dan twintig priesters uit de dekenij.
Van woensdag namiddag tot zaterdag avond werd biecht gehoord, donderdag morgen tot zondag de Kommunie uitgereikt.
De vrijdag, 10 juni, had de plechtige oprichting der 14 staties van de Kruisweg plaats, in de kerk van Schriek voor de eerste maal, gelijk rond die tijd ook elders.
De zaterdag, grote processie met het beeld van O. L. Vrouw, toewijding en sermoon.
En zondag, als besluit, plechtige Hoogmis, Lof met sermoon over de volharding, en vernieuwing der beloften van het doopsel.
Het moet een grootse Missie geweest zijn, met overweldigende bijval. Omtrent de negentienhonderd Kommunies werden uitgereikt. (Volledig verslag in Parochieblad Schriek, 1956, en in Sacerdos).
Lud. Pauwels pastoor, 1836-1865.
Geboren in 1794. Hij liet de kerk vergroten in 1844.
Kar. Kerselaers, onderpastoor sedert 1835, overleed de 15 februari 1839. Vóór zijn overlijden had hij de wil uitgedrukt, aan het armbestuur van Schriek 2000 F te schenken, met last van zes plechtige Missen en zoveel Loven in de oktaaf van Allerzielen, hetgeen door zijn broeder werd uitgevoerd. (K.A.S., 60).
Andere onderpastoors : Joan. Fr. Van Gorp, 1839-; Hier. Petr. Norb. Franck, 1863-.
Vergroting van de kerk,1844
Van 1840 af, denkt men er aan, de kerk te vergroten. Er worden daartoe houtkoopdagen gehouden, erfpachten gekweten, kapitalen ingetrokken. De heer Vander Stegen schenkt 1000 F, mits een familiebegraafplaats op het kerkhof.
Volgens het bestek der werken, opgemaakt door de provinciale bouwmeester E. Berckmans, bestond de vergroting der kerk van 1844 hoofdzakelijk in het aanbouwen van een kruisbeuk en hoogkoor. De bevloering, bepleistering en de twee laatste lagen der plafonnering bleven voorlopig buiten kwestie.
Op 13 mei werd de aanbesteding toegewezen aan P. J. Gramme, van Mechelen, voor 5600 F. Op te merken, dat alle materialen voor de aannemer moesten geleverd en ter plaatse gevoerd worden, op kosten van de kerkfabriek. Aldus steen, kalk, ijzer, schaliën, eikebomen, hout, zink, lood, enz. De ijzeren balusters en het Noors hout kwamen per schip van Antwerpen naar Mechelen.
De plafonnering werd, op 4 juli 1845, afzonderlijk aangenomen door J. Servais, van Antwerpen, voor 1400 F. Volgens artikel 4, moest hij in de nis van het hoogaltaar aanbrengen een oog met stralen, rond hetwelk een krans van wolken met stralen doorschoten, en daarin zes engelkoppen; in de nissen der zijkoren, ook een oog in een driehoek, symbool van de H. Drievuldigheid. De nieuwe bevloering, uitgevoerd door P. J. Jacobs, kostte 2460 F.
Om de onkosten der vergroting te dekken, kreeg de kerk een buitengewone onderstand toegekend vanwege de staat, de provincie en de gemeente. Daarenboven haalde de pastoor, voor 3368 F, vrijwillige giften rond.
In verband met deze giften, verklaarden, op 17 juli 1844, de leden der oude gilde van Sint-Sebastiaan, de eigendom af te staan der gildebreuk met al de daaraan toebehorende zilveren voorwerpen, en die gratis te geven aan de kerk van Schriek, om daarmee te doen en te handelen als haar eigendom, zodat deze voorwerpen, breuk, zilver, enz. door de kerkfabriek volgens haar goeddunken mogen verhandeld, verkocht of bewaard worden, even alsof zij nooit aan de te niet gedane gilde behoord hadden, renuntiërende zij, gildeleden, voorts aan alle wetten en rechten, welke aan deze afstand tegenstrijdig zouden kunnen wezen. (K.A.S., 351).
De gilde zelf van St. Sebastiaan bestond reeds vóór het jaar 1575. De zilveren breuk draagt nog twee opschriften van 1644, rechts het Latijnse : « Post Fel Mel, M. Roussel », en links het Franse : « Après Tristesse Liesse, And. Roussel ». De spreuk betekent zoveel als : Na zuur komt zoet, na droefheid vreugde. Die schone herinnering wordt op de pastorij met zorg bewaard.
Van de kapel van Grootlo werd de bouwvallige toren in 1839 afgebroken, door bevel van het gouvernement en order van de burgemeester, en het dak gerepareerd.
Na de vergroting der kerk volgde ook de nieuwe bemeubeling. De altaren werden hersteld, vernieuwd en geschilderd. Kerkstoelen bijgekocht, vermits er meer plaats was, zodat het ontvangen stoelgeld na één jaar tweemaal, en na vijf jaar vijfmaal meer bedroeg; het zou van 136 F in 1844, verhogen tot 750 F in 1865, mede door de stijging der bevolking. (K.A.S., 510).
Er kwamen nieuwe beelden : Onze Lieve Vrouw in plaaster, en twee Serafijnen in hout, van P. C. De Sylvestre; en nog vier beelden voor de altaren, ook van De Preter.
Aan dezelfde werd in 1848 een nieuwe predikstoel aanbesteed voor 4000 F, en de oude predikstoel, aan de kerk van Buken afgestaan.
Dan volgden twee biechtstoelen, de beelden door dezelfde; het schrijnwerk van predikstoel en van biechtstoelen door Francis Vanden Eynde.
Het doksaal verhoogd, orgel en orgelkast vergroot, 1855. Op de sakristij een platform in lood, 1857. Dan muren rond het kerkhof, en een ijzeren hek met dubbele poort, door Aug. Van Aerschot, van Herentals. Het houten beschot in de sakristij, 1862. Vier verzilverde processielantarens, processiekruis, lessenaar, en een nieuwe troon voor O. L. Vrouw, dit alles 1864, door Goeyers, van Mechelen.
Bij testament van l juli 1847, had Katarina Rijmenants, echtgenote Fr. Goossens, aan het armbestuur van Schriek een som van 4000 F gemaakt, met last van zes gezongen Missen onder het oktaaf van het Allerheiligste Sakrament. (K.A.S., 61).
De 5 november 1864 was te Schriek het genootschap van de H. Vincentius à Paulo gesticht, een kleine maar werkzame groep edelmoedige mensen van kristelijke liefdadigheid tot steun van de schamele armen. De laatste zitting had plaats op 14 februari 1915. (K.A.S., 554. 557. 558).
Hoofdstuk XV
NAAR DE STICHTING DER PAROCHIE GROOTLO, 1906
Kar. Vermijlen pastoor, 1865-1878.
Geboren te Booischot in 1819, benoemd de 22 september 1865.
In 1875 kwam Schriek onder de nieuwe dekenij van Heist-op-de-Berg.
J. A. Van Ourshaegen deed de dienst van onderpastoor, 1865-; Andr. Lud, Ruts, onderpastoor, 1868-.
Eerst moesten de twee klokken, waarvan de grote gebarsten was en de kleine een valse toon gaf, vervangen worden door drie nieuwe. De oude werden uit de toren gehaald de 18 september 1866, en wogen samen 1301 kilogram. De nieuwe waren door mr Severinus Van Aerschot te Leuven gegoten, in fa-sol-la oud orgeltoon en gewijd de 22 oktober 1866 : de eerste Sint- Jan, 1391 kilo, de tweede Onze Lieve Vrouw, 926, de derde Sint-Antonius, 616. Men had 8598 F moeten opleggen.
G. Goeyers van Mechelen leverde, in 1868, een zilveren ciborie. De kerk betaalde 200 F aan de gemeente voor het opbouwen der kapel tegen de steenweg naar Putte. Van dezelfde Goeyers, nog vier verzilverde kandelaars, 1869.
In augustus 1869 werd Hendrik De Meutter, zoon van Jozef, na het overlijden van zijn vader, tot koster benoemd. (K.A.S., 578, Verslagb. kerkfabriek).
Jozef Geefs, beeldhouwer te Antwerpen, leverde hetzelfde jaar, twee beelden : het H. Hart van Jezus, en het H. Hart van Maria.
Lodewijk Mortelmans, ook van Antwerpen, maakte, in 1871, een nieuwe Kommuniebank; in 1873, een beeld van Onze Lieve Vrouw, en twee houten beelden, namelijk O. L. Vrouw en de H. Joseph.
Ongeveer zestig inwoners van Grootlo, waaronder enige parochianen van Schriek, hebben begin 1872, een verzoekschrift gezonden naar de bisschop, voor de oprichting van een eigen parochie. Heist-Goor kwam tot stand in 1873.
Pastoor Kar. Vermijlen maakte, bij testament van 23 september 1873, aan de armen van Schriek, een land onder Heist, op last van een jaargetijde met uitdeling van brood 113 kilo verbakken meel; bij testament van 15 maart 1876, aan de kerk, twee stukjes bouwgrond en een stuk bouwland in het dorp, gekocht in 1875 door Joan. Andr. Van Ourshaegen, priester alhier. Hij nam ontslag in 1878, en overleed de 12 december 1879.
Ev. Lud. Truyts pastoor, 1878-1908.
Geboren te Heist de 13 september 1833, tot pastoor benoemd te Schriek op 20 december 1878.
Onderpastoors : Hendr. Van Pelt, 1879-; Ern. Delaet, 1897-; Frans Vermeerbergen, 12 november 1897-; Leop. Heymans, 1907-.
De 22 november 1879 werd door de Bestendige Deputatie bevestigd, dat de gemeente wettelijk verplicht is aan de pastoor een woonstvergoeding te verlenen, vermits de kerk eigenares is van de pastorij, als gebouwd op haar kosten, — hetgeen ten andere uit heel deze geschiedenis blijkt. (K.A.S., 43).
Drie Zusters van Vorselaar hadden, in 1878, zich hier gevestigd, en woonden in het schoolhuis van de gemeente, daar twee van hen als gemeenteonderwijzeressen waren benoemd. Toen de ongelukswet van 1879 de schoolstrijd ontketende tegen het katoliek onderwijs, namen de Zusters hun ontslag van de gemeente, twee kwamen erbij, en met vijf gaven zij les voor jongens-, meisjes- en bewaarscholen. Voorlopig in een gehuurd lokaal en vrijwillig afgestane achterplaats, weldra in een nieuw opgetrokken gebouw. Het katoliek schoolkomiteit, de pastoor en de liefdadige helpers moesten voor alles zorgen : banken, borden, kachels en kolen, boeken en leermateriaal; ook voor het geld om alles te betalen. Pastoor Truyts heeft heel wat rondgehaald, en de weldoeners ontbraken nooit, zelfs niet voor het bouwen van nieuwe klassen. (K.A.S., 550, 551). Sedert het einde van de schoolstrijd in 1884, geven de Zusters nog enkel les in hun aangenomen meisjesschool. Tot 1897 woonden zij kosteloos in een huis, door weldoeners ter beschikking gesteld, en kregen toen een eigen nieuwgebouwd klooster.
Wat nu de kerk betreft, in 1882 had gravin Julia Vander Stegen de 14 staties van de Kruisweg geschonken, op doek geschilderd door Jos. Van Aerschot, en door Fr. Vanden Eynde in eiken lijsten gevat. Zij overleed te Leuven de 13 maart 1898. Volgens een inventaris van 1883, stonden toen in de kerk, o. a. de grote beelden van O. L. Vrouw en van Sinte Elizabet, naast het hoogaltaar; de kleine beelden, Sint-Jan boven het hoogaltaar; elders St Antonius, St Bernardus, en St Sebastiaan, die doorgaan als de oudste. (K.A.S., 546). De houten trappen aan het altaar werden vervangen door witmarmeren platen, 1892; twee nieuwe glasramen, 1898, en grote herstellingen aan de andere door Grossé-De Herdt van Brugge, 1899.
Pastoor Truyts heeft zich verdienstelijk gemaakt door de « Beschrijving der parochie Schriek », als antwoord op de vragenlijst, aan alle pastoors voorgeschreven door Kardinaal Goossens in 1898. (K.A.S., 450).
In Schriek bestonden toen, onder andere :
1.De Broederschap van Sint-Antonius, sedert 1710. Het prachtig versierd naamregister en het gedrukt boekje zijn bewaard. Sedert 1890, bij een Missie door de Minderbroeders, lieten 400 nieuwe leden zich inschrijven. (K.A.S., 485, 486).
2.Het Allerheiligste Sakrament, sedert 1731; vernieuwd in 1792, en de Gedurige Aanbidding gesteld op l december ; in 1855, gesteld in juli.
3.Geestelijk verbond tot uitroeien der godslasteringen, 1835.
4 en 5- Apostolaat des Gebeds, en Kongregatie van O. L. Vrouw, 1869.
6.Gelovige zielen, 1877.
7.H. Kindsheid, 1879.
8.Derde-Orde, 1890; de beelden van de H. Elizabet van Hongarije en van St. Franciscus zijn een gift der Derde-Orde in 1892.
9 en l0. Eerste Vrijdag van het H. Hart, en H. Familie voor de Moeders, 1895.
11.Wekelijkse Kruisweg, 813 leden in 1899.
12.Het zondagsgebed, bestond reeds in 1604.
13.Sint-Vincentius à Paulo, 1864.
14.De Boerengilde, te Schriek gesticht de 9 mei 1890, als tweede van geheel België, na Heist-Goor.
In 1901 besloot de kerkraad tot de herstelling van het houten kruisbeeld, 2 m 30 cm hoog, dat sedert jaren op het kerkhof tegen de muur had gehangen, en volgens bouwmeester Careels te veel kunstwaarde bezat om buiten te blijven. Het maken van een nieuw kruishout, de restauratie en schildering van het beeld werden toevertrouwd aan Jan Gerrits, beeldhouwer te Antwerpen.
In 1903, een gebarsten klok, de tweede, toegewijd aan O. L. Vrouw, hergoten door Michiels te Doornik. In 1904, overleden de koster Hendrik De Meutter; Firmin Parmentier benoemd. In 1907 nam F. Parmentier zijn ontslag; nieuwe koster Karel Op de Beeck.
Pastoor Truyts, 75 jaar oud, nam eervol ontslag in 1908, en overleed te Schriek op 9 januari 1910.
Hoofdstuk XVI
DE LAATSTE VIJFTIG JAREN, 1905-1956
De nieuwe parochie van Grasheide, 1905-
Grasheide, onder de gemeente Putte, werd als parochie erkend bij koninklijk besluit van 1 september 1905, en toegewijd aan de H. Gerardus Majella.
Op de 2437 inwoners van Schriek werden er 202 aan Grasheide afgestaan, en op die voet is de verdeling met de moederkerk van Sint-Jan-Baptist door het hoger bestuur goedgekeurd. (K.A.S., 563).
Nog in 1827 is de naam « Gasheide ». Een « Jan Gas » is koster geweest te Schriek van 1560 af. In de cijnsboeken van Schriek en Grootlo wordt de persoonsnaam Jan Gas of Gast aangetroffen in 1539 en dan ook te Putte en Beerzel; en zelfs in 1447. InPutte zijn er drie stichtingen van Jan Gas, waarvan de oudste eveneens opklimt tot 1448. (Dr. Nauwelaerts, in 't Zwaantje, III, 1953, blz. 27).
De nieuwe parochie van Grootlo, 1906.
Dat Grootlo een nieuwe parochie werd, is ten slotte te danken aan de bisschoppen en aan bijzondere weldoeners.
Reeds ten tijde van Kardinaal Sterckx was de kapel zodanig vervallen, dat men ze meende af te breken, maar de bisschop verzette er zich tegen, als zijnde de enige in zijn bisdom toegewijd aan de H. Naam Jezus. In 1891 werd de kapel hersteld door de milddadigheid der familie Eng. Goossens, en sedertdien kwam de onderpastoor van Schriek er elke dinsdag de Mis lezen. In 1894 is door dezelfde familie de kapel vergroot langs de noordzijde, en een portaaltje met toren bijgebouwd; een professor van Aarschot deed er alle zondagen en heiligdagen voortaan de dienst.
In september 1905 stelde Kardinaal Goossens in eigen persoon ter plaatse een onderzoek in; en de oprichting der nieuwe parochie van Grootlo werd bij koninklijk besluit van 16 mei 1906 goedgekeurd. Natuurlijk was de parochie toegewijd aan de H. Naam Jezus. Tot de parochie behoorde een klein deel van Tremelo en Keerbergen, en een groot deel van Schriek. Van de 3293 toenmalige inwoners van Schriek werden er 424 aan Grootlo afgestaan. De afscheiding tussen Schriek en Grootlo geschiedde op het midden van de Lauwerijkstraat, de Langestraat en de Trommelstraat. De eerste pastoor, Frans Vermeerbergen, geboren te Vorselaar in 1873, sedert 1897 onderpastoor in Schriek, werd op 26 september 1906 benoemd en op 3 oktober aangesteld. De eerste koster, Al. De Meutter.
De parochiale werken ontstonden het een na het andere. De Kongregatie van O. L. Vrouw, 1906; de Gedurige Aanbidding, jaarlijks op 5 juni; de Derde-Orde van St Franciskus, 1907; de broederschap van de Zoete Naam Jezus, 1908; de mannenbond van het H. Hart, 1909, met vlaggewijding, « de schoonste godsdienstige plechtigheid die ooit in de parochie plaats had », zo schrijft de pastoor. (Handschrift Fr. Vermeerbergen, parochieblad Grootlo, J. Van Dyck).
Het nieuwe kerkhof werd de 12 juni 1910 gewijd. Na de vrede van 1918, begon het voornaamste werk. De grote weldoeners waren : Mevr. Eng. Goossens-Op de Beeck, overleden 2 juli 1909; de heer Engelbert Goossens, overleden 11 juli 1920; zijn zuster Jozefine, overleden 31 december 1925.
De pastoor bouwde een vrije meisjesschool, bediend door de Zusters van Vorselaar; verder een klas voor jongens, en de overige scholen tussen 1927 en 1930.
Aan de nieuwe kerk begon men, na veel moeilijkheden, te bouwen in 1936 : provinciale bouwmeester J. Careels, aannemer J. Ysermans van Mol. De kerk werd gewijd op 15 juni 1937 door Kardinaal van Roey, dorpsgenoot van de pastoor.
De kerk is 30 m lang, en 20 m breed; de toren 34 m hoog. Het hoofdaltaar, toegewijd aan de H. Naam Jezus, en de zijaltaren van O. L. Vrouw en van de H. Jozef, komen van het huis Gerrits te Antwerpen.
Twee biechtstoelen werden geleverd door Lud. Maes van Sint-Lenaarts. Twee klokken, geschonken door Eerw. Heer Alex. Vermijlen, gegoten door de klok-gieter Sergeys te Leuven, en gewijd de 8 augustus 1937. De grote klok, 990 kgr. is die van de H. Naam Jezus; de kleine, 738 kgr., die van de H. Aldegondis : deze heilige wordt er, van voor de stichting der parochie, bijzonder vereerd.
De eerste pastoor, stichter, kerkebouwer en inrichter der nieuwe parochie van Grootlo, nam eervol ontslag op 30 september 1939. Hij overleed, vol van verdiensten, de 3 november 1951.
De tweede pastoor was Lud. Vermeerbergen, broeder van de eerste, geboren te Vorselaar in 1884, en benoemd de 20 september 1939.
Hij moest de twee klokken van 1937 tijdens de oorlog geroofd, vervangen door nieuwe, van het huis Michiels, een grote van 1077 kgr. en een kleine van 622 kgr., op 15 oktober 1947 gewijd. Hij bouwde een vrije jongensschool met drie klassen, in 1951. Hij plaatste in de kerk ook een Kommuniebank van L. Maes, en een witstenen predikstoel. Hij had in 1940 gezorgd voor een orgel door H. Van de Loo te Leuven.
Nam ontslag de 30 augustus 1952.
De derde pastoor, Marc. Van den Bergh, tot 28 augustus 1953
De vierde pastoor, Jos. Van Dyck, geboren te Turnhout, 8 januari 1904, priester gewijd 23 mei 1931, en op 20 september 1953 te Grootlo ingehaald.
God geve hem een vruchtbaar apostolaat en lange jaren I
Grootlo telde ongeveer 750 zielen in 1906, 1031 in 1930, 1145 in 1940. In 1955 waren er 1489 inwoners, waaronder 541 van Keerbergen en 223 van Tremelo; in 1955 ook, 37 dopen, 24 plechtige Kommunie, 17 huwelijken, 7 overlijdens.
Parochiële werken : l. Bond van het H. Hart voor de mannen; 2. Bond van 't H. Hart voor de vrouwen; 3. Kristelijke werkliedenbond; 4. Kristelijke Arbeidersjeugd = Kajotters; 5. Boerengilde; 6. Boerinnengilde; 7. B.J.B. meisjes = Boerinnenjeugd.
Moge de nieuwe parochie verder groeien en bloeien.
De oude parochie van Schriek, 1908-1956.
Eerw. Heer Hub. Van Hoof, pastoor 1908-1931. Geboren te Mechelen in 1859, ingehuldigd als pastoor te Schriek op 17 september 1908.
In 1910, op de tweede zondag van september, werd het 200-jarig bestaan gevierd der broederschap van Sint-Antonius, en een vaandel geschonken door de parochianen. Vlaggewijding van de Bond van het H. Hart in 1912.
In 1914, bij de school van de Zusters, een grote zaal gebouwd voor de kristelijke sociale werken der parochie, en afgewerkt in 1915 en 1916.
Na de oorlog, in 1920, een gedenksteen van de gesneuvelden en burgerlijke slachtoffers geplaatst in de kerk. De 24 oktober van hetzelfde jaar, het beeld van het H. Hart geïntronizeerd op het plein vóór de kerk, met toewijding van de parochie.
Pastoor Van Hoof overleed de 22 december 1931.
Onderpastoors : J. Beyens, 1918-; Alb. Roosen, 1919-; Aug. Van Bremt, 1922-,
Eerw. Heer Petr. Joan. De Wachter, pastoor, 1951. Geboren te Malderen, tot pastoor benoemd te Schriek op 14 februari 1932, nam ontslag in 1951. In 1937 werd het nieuw kerkhof buiten de kom van het dorp in gebruik genomen. Onderpastoors : Joan. Verbruggen, 1933-; Fr. Van Santvoort, 1937-; Em. Van Riet, 1944-; Petr. Dries, 1946-; Herm. Beuger, 1948-.
Koster : Fel. Van Rompuy, 12 januari 1950.
Eerw. Heer Joz. Van Cuyck, pastoor 1951. Geboren te Winksele de 2 maart 1908, priester gewijd de 10 juni 1933, tot pastoor benoemd te Schriek de 2 juni 1951, ingehaald de 17 juni. God verlene hem een vruchtbaar apostolaat en lange jaren.
De parochie Schriek telde, na de stichting van Grasheide en Grootlo, nog ongeveer 1900 inwoners in 1907. In 1955 waren er 2.270 inwoners, 52 dopen, 45 plechtige Kommunies, 23 huwelijken, 24 overlijdens.
Parochiële werken : 1. Bond van het H. Hart voor de mannen; 2. Bond van het H. Hart voor de vrouwen; 3. Kristelijke werkliedenbond; 4. Kristelijke Arbeidersvrouwen; 5. Kajotters = Kristelijke arbeidersjeugd; 6. Boerengilde; 7. Boerinnengilde; 8. Boerenjeugd; 9. Boerinnenjeugd; 10. Chiro-jongens.
Moge de oude parochie altijd groeien en bloeien.
BESLUIT
Wanneer de bisschop een priester tot pastoor van parochie benoemt, verleent hij hem een brief in dezer voege
“ Op Uw ongerept leven, beproefde wetenschap en rijpe ervaring vertrouwend, dragen Wij U, als voldoende bekwaam en geschikt, de zielzorg op van deze kerk. en voorzien U van al haar rechten en toebehoorten, op persoonlijke last er vast te verblijven.
Daarom gelasten wij de Z. E. H. Deken, dat hij U in het bezit van de voornoemde parochie stelle en inleide. met de vereiste plechtigheid; en dat hij de parochianen aanspore, U voor hun ware herder en geestelijke vader te erkennen, U eer en gehoorzaamheid te bewijzen.
Wat U betreft, eens het bestuur der parochie aangevangen. Hoed de U toevertrouwde kudde zodanig door woord, voorbeeld, gebeden en H. Sakramenten, dat Gij op de dag van 't oordeel aan de Heer God rekenschap moogt geven, en het loon der eeuwige zaligheid verwerft ».
En dit boek is op de eerste plaats bedoeld als een nieuw moderne proeve van parochieapostolaat, dat alle parochianen, in hun huis, voortdurend, bereiken kan en blijft bereiken. God geve het !
20-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
19-01-2021
St.-Jan Baptist kerk : Altaarsteen
Altaarsteen in de St.-Jan Baptistkerk te Schriek
door René Lambrechts
Wat is een altaarsteen?
Dit viel hierover te lezen in religieuse geschriften :
Een altaarsteen is een in het altaarblad opgenomen steen dan wel een geheel stenen altaarblad, waarin of waaronder de bij het altaar behorende relieken rusten.
De steen waaronder of waarin zich een reliekengraf bevindt, wordt altaarsteen genoemd. Het is bij voor de eredienst bestemde altaren inmiddels dwingend voorschrift dat een relikwie in of onder een altaarsteen wordt aangebracht (CIC, can. 1237, §2).
Bij afbraak van de kerk en ontmanteling van het altaar wordt de altaarsteen uit het altaarblad verwijderd en overgedragen aan het bisdom.
De altaarsteen heeft meestal de grootte van een plavuis en is voorzien van vijf wijdingskruisjes (deze herinneren aan de vijf kruiswonden van Christus). Oorspronkelijke was het een hardstenen altaarblad, dat de grootte had van een grafzerk, waarin een reliekengraf was uitgehouwen voor een reliek van de heilige of martelaar aan wie het altaar was toegewijd en waar ook een kerk werd rond gebouwd. Daar er meer kerken werden gebouwd dan er graven waren van heiligen of martelaren werd de altaarsteen ingevoerd.
Grote kerken als kathedralen, domkerken en ook wel abdijkerken hadden altaarstenen even groot als het altaarblad. Kleinere landelijke kerken kregen een altaarsteen van ongeveer 30 x 30 cm voor elk gewijd altaar in de kerk zoals op de onderstaande foto. In deze steen was een relikwie van de heilige ingewerkt waar het altaar was aan toegewijd.
Wat vinden we nu in Schriek terug?
Op het hoogaltaar toegewijd aan St-Jan de Doper vinden we een altaarsteen zo groot als het altaarblad. Dit is voor een landelijke kerk al heel uitzonderlijk, maar tot mijn grote verbazing vond ik een document waarin het volgende te lezen was :
De kerk van Schrieck is vergroodt in t jaer 1844.
Zij is geconsacreert geworden int jaer 1849 17 September door den Aartsbisschop Engelbertus Sterkx Cardinael boven den hoogen Authaer stont dit Cronicum ût surrexi in Ventre filio Dei sic Gaudio vitû Cardinalis
Den hoogen Authaer is toegeheiligt aen den Heyligen Joannes Baptista Patroon deezer kerke wiens Reliqui berust in den steen van den hoogen authaer als ook de Reliqui van Bernardus, van den H. Anthonius a Padua, van de H. Barbara en van Rumoldis
Getekend : L. Pauwels Pastoor
Met andere woorden : Deze altaarbladsteen bevat 5 relieken van 5 verschillende heiligen.
Sint Jan de Doper = patroonheilige van de parochie en van het hoogaltaar.
H.Bernardus = Schriek bezit een eeuwenoude kapel toegewijd aan Sint Bernardus, er was in die tijd ook nog een grote devotie tot deze heilige.
H. Antonius van Padua = heeft sinds het begin van de 18e eeuw een eigen zijaltaar en er was ook een groot Vennootschap opgericht in de kerk van Schriek door Mevr. Zety
H. Barbara = heeft van oudsher een zijaltaar aan haar toegewijd.
H. Rumoldus = patroon van de aartsbisschoppelijke kerk te Mechelen. De verbondenheid van Schriek met Mechelen zowel kerkelijk als wereldlijk is pas verbroken bij de heroprichting van het bisdom Antwerpen in 1961. Deze relikwie moet een symbool geweest zijn van deze verbondenheid want bij mijn weten is er nooit enige verering van deze heilige in Schriek genoteerd.
Foto 1 : Kleine altaarsteen uit het archief der kerk (foto Erik Ceuppens) Foto 2 : Altaarsteen met centraal onderaan de plaats waar de relieken zijn ingebouwd. (foto Fons Goovaerts) Foto 3 : Detailfoto van deze plaats. Het valt op dat er nog restanten van de rode zegellak zijn waar te nemen. (foto Fons Goovaerts)
19-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
18-01-2021
Geschiedenis van het klooster te Schriek
Geschiedenis van het klooster te Schriek
geschreven door een zuster
De school van Schrieck is gesteld onder de bescherming van de goddelijke Voorzienigheid en heeft tot patronesse de H.Maagd Maria onder den titel van O.L.Vrouw van Gratie.
In het jaar 1876 kwam op zekeren dag de Eerw. Heer Ruts, toen onderpastoor te Schrieck, thans Prior der Trappisten te Westmalle, in het moederhuis van de Zusters der Christelijke Scholen te Vorselaar aan, waar hij door de Eerw. Moeder Aldegondis Z.G. zeer vriendelijk werd ontvangen. De Eerw. Heer Onderpastoor deed de reden van zijn bezoek kennen. Hij kwam namelijk twee zusters vragen voor de gemeentemeisjesschool van Schrieck met welker opbouw men alsdan begonnen was. Het oogenblik was niet gunstig om aan het verlangen van den Eerw. Heer Onderpastoor te voldoen, daar men pas eenige dagen geleden dergelijke aanvraag door eene andere belangrijke gemeente gedaan, had moeten van de hand wijzen. De Eerw. Heer Ruts na al de voorwendsels en opwerpingen die de eerw. Moeder Aldegondis tegen het aannemen der school van Schrieck inbracht, aanhoord te hebben, wist het zoo gevoelig en vroom hart van onze duurbare Overste te raken door de volgende woorden : “Eerweerde Moeder, gij kunt of moogt mijne vraag niet afslaan. Het H.Hart van Jezus, Dat ik op mijne reis onophoudelijk heb gesmeekt, zal mij niet laten wederkeren zonder dat gij mijne bede goedwillig aanhoord hebt.” Eerweerde Moeder was overwonnen en de heer Onderpastoor vertrok met de verzekering dat hij zusters van Vorsselaar voor de gemeenteschool zou bekomen. Dit gebeurde in het jaar 1876 ; doch het duurde ruim twee jaar eer de lokalen in orde gebracht waren.
Den 31 December 1878 vertrokken naar Schrieck : Moeder Ursula, Overste, Z. Odilia, hoofdonderwijzeres en Z. Domisilla Z.G. hulponderwijzeres.
De jaarwedde der hoofdonderwijzeres bedroeg 1500 fr. Die der hulponderwijzeres 1200 fr. De klassen werden den 2e Januari 1879 geopend. De eerste klas telde 92 meisjes ; de tweede 120.
In deze woning vooraan hebben de zusters slechts enkele maanden verbleven. (collectie Erik Ceuppens)
De zusters namen hun intrek in de woning der hoofdonderwijzeres. Met moed en iever zetteden de Zusters zich aan het werk, maar nauwelijks waren zij eenige maanden in Schrieck of de ongelukswet werd gestemd en zij haastten zich hun ontslag als gemeenteonderwijzeres in te dienen. Dit had plaats den 19e Juli 1879. Nog dien zelfden dag kwam hun een schrijven toe van wege hunne geestelijk Overheid, waardoor hun bevolen werd, dat zij voor den 21e Juli hunne woning en hunne school moesten verlaten. Gelukkiglijk hadden de zusters in de geachte en doorbrave familie Goossens – Rymenants milde beschermers gevonden, die eene gerieflijke woning nabij de kerk te hunner beschikking stelde. Nu, den 19e Juli 1879, droegen zij gansch hunnen inboedel, die zeker niet belangrijk was, naar hunne nieuwe woning. Gedurende de maanden Juli en Oogst 1879 gingen de zusters voort met onderwijs te geven aan de meisjes in de gemeenteschool.
Ondertusschen hadden onze geachte Stichters, gelijk wij met recht de familie Goossens – Rymenants noemen, den opbouw begonnen van twee ruime en luchtige schoollokalen, die reeds op het einde der maand October 1879 voltrokken waren. Na de afkondiging der schoolwet van 1879 werd ook het onderwijs der jongens aan de zusters toevertrouwd. Den 1e October werden twee klassen geopend voor jongens in een huis toebehoorende aan den heer Victor De Veuster. De eerste klas telde 75 jongens en had Z. Odilia voor onderwijzeres. De tweede klas telde 124 jongens met Z. Anselma voor onderwijzeres. Wat de meisjes betreft, deze werden toevertrouwd aan Moeder Ursula en Z. Edmonda ; zij vestigden zich in de twee nieuwe lokalen. De eerste klas telde 96 meisjes ; de tweede 132. De gemeentejongens en meisjesscholen selven nauwelijks een tiental leerlingen.
Het Komiteit der Katholieke School voorzag in de uitgaven voor schoolbehoeften en verwarming, den aankoop van meubels, enz… De zusters ontvingen jaarlijks ongeveer 1000 fr die hun door de milddadigheid der bevolking werden geschonken.
In het jaar 1881 werd er eene derde klas gebouwd naast de lagere katholieke meisjesschool, die dienen moest voor eene gemengde bewaarschool. Dit lokaal hadden de zusters te danken aan de vrijgevigheid van hunnen werkman J.B. B. Z.G., die zonder zelfs een ontvangstbewijs te willen aanveerden hun eene som van twee duizend frank ter hand stelde zeggende : “Niemand dan God alleen moet weten dat ik u dit geld, mijne spaarpenningen, gegeven heb. Ik vraag alleen dat O.L.Heer er mij in de eeuwigheid voor beloone.
De eerste drie klaslokalen samen met het klooster dat later werd gebouwd. (collectie Erik Ceuppens)
De edele Gravin, Jvr Julie Van der Stegen bekostigde de meubels voor de bewaarschool en schonk jaarlijks tot aan hare dood eene gift van 100 fr voor de benoodigdheden der school. Zuster Edmonda gaf onderricht aan de 120 kleinen der bewaarschool en zuster Clementina nam de plaats in van zuster Edmonda als onderwijzeres der lagere school. Zoo bleef de toestand van het onderwijs in deze school tot aan de afschaffing der ongelukswet.
Den 1e October 1884 keerden de jongens terug naar de gemeenteschool onder de leiding van de heeren Viskens en Op de Beeck, die hun ambt hadden blijven bedienen tijdens den schoolstrijd. Den 10e October 1884 werd de vrije meisjesschool door het gemeentebestuur in aangenomen school veranderd. Toen telde deze reeds drij klassen, daar in het begin van hetzelfde jaar nogmaals twee klassen bijgebouwd waren grootendeels op rekening van hunne geachte Stichters. Deze klassen waren beschikt om tot vrije jongensschool te dienen, doch daar de zusters van dit onderricht ontheven waren, werd een dezer lokalen gebruikt voor de leerlingen van den eersten graad. Het onderricht dezer meisjes werd gegeven door Zuster Celina, die van 1883 tot 1884 met het onderwijs der jongens was gelast geweest. De jaarwedde bedroeg alsdan 2800 fr.
De 15 eerste jaren van de wet van 1884 waren er slechts twee klassen aangenomen, doch in 1899 werd ook de derde klas gesubsidieerd, waarvoor 500 fr. Toelage werd verleend. De bewaarschool bleef vrij tot in 1901. Daar het aantal kleinen meer en meer aangroeide, was men verplicht eene tweede klas aan de bewaarschool te voegen. Beide klassen werden gesubsidieerd in 1901 met eene toelage van 57 f. In 1902 waren de drie klassen der lagere school al te zeer bevolkt en de zusters werden verplicht eene vierde klas te bouwen. Datzelfde jaar werd er aan het bevel der burgerlijke overheid voldaan, en thans geeft Zuster Adelarda er onderricht aan 60 leerlingen van den 1e graad.
Voor het schooljaar 1905-1906 zijn de klassen der meisjesschool van Schrieck ingericht, als volgt :
1e klas Onderw. Zuster Odilia Hogere graad 1e en 2e jaar 2e klas Onderw. Zuster Dyonisia Middelbare graad 1e en 2e jaar 3e klas Onderw. Zuster Adelarda Lagere graad 2e jaar 4e klas Onderw. Zuster Celina Lagere graad 1e jaar
Leerlingen : 1e klas 40 l. 2e klas 65 l. 3e klas 61 l. 4e klas 60 l. Totaal 226 l.
Bewaarschool 1e klas Zuster Edmonda 72 leerlingen 2e klas Zuster Valentina 122 leerlingen Totaal 194 leerlingen
Jaarwedde der onderwijzeressen der lagere school 4000 fr. Toelage voor de Bewaarschool 575 fr. Totaal 4575 fr.
Enige bijzonderheden over de woning der zusters.
Gedurende 17 jaar bewoonden de zusters het huis hun door hunne stichters geschonken. Deze nooit volprezen weldoeners verleenden hun niet alleen kosteloze huisvesting, maar gelasten zich tevens met het onderhoud en de nodige herstellingen, ja in 1888 lieten zij zelfs de kleine bidplaats der zusters tot een lief verblijf voor den goeden Jezus inrichten, zodat van op ’t einde van gemeld jaar de zusters den troost hebben, met den lieven Zaligmaker onder hetzelfde dak te wonen. Edoch, dewijl deze woning ruim 7 minuten gaans van de school gelegen was, hetgeen zoals men licht begrijpen kan, zekere moeilijkheden meebrengt, kwam er bij de zusters wel eens het verlangen op enen woonst bij de school te hebben, maar dewijl zij geen middel zagen om de kosten, die het bouwen van een huis veroorzaken, te kunnen dekken, leefden zij rustig en gelukkig in hunne kleine woning tot in het jaar 1896. Dit jaar had er een voorval plaats onbeduidend in schijn, maar waarin ons dunkens de tussenkomst van onze goede Moeder Maria al te klaar uitschijnt.
Ziehier wat er alsdan gebeurde : In de maand Juli 1896 kwam een jongeling der gemeente, oud leerling van de zusters, hen verzoeken een beeldje van O.L.Vrouw van Lourdes te willen versieren en in een houten kastje te plaatsen. Hij was ziek geweest en zou om O.L.Vrouw te bedanken voor zijne genezing haar beeldje ter verering plaatsen aan ene Kruisstraat van het dorp. Getroffen door het betrouwen en de dankbaarheid van deze jongeling werd het beeld netjes versierd en in zijn kapelletje op de aangewezen plaats gesteld. Het beeldje stond op de eigendom van enen inwoner der gemeente en deze deed hetzelve verwijderen. Vol spijt haalde de dienaar van Maria het beeldje weg en verhaalde de zaak aan de Zusters er bijvoegende dat hij niet wist waar hij het kapelletje zou kunnen plaatsen.
Ene wijl nagedacht hebbende zegde Moeder U ik heb ene goede plaats gevonden : Plant den paal met het kapelletje nevens de school, daar aan den weg zal Maria dikwijls door hare vrienden gegroet en vereerd worden. Dit voorstel werd door den braven Frans met veel blijdschap aangenomen, en reeds den volgenden morgen zagen de voorbijgangers met verwondering op naar het beeldje hunner Hemelmoeder.
Het spijt ons niet al de omstandigheden en gevolgen die het plaatsen en het wegnemen van het beeldje vergezelden, niet te kunnen verhalen, alleenlijk voegen we hierbij dat, wanneer het kapelletje naast de school geplaatst was, aan O.L.Vrouw verzocht binnen het jaar den zusters een klooster te bezorgen op de plaats zelve, waar haar beeld zich bevond.
En inderdaad, Maria voldeed aan het verlangen der zusters. Tot ieders verwondering werden alle moeilijkheden uit de weg geruimd, het plan van het klooster was al spoedig opgemaakt en door de Algemene Overste der Congregatie goedgekeurd; ene grote som geld, nogmaals door de stichters der school gulhartig geschonken, liet de Zusters toe onmiddellijk de bouw te beginnen en op 21 October 1898 verlieten zij hunne woning om zich in het nieuwe klooster te vestigen.
Let op het ingewerkte kapelletje op de hoek met het Mariabeeldje waarover sprake in deze tekst. (collectie Erik Ceuppens)
Ja, zij betuigen het met een hart vol liefde en erkentenis, O.L.Vrouw heeft hun meer gegeven, dan zij gevraagd hadden. Niet tevreden met hun ene gerieflijke, ruime en gezonde woning bezorgd te hebben, heeft zij haar werk willen voltooien met hun in het jaar 1902 de middelen te verschaffen hunnen schonen en groten tuin met ene muur te omsluiten, zodat zij thans een rustig en afgesloten beluik genieten.
Alvorens te eindigen willen we hier ook nog iets vermelden hetgeen de zusters uit goede bron weten, daar het hun door geloofwaardige personen werd medegedeeld en waarin klaar betoond wordt, hoe Gods Vaderlijke Voorzienigheid reeds lang vooraleer de school van Schrieck gesticht werd, in werking was om de zusters de best geschiktste plaats der gemeente voor hun klooster te bezorgen.
Deze plaats was over een zestigtal jaren een stuk akkerland aan den ingang van het dorp. Toen ter tijd hoorde het toe aan ene brave familie der gemeente, deze lieden geld nodig hebbende besloten den akker te verkopen. De eigenaar bewerkte zelf dit land niet, maar verhuurde hem aan ene landman uit den omtrek. Deze het inzicht van zijnen eigenaar kennende, spoedde zich naar Mevr; Goossens-Rymenants en maakte hun de zaak bekend. Jufvrouw Rymenants die toen nog leefde keurde het voorstel goed: men zou die grond kopen met het gedacht hem later tot een of ander goed werk te besteden, en na korten tijd was het stuk land het eigendom van de geachte familie Goossens-Rymenants. De landman door wier tussenkomst de verkoping gebeurd was, bleef den akker bebouwen tot aan zijne dood, die voorviel weinig tijds voor het klooster gebouwd werd.
In 1900 liet Moeder Overste de klas naast het huis en de keuken optrekken tot nieuwe slaapzaal; De 8 bedden werden rechts en tegen den achtermuur geplaatst.
Let op het verdiep boven de derde klas, het was in eerste instantie een slaapzaal, later werd het een klaslokaal. (collectie Erik Ceuppens)
Ten slotte kunnen we niet nalaten de hoge wijsheid van onze duurbare Eerw. Moeder Aldegondis die het klooster van Schrieck onder de hoede der Goddelijke Voorzienigheid stelde, en met diepe aandoening en innige erkentenis herinneren we ons nog de woorden die onze Eerw. Moeder ons bij ons vertrek naar Schrieck toestuurde.
Aangezien wij zulke droeve tijden beleven, kan ik niet beter doen dan uw huis en dese school stellen onder de bijzondere bescherming der Goddelijke en Minnelijke Voorzienigheid.
18-01-2021, 00:00 geschreven door Renic Reacties (0)
31-12-2020
BS Booischot Geboorteakten 1836-1843
BURGERLIJKE STAND - BOOISCHOT Geboorteakten 1836 - 1843 bewerkt door René Lambrechts
Voor 1836.12.11 werden de geboorten onder Booischot genoteerd in de gemeente Heist-op-den-Berg
1836
Van Dessel Leopoldus Maria Josephus ° Booischot 1836.12.11 z Van Dessel Franciscus & Van den Broeck Joanna Bernardina (1836-1)
Van Mol Ludovicus ° Booischot 1836.12.19 z Van Mol Joannes Franciscus & Boeyens Maria Regina (1836-2)
Dupont Joanna Josephina ° Booischot 1836.12.28 d Dupont Joannes Baptist & Van de Zande Joanna Catharina (1836-3)
Van den Broeck Joannes ° Booischot 1836.12.31 z Van den Broeck Joannes Franciscus & Holemans Coleta (1836-4)
Ceuppens Dorothea ° Booischot 1836.12.31 d Ceuppens Franciscus ° Heist-op-den-Berg & Vekemans Elisabeth ° Heist-op-den-Berg (1836-5)
1837
Verschueren Franciscus ° Booischot 1837.01.03 z Verschueren Josephus ° Itegem & Van Camp Joanna (1837-1)
Coekelbergs Joanna ° Booischot 1837.01.03 d Coekelbergs Adrianus & Nys Catharina (1837-2)
Van Nuffel Josephus ° Booischot 1837.01.04 z Van Nuffel Joannes Franciscus & Ridders Joanna (1837-3)
De Maeschalk Petrus Josephus ° Booischot 1837.01.15 z De Maeschalk Jacobus & Van Oosterwyck Catharina (1837-4)
De Wever Petrus ° Booischot 1837.02.01 z De Wever Joannes Franciscus & Verschueren Joanna (1837-5)
Nys Joannes Emmanuel ° Booischot 1837.02.02 z Nys Maria (1837-6)
Vervoort Joannes Franciscus ° Booischot 1837.02.02 z Vervoort Ivo ° Noorderwijk & Goyvaerts Anna Maria (1837-7)
Verduyckt Angelica ° Booischot 1837.02.04 d Verduyckt Franciscus & Quadens Joanna (1837-8)
Verduyckt Theresia ° Booischot 1837.02.04 d Verduyckt Franciscus & Quadens Joanna (1837-9)
De Weyer Josephus Bernardus ° Booischot 1837.02.08 z De Weyer Joannes Baptist & Kerselaers Maria Theresia (1837-10)
Symens Coleta ° Booischot 1837.02.16 d Symens Joannes Baptist & Mariën Anna Maria (1837-11)
Meylemans Joannes Baptist ° Booischot 1837.02.19 z Meylemans Guilielmus Joannes & Gysens Maria Francisca (1837-12)
Bogaerts Joannes Franciscus ° Booischot 1837.02.21 z Bogaerts Joannes Baptist & Begghens Maria Philippina (1837-13)
Meuris Joannes ° Booischot 1837.03.12 z Meuris Joannes Baptist & Van Hove Anna Catharina (1837-14)
Nys Maria ° Booischot 1837.03.10 d Nys Joannes Franciscus & Claes Maria Theresia (1837-15)
Ooms Joanna Catharina ° Booischot 1837.03.12 d Ooms Joannes Baptist & Verschueren Anna Maria (1837-16)
Aertgeerts Josephus ° Booischot 1837.03.16 z Aertgeerts Philippus & Van Looy Elisabeth (1837-17)
Jennis Petrus Franciscus ° Booischot 1837.03.18 z Jennis Josephus & Cortens Anna Maria (1837-18)
Dirickx Antonius ° Booischot 1837.03.20 z Dirickx Elisabeth (1837-19)
Dirickx Josephus ° Booischot 1837.03.20 z Dirickx Elisabeth (1837-20)
Verhoeven Felix ° Booischot 1837.04.10 z Verhoeven Petrus Franciscus & De Pauw Margareta Francisca (1837-21)
Dirickx Guilielmus ° Booischot 1837.04.13 z Dirickx Antonius & Van Gaubergen Anna Catharina (1837-22)
Verhoeven Joannes Baptist ° Booischot 1837.04.22 z Verhoeven Josephus & Vekemans Anna Maria (1837-23)
Ceulemans Rosalina ° Booischot 1837.04.22 z Ceulemans Joanna (1837-24)
Van den Broeck Joannes Josephus ° Booischot 1837.04.27 z Van den Broeck Petrus Jacobus & Van Elsen Maria Theresia (1837-25)
Ilants Coleta ° Booischot 1837.05.03 d Ilants Henricus & Ooms Angelica (1837-26)
Verbiest Carolus ° Booischot 1837.05.10 z Verbiest Josephus & Vaes Isabella (1837-27)
Gysemans Henricus ° Booischot 1837.05.12 z Gysemans Petrus & Meuris Anna Maria (1837-28)
Van Herck Joannes Baptist ° Booischot 1837.05.14 z Van Herck Joannes Baptist & Voet Maria Theresia (1837-29)
Verlinden Maria Theresia ° Booischot 1837.05.21 d Verlinden Joannes Baptist & Serneels Joanna Catharina (1837-30)
Heremans Joanna Catharina ° Booischot 1837.06.09 d Heremans Joannes Baptist & Ooms Anna Catharina (1837-31)
Meur Adrianus ° Booischot 1837.06.09 z Meur Joannes Baptist & Symens Anna Catharina (1837-32)
Derboven Petrus ° Booischot 1837.06.13 z Derboven Josephus & Heps Maria (1837-33)
Verschueren Coleta ° Booischot 1837.06.15 d Verschueren Joannes Franciscus & Mariën Maria (1837-34)
Van den Broeck Monica ° Booischot 1837.06.25 d Van den Broeck Joannes Baptist & Goyvaerts Joanna (1837-35)
Van Rompaey Antonius ° Booischot 1837.06.27 z Van Rompaey Franciscus & Heremans Joanna Catharina (1837-36)
Truyts Elisabeth ° Booischot 1837.06.29 d Truyts Petrus Josephus & De Maerschalk Anna Catharina (1837-37)
Andries Joanna ° Booischot 1837.07.02 d Andries Rumoldus & Van Craen Elisabeth (1837-38)
Heremans Antonetta ° Booischot 1837.07.07 d Heremans Joannes Andreas & Van Hoof Joanna Catharina (1837-39)
Bastaens Petrus ° Booischot 1840.03.18 z Bastaens Franciscus & Liekens Maria Theresia (d Liekens Josephus) (1840-13)
Heremans Adrianus ° Booischot 1840.03.31 z Heremans Andreas & Van Hoof Joanna Catharina (1840-14)
Van Herck Joanna ° Booischot 1840.04.12 d Van Herck Joannes Baptist & Voet Maria Theresia (1840-15)
Nys Carolina ° Booischot 1840.04.13 d Nys Petrus & Mariën Joanna (1840-16)
Van Roosendael Sebastianus ° Booischot 1840.04.14 z Van Roosendael Joannes Franciscus & Heremans Theresia (1840-17)
Cortens Petrus Franciscus ° Booischot 1840.04.30 z Cortens Joannes Baptist & Van Der Veken Joanna (1840-18)
Van Houtven Joanna ° Booischot 1840.04.30 d Van Houtven Andreas & Nysmans Theresia (1840-19)
Schepers Joannes Franciscus ° Booischot 1840.05.09 z Schepers Joannes Franciscus & Goris Anna Maria (1840-20)
Verhoeven Rosalina ° Booischot 1840.05.14 d Verhoeven Petrus & Van den Broeck Anna Elisabeth (1840-21)
Ceuppens Isabella Maria ° Booischot 1840.05.14 od Ceuppens Joannes & Heremans Joanna Catharina (1840-22)
Sallaerts Maria Antonetta ° Booischot 1840.05.17 d Sallaerts Joannes Andreas & Van Kerkhoven Maria Theresia (1840-23)
De Wever Maria ° Booischot 1840.05.20 d De Wever Joannes Baptist & Boekstaens Anna Maria (1840-24)
Schroyens Carolus ° Booischot 1840.05.29 z Schroyens Adrianus Franciscus & Daems Anna Maria (1840-25)
Du Pont Ludovicus ° Booischot 1840.06.02 z Du Pont Joannes Baptist & Van der Sande Joanna Catharina (1840-26)
Holemans Benedictus ° Booischot 1840.06.30 z Holemans Josephus & Liekens Anna Maria (1840-27)
Van den Broeck Petrus ° Booischot 1840.07.05 z Van den Broeck Josephus & Jacobs Anna Maria (1840-28)
Vaes Henricus ° Booischot 1840.07.14 z Vaes Antonius & De Meyer Joanna (1840-29)
Wuyts Maria ° Booischot 1840.07.19 d Wuyts Joannes & Claes Catharina (1840-30)
Van Herck Joannes Franciscus ° Booischot 1840.07.19 z Van Herck Petrus Josephus & Verbruggen Angelica (1840-31)
Truyts Rosalina ° Booischot 1840.08.16 d Truyts Petrus Josephus & De Maerschalk Anna Catharina (1840-32)
Van Rompaey Petrus ° Booischot 1840.08.22 z Van Rompaey Franciscus & Heremans Joanna Catharina (1840-33)
Vonckx Josephus ° Booischot 1840.08.28 z Vonckx Franciscus & Nys Theresia (1840-34)
Van Dyck Theresia Albertina ° Booischot 1840.09.14 d Van Dyck Isabella weduwe Van Calster Michael (1840-35)
Andries Rosalina ° Booischot 1840.09.15 d Andries Rumoldus & Van Craen Elisabeth (1840-36)
Vermeylen Joannes Baptist ° Booischot 1840.09.24 z Vermeylen Joannes Baptist & Ooms Anna Elisabeth (1840-37)
Roothooft Joannes Baptist ° Booischot 1840.10.07 z Roothooft Joannes Andreas & Van Herck Joanna (1840-38)
Van den Broeck Amandus ° Booischot 1840.10.08 z Van den Broeck Joannes Baptist & Goyvaerts Joanna (1840-39)
Reymenams Petrus ° Booischot 1840.10.09 z Reymenams Joannes Baptist & Moris Maria (1840-40)
Verschueren Barbara ° Booischot 1840.10.08 od (Van Nuffel Josephus) & Verschueren Anna Elisabeth (d Verschueren Joannes Baptist & Bartels Anna Theresia) (1840-41)
Bruyndonckx Carolus ° Booischot 1840.10.12 z Bruyndonckx Joannes & Van den Broeck Maria Theresia (1840-42)
Van Herck Maria ° Booischot 1840.10.28 d Van Herck Josephus & Wouters Joanna Catharina (1840-43)
Moras Carolina ° Booischot 1840.11.04 d Moras Simon Franciscus & Adams Anna Catharina (1840-44)
Mielants Maria Rosalia ° Booischot 1840.11.16 d Mielants Petrus Gummarus & Verboven Anna (1840-45)
Van Styvoort Maria Desideria ° Booischot 1840.12.06 d Van Styvoort Franciscus Ludovicus & Heremans Joanna Maria (1840-47)
Scheerens Josephus ° Booischot 1840.12.11 z Scheerens Joannes Baptist & Moras Maria (1840-48)
Van Looy Josephus ° Booischot 1840.12.11 z Van Looy Adrianus & Réol Anna Catharina (1840-49)
Heremans Joannes Baptist ° Booischot 1840.12.15 z Heremans Joannes Baptist & Ooms Anna Catharina (1840-50)
1841
De Maerschalk Rosa ° Booischot 1841.01.10 d De Maerschalk Jacobus & Van Oosterwyk Catharina (1841-1)
Verlinden Josephus ° Booischot 1841.01.19 z Verlinden Joannes Baptist & Serneels Joanna Catharina (1841-2)
Geeraedts Joannes Baptist ° Booischot 1841.01.23 z Geeraedts Henricus & Vervoort Elisabeth (1841-3)
Lens Ursula ° Booischot 1841.01.22 d Lens Joannes Franciscus & Van Nuffel Bernardina (1841-4)
Leys Carolus ° Booischot 1841.01.27 z Leys Catharina (1841-5)
Dockx Joannes ° Booischot 1841.02.11 z Dockx Henricus & Verbieren Catharina (1841-6)
Mortelmans Carolus ° Booischot 1841.02.12 z Mortelmans Franciscus Gummarus & Janssens Catharina (1841-7)
Verlinden Ludovicus ° Booischot 1841.02.13 oz Verlinden Franciscus & Vermeylen Regina (1841-8)
Derboven Catharina ° Booischot 1841.02.14 d Derboven Petrus Josephus & Bruyndonckx Isabella Maria (1841-9)
Thielemans Gummarus ° Booischot 1841.02.25 z Thielemans Franciscus & Van de Vonder Anna Maria (1841-10)
Vervoort Maria Theresia ° Booischot 1841.03.01 d Vervoort Ivo & Goyvaerts Anna Maria (1841-11)
Berckmans Norbertus Jacobus ° Booischot 1841.03.06 z Berckmans Bernardus & Van Egdom Maria Theresia (1841-12)
Vekemans Rosa ° Booischot 1841.03.18 d Vekemans Joannes & Vermeylen Angelica (1841-13)
Verhoeven Andreas ° Booischot 1841.03.18 z Verhoeven Joannes Franciscus & De Pauw Margareta Francisca (1841-14)
Bogaerts Joannes Franciscus ° Booischot 1841.03.20 z Bogaerts Joannes Baptist & Beggens Maria Philippina (1841-15)
Milaents Felix ° Booischot 1841.03.21 z Milaents Petrus Josephus & De Maerschalck Elisabeth (1841-16)
Thys Maria Josepha ° Booischot 1841.03.22 d Thys Judocus Josephus & Lambrechts Anna Catharina (1841-17)
Derboven Rosalia ° Booischot 1841.03.25 d Derboven Josephus & Heps Maria (1841-18)
Kempenaerts Joannes Franciscus ° Booischot 1841.03.26 z Kempenaerts Jacobus & Liekens Catharina (1841-19)
Ceuppens Joannes ° Booischot 1841.03.27 z Ceuppens Franciscus & Vekemans Elisabeth (1841-20)
Van den Broeck Maria Dorothea ° Booischot 1841.04.04 d Van den Broeck Joannes Baptist & Van Aschbroeck Anna Catharina (1841-21)
Ceulemans Maria ° Booischot 1841.04.08 d Ceulemans Joannes Baptist & Heremans Maria (1841-22)
Laumans Philomena ° Booischot 1841.04.13 d Laumans Joannes Franciscus & Van den Broeck Maria Barbara (1841-23)
Boone Bernardina ° Booischot 1841.04.19 d Boone Joannes Baptist & Thys Maria Theresia (1841-24)
Roofthooft Theresia ° Booischot 1841.04.22 d (De Ryck Petrus Josephus) & Roofthooft Rosa (d Roofthooft Joannes Franciscus † & Leysens Maria Theresia) (1841-25)