Schriek
Verleden-Heden-Toekomst

wapenS
Wapens

Tekstgrootte aanpassen?
Klik op + of -

ZOOM

butmed

Schriekbutton
butRo

genealogiebutton
butD1
butD2
butSh
butO
betS2
butSg
butS2
butP2
butH4
butS4
butS5
butS6

Geschiedenisbutton
betPd
betSog

butBV14
WOI
WOIa
WOIv
butBV40

dialect

Parochie
Kerkrek

Grootlobutton

Inhoud blog
  • WO I Begraafplaatsen in België - Veltem-Beisem (2)
  • Schriek - info
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (25)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (16)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Veltem-Beisem
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (9)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Steenkerke
  • WO I De Stem uit België (15-16)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (11)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (10)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (24)
  • St.-Jan Baptist kerk : Het orgel
  • BS Heist - Geboorteakten 1868
  • BS Schriek Overlijdensakten 1924-192.
  • Schriek - Het onderwijs tot 1800
  • Heist - Gezinnen 1593-1797 (6)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (1)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (2)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (3)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (4)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (5)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (6)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (7)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (8)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (9)
  • WO I Vluchtelingen in Nederland - Uden (10)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (2)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (3)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (4)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (5)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (6)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (7)
  • BS Putte - Gezinnen 1800-1920 (8)
  • WO I Begraafplaatsen Belgische gesneuvelden
  • WO I Begraafplaatsen in België - Aalter
  • WO I Begraafplaatsen in België - Aarschot
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Adinkerke (3)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Boncelles
  • WO I Begraafplaatsen in België - Brugge 1
  • WO I Begraafplaatsen in België - Brugge 2
  • WO I Begraafplaatsen in België - Champion
  • WO I Begraafplaatsen in België - Chaudfontaine
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (3)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (4)
  • WO I Begraafplaatsen in België - De Panne (5)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Elsene (Brussel)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Eppegem
  • WO I Begraafplaatsen in België - Antwerpen
  • WO I Begraafplaatsen in België - Antwerpen (2)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Dendermonde
  • WO I Begraafplaatsen in België - Evere (Brussel)
  • WO I Begraafplaatsen in België - Gent
  • WO I Begraafplaatsen in België - Grimde
  • WO I Begraafplaatsen in België - Halen
  • WO I Begraafplaatsen in België - Oeren
  • WO I Begraafplaatsen in België - Ougrée
  • WO I Begraafplaatsen in België - Ramskapelle
  • WO I Begraafplaatsen in België - Schiplaken Hever
  • WO I Begraafplaatsen in België - Sint-Margriete-Houtem
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (1)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (2)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (3)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (4)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (5)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (6)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (7)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (8)
  • BS Beerzel - Gezinnen 1800-1920 (9)
  • Ons Oorlogsdagboek 1914-1919 (12)
  • Kerkrekening 1682-
  • BS Heist - Geboorteakten 1864
  • BS Heist - Geboorteakten 1865
  • BS Heist - Geboorteakten 1866
  • BS Heist - Geboorteakten 1867
  • BS Schriek - Huwelijksakten 1891-1900
  • BS Schriek Huwelijksakten 1901-1909
  • BS Schriek Huwelijksakten 1910-1918
  • BS Schriek Huwelijksakten 1919-1923
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (1)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (2)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (3)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (4)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (5)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (6)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (7)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (8)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (9)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (10)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (11)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (12)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (13)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (14)
  • Heist - Klapper Dopen 1593-1797 (15)
  • BS Schriek Overlijdensakten 1891-1895
  • BS Schriek Overlijdensakten 1896-1900
  • BS Schriek Overlijdensakten 1901-1906
  • BS Schriek Overlijdensakten 1907-1911
  • BS Schriek Overlijdensakten 1912-1915
  • BS Schriek Overlijdensakten 1916-1918
  • BS Schriek Overlijdensakten 1919-1923
  • BS Heist - Overlijdensakten 1857-1858
  • BS Heist - Overlijdensakten 1859-1860
  • BS Heist - Overlijdensakten 1861-1862
  • BS Heist - Overlijdensakten 1863-1864
  • WO I De Stem uit België (1)
  • WO I De Stem uit België (2)
  • WO I De Stem uit België (3)
  • WO I De Stem uit België (4)
  • WO I De Stem uit België (5-6)
  • WO I De Stem uit België (6)
  • WO I De Stem uit België (7)
  • WO I De Stem uit België (7-8)
  • WO I De Stem uit België (8-9)
  • WO I De Stem uit België (9)
  • WO I De Stem uit België (10)
  • WO I De Stem uit België (11)
  • WO I De Stem uit België (11-12)
  • WO I De Stem uit België (12-13)
  • WO I De Stem uit België (13-14-15)
  • Ooit gelezen ...
  • Ooit gelezen ... (1) Kinderkarnaval
  • Ooit gelezen ... (2) Houten huis.
  • Ooit gelezen ... (3) Aflaat Franciscus
  • Ooit gelezen ... (4) De uyle krijst.
  • Ooit gelezen ... (5) Een vliegende bom voor Grootlo.
  • Ooit gelezen ... (6) Uitslag der loting 1908
  • Ooit gelezen ... (7) De Vluchtelingen.
  • Ooit gelezen ... (8) En waar de ster bleef stille staan
  • Ooit gelezen ... (9) Warme luchtballon in den hof van de pastorij.
  • Ooit gelezen ... (10) Het kasteel van Schriek.
  • Documenten
  • Huiseigenaars 1858
  • Akte - 1 Van der Stegen
  • Akte - 2 Van der Nath
  • Akte 3- de Brouckhoven
  • Akte 4-de Brouckhoven
  • Akte 5 -de Brouckhoven
  • Akte 6 -de Brouckhoven
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (1)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (2)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (3)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (4)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (5)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (6)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (7)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (8)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (9)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (10)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (11)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (12)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (13)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (14)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (15)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (16)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (17)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (18)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (19)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (20)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (21)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (22)
  • BS Heist - Gezinnen 1797-1910 (23)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (13)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (14)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (15)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (16)
  • BS Heist Gezinnen 1797-1850 (17)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (2)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (3)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (4)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (5)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (6)
  • Overlijdens (alf) 1556-1971 (7)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (6)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (7)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (8)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (9)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (10)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (11)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (12)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (13)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (14)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (15)
  • Overlijdens (alf) 1604-1929 (16)
  • Gezinnen 1604-1923 (A-B)
  • Gezinnen 1604-1923 (C-Cop)
  • Gezinnen 1604-1923 (Cor-De L..)
  • Gezinnen 1604-1923 (De M..-De We..)
  • Gezinnen 1604-1923 (De Wi..-E)
  • Gezinnen 1604-1923 (F-Goo..)
  • Gezinnen 1604-1923 (Gor..-Her..)
  • Gezinnen 1604-1923 (Het..-Ja..)
  • Gezinnen 1604-1923 (Je..-Mee..)
  • Gezinnen 1604-1923 (Mel..-O)
  • Gezinnen 1604-1923 (P-Sche..)
    31-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wereld Oorlog I

    WO-If

    Met dank aan Erik Ceuppens en Marc Lambaerts voor hun medewerking.

    ♦ Oorlogsslachtoffers Schriek WO I

     Oudstrijders Schriek WO I

    ♦ Pastoorsverslagen WO I

    ♦ Ons Oorlogsdagboek 1914-1919 - door Jan De Belser 1914-1919

    ♦ De Stem uit België oorlogskrant 1914-1919




    31-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    30-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogsslachtoffers Schriek WO I

    BV2

    OORLOGSSLACHTOFFERS
     van SCHRIEK

    Foto : Gedenkplaat van de oorlogsslachtoffers in de kerk van Schriek.

    Met dit naslagwerk willen we allen eren, welke hun leven hebben gegeven voor ons leven in welstand en vrijheid waarvan wij nu kunnen genieten. Opdat onze kinderen en al hun nakomelingen nooit zouden vergeten, willen wij met deze bijdrage alle informatie van gesneuvelden, welke op enige wijze banden hadden met Schriek, voor het nageslacht bewaren. Jaren heeft kolonel op rust Joseph Vaes opzoekingswerk verricht naar de slachtoffers van beide oorlogen van Groot-Heist, dus ook van Schriek. Hij heeft alle informatie in zijn bezit over onze Schriekse zonen en dochters ter beschikking gesteld van ons blog. Ook mogen we het fotomateriaal van Alex Verschoren en de foto's en doodsprentjes van Marieke Janssens gebruiken. Mocht ook U in het bezit zijn van informatie, en u wil ook een steentje bijdragen, aarzel niet en neem contact op met de blogmaster via e-mail.

    Foto : Monument der gesneuvelden aan de kerk te Schriek.
    De namen op beide gedenkplaten zijn niet identiek, wat vroeger wel het geval was. Doch sinds men op het monument een nieuwe naamplaat heeft aangebracht met daarop ook de slachtoffers van WO II, heeft men ook de vergeten doden van WO I  hierop aangebracht.

     


    CEUPPENS Alphons, Antoon

    Soldaat 1906 - 5 Linie Regiment - Stamnummer 53584
    ° Schriek 15 december 1886
    † Werchter-Rotselaar 12 september 1914

    Begraven te Veltem-Beisem - nr 397
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Haechtsebaen A139 te Schriek
    Zijn ouders :
    Joannes (° Schriek 25.09.1842 zoon van Jan Baptist en Joanna Van Noten) en
    Anna Elisabeth Goossens (° Schriek 02.06.1845 dochter van Franciscus en Catharina Storms)
    Broers en zussen :
    -Melanie ° Schriek 03.08.1883
    -Elisabeth Julia ° Schriek 21.01.1885
    -Joannes Franciscus ° Schriek 24.03.1889
    Gehuwd te Beerzel op 27.12.1910 met
    Anna, Maria, Catharina VAN HERCK (° Heist-op-den-Berg 03.03.1887 - † Beerzel 08.07.1936  dochter van Van Herck Franciscus (ex Beerzel) en Joanna Van Overstraeten (ex Heist-op-den-Berg)
    Kinderen :
    -Joannes Franciscus ° Putte 13.05.1911
    -Franciscus Leopoldus ° Putte 10.07.1912
    -Franciscus Gerardus ° Schriek 06.11.1914

    Hij was de eerste van de familie Ceuppens die sneuvelde. Bij gevechten te Wakkerzeel-Werchter en Rotselaar in augustus 1914 zijn meerdere Belgische soldaten in de Slag van de Dijle vermist. Daar sneuvelde ook Alphons Ceuppens zo dicht bij zijn Schriek. Zijn jongste zoon zal zijn vader slechts kennen van een foto.
    Hij sneuvelde voor België

    CEUPPENS Filip, Jozef

    Van links naar rechts : Ceuppens Louis, Emiel en Filip-Jozef

    Soldaat – 18 Linie Regiment Stamnummer 2203
    ° Heist-op-den-Berg 10 oktober 1898
    † Yvoire (Frankrijk – nabij Genève) 29 september 1918
    Begraven te Schriek in een gezamenlijk graf ‘Drie gebroers soldaat’
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Tuindijk B91 te Schriek
    Zijn ouders :
    Amandus (° Schriek 04.12.1863 zoon van Joannes Anthonius en Elisabeth Costers) en
    Maria, Theresia Verbeeck (° Heist-op-den-Berg 05.10.1862 dochter van Petrus en Joanna Op de Beeck)
    Broers en zussen :
    -Petrus, Alphonsus ° Schriek 19.05.1889
    -Louis ° Heist-op-den-Berg 25.01.1893 – soldaat
    -Emiel, Lodewijk ° Heist-op-den-Berg 06.01.1895 – soldaat
    -Leopold, Engelbert, Maria, Norbertus ° Schriek 09.03.1900
    -Maria, Josephina, Bertha ° Schriek 15.06.1902
    Ongehuwd

    Filip Jozef heeft op alle fronten gevochten, de wapenstilstand mocht hij helaas niet meer beleven.
    Korte tijd voor het einde van de oorlog bezweek hij in Frankrijk aan zijn opgelopen verwondingen. Jozef, wij bewonderen jou en je broers, voor de soms roekeloze durf en moed, die heden nog door mensenlippen worden verteld : “Boven op de loopgrachten de vijand durven tarten !” Het verdient onze bewondering, maar vooral onze dank voor jou strijd.
    Deze soldaat sneuvelde voor België

    DOM Jan Baptist, Prosper
    Soldaat – 6 Linie Regiment Stamnummer 72066

    ° Putte 09 oktober 1892
    † Werchter 26 augustus 1914
    Begraven te Werchter, nadien overgebracht naar het Militaire Kerkhof te Veltem-Beisem - nr 742


    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Hoogstraat 86 te Schriek
    Zijn ouders :
    Gommer, Eduard (°Beerzel 04.03.1873 zoon van Joannis, Isidorius en Maria Catharina Bogaerts)
    Maria, Josephine Hellemans (° Putte 11.09.1873 dochter van Henricus en Joanna Catharina Van de Vijver)
    Broers en zussen :
    -Jan, Frans ° Putte 20.06.1895
    -Constancia ° Putte 05.07.1898
    -Eduard, Arthur ° Schriek 04.08.1901
    -Maria ° Schriek 09.10.1902
    -Augustinus, David ° Schriek 16.04.1904
    -Clara, Maria ° Schriek 14.06.1906
    -Desideria, Elisabeth ° Schriek 02.09.1908
    -Florentina, Augustina ° Schriek 20.10.1909
    -Celina, Maria ° Schriek 30.04.1913
    -Melania, Clementina ° Schriek 03.09.1914
    Ongehuwd

    Op 19 augustus 1914 was Pros zijn eenheid betrokken bij de gevechten te Aarschot en werd ernstig gekwetst in Nieuwrode. Overgebracht achter de frontlijn sterft hij te Werchter. Bij de ontgraving te Werchter wenste zijn moeder dat hij bij zijn strijdmakkers op het Militair Kerkhof van Velthem werd bijgezet. Augusta en Bertha, een andere zuster, gingen menigmaal per fiets naar het graf van hun broer. Prosper werd in onze onmiddellijke nabijheid een held.
    Hij stierf voor België.

    OP DE BEECK Philibert
    Soldaat milicien Machinist 4.L.A (1 Bon. Karabiniers wielrijders ) Stamnummer 40229
    ° Schriek 14 mei 1898
    † Stuyvenskerke 18 maart 1918
    Begraven te Steenkerke - nr 197

    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Slootstraat C206 te Schriek-Grootlo
    Zijn ouders :
    Eduard (°Schriek 26.05.1864 zoon van Franciscus en Maria Theresia Geens)
    Maria, Theresia Vertommen (° Putte 29.09.1864 dochter van Franciscus, Isidorius en Anna Catharina Cools (weduwe van Joseph Van Nuffelen))
    Broers en zussen :
    -Jan Baptist ° Schriek 09.10.1899 - oorlogsvrijwilliger
    -Ludovicus, Henricus ° Schriek 19.12.1901
    -Maria Stephania ° Schriek 21.12.1903
    -Emilius, Julius ° Schriek 09.10.1905
    Ongehuwd

    Hij overlijdt aan zijn verwondingen opgelopen bij een obusinslag.

    STEURS Frans

    ° Schriek 17 februari 1893
    † Antwerpen 5 juni 1919
    Begraven op het Militair Kerkhof te Hoboken
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Gommerijnstraat te Schriek
    Zijn ouders :
    Frans (° Bael 01.04.1868 zoon van Carolus en Catharina Delcon)
    Anna Philimena Borglevens (° Schriek 06.09.1868 dochter van Franciscus, Ludovicus en Maria Theresia De Bie)
    Broers en zussen :
    -Ludovicus ° Schriek 12.07.1894
    -Maria Josephina ° Bael 06.01.1898
    -Anna Maria Elisabeth ° Schriek 24.06.1901
    -Franciscus Marcellus ° Schriek 02.05.1903
    -Bernardus ° Schriek 05.08.1905
    -Joanna Maria Antonia ° Schriek 28.12.1906
    -Florimondus Ludovicus ° Schriek 23.12.1908
    -Alphonsus Antonius ° Schriek 17.02.1911
    Ongehuwd

    Op 24 augustus 1914 werd Frans reeds krijgsgevangen genomen te Namen. Hij verbleef gedurende vier jaar in een Kriegsgefangenenlager Soltau in de nabijheid van Hannover. Hij keerde ziek terug en werd verpleegt in het krijgshospitaal te Antwerpen alwaar hij overleed. Hij stierf voor België.

    TORFS Frans

    Oudstrijder-Torfs

    ° Schriek 21 januari 1894
    † Caeskerke 28 juni 1915
    Begraven te Kaaskerke, daarna overgebracht naar Schriek oud kerkhof rond de kerk op 24.03.1922 en nadien naar het nieuwe kerkhof. Het graf ligt naast dat van de gebroeders Ceuppens.
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Leuvensebaan B9 te Schriek
    Zijn ouders :
    Jan Baptist (° Schriek 04.11.1856 zoon van Franciscus en Isabella Van Loock)
    Maria Catharina Van der Weyer (° Nieuwrode 27.03.1861 dochter van )
    Broers en zussen :
    -Maria Josepha ° Schriek 14.01.1886
    -Dorothea ° Schriek 21.03.1888
    -Rosalia ° Schriek 28.05.1889
    -Joseph ° Schriek 24.11.1890 - † Marcinelle 03.05.1920
    -Maria Rosalia ° Schriek 25.09.1892
    -Maria Ludovica ° Schriek 27.03.1895
    -Ludovica Leonia ° Schriek 12.06.1897
    -Alfons ° Schriek 27.07.1901
    -Melchior ° Schriek 19.04.1903
    Ongehuwd

    Frans, soldaat van het 7e Linie Regiment, maakte deel uit van de vechtende troepen in de 'Dodengang' op 21 februari 1915. Later is hij gevallen in de gevechten van den Ijzer. Te vergeefs zal zijn verloofde zijn pasgeboren kindje en zijn familie wachten op een nooit weerkerende vader. Frans stierf als een held op het ereveld voor België.

    TUERLINCKX Jozef Frans

    Oudstrijder-Teurlinckx

    ° Schriek 05 december 1895
    † Ijzerveld 6 augustus 1915
    Begraven op het Militair kerkhof van Adinkerke – grafnummer 566.

    Graf-Teurlinckx-J


    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Heistsebaan 19 te Schriek
    Zijn ouders :
    Karel Marcel (° Schriek 31.01.1872 zoon van Joseph Basiel en Antonia Bastiaens)
    Maria Van Uytven (° Bonheiden 22.04.1867 dochter van )
    Broers en zussen :
    -Maria, Josepha, Ludovica ° Schriek 05.04.1897
    -Emilius, Ludovicus ° Schriek 23.04.1899
    -Julius, Florimondus, Joseph ° Schriek 19.03.1900
    -Franciscus, Emilius ° Schriek 09.11.1901
    - Josephina, Ludovica ° Schriek 19.03.1903
    Ongehuwd

    Jozef Frans, nog zo jong zoals zo velen van zijn strijdmakkers, heeft om het laatste stukje Belgisch grondgebied dapper gestreden. Helaas is ook hij gevallen op het ‘Ijzerveld’. Hij stierf in het HMB Cabour te Adinkerke aan zijn verwondingen opgelopen bij een obusinslag. Wij danken je vol eerbied om je jong geofferd leven. Hij sneuvelde voor België.

    VAN STYVOORT Jan Baptist
    Soldaat 17 Linie Regiment
    ° Schriek 24 mei 1894
    † Crognie 3 juni 1917
    Begraven op het Militair kerkhof van Oeren – grafnummer 87.

    Graf-Van-Styvoort-JB


    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Trommelstraat 181 te Schriek-Grootlo
    Zijn ouders :
    Egidius (° Schriek 24.08.1850 zoon van Ferdinandus en Maria Theresia Scheerens)
    Elisabeth Mathildis Geens (° Tremelo 24.03.1861 dochter van )
    Broers en zussen :
    -Antonia ° Schriek 08.02.1891
    -Joanna ° Schriek 31.07.1892
    -Joanna Julia ° Schriek 12.06.1893
    -Virginia ° Schriek 11.10.1895
    -Maria ° Schriek 24.07.1897
    -Maria Virginia ° Schriek 09.06.1899
    -Joannes Cornelius Augustinus ° Schriek 12.10.1901
    Ongehuwd

    Jan werd zwaar gekwetst en overleed twee uur later reeds aan zijn verwondingen. Hij was een dapper soldaat en viel op het veld van Eer voor God en zijn Vaderland. Hij stierf zo jong opdat wij zouden leven. ’t Vaderland is je dankbaar en zal je blijvend herinneren. Hij sneuvelde voor België.

    Dit zijn de acht soldaten, vermeld op de gedenkplaat in de kerk, welke zijn gesneuveld of gestorven voor 1920, het jaar waarin deze plaat werd vervaardigd en geplaatst, en wonende onder de parochie Sint-Jan Baptist Schriek.

    BURGERSLACHTOFFERS

    GORIS Petronella

    Burger martelares
    ° Schriek 29 mei 1840
    † doodgeschoten te Schriek 26 september 1914
    Begraven op 27 september te Schriek
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde in de Zandstraat 230 te Schriek-Grootlo
    Haar ouders :
    Norbertus (° Schriek 06.06.1805 zoon van Franciscus en Anna Maria Ceulemans)
    Anna Maria Van Poyer (° Schriek 08.06.1807 dochter van Verpoyer Adrianus en Theresia De Swert)
    Broers en zussen :

    Gehuwd te Schriek op 10.07.1878 met
    Ferdinandus DE BIE ° Tremelo 10.01.1850 zoon van Petrus en Dymphna Van den Eynde
    Kinderen :
    -Anna Maria ° Schriek 01.08.1880
    -Joseph ° Schriek 17.12.1881
    -Rosalia ° Schriek 14.12.1883
    -Catharina ° Schriek 12.06.1886

    Als enige vrouw is Petronella in “Groot” Heist-op-den-Berg op een monument vermeld. Zij was in september 1914 aan het gras snijden met de sikkel op de grachtkant in de Langstraat, wanneer de Duitsers vanaf de Kruisbrug haar neerschoten. Zij was een onschuldig slachtoffer van het oorlogsgeweld. Als martelares stierf ze voor België.

    NAGELS Petrus Franciscus
    Burger aan de verwondingen van een granaatinslag overleden
    ° Putte 13 oktober 1898
    † in het gasthuis te Antwerpen 30 september 1914
    Begraven ?
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde in de Heistsebaan 28 te Schriek
    Zijn ouders :Frans Leopold (° Heist 27.07.1866 zoon van
    Rosalia De Wullé (° Putte 22.10.1866 dochter van Joannes Baptist en Anna Van Roosbroeck)
    Broers en zussen :
    -Anna Clara ° Heist 20.09.1892
    -Gommer ° Heist 03.01.1894
    -Petrus Louis ° Putte 29.08.1895
    -Carolina ° Putte 24.01.1897
    -Petrus ° Putte 13.10.1898
    -Philomena ° Putte 17.01.1900
    -Maria Clementina ° Putte 21.02.1902
    -Petrus Jozef ° Putte 10.03.1906
    -Maria Rosalia ° Schriek 20.07.1908
    Ongehuwd

    Petrus stond als voerman naast zijn kar op de vlucht zijnde van Schriek naar Koningshooikt. Plots begon een beschieting van Duitse artillerie en er sloeg een artilleriegranaat in op de binnenkoer van de brouwerij te Koningshooikt, juist naast Petrus. Zijn zuster, een neef en Petrus werden gekwetst. Petrus werd overgebracht naar een gasthuis in Antwerpen alwaar hij overleed. Zijn zus en neef overleefden hun verwondingen.
    Petrus was een onschuldig slachtoffer gestorven voor België.

    VAN ESSCHE Corneel

    Burger martelaar
    ° Bael 29 juli 1880
    † doodgeschoten te Schriek 27 september 1914
    Begraven op 29 september te Schriek
    Naam vermeld op de gedenkplaat in de kerk en op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde in de Gommerijnstraat 132
    Zijn ouders :
    Felix ( ° Tremelo 30.01.1851 zoon van Franciscus en Anna Maria Nijs)
    Maria Theresia Claes ( ° Betekom 10.01.1851 dochter van Ludovicus en Maria Dorothea Verbruggen)
    Broers en zussen :
    -Leonard ° Bael 06.11.1873
    -Karel ° Bael 23.01.1877
    -Maria ° Schriek 12.08.1882
    -Mathildis ° Schriek 05.12.1884
    -Joannes Baptist ° Schriek 23.07.1886
    -Angelina ° Schriek 16.08.1888
    -Franciscus ° Schriek 06.12.1890
    -Leonia ° Schriek 06.12.1890
    Ongehuwd

    Corneel wil zich verstoppen en vlucht bij het zien van de Duitsers, helaas, hij wordt doodgeschoten op het huisveld in de Gommerijnstraat.
    Zijn jong leven werd geofferd voor België.

    VAN DEN ACKER Franciscus Alphonsus
    ° Schriek 24.11.1895
    † Tamines 22.08.1914 waarschijnlijk samen met enkele honderden aldaar gefusilleerd.
    Begraven “onbekend” in Tamines
    Naam vermeld op het monument bij de kerk te Schriek
    Woonde Haachtsebaan 121 Schriek in 1910
    Zijn ouders :
    gehuwd in Keerbergen
    VAN DEN ACKER Joannes Baptist (° Putte 05.01.1847 - † Schriek 17.11.1931 zoon van Van den Acker Bernardus & Op de Beeck Joanna Maria ° Keerbergen 22.03.1812 - † Putte 14.11.1877) & VONCKX Virginia (° Heist-op-den-Berg 22.12.1861 )
    Broers en zussen :
    Van den Acker Joannes Franciscus ° Schriek 08.01.1886
    Van den Acker Maria Theresia ° Schriek 07.10.1887
    Van den Acker Paulina ° Schriek 22.04.1889
    Van den Acker Joseph ° Schriek 24.07.1892
    Van den Acker Leonardus Antonius ° Schriek 27.10.1897
    Van den Acker Bernardus Amandus ° Schriek 23.12.1899
    Van den Acker Florimondus ° Schriek 12.10.1901
    Van den Acker Joannes Emilius ° Schriek 23.08.1903 Burgerslachtoffer WO II
    Van den Acker Irma Anna Victoria ° Schriek 05.03.1907
    Ongehuwd
    Als mijnwerker verbleef Frans Alphons te Tamines in 1914 en werd daar op de 22 augustus samen met honderden andere burgers gefusilleerd door de Duitsers. Hij is daar begraven als een van de vele onbekenden te Tamines.
    Hij stierf als een martelaar voor België.

    SCHOOVAERTS Anne Maria

    ° Velaine-sur-Sambre 30.08.1912
    † doodgeschoten in de Gommerijnstraat te Schriek op 28 augustus 1914
    Waarschijnlijk begraven te Heist-Goor geholpen door de Zusters aldaar, omdat pastoor De Herdt zelf door de Duitsers was opgepakt.
    Geen vermelding op een gedenkplaat of monument.
    Haar ouders :
    Edmond (° Schriek 17.05.1884 zoon van ) en
    Maria Philippa JANSSENS (° Haacht 25.12.1894 dochter van )
    Zij zijn getrouwd te Velaine-sur-Sambre op 12.07.1912 en woonden Rue Culot dubois, 9

    Vader was soldaat bij het Belgisch leger, en moeder was met haar kind op de vlucht in haar geboortestreek, waaruit ze ook moest vertrekken wegens de grote onlusten in de streek rond Tremelo. Moeder , met het kind op haar arm bevond zich op het fatale moment in de Gommerijnstraat ter hoogte van het huis van Jan Van Essche. Duitse soldaten, komende vanuit Grootlo, openden vanaf de Kruisbrug het vuur in de richting van Heist-Goor. Het kindje werd door een kogel in haar mond getroffen, en was hoogstwaarschijnlijk op slag dood. De moeder vluchtte hals over kop richting Heist-Goor, niet beseffend dat voor haar kind geen hulp meer kon baten. Te Heist-Goor werden hoogst waarschijnlijk moeder en kind opgevangen door de Zusters aldaar, welke er ook voor gezorgd zullen hebben dat het kind, in de gewijde grond van het kerkhof kon begraven worden, daar pastoor De Herdt op datzelfde moment zelf was opgepakt door de Duitsers. Het zoveelste onschuldige slachtoffertje van deze barbaarse oorlog!

    De dood en begrafenis van dit kind is waarschijnlijk in geen enkel register genoteerd.

    COLLAER Hendrik
    ° Pellenberg 11.12.1890
    † doodgeschoten in de omgeving van de Raambeek te Tremelo op 26 augustus 1914
    Begraven te Schriek-Grootlo
    Geen vermelding op een gedenkplaat of monument.

    Zijn ouders :
    Joannes Baptist (° zoon van )
    Philomena MAY (° dochter van )

    Vijf vluchtelingen brachten de nacht van 25 augustus door bij Louis Moris te Tremelo. De volgende morgen wilden ze terugkeren naar Kessel-Lo maar door de wegversperringen geraakten zij er niet door. In de namiddag kwamen ze terug bij Louis Moris aan, maar werden door een veertigtal Duitse ruiters onderschept en in een weide langs de Raambeek met de handen in de lucht onder vuur genomen. Collaer werd dodelijk getroffen en met een bajonet afgemaakt, de anderen onder wie de zoon van Louis Moris, Karel, konden zich al lopend in veiligheid brengen.

    Oudstrijders vermeld op het monument voor de kerk maar niet in de kerk, omdat zij na 1920 zijn overleden of tot een andere parochie behoorden.

    CEUPPENS Emiel, Lodewijk
    Soldaat oorlogsvrijwilliger – 2 Regiment Karabiniers Stamnummer 25987
    ° Heist-op-den-Berg 06 januari 1895
    † Schriek 24 mei 1923
    Begraven te Schriek in een gezamenlijk graf ‘Drie gebroers soldaat’
    Naam vermeld op het monument voor de kerk te Schriek
    Woonde voorheen in de Leuvensebaan 76 nadien Tuindijk B91 te Schriek
    Zijn ouders :
    Amandus (° Schriek 04.12.1863 zoon van Joannes Anthonius en Elisabeth Costers) en
    Maria, Theresia Verbeeck (° Heist-op-den-Berg 05.10.1862 dochter van Petrus en Joanna Op de Beeck)
    Broers en zussen :
    -Petrus, Alphonsus ° Schriek 19.05.1889
    -Louis ° Heist-op-den-Berg 25.01.1893 – soldaat
    -Filip, Jozef ° Heist-op-den-Berg 10 oktober 1898 – soldaat
    -Leopold, Engelbert, Maria, Norbertus ° Schriek 09.03.1900
    -Maria, Josephina, Bertha ° Schriek 15.06.1902
    Ongehuwd

    Emiel werd zwaar verminkt aan den Ijzer. Zij waren met drie broers en een kozijn in de strijd. Hij keerde terug met zijn broer Louis. Zijn andere broer Jozef en kozijn Antoon stierven voor ’t Vaderland op het veld van Eer.
    De jaren bij de zijnen in Schriek waren van zeer korte duur. Deze soldaat oorlogsvrijwilliger, al was zijn leven kort, was zo rijk aan gulle goedheid. Zijn lichaam was getekend door de oorlog. Hij stierf voor België.

    ROGGEMANS Petrus Leopoldus
    Soldaat - 12 Linie Regiment, 3e bon/4 Cie stamnr 112/51960
    ° Putte 23 maart 1884
    † Herstal 6 augustus 1914
    Begraven : eerst op het kerkhof van Herstal, nadien op de gemeentelijke begraafplaats van Rhees
    Naam vermeld op het monument voor de kerk te Schriek en te Putte, op de gedenkplaat in de kerk van Grasheide en op het monument te Rhees
    Woonde voorheen in de Leemstraat 149 te Schriek onder de parochie Grasheide (Sinds 06-09-1916 verbleef het gezin in de Vogelstraat 219 te Putte
    Zijn ouders :
    Joannes Baptist (° Putte 26.09.1853 zoon van Petrus Joannes & Goossens Anna Maria )
    Maria Theresia MARIEN ( ° Putte 22.09.1856 dochter vanPetrus Franciscus & Van den Broeck Antonia )
    Broers en zussen :
    Joannes ° Putte 29.08.1882
    Melania ° Putte 28.04.1886
    Victor ° Putte 09.11.1888
    Carolus Cornelius ° Putte 02.07.1891
    Maria ° Putte 25.01.1894
    Petrus ° Putte 17.10.1896
    Alphons ° Putte 12.03.1898
    Leontina ° Putte 17.08.1901
    Gehuwd te Putte op met
    Antonia Regina Maria VAN DEN WEYNGAERT (° Putte 30.10.1891 dochter van
    Kinderen :
    -Ludovica Adelina Joanna ° Schriek 27.05.1911
    -Karel Jules ° Schriek 21.02.1913
    -Jan Jozef ° Schriek 02.11.1914

    Opgeroepen bij het 12 Linie Regiment in juli 1914. Petrus was betrokken bij de gevechten rond Luik. Zijn Regiment onderscheidde zich door het eerste vijandelijke Vaandel buit te maken van het Duitse grenadiers regiment nummer 89. Soldaat Roggemans sneuvelde begin augustus 1914 te Herstal. Hij was het eerste Schriekse slachtoffer van deze WO I. Hij werd postuum vereerd met de orde Leopold II, het oorlogskruis, de overwinningsmedaille en herinneringsmedaille 1914-1918. Hij stierf voor België. Met onze dank om zijn heldenoffer.

    OVERLEDEN VLUCHTELINGEN van WO I

    EVERAERT Elisa Maria Hortensia
    -wonende te Brussel
    --tijdelijk verblijvende alhier in de Heystsche baan te Schriek in de woning van Margaretha Bruyneel, brouwerin.
    -° Lichtervelde 17.03.1841
    -dochter van wijlen Louis Joseph en van wijlen Rosalia Hursel
    -weduwe van Jan Joseph Schaeverbek
     † te Schriek op 10.04.1917 om 8 uur
    -aangifte gedaan door Louis De Mees ( buur – landbouwer – 39 jaar ) en Edmond De Bie ( buur – landbouwer – 57 jaar ) beiden woonachtig te Schriek

    SOENEN Martha
    -wonende te Oost-Nieuwkerke
    -tijdelijk verblijvende ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alhier in de Lauwrijkstraat te Schriek
    -° Oost-Nieuwkerke 31.05.1912
    -dochter van Henri ( arbeider - 46 jaar ) en Emma Crabbe ( huishoudster - 48 jaar )
     † te Schriek op 17.11.1917 om 10 uur
    -aangifte gedaan door Henri Soenen ( vader ) en Isidoor Lapère ( buur - landbouwer ) beiden woonachtig te Oost-Nieuwkerke

    SOENEN Elza Zoë
    -wonende te Oost-Nieuwkerke
    -tijdelijk verblijvende ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alhier in de Lauwrijkstraat te Schriek
    -° Oost-Nieuwkerke 11.11.1916
    -dochter van Henri ( arbeider - 47 jaar ) en Emma Crabbe ( huishoudster - 47 jaar )
     † te Schriek op 16.03.1918 om 1 uur
    -aangifte gedaan door Henri Soenen ( vader ) en Jacob Wybaillie ( buur - daglooner ) beiden woonachtig te Oost-Nieuwkerke

    DEJONGHE Martha Maria
    -wonende te Hooglede - kantwerkster
    -tijdelijk verblijvende ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alhier in de Heystsche baan te Schriek
    -° Hooglede 01.11.1897
    -dochter van Edmundus ( landbouwer - 58 jaar ) en Sidonia Uleyn ( huishoudster - 58 jaar )
     † te Schriek op 30.03.1918 om 16 uur
    -aangifte gedaan door Edmundus Dejonghe ( vader ) en Marcel Van Mechelen ( buur - landbouwer ) beiden woonachtig te Hooglede

    PETIT Jules
    -wonende te Rijssel (Frankrijk)
    -tijdelijk verblijvende ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alhier in de Lauwrijkstraat te Schriek
    -° Rijssel ( Frankrijk ) 28.05.1911
    -zoon van wijlen Henri Petit en Maria Parquet ( huishoudster – 29 jaar )
     † te Schriek op 04.12.1918 om 22 uur
    -aangifte gedaan door Maria Parquet ( moeder ) wonende te Rijssel en Maria Julia Schroyens ( buur – landbouwster – 46 jaar ) en wonende te Schriek

    LAPERE Isidorus
    -wonende te Oost-Nieuwkerke - landbouwer
    -tijdelijk verblijvende ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alhier in de Heystsche baan te Schriek
    -° Oost-Nieuwkerke 10.11.1856
    -zoon van wijlen Petrus en van wijlen Theresia Casteleyn
    -Echtgenoot van Emilia Silvia Willaert ( landbouwster – 59 jaar )
     † te Schriek op 01.01.1919 om 21 uur
    -aangifte gedaan door Ferdinand Jerome Lapere ( zoon – landbouwer – 24 jaar ) woonachtig te Oost-Nieuwkerke en Marcel Omer Vanmechelen ( buur – landbouwer – 26 jaar ) woonachtig te Hooglede

    wordt vervolgd



    30-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    29-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oudstrijders Schriek WO I

    BV2

    Hieronder volgen de namen van alle oudstrijders van WO-I welke geboren zijn te Schriek, en welke door ons zijn gekend. Wij beschikken nog niet over alle foto's, doodsbrieven of doodsprentjes, of gewoon weg de gegevens van huwelijk of overlijden van deze dorpsgenoten, welke hun leven en gezondheid op het spel hebben gezet voor onze vrijheid. Mocht U ons op welke wijze ook kunnen verder helpen aan deze ontbrekende informatie, het zou vele mensen plezieren. Dus : doen !
    * na de overlijdensdatum betekent dat we beschikken over een doodsbrief of doodsprentje.


    OUDSTRIJDERS 1914-1918


    CLAES Josephus Dionisius ° Schriek 10.10.1879 zoon van Claes Petrus Josephus (ex Schriek) & Lauwers Anna Catharina (ex Contich)
    9e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek 09.03.1904 met Goovaerts Emma Catharina ° Heist-op-den-Berg (Goor St. Alphons) 01.01.1882- † Schriek 02.03.1960 en aldaar begraven 05.03.1960  dochter van Goovaerts Victor & Sallaerts Anna Catharina
    Overleden te Schriek 28.09.1966 en aldaar begraven 01.10.1966

    CLAES Josephus Theophilus ° Schriek 01.12.1883 zoon van Claes Joannes Baptist (ex Schriek) & Meys Virginia (ex Heist-op-den-Berg)
    6e Linieregiment
    Gehuwd met Van den Acker Emma Virginia ° Putte-Grasheide 17.08.1897 - † Schriek 14.02.1978  en aldaar begraven 18.02.1978 (woonde toen Schoolstraat 13) dochter van Van den Acker Jacobus & Claes Elisabeth Ludovica
    Overleden te Schriek 15.10.1952 en aldaar begraven 18.10.1952  *

    CLAES Ludovicus Josephus ° Schriek 02.01.1893 zoon van Claes Joannes Antonius (ex Schriek) & Goossens Maria Rosalia (ex Schriek)
    11e Linieregiment, 3e Bat, 8e Cie
    Gehuwd te Schriek op 24.05.1923 met Verhaegen Emma Maria ° Boechout 26.06.1899 dochter van Verhaegen Joannes Baptist & De Mees Maria Theresia
    Overleden te Lier 21.10.1958 *

    CROONEN Franciscus Ignatius ° Schriek 09.05.1891 zoon van Croonen Josephus (ex Putte) & Van Calster Anna Rosalia (ex Heist-op-den-Berg)
     7e Linieregiment
    Gehuwd met Kog Maria Catharina ° Baal 19.02.1894 - † Putte 05.01.1971 dochter van Kog Felix & Claes Maria Theresia
    Overleden te Putte 12.11.1940

    DANDEL Franciscus Alphonsus ° Schriek 15.05.1894 zoon van Dandel Marcus (ex Antwerpen) & Frederickx Theresia (ex Tremeloo)
    7e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 23.03.1922 met Beyens Catharina ° Schriek 08.03.1901 dochter van Beyens Petrus Ludovicus & Verstraeten Anna Maria

    DE GROODT Leonardus ° Schriek 01.04.1893 zoon van De Groodt Livinus (ex Schriek) & De Belser Scholastica Euphrasia Anastasia (ex Schriek)
    Medische Dienst, Administratie

    DE GROODT Petrus Alphonsus
    ° Schriek 31.08.1892 zoon van De Groodt Joannes Baptist (ex Schriek) & Vertommen Maria Josephina (ex Schriek)
    17e Linieregiment, 6e Cie
    Ongehuwd
    Overleden te Schriek 15.04.1951 en aldaar begraven 18.04.1951  *

    DE RYCK Petrus Ludovicus ° Schriek 29.11.1893 zoon van De Ryck Josephus (ex Heist-op-den-Berg) & Claes Anna Maria (ex Tremeloo)
    5e Linieregiment

    DE WEERDT Joannes Florimondus ° Schriek 30.12.1887 zoon van De Weerdt Petrus Josephus (ex Keerbergen) & Geerinckx Margarita (ex Kessel)
    Vestingartillerie Antwerpen
    Ongehuwd
    Woonde Leuvensebaan 1
    Overleden te Mechelen 30.12.1969 en begraven te Schriek 02.01.1970


    DOCKX Josephus Eduardus ° Schriek 29.03.1894 zoon van Dockx Joannes Norbertus Leopoldus (ex Schriek) & Goovaerts Melania (ex Tremeloo)
    7e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 21.10.1920 met Peeters Josepha Elisabeth ° Schriek 30.09.1897 - † Schriek 26.12.1980 en aldaar begraven 31.12.1980 (woonde toen Schriekstraat 47) dochter van Peeters Ludovicus (ex Heist-op-den-Berg) & Jacobs Maria Josepha (ex Keerbergen)
    Overleden te Schriek 07.09.1950 en aldaar begraven 11.09.1950 *

    FEYAERTS Aloysius ° Schriek 23.05.1886 zoon van Feyaerts Franciscus (ex Schriek) & Meys Rosalia (ex Heist-op-den-Berg)
    Vervoerkorps
    Gehuwd te Schriek 29.09.1910 met Seymus Catharina Amelia ° Heyst 17.12.1887- † Schriek-Grootlo 17.06.1961 dochter van Seymus Remigius & Verbeeck Rosalia
    Overleden te Booischot (Pijpelheide) 26.07.1962 en begraven te Grootlo 28.07.1962 *

    FEYAERTS Franciscus Amandus ° Schriek 04.05.1884 zoon van Feyaerts Franciscus (ex Schriek) & Meys Rosalia (ex Heist-op-den-Berg)
    5e Artillerie te paard
    Gehuwd te Schriek op 10.03.1910 met De Bie Joanna Maria ° Schriek 16.06.1885 - † Schriek-Grootlo 21.03.1962 dochter van De Bie Judocus (ex Schriek) & Geens Philippina (ex Keerbergen)
    Overleden te Schriek-Grootlo 04.05.1953 *

    FEYAERTS Franciscus Augustus ° Schriek 10.02.1894 zoon van Feyaerts Franciscus (ex Schriek) & Meys Rosalia (ex Heist-op-den-Berg)
    7e Linieregiment
    woonde Trommelstraat 15
    Gehuwd met Van Calster Silvia ° Keerbergen 30.03.1895 - † Bonheiden 11.04.1972 en begraven te Schriek 14.04.1972 dochter van Van Calster Franciscus Joannes & Coegnaerts Maria Theresia Joanna
    Overleden te Schriek 24.12.1971 en alhier begraven 29.12.1971*

    GOOSSENS Carolus Josephus ° Schriek 17.10.1893 zoon van Goossens Josephus Cornelius (ex Schriek) & Van den Broeck Anna Maria (ex Schriek)
    11e Linieregiment
    Gehuwd met Terreyn Germana Augusta ° Kortemark 30.08.1903 - † Putte 25.07.1967 dochter van Terreyn Hector & Van den dorpe Alisa Irma
    Overleden te Bonheiden 27.09.1973 en woonde toen Kapelstraat 26 Putte 2580

    GOOSSENS Josephus ° Schriek 08.08.1880 zoon van Goossens Joannes Franciscus (ex Bael) & Van Hoof Catharina (ex Schriek)
    2e Linieregiment

    GOOVAERTS Victor ° Schriek 26.03.1884 zoon van Goovaerts Joannes Baptist (ex Schriek) & Elisabeth Wouters (ex Tremeloo)
    10e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek 11.01.1913 met Van Essche Maria Anna ° Schriek 12.08.1882 - † Schriek 28.05.1952 en alhier begraven 31.05.1952 dochter van Van Essche Felices Guilielmus & Claes Maria Theresia
    Overleden te Schriek 28.10.1944 en alhier begraven 31.10.1944 *

    GORIS Josephus Alphonsus ° Schriek 30.10.1893 zoon van Goris Joannes Franciscus (ex Schriek) & Hendrickx Philomena (ex Putte)
    8e Linieregiment
    Gehuwd met Volckaerts Maria Catharina ° Baal 24.08.1895 - † Schriek 18.01.1989 en aldaar begraven 21.01.1989 (woonde toen Tuindijk 52) dochter van Volckaerts Ludovicus & Van Vlasselaer Josephina
    Overleden te Leuven 23.09.1981 en begraven te Schriek 28.09.1981  *

    HEREMANS Josephus Alphonsus ° Schriek 20.08.1887 zoon van Heremans Petrus Antonius (ex Schriek) & Serneels Joanna (ex Schriek)
    22e Linieregiment
    Gehuwd met Verhaegen Virginia ° Heyst-op-den-berg 26.08.1891 - † Schriek 05.12.1943 en aldaar begraven 08.12.1943 dochter van Verhaegen Aloysius & Wouters Joanna Maria
    Gehuwd te Schriek op 26.06.1944 met Verhaegen Julia weduwe Jennen Julianus) ° Schriek 04.07.1893 dochter van Verhaegen Hieronymus & Bosmans Maria
    Overleden te Schriek 27.01.1957 en alhier begraven 30.01.1957 *

    HOLEMANS Joseph ° Schriek 26.01.1891 zoon van Holemans Franciscus & Van Woensel Scholastica
    11e Genie
    Gehuwd met Cortens Anna Maria Adelia ° Booischot 19.09.1894 - † Schriek 19.10.1973 en aldaar begraven 23.10.1973 dochter van Cortens Joannes & Van Woensel Dymphna
    Overleden te Lier 07.12.1967 *

    HUYGENS Jacobus Leonardus ° Schriek 30.01.1881 zoon van Huygens Isidorus (ex Schriek) & Verstraeten Maria Theresia (ex Schriek)
    7e Linieregiment, 1e bat, 1e cie

    IMBRECHTS Augustinus ° Schriek 04.08.1890 zoon van Imbrechts Guilielmus (ex Keerbergen) & Van Rymenam Theresia (ex Schriek)
    6e Linieregiment

    IMBRECHTS Petrus Franciscus ° Schriek 26.02.1895 zoon van Imbrechts Guilielmus (ex Keerbergen) & Van Rymenam Theresia (ex Schriek)
    6e Genie
    Gehuwd te Schriek 09.04.1920 met Dom Maria ° Schriek 09.10.1902 - † Schriek 21.07.1951 en aldaar begraven 24.07.1951 dochter van Dom Gommarus Edmondus (ex Beerzel) & Hellemans Maria Josephina (ex Putte)

    JACOBS Antonius Alphonsus ° Schriek 24.12.1894 zoon van Jacobs Franciscus (ex Boisschot) & Van den Eynde Maria Theresia (ex Schriek)
    9e Genie
    Gehuwd te Schriek op 12.11.1921 met Jacobs Elisabeth ° Putte 01.04.1899 dochter van Jacobs Petrus Joannes & Verhaegen Maria Anna

    JANSSENS Jozef Frans ° Schriek 19.08.1879 zoon van Janssens Joannes Baptist (ex Schriek) & Bruyndonckx Maria Frederica (ex Baal)
    Vestigingartillerie Antwerpen
    Gehuwd te Schriek op 04.11.1905 met Goovaerts Maria Joanna ° Schriek 24.04.1879 - † Heist-Goor 07.10.1950  dochter van Goovaerts Franciscus & Wouters Maria Theresia

    JENNEN Livinus Theophilus ° Schriek 30.04.1883 zoon van Jennen Alphonsus Hubertus (ex Hulsen) & Vertommen Coleta (ex Berlaer)
    6e Linieregiment
    Gehuwd te Grasheide op 03.08.1912 met Van den Acker Maria ° Schriek 23.07.1883 dochter van Van den Acker Bernardus & Goossens Theresia

    JENNEN Victor Augustus Isidorus ° Schriek 25.04.1889 zoon van Jennen Alphonsus Hubertus (ex Hulsen-Baelen) & Vertommen Coleta (ex Berlaer)
    7e Linieregiment
    Gehuwd met Delen Coleta Philomena
    Overleden te Keerbergen 26.04.1956

    MEURIS Filip ° Schriek 05.02.1893 zoon van Meuris Joseph (ex Schriek) & Van Meerbeeck Theresia Ludovica (ex Schriek)
    Medische dienst, administratie
    Gehuwd te St. Albertus Schaarbeek op 30/04/1921 met Schreiden Catharina Elisabeth (° 30/11/1890)

    MORIS Charel Albert ° Schriek 31.08 1889 zoon van Moris Ludovicus (ex Schriek) & Van Tricht Virginia (ex Boisschot) 
    18e Linieregiment , 10e cie (Medische dienst)

    MYLEMANS Guilielmus Emilius ° Schriek 01.02.1893 zoon van Mylemans Franciscus Ludovicus (ex Heist-op-den-Berg) & De Groodt Regina (ex Schriek)
    1e Linieregiment
    Gehuwd met Weyns Klara
    Overleden te Lier 22.04.1961 *

    NITOR Franciscus (geboren Heremans) ° Schriek 30.05.1891 zoon van Heremans Josephina Maria (ex Schriek) en Nitor Petrus
    Gendarm
    Gehuwd te Schriek op 26.05.1920 met Traban Angelina Felicia ° Schriek 06.05.1896 - † Schriek 14.05.1973 en aldaar begraven 17.05.1973 dochter van Traban Petrus Augustinus (ex Werchter) & Van Avondt Anna Maria (ex Keerbergen)
    Overleden te Begijnendijk - Betekom 27.07.1978 en in Schriek begraven 31.07.1978 *
    wordt vervolgd

    NYS Franciscus Theofiel ° Schriek 30.05.1893 zoon van Nys Franciscus (ex Schriek) & Bal Joanna (ex Boisschot)
    11e Linieregiment
    Gehuwd te Beerzel op 11.06.1920 met Seymus Emma Eulodia ° Beerzel 11.06.1902 - † Beerzel 27.11.1940 dochter van Seymus Joanna
    Overleden te Lier 10.09.1968 woonde in de Armoedestraat 2 Beerzel

    ONSIA Joannes Alphonsus (geboren Van den Broeck) ° Schriek 19.05.1890 zoon van Van den Broeck Philomena (ex Schriek) en Petrus Onsia
    6e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 21.03.1919 met Ceuls Maria Catharina ° O.L.V.-Waver 25.03.1893 dochter van Ceuls Petrus Josephus & Van Nuffelen Joanna Francisca

    OP DE BEECK Joannes Baptist
    ° Schriek 09.12.1899 zoon van Op de Beeck Eduard (ex Schriek) & Vertommen Theresia (ex Putte)
    4e Lanciers

    PAUWELS Franciscus ° Schriek 14.03.1887 zoon van Pauwels Henricus (ex Keerbergen) & Wouters Anna (ex Schriek)
    1e Jagers te voet
    Gehuwd te Schriek op 04.05.1916  met Michiels Maria ° Heyst 06.12.1883 - † Schriek 16.07.1933 en aldaar begraven 19.07.1933  dochter van Michiels Joseph & Van Itterbeeck Joanna
    Overleden te Mechelen 08.02.1973 *

    PELGRIMS Joannes Camillus ° Schriek 21.02.1891 zoon van Pelgrims Franciscus Livinus (ex Schriek) & Van Rompuy Emma Coleta (ex Schriek)
    Medische dienst, administratie

    SERNEELS Joannes Florimondus ° Schriek 13.07.1891 zoon van Serneels Petrus (ex Schriek) & Van Rymenam Regina (ex Schriek)
    8e Linieregiment
    Gehuwd met Van Woensel Fanny Maria
    Overleden te Bonheiden 13.07.1971 en begraven te Schriek 16.07.1971 woonde Wuytjesstraat 14  *


    STORMS Joannes Philemon ° Schriek 24.01.1885 zoon van Storms Richardus Joannes Baptist (ex Schriek) & Heremans Rosalia (ex Berlaar)
    7e Linieregiment
    Gehuwd in Heist-Goor op 13.03.1915 met Bosmans Joanna Euphania (° Heist 17.04.1890)

    THYS Joannes Bapist ° Schriek 07.01.1890 zoon van Thys Josephus (ex Heist-op-den-Berg) & Nitor Catharina Emma (ex Schriek)
    2e Karabiniers
    Ongehuwd
    Overleden te Kortrijk 18.08.1927 *

    THYS Victor ° Schriek 05.05.1894 zoon van Thys Josephus (ex Heist-op-den-Berg) & Nitor Catharina Emma (ex Schriek)
    17e Linieregiment 6e cie
    Gehuwd met De Hoef Virginia
    Overleden te Heist-Goor 03.05.1983 *

    TRABAN Petrus Antonius ° Schriek 05.03.1891 zoon van Traban Petrus Augustinus (ex Werchter) & Van Avondt Anna Maria (ex Keerbergen)
    2e Artillerie 32e batterie
    gehuwd in Beveren Waas op 02.12.1922 met Van Raemdonck Clementina

    VAN DEN ACKER Joannes Baptist ° Schriek 24.06.1887 zoon van Van den Acker Joannes Franciscus (ex Schriek) & De Haes Philomena (ex Betecom)
    5e Artillerie
    Gehuwd te Schriek op 09.07.1923 met Van Looy Maria Melania ° Schriek 04.07.1888 - † Schriek 12.01.1948 en aldaar begraven 15.01.1948  dochter van Van Looy Franciscus (ex Putte) & Adams Rosalia (ex Schriek)
    Woonde Gommerijnstraat 9
    Overleden te Mechelen 27.08.1974 en te Schriek begraven 31.08.1974

    VAN DEN BOSCH Emilius Franciscus ° Schriek 27.09.1894 zoon van Van den Bosch Joseph Cornelius (ex Putte) & Claes Angelina (ex Heist-op-den-Berg)
    11e Linieregiment 2e bat. 7e cie
    Gehuwd te Schriek op 24.04.1920 met Lambrechts Rosalia ° Schriek 23.05.1892 - † Schriek 16.10.1973 en aldaar begraven 20.10.1973  dochter van Lambrechts Antonius & Gysemans Maria
    Overleden te Bonheiden 29.01.1982 en begraven te Schriek 03.02.1982  *

    VAN DEN BROECK Joannes Baptist Andreas ° Schriek 25.02.1886 zoon van Van den Broeck Carolus Josephus Jacobus (ex Schriek) & Coenaerts Dymphna Livina (ex Keerbergen)
    ?e Linieregiment

    VAN DEN PUT Clemens Ludovicus ° Schriek 30.07.1893 zoon van Van den Put Joannes Baptist & Jordens Joanna (ex Antwerpen)
    Vestingsartillerie Antwerpen

    VAN DEN PUT Franciscus Alphonsus ° Schriek 08.08.1888 zoon van Van den Put Joannes Baptist & Jordens Joanna (ex Antwerpen)
    1e Artillerie 11e bat.
    Gehuwd met Van Woensel Maria Rosalia
    Overleden te Schriek 14.11.1920 *

    VAN DER AUWERA Alfons ° Schriek 01.09.1892 zoon van Van der Auwera Petrus Franciscus (ex Putte) & Peeters Maria (ex Beerzel)
    Soldaat 2e klas : 7e Linie regiment – stamnummer 57810
    Vermeld te Borsbeek op het monument op het kerkhof + straatnaam
    Vermeld te Mortsel op het monument der gesneuvelden aan de Liersesteenweg
    Woonde als kind in het Dorp te Schriek – vanaf 1904 te Deurne Antwerpen. Nadien te Borsbeek en uiteindelijk in de Drapstraat 62 te Mortsel.
    Broers en zussen :
    -Sophia ° Beerzel 28.11.1889
    -Mathilda ° Beerzel 01.02.1891
    -Joseph ° Schriek 23.07.1893
    -Melanie ° Schriek 27.05.1896
    -Lodewijk ° Schriek 10.07.1899
    Ongehuwd
    † Reninge 23.06.1916

    Alphons sneuvelde te Reninge, een jaar nadat hij zijn jongere broer Joseph zag sneuvelen te Sint Jacobs-Kapelle. Als eerbetoon voor hun moed en opoffering gaf de gemeente Borsbeek een straat de naam “Gebroeders Van der Auwera Baan”

    VAN DER AUWERA Joseph ° Schriek 23.07.1893 zoon van Van der Auwera Petrus Franciscus (ex Putte) & Peeters Maria (ex Beerzel)
    Soldaat 7e Linie regiment – stamnummer 1551/60451
    Vermeld te Borsbeek op het monument op het kerkhof + straatnaam
    Vermeld te Mortsel op het monument der gesneuvelden aan de Liersesteenweg
    Woonde als kind in het Dorp te Schriek – vanaf 1904 te Deurne Antwerpen. Nadien te Borsbeek en uiteindelijk in de Drapstraat 62 te Mortsel.
    Broers en zussen :
    -Sophia ° Beerzel 28.11.1889
    -Mathilda ° Beerzel 01.02.1891
    -Alphons ° Schriek 01.09.1892
    -Melanie ° Schriek 27.05.1896
    -Lodewijk ° Schriek 10.07.1899
    Ongehuwd
    † St;-Jacobs-Kapelle 17.04.1915

    VAN DER AUWERA Franciscus Alphonsus ° Schriek 07.06.1879 zoon van Van der Auwera Gommarus Ludovicus (ex Schriek) & Verstraeten Maria Theresia (ex Schriek)
    8e Linieregiment
    Gehuwd met Timmermans Maria Josepha ° Keerbergen 16.07.1880 - † Putte 14.03.1959 dochter van Timmermans Cornelius & Roeters Maria Theresia
    Overleden te Putte 19.12.1939 woonde toen C137 Grasheide

    VAN DUVEL Antonius ° Schriek 29.04.1883 zoon van Van Duvel Joannes Franciscus (ex Schriek) & De Reyck Franciscus (ex Schriek)
    6e Linieregiment
    Gehuwd in Pijpelheide op 07.03.1911 met Symons Catharina Leonia (° Pijpelheide)
    Overleden te Schriek-Grootlo 31.10.1959 *

    VAN HOF Isidorius Franciscus ° Schriek 26.02.1893 zoon van Van Hof Joannes Franciscus (ex Schriek) & De Belser Anna Catharina (of Maria) (ex Schriek)
    1e Linieregiment
    Gehuwd met Raets Irma Francisca Maria ° Wilrijk 10.11.1898 - † Schriek 02.03.1956 en aldaar begraven 06.03.1956 dochter van Raets Cornelius Franciscus & Wyns Maria Rosalia
    Woonde Goorvoetweg 9
    Overleden te Mechelen 22.01.1975 en begraven te Schriek 25.01.1975


    VAN PUYMBROECK Franciscus ° Schriek 06.05.1898 zoon van Van Puymbroeck Augustus Josephus (ex Beveren) & Ceuppens Joanna Philomena (ex Schriek)
    Gehuwd te Schriek op 13.02.1919 met Van den Broeck Catharina ° Schriek 15.07.1894 - † Schriek 15.09.1969 en aldaar begraven 18.09.1969  dochter van Van den Broeck Josephus & Ruymaekers Joanna Maria
    Gehuwd met Michiels Maria
    Woonde Dorp 3 
    Overleden te Bonheiden 02.02.1973 en begraven te Schriek 06.02.1973 *

    VAN UFFEL Augustinus Dionisius ° Schriek 14.09.1894 zoon van Van Uffel Joannes Baptist (ex Schriek) & Verbeeck Catharina (ex Heyst-op-den-berg)
    17e Linieregiment, 6e cie
    Gehuwd te Tremeloo op 10.01.1920 met Van Cleynenbreugel Maria Regina ° Tremeloo 16.05.1900 dochter van Van Cleynenbreugel Victor Thomas (ex-Tremelo) en Stroobants Maria Justina (ex-Tremelo)

    VERHAEGEN Eduardus ° Schriek 11.10.1888 zoon van Verhaegen Hieronymus (ex Schriek) & Bosmans Maria (ex Heyst-op-den-berg)
    24e Linieregiment
    Gehuwd te Pijpelheide op 12.06.1913 met Jacobs Catharina Pelagia ° Heyst-Goor 25.09.1892 dochter van

    VERHAEGEN Georgius Eduardus ° Schriek 18.09.1897 zoon van Verhaegen Ludovicus (ex Schriek) & Quadens Juliana (ex Schriek)
    2e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 16.10.1920 met Van Hof Maria Theresia ° Schriek 21.02.1898 - † Schriek 23.07.1990 en aldaar begraven 26.07.1990  dochter van Van Hof Joannes Franciscus (ex Schriek) & Vingerhoets Maria Melania (ex Heyst-op-den-berg)
    Woonde Goorvoetweg 3
    Overleden te Bonheiden 24.03.1985 en begraven te Schriek 28.03.1985

    VERHAEGEN Joseph ° Schriek 18.03.1896 zoon van Verhaegen Ludovicus (ex Schriek) & Quadens Juliana (ex Schriek)
    1e Zware Artillerie
    Gehuwd te Schriek op 06.08.1921 met Nagels Carolina ° Putte 24.01.1897 - † Bonheiden 13.11.1967 en begraven te Schriek 17.11.1967  dochter van Nagels Franciscus Leopoldus & De Wullé Rosalia
    Woonde Heistsebaan 6
    Overleden te Bonheiden 22.09.1972 en begraven te Schriek 26.09.1972 

    VERHAEGEN Petrus Antonius ° Schriek 22.01.1894 zoon van Verhaegen Joannes (ex Schriek) & Verstrepen Regina (ex Schriek)
    Aerostation
    Gehuwd te Boisschot op 10.06.1922 met Laenen Bernardina Maria ° Boisschot 03.10.1902 dochter van

    VERSCHUEREN Joannes Josephus
    ° Schriek 16.09.1893 zoon van Verschueren Franciscus (ex Putte) & Frans Rosalia (ex Putte)
    Ongehuwd
    Woonde Haachtsebaan 5
    Overleden te Schriek 10.04.1975 en aldaar begraven 15.04.1975 *

    VERSCHAEREN Joannes Silverius ° Schriek 06.04.1888 zoon van Verschaeren Adrianus Franciscus (ex Schriek) & Van Hoof Anna Catharina (ex Schriek)
    24e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 31.10.1922 met Van den Broeck Celina ° Schriek 01.10.1884 dochter van Van den Broeck Petrus (ex Schriek) & Torfs Maria Theresia (ex Koningshooikt)

    VERSCHAEREN Joseph Alphonsus ° Schriek 18.02.1884 zoon van Verschaeren Adrianus Franciscus (ex Schriek) & Van Hoof Anna Catharina (ex Schriek)
    6e Linieregiment

    VERSCHAEREN Marcus Eduardus ° Schriek 19.04.1893 zoon van Verschaeren Adrianus Franciscus (ex Schriek) & Van Hoof Anna Catharina (ex Schriek)
    1e Grenadiers
    Gehuwd te Keerbergen op 14.08.1919 met Van Campenhout Juliana Elisabeth ° 28.12.1897

    VERSTRAETEN Isidorius Augustinus ° Schriek 28.08.1879 zoon van Verstraeten Philippus (ex Schriek) & Gielis Maria Catharina (ex Herselt)
    3e Jagers te voet
    Gehuwd te Schriek op 07.04.1904 met Van Uffel Emma ° Heist-op-den-berg 24.06.1877 - † Schriek 21.01.1961 en aldaar begraven 25.01.1961 dochter van Van Uffel Joannes Baptist & Verbeeck Maria

    VERSTRAETEN Joseph Silvester ° Schriek 31.12.1880 zoon van Verstraeten Philippus (ex Schriek) & Gielis Maria Catharina (ex Herselt)
    Medische dienst
    Gehuwd te Schriek op 06.11.1920 met Ceuppens Maria Elisabeth ° Schriek 27.05.1883 - † Mechelen 13.03.1956 en begraven te Schriek 17.03.1956 dochter van Ceuppens Joseph (ex Schriek) & Van Gysel Rosa (ex Schriek)
    Overleden te Schriek 13.01.1955 en aldaar begraven 17.01.1955

    WAUTERS Joannes Baptist
    ° Schriek 25.11.1881 zoon van Wauters Melchior (ex Schriek) & Van Herck Regina (ex Heist-op-den-Berg)
    Vestingartillerie Antwerpen 5e bat. 19e escadron
    Gehuwd te Schriek op 02.01.1908 met Van der Auwera Julia (weduwe Van Rompaey Joannes Andreas) ° Schooten 25.08.1873 - † Schriek 28.05.1941 en aldaar begraven 31.05.1941 dochter van Van der Auwera Petrus Antonius & Van Camp Anna Maria
    Overleden te Schriek 19.12.1966 en aldaar begraven 22.12.1966 *

    WOUTERS Josephus Alphonsus ° Schriek 18.02.1893 zoon van Wouters Josephus (ex Schriek) & Deleebeke Elisabeth (ex Schriek)
    3e Artillerie
    Gehuwd met Janssens Maria Rosalia ° Tremeloo 13.01.1890 - † Schriek 07.02.1969 en aldaar begraven 11.02.1969 dochter van Janssens Felix (ex-Schriek) en Bosmans Maria Theresia (ex-Keer/Tre)
    Woonde Langstraat 17
    Overleden te Schriek 11.06.1972 en aldaar begraven 14.06.1972 *

    OUDSTRIJDERS 1914-1918 (deel 2)
    In dit gedeelte vind je de oudstrijders welke te Schriek woonden bij de mobilisatie of er zijn komen wonen juist na de oorlog maar er niet zijn geboren.

    BLONDEEL Arthur Joseph ° Tielt 20.02.1888 zoon van
    1e Zware artillerie
    Gehuwd te Schriek op 04.05.1922 met Dockx Maria Paulina Josephina ° Schriek 31.01.1899 - † Schriek 31.05.1987 en aldaar begraven 04.06.1987 dochter van Dockx Joannes Norbertus Leopoldus (ex Schriek) & Goovaerts Melania (ex Tremeloo)
    Woonde Dreef 2
    Overleden te Schriek 19.09.1969 en aldaar begraven 23.09.1969

    BOGAERTS Franciscus
    7e Artillerie, 8e bataljon

    BORREMANS Joannes Remigius ° Booischot 11.08.1892 zoon van Borremans Lodevicus & Melis Maria Juliana
    2e Gidsen, 4e eskadron
    Gehuwd  te Baal op 11.03.1920 met De Vries Dorothea ° Baal 05.01.1894 - † Baal 26.02.1953 dochter van De Vries Joannes (° Schriek 23/02/1861) en Van Dessel Josephina (° Schriek 19/06/1860)
    Overleden te Baal 04.03.1963

    BOSMANS Franciscus ° Heist-op-den-Berg 21.12.1879
    5e Linieregiment

    CEUPPENS Ludovicus ° Heist-op-den-Berg 25.01.1893 zoon van Ceuppens Amandus & Verbeeck Maria Theresia
    11e Linieregiment, 1e bat , 2e cie
    Gehuwd te Schriek op 04.01.1923 met Goris Theresia Delphina ° Schriek 26.04.1897 - † Bonheiden 24.09.1981 en te Schriek begraven 29.09.1981 dochter van Goris Silverus & Nicolay Antonetta

    DEASPE Jan Frans ° Putte 01.05.1888 zoon van Déaspé Franciscus Carolus (ex Beerzel) en Winckelmans Joanna Elisabeth (ex Beerzel)
    1e Jagers te voet
    Gehuwd te Schriek op 09.10.1913 met Ceulemans Josepha Nathalia ° Schriek 05.06.1890 dochter van Ceulemans Joannes Franciscus (ex Putte) & Van Hoof Philomena (ex Keerbergen)

    DE WINTER Alfons ° Keerbergen 17.11.1893 zoon van De Winter Jozef & Huybrechts Rosalia
    5e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 12.09.1923 met Eggers Elisabeth ° Schriek 15.03.1896 - † 29.12.1969 dochter van Eggers Amandus (ex ) & Storms Maria Joanna (ex )
    Overleden te Schriek 23.05.1981 en aldaar begraven 29.05.1981

    DOCKX Ludovicus ° Heist-op-den-Berg 06.09.1889
    6e Linieregiment

    DOM Jozef August ° Beerzel 16.09.1880 zoon van Dom Joannes Isidorus (ex Heyst-op-den-berg) & Bogaerts Maria Catharina (ex Berlaer)
    1e Karabiniers
    Gehuwd te Schriek op 27.04.1911 met Traban Irma Carolina ° Keerbergen 04.03.1887 - † Schriek 30.10.1959 en aldaar begraven 03.11.1959 dochter van Traban Petrus Augustinus (ex Werchter) & Van Avondt Anna Maria (ex Keerbergen)
    Overleden te Leuven 15.07.1933

    GEENS Carolus ° Keerbergen 15.08.1893
    13e Linieregiment

    GEENS Victor Petrus ° Keerbergen 08.04.1891 zoon van Geens Joannes Baptist & Van den Eynde Dymphna Josephina
    1e Karabiniers, G.C.
    Gehuwd te Schriek op 19.09.1921 met Goris Maria Theresia Bertha ° Schriek 15.11.1898 dochter van Goris Joannes Alphonsus (ex Schriek) & Geens Coleta (ex Putte)

    GOOSSENS Joseph Franciscus ° Keerbergen 11.11.1893
    5e Linieregiment

    HEREMANS Joseph Denis ° Heist-op-den-Berg 30.12.1894 zoon van Heremans Petrus Aloysius & Thys Dorothea
    24e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 28.02.1920 met Goris Catharina Irma ° Schriek 26.03.1896 - † Mechelen 29.12.1972 dochter van Goris Leopoldus Franciscus (ex Rijmenam) & Wouters Maria (ex Tremeloo)
    Overleden te Schriek 19.12.1951 en aldaar begraven 22.12.1951

    KEMPENAERS August Dominicus ° Berlaar 05.10.1890 zoon van Kempenaers Josephus & Van Hoof Joanna Catharina
    Vestingartillerie Antwerpen
    Gehuwd met Heise Martha Carola Dora Maria
    Gehuwd te Schriek op 16.05.1925 met Michiels Emma ° Beerzel 26.05.1894 - † Schriek 04.03.1975 en aldaar begraven 08.03.1975 dochter van Michiels Carolina
    Overleden te Schriek 12.08.1960 en aldaar begraven 16.08.1960

    LIEKENS Franciscus Joseph
    ° Heist-op-den-Berg 08.05.1891
    5e Linieregiment

    MARIEN Joannes Augustinus ° Beerzel 23.10.1886 zoon van Mariën Franciscus (ex Berlaar) & De Cuyper Maria Theresia (ex Berlaar)
    14e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 25.01.1912 met Uyterhoeven Maria Josepha ° Schriek 13.02.1888 dochter van Uyterhoeven Joannes Franciscus (ex Schriek) & Huybrechts Maria Catharina (ex Keerbergen)
    Overleden te Schriek 06.07.1947 en aldaar begraven

    OP DE BEECK Gerardus ° 1891

    OP DE BEECK Julius Ludovicus ° Heist-op-den-Berg 26.10.1894 zoon van Op de Beeck Petrus Josephus & Van den Broeck Isabella Antonetta
    8e Artillerie
    Gehuwd te Schriek op 07.09.1918 met Van den Bosch Anna Maria ° Heist-op-den-berg 23.12.1891 - † Schriek 10.01.1932 en aldaar begraven 13.01.1932 dochter van Van den Bosch Aloysius & Verschaeren Maria Elisabeth

    OP DE BEECK Petrus Alphonsus ° Heist-op-den-Berg 24.07.1893 zoon van Op de Beeck Ludovicus & Simaeys Emma Celesta
    2e Karabiniers
    Gehuwd te Schriek op 31.01.1914 met Van den Put Julia Joanna ° Schriek 17.06.1890 - † Leuven 21.07.1962 dochter van Van den Put Joannes Baptist & Jordens Joanna

    SCHROOS Eduardus ° Keerbergen 08.10.1896 zoon van Schroos Franciscus & Van den Eynde Regina Philomena
    Artillerie
    Gehuwd te Schriek op 17.01.1921 met Verlinden Catharina Euphania ° Heyst-op-den-Berg 08.07.1898 dochter van Verlinden Petrus Joannes & Verschoren Maria Ursula

    STAESSEN Alphonsus
    ° Heist-op-den-Berg 30.07.1894 zoon van Staessen Hector Isodorus & Van Woensel Rosalia
    Genie, 5e TAZ
    Gehuwd te Schriek op 07.09.1922 met Zeders Maria Theresia ° Schriek 29.05.1896 dochter van Zeders Adrianus (ex Antwerpen) & Van Calster Philomena (ex Heyst-op-den-Berg)

    UYTERHOEVEN Joseph August
    ° Keerbergen 05.02.1884 zoon van Uyterhoeven Hubert & Pardon Maria
    1e Grenadiers
    Gehuwd met Storms Maria Irma
    Overleden te Putte 30.01.1955 woonde C 165

    VAN DEN WIJNGAERT Alfons Emiel ° Putte 22.04.1891 zoon van Van den Wijngaert Joannes Franciscus (ex Putte) & Rymenams Maria Theresia (ex Putte)
    7e Linieregiment
    Gehuwd met Van Herck Anna Maria
    Overleden te Putte 21.01.1975 woonde Lierbaan 46 Putte 2580 en begraven te Schriek

    VAN DOORSELAERE Aloïs
    ° Evergem 12.03.1880
    Vestingartillerie Luik

    VAN EYCKEN Frans ° Tremelo 04.07.1879 zoon van Van Eyken Petrus & Constantia Schoovaerts
    13e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 21.01.1907 met De Preter Ludovica ° Schriek 26.04.1886 - † Schriek 26.02.1966 en aldaar begraven 02.03.1966 dochter van De Preter Amelia
    Overleden te Schriek 26.11.1966 *

    VAN HERCK Victor Alphons ° Booischot 13.12.1891
    18e Linieregiment
    Gehuwd met Goris Joanna Leonia ° Booischot 17.01.1894 - † Schriek-Grootlo 16.04.1965
    Overleden te Bonheiden 07.06.1979 *

    VAN HOOF Florimond ° Berchem 29.05.1881 zoon van Van Hoof Antonius & Frederickx Theresia
    1e Jagers te voet
    Gehuwd te Schriek op 28.11.1908 met De Swert Maria ° Tremeloo 10.12.1885 dochter van De Swert Ludovicus & Nys Anna Catharina

    VAN HOOF Leonard ° 1888
    17e Linieregiment

    VAN HOVE Jan Baptist ° Beerzel 14.09.1887 zoon van Van Hove Victor (ex Beerzel) & Geens Rosalia (ex Keerbergen)
    2e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 15.09.1910 met Verbiest Rosalia ° Schriek 09.08.1892 - † Lier 14.07.1979 dochter van Verbiest Joannes (ex Beerzel) & Serneels Joanna (ex Schriek)

    VAN NOTEN Victor ° Keerbergen 10.01.1889
    4e TAG.

    VAN OOSTERWYCK Petrus Alphonsus ° Heist-op-den-Berg 21.02.1886 zoon van Van Oosterwyck Aloysius & Torfs Maria Philomena
    8e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 12.10.1911 met De Weyer Maria Ludovica ° Heist-op-den-Berg 14.07.1887 dochter van De Weyer Josephus & Van den Broeck Philomena

    VERBEECK Willem Alphons ° Keerbergen 08 of 09.12.1888 zoon van Verbeeck Albertus & Van Woensel Joanna
    2e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 07.04.1923 met Nagels Anna Clara ° Heyst-op-den-berg 21.09.1892 - † Schriek-Grootlo 12.01.1926 dochter van Nagels Franciscus Leopoldus & De Wullé Rosalia
    Overleden te Schriek 22.11.1947 en aldaar begraven 27.11.1947

    VERHAEGEN Jan Baptist ° Putte 11.05.1881 zoon van Verhaegen Josephus Dionysius (ex Schriek) & Nauwelaerts Joanna (ex Beerzel)
    Vervoerkorps
    Gehuwd te Schriek op 02.08.1906 met Claes Catharina Melania ° Schriek 01.07.1881 - † Schriek 01.09.1942 en aldaar begraven 04.09.1942 dochter van Claes Petrus Franciscus (ex Schriek) & Lens Angelina (ex Schriek)

    VERMEULEN Joannes Baptist ° Heist-op-den-Berg 21.05.1887 zoon van Vermeulen Joseph & Lemmens Philomena
    Vervoerkorps
    Gehuwd te Schriek op 04.09.1926 met Op de Beeck Isabella Amelia °Schriek 17.01.1893 dochter van Op de Beeck Ferdinandus & Tielemans Theresia Sylvia
    Overleden te Schriek 05.12.1940 en aldaar begraven 09.12.1940

    VERSCHAEREN Franciscus ° O.L.V.-Waver 15.12.1877
    5e Linieregiment
    Ongehuwd
    Overleden te Schriek-Grootlo 13.08.1962 en aldaar begraven

    VERSCHUEREN Ivo ° Baal 17.12.1879 zoon van Verschueren Franciscus (° Baal 05/11/1841) en Wouters Theresia (° Schriek 18/09/1844)
    11e Linieregiment
    Gehuwd te Schriek op 19.01.1909 met Van Craen Joanna Virginia ° Schriek 23.12.1877 - † Schriek-Grootlo 22.11.1962 dochter van Van Craen Joannes Baptist (ex Schriek) & Verschueren Antonetta (ex Heist)
    Overleden te Schriek-Grootlo 03.07.1949 en aldaar begraven

    VERVLOESEM Jozef Frans ° Beerzel 11.05.1881 zoon van Vervloesem Josephus (ex Putte) & De Clairfontaine Francisca (ex Lier)
    4e Linieregiment

    WOUTERS Emiel Vital Frans ° Keerbergen 19.05.1893
    Vestingartillerie
    Gehuwd met Van Herck Theresia
    Overleden te Bonheiden 06.12.1986 en te Schriek begraven

    wordt vervolgd



    29-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    25-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jozef Viskens

    BV1

    Jozef Viskens, leraar, onderwijsdeskundige, frontsoldaat en flamingant (1881-1929)*

    door Jan Vander Elst

    De Frontblaadjes

    Naast de week- en dagbladen, waarvan alleen de Belgische Standaard aan het front zelf verscheen, begonnen vanaf augustus 1915 aan het Belgische front zoals aan de andere fronten, allerhande kleine periodiekjes uit de grond te rijzen. Doel van de frontblaadjes (1) was het in contact brengen van zoveel mogelijk gelijkgezinden. De artikels in de frontblaadjes hadden ook als doel te informeren. Het hoofdonderwerp was vooral de frontsoldaat zelf en was meestal ook direct aan de soldaten gericht. De soldaten werden aangemoedigd en er werd geschreven over hun toestand.

    Na de Slag om de IJzer en het vastlopen van het front waren vele soldaten volledig van hun geboortestreek afgesloten. Briefwisseling was uitgesloten, met uitzondering van enkelen die via Nederland brieven konden oversmokkelen. In verschillende eenheden kwamen aalmoezeniers en brancardiers, zoals aalmoezenier Jozef Casteels (2) uit Wespelaar (zij genoten een grotere bewegingsvrijheid en hoefden geen dienst te doen in de frontlinie), op het idee per streek alle nieuwtjes samen met nieuwtjes van het front te bundelen. Sommige frontbladen waren gehectografeerd, andere gedrukt, en soms waren het gepolykopieerde handschriften. De oplagen konden erg verschillend zijn. De oplage was grotendeels afhankelijk van de vrijwillige financiële steun. De grootste cijfers werden genoteerd bij frontbladen die voor een streek bestemd waren, zoals Het kanton Haacht onder wapens, Tusschen Brussel en Leuven, Ons Brugge, Ons Limburg, Het Soete Waasland, enz.

    Het eerste nummer van Het kanton Haacht, dat verscheen in augustus 1917, werd gedrukt in de drukkerij van het Belgisch Tehuis voor Oorlogsinvaliden in het Normandische badplaatsje Sainte-Adresse,3 vlak bij de havenstad Le Havre, waar zich ook de voorlopige zetel van de Belgische regering bevond. Op de eerste bladzijde linksboven stond als beheerder Jos Casteels, aalmoezenier, D 21, M 75, daarnaast op de rechterzijde de leuze ‘Sta vuist en voet de vane omtrent!’. Casteels schreef het eerste artikel op de voorpagina met als titel ‘Ons Blaadje’. Op de laatste pagina: ‘Nagezien en goedgekeurd door de censuur te Le Havre.’

    * Met dank aan Nick Peeters, stafmedewerker VOS-Vlaamse Vredesvereniging.
    (1) Schepens L., ‘Frontblaadjes’, Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1973, 554-555.
    (2) Casteels R., ‘Priester en Legeraalmoezenier Petrus Jozef Casteels uit Wespelaar (1884-1969)’, HOGT 7 (1992) 105-108.
    (3) Sainte-Adresse is een gemeente in het Franse departement Seine-Maritime (regio Normandië). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Le Havre.

    Op het Groot Hoofdkwartier van het leger (4) was een censuurdienst waar de frontbladen vooraf hun artikels moesten voorleggen om toelating tot publicatie te krijgen. Eisen voor zelfbestuur, te scherpe kritiek op het heersende taalregime en de benadrukking van de ‘Vlaamse ziel’ waren de belangrijkste redenen voor censuur, want in de ogen van de legerleiding brachten die drie onderwerpen tweespalt onder de militairen. De latere blaadjes werden gedrukt in de Westhoek, onder andere in Alveringem, Stavele en Veurne.

    De Groote Oorlog

    Na de moord op 28 juni 1914 op de Oostenrijkse troonopvolger Aartshertog Frans Ferdinand brak 'de Grote Oorlog' uit, die pas veel later de Eerste Wereldoorlog zal genoemd worden. België mobiliseerde zeer beperkt op 29 juli, in eerste instantie alleen om de grenzen te verdedigen. Op 31 juli stuurde Duitsland ultimatums aan Frankrijk en Rusland, waarop België de algemene mobilisatie afkondigde. Tegelijk verklaarde België uitdrukkelijk zijn neutraliteit te willen bewaren. Op 2 augustus nam koning Albert I het bevel van het leger op zich. Diezelfde avond bereikte een Duits ultimatum Brussel. Duitsland vroeg de doortocht van zijn legers door België, zo niet zou het België als een vijand beschouwen. Op 3 augustus verwierp België het ultimatum en op 4 augustus viel het Duitse leger ons land binnen. Maar het Belgisch leger was niet op een oorlog voorbereid.

    De oorlogsvrijwilliger Jozef Viskens

    Op 29 juli 1881 werd Franciscus Joseph Viskens te Schriek geboren in het gezin van de uit Werchter afkomstige onderwijzer Guilielmus-Ludovicus Viskens (5) en zijn vrouw Joanna Maria Claes uit Schriek. Zijn voornaam werd door zijn ouders vereenvoudigd tot Jozef.

    Na de plaatselijke lagere school ging Jozef op internaat in Wallonië in de oude abdij van Malonne in de buurt van de stad Namen, gesticht rond 651 door Sint-Bertuinis, een Angelsaksische monnik. In 1841 werden de abdijgebouwen overgenomen door de Broeders van de Christelijke Scholen. Tot 2001 heeft dit complex een groot internaat gekend, waar veel Vlamingen een tijd hebben doorgebracht. Velen uit de Vlaamse intelligentsia, de politiek en het bestuursleven zijn hier perfect tweetalig geworden.

    (4) Horvat S., ‘Wetgevende maatregelen betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg in 1916’, De vervolging van militair rechtelijke delicten tijdens Wereldoorlog. I: De werking van het Belgisch krijgsgerecht, Brussel: VUB Press, 2009, 70-71.
    (5) Viskens Guilielmus Ludovicus, geboren op 24-05-1840 te Werchter en overleden op 11-05-1902 te Werchter. Gehuwd op 30-09-1874 te Schriek met Claes Joanna Maria, geboren op 29-12-1839 te Schriek en overleden op 17- 03-1894 te Werchter.

    Viskens-Jozef-1

    Afb. 1. Familie Gustaaf DrijversMaria Alice Viskens, met oom Viskens. (Coll. Jan Van der Elst)
    Achterste rij: 1. Louisa Drijvers 2. Jozef Viskens 3. Louis Drijvers
    Voorste rij: 4. Prudentia Drijvers 5. Jozef Drijvers 6. Gustaaf Drijvers 7. Frans Drijvers 8. Maria Alice Viskens 9. Alice Drijvers 10. Jan Drijvers


    Jozef Viskens studeerde af als regent en werd leraar aan de Rijksmiddelbare school te Gent; jaren later werd hij zelfs bestuurder van deze school. Omdat hij ongehuwd was bracht hij zijn vakanties altijd door in Werchter, waar hij in het gezin verbleef van zijn zus Maria-Alice Viskens en zijn schoonbroer Gustaaf Drijvers. (6) Op 3 augustus 1914, nadat België het ultimatum had verworpen van de doortocht van het Duitse leger naar Frankrijk, meldde Jozef Viskens zich aan als vrijwilliger bij het 1e bataillon de marche van de Karabiniers te Mechelen. Eind september werd hij ingelijfd in het Tweede Karabiniers te Wintham, een gehucht van Hingene dat tot de fusie 1977 een zelfstandige gemeente was.

    Vervolgens nam hij deel aan de gevechten te Duffel. Op 27 september 1914 hadden de Duitse kanonnen immers het vuur geopend op de fortengordel tussen Lier en Mechelen, pal op Duffel. Een dagenlange strijd aan de oevers van de Nete kostte het leven aan meer dan 150 Belgische soldaten. Op 6 oktober trokken de Duitsers al plunderend door de straten van de gemeente. Met meer dan 420 zwaar beschadigde huizen was Duffel na Lier de zwaarst getroffen gemeente van de provincie Antwerpen.

    Na de gevechten te Duffel vond de grote aftocht naar de IJzer plaats. Daar nam Viskens deel aan de bloedige gevechten van 22 oktober 1914 te Oud-Stuivekenskerke, onder leiding

    (6) Gustaaf Gregorius Drijvers, geboren op 16 december 1879 te Werchter, overleden op 20 februari 1942 te Werchter. Gehuwd op 1 december 1906 te Werchter met Maria Alice Viskens, geboren op 27 januari 1877 te Schriek, overleden op 24 december 1939 te Werchter. (Vander Elst J., onuitgeven parenteel Gerard Drijvers).

    van kolonel Biebuyck,(7) majoor Lauwens,(8) kapitein-commandant Van Beckhoven,(9) en de luitenants Lefèvre,(10) Labey en Windjes. Dit Belgisch offensief was zeer hevig en resulteerde in ongeveer 1200 doden. Op 15 augustus 1915 werd Jozef Viskens bevorderd tot korporaal. Vier maanden later, op 9 december 1915, werd Viskens wegens ziekte opgenomen in het hospitaal La Bucaille te Cherbourg (11) in Normandië.

    JV2

    Begin mei 1916 werd hij opgenomen in het Depot te Cherbourg en onbekwaam verklaard voor de velddienst. Op zijn vraag in dezelfde maand mei komt Jozef terecht in het kamp van Auvours (12) om er zich in de artillerie te bekwamen. Auvours, in het departement Sarthe, was een van de grootste opleidingskampen van het Belgische leger. Er was onder meer het Centre d’Instruction d’Anciens Militaires, het Centre d’Instructions des Brancardiers-Infirmiers, en het Centre d’Instruction de Mitrailleurs. Het kamp was ook berucht voor de daar gevestigde strafcompagnie, waarin talrijke Vlamingen terechtkwamen die al dan niet met de Frontbeweging te maken hadden.

    In september 1917 liep Jozef Viskens door een hoefslag van een paard een ernstige een splitbreuk aan het linker scheenbeen op, met als gevolg drie maanden in de infirmerie en ten slotte een definitieve inlijving bij het hulpleger. Op 26 december 1918 kreeg hij zijn voorlopig verlof en op 1 februari 1919 kreeg hij zijn definitief ontslag uit het leger. Op 26 maart 1919 richtte hij een schrijven aan de minister van Landsverdediging waarin hij

    (7) Biebuyck Aloïs, geboren op 20-06-1860 te Sint-Eloois-Vijve en overleden op 28-01-1944 te Elsene. Hij werd als zeventienjarige korporaal van het Vijfde Linie te Antwerpen. Als ‘elite officier’ werd hij in 1906 bevorderd tot majoor en op 26-06-1914 tot kolonel. Generaal-majoor op 11-06-1915, vleugeladjudant van koning Albert I op 01-08-1915 en luitenant-generaal op 30-03-1916. Hij was de neef van de impressionistische kunstschilder Emile Claus. (http://www.ars-moriendi.be/biebuyck.htm)
    (8) Lauwens François, geboren op 09-03-1868 te Brussel. Op 13 januari 1888 werd hij toegewezen aan het Tweede Regiment Jagers te voet, en op 10 oktober 1890 aan het Regiment Karabiniers. Luitenant op 25 juni 1894, kapitein op 25 juni 1902, kapitein-commandant op 26 juni 1906. Majoor op 25-12-1915, luitenant-kolonel op 30-03-1916, kolonel 18-12-1916, generaal-majoor op 26-09-1919, luitenant-generaal op 26 juni 1922. (http://www.laurentii.be/1914WO1a.htm)
    (9) Van Beckhoven Léonard François Félicien Marie Louise, geboren op 18-07-1871 te Berchem en overleden op 23- 10-1914 te Stuivekenskerke. www.wardeadregister.be/nl/content/van-beckhoven)
    (10) Lefevre Robert Emile Leon, geboren op 22-03-1890 te Marcinelle en overleden op 31-05-1915 te Hoogstade Belgisch veldhospitaal. (www.wardeadregister.be/nl/content/lefevre-44)
    (11) Cherbourg is een voormalige gemeente in het noorden van het Normandische schiereiland Cotentin in het departement Manche in de voormalige regio Basse-Normandie in het noordwesten van Frankrijk.
    (12) Auvours ligt in het departement Sarthe vlakbij Le Mans in Frankrijk.

    verklaarde dat hij van 15 tot 31 oktober 1914 aan het front gestreden had, maar dat tot op die dag ‘aucune réponse ne me fait accordée. Puis je en conclure que ma démarche n’ a pas abouti ou s’agitil d’ un oubli voulu ou non? En second lieu je me permets de vous signaler que sur mon congé définitif aucune mention n’ est faite de ma présence à l’ Yzer’.(13)

    Op 29 november 1919 en 19 augustus 1920 richtte hij nog een schrijven aan het algemeen bestuur van Landsverdediging, aangezien hij geen antwoord kreeg van de minister betreffende zijn aanwezigheid aan het front.(14) Dankzij zijn schriftelijk aandringen ontving hij alsnog op 1 april 1920 de medaille van de IJzer en op 28 maart 1923 de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille van de oorlog 1914-1918. Jan De Belser (15) schreef in ‘Ons oorlogsdagboek 1914-1919’ een heel verhaal over Jozef Viskens en zijn wedervaren tijdens zijn militair leven:

    Het kazerneleven heeft een sombere zijde: ruw- en zedeloosheid, zelfzucht, laag- en onbeschoftheid als daar heersen, kan men zich in het burgerleven niet voorstellen; maar men geraakt er ook aan gewoon. Met een fijnen opmerkingsgeest begaafd drukt hij in enkele woorden, als volgt, zijn oordeel uit over den toestand van het vaderlands leger: Moed en oprechte vaderlandsliefde vindt men veel meer bij de eenvoudige manschappen dan bij vele oversten. Bij vele onderofficieren is onkunde en onbekwaamheid, vreesachtig-, men zou soms zeggen, lafheid waar te nemen: een chef of sergeant o.a. gaf al stotterend van schrik, het bevel tot bereiding van de aanval. De regeling en uitvoering in zake van bevoorrading, laat veel te wensen. Meermaals ging een dag voorbij zonder uitdeling van levensmiddelen, meerdere dagen met een enkele, dikwijls gebrekkige uitdeling van mondbehoeften. Andermaal scheen de schietvoorraad schier uitgeput op het hoogst gewichtig ogenblik. Met de bewapening al even zonderling.

    Een vaak verteld verhaal in de familie over Jozef Viskens betreft de Eerste Wereldoorlog toen hij soldaat was aan het IJzerfront. Hoewel het ‘Vlaams’ al een tijd een officiële taal was in België, was Frans in 1914 nog altijd de werktaal van het Belgische leger. Omdat hij in Malonne had gestudeerd beheerste hij de Franse taal goed. Hij heeft een keer aan zijn overste voorgesteld om de bevelen voor de gewone soldaten te vertalen en heeft als antwoord gekregen dat hij nooit meer verder zou promoveren dan korporaal. Een titel die hij zelf niet belangrijk vond, aangezien hij zelf op 20 juni 1917 gevraagd had om gedegradeerd te worden tot gewoon soldaat om samen met zijn makkers gewoon soldaat te zijn, hetgeen een aanvang nam op 31 juli 1917.(16)

    Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte het gezin Drijvers-Viskens uit Werchter naar het huis van schoonbroer en broer Jozef Viskens te Gent. In Gent kreeg Gustaaf Drijvers van zijn broer Emile het bericht dat de drukkerij en het huis in Werchter, zoals zoveel andere

    (13) Viskens J., Brieven aan het Algemeen Bestuur van het ministerie van Landsverdediging. Legerarchief, dossier 8907.
    (14) Ibid.
    (15) De Belser Joannes Cornelis, geboren op 02-05-1863 te Schriek en overleden op 12-09-1949 te Wiekevorst. Schoolhoofd te Berlaar-Heikant 1882 tot 1927. (Ons oorlogsdagboek 1914-1918, p. 11.)
    (16) Viskens J., Feuillet Matricule et de Punitions, 03-11-1918. Legerarchief, dossier 8907.

    huizen, in puin lagen door de wraakacties van de Duitsers. De vernieling van hun huis durfde men aan de echtgenote Marie-Alice Viskens niet te vertellen. Jozef Viskens, de broer van Marie-Alice, had veel spijt over het verlies van de gedenkstukken en herinneringen aan zijn ouders zaliger.

    ‘Waarom we strijden’

    Hieronder geven we de originele tekst van Jozef Viskens verschenen in het frontblaadje Het kanton Haacht nr. 2 van 1 oktober 1917, onder de titel ‘Waarom we strijden’:

    Zoo dikwijls had ik ernaar getracht om een welgemeend woord van bemoediging te richten tot u, mijn goede vrienden, jongens van Werchter, jongens van het kanton Haacht die strijdt en lijdt in de loopgraven voor land en Vorst. Helaas, de gelegenheid ertoe bood zich niet aan. Doch nu het verschijnen van ons frontblaadje een allergeschikst middel daarstelt om met elkander in voeling te komen, acht ik me gelukkig mijn wensch te kunnen uitvoeren. Niemand van ons in de rampspoedige maand Augustus van 14, dacht dat de oorlog zoo lang zou geduurd hebben; en het stof van de eindelooze weken en maanden, die eengalig (17) kwamen en eengalig gingen, heeft misschien bij eenigen van ons den blik beneveld, zoodat hun niet altijd met de gewenschte helderheid voor oogen staat waarom we strijden. Herinnert u de laaiende geestdrift die op de onvergetelijke Augustusdagen als een ten hemel stijgende vlam over al onze gouwen voortliep en lot in het verste afgelegen gehucht, ook van ons kanton, de gemoederen tot strijdlust aanwakkerde. Toen zagen we klaar, waarom we naar de wapens grepen. Een onmeedoogende gebuur, die beweerde aan de spits der beschaving te staan, was zonder de minste aanleiding van onzentwegen over de linker grens getogen, legde in puin dorpen en steden, vermoordde, plunderde, en onteerde de weerlooze bevolking. Zijn matelooze hoogmoed, hoogtij vierend in den wilden kreet: «Deutschland über alles» wilde de gansche wereld in boeien slaan en ons heerlijk schier ongeëvenaard landeke zou het eerste slachtoffer zijn van zijn hebzucht en grootheidswaanzin. Ons dappere volk schaarde zich als een man rond den troon van onze geliefde Vorsten, waartegen de verpletterende duitsche vloed kwam aanrollen; fier en met een stalen vertrouwen in ons goede recht, voor de vrijheid van het land, voor de bescherming onzer haardsteden, voor de vrijwaring van onzen landaard, onze aloude zeden, het geloof onzer vaderen, stelden we tegenover de vijandelijke drommen den levenden muur onzer van heilige woede kloppende borsten. Onder de overmacht moesten we wijken, maar brachten den roofzieken aanvaller bloedige verliezen toe; van Luik, over Haelen, Haacht, Antwerpen, kwamen we vermoeid en uitgeput op de boorden van den kleinen IJzer, waar we na een laatste, bovenmenschelijke krachtinspanning den Reus deden stand houden en waar hij nu nog de blikken over de puinen van Nieuwpoort, Dixmude en Yperen naar den aanbeden grond, dien de hardvochtige overweldiger in zijn klauwen houdt en waar hij onze duurbare verwanten en vrienden naar lichaam en ziel foltert, maar den geest niet doodkrijgt die zoo bewonderenswaardig over 't gansche land blijft heerschen.

    Vergeet niet, beste jongens, dat het nu nog meer dan ooit, gaat om 's lands hoogste belangen: onze geliefden ginds verlossen van het dwang-juk dat loodzwaar op hun schouderen weegt, vrij zijn, zonder de minste belemmering of hindernis over ons eigen lot mogen beschikken.


    (17) Gelijkmatig (van het Franse égal).

    We willen onder het wijs beleid van onzen heldhaftigen koning, eens het land gezuiverd van den snooden overrompelaar, we willen België weer heropbouwen en het voeren naar een voorspoedige toekomst. We willen daarbij ook in het bevrijde België, ons Vlaanderen naar eigen zede en wezen zien herleven; we willen vakscholen, beroepsscholen waar het onderricht worde gegeven in 't vlaamsch door bekwame leeraren, opgeleid aan de enige voor ons denkbare en aanneembare hoogeschool, we willen dat de klove worde toegehaald tussen de toonaangevende standen en het volk, we willen volledige berechtiging met onze broeders de Walen, we willen met één woord een herboren Vlaanderen in het vrije België. En daarom, trouwe makkers, strijden wij in de onwrikbare hoop dat het kostbare heldenbloed der velen, waarmee de vaderlandsche bodem werd gedrenkt, dat dit heilige pand ons het onvervreemdbaar recht zal schenken op eigen beschaving en grootheid in en door eigen taal. En in dat Vlaanderen, dat we ons groot droomen, in een groot, weergaloos België, zullen wij ervoor zorgen dat het kanton Haacht eene eereplaats inneme.

    Daarom, goede vrienden, strijden wij. En al wordt van ons nog veel geduld en offervaardigheid vereischt misschien, met onversaagden moed, met een onwankelbaar betrouwen, volbrenge elk zijnen plicht in de algeheele vrijmaking van ons dierbaar Vaderland.

    J. Viskens, (Werchter)


    De Vlaming Jozef Viskens

    De Vlaamsgezindheid van Jozef Viskens kwam waarschijnlijk door het huwelijk van zus Maria-Alice Viskens met Gustaaf-Gregorius Drijvers uit Werchter. Gustaaf-Gregorius Drijvers was de oudste zoon van Prudentius-Benedictus Drijvers en neef van de bekende sociaal bewogen Vlaams priester Frans Drijvers.(18) Na de oorlog steunde Viskens verschillende Vlaamse initiatieven. In een brief, gedateerd 11 november 1920, gericht aan het Strijdersfonds in Brussel, staat onderaan vermeld dat hij lid was van VOS,(19) de Vlaamse oud-strijdersbond, afdeling Gent. In het dagblad Ons Vaderland van 29 september 1918 staat vermeld dat hij in 1918 geld doneerde ter ondersteuning van het blad. Het dagblad verscheen vanaf 31 december 1914 te Calais, vanaf december 1918 te Gent, en in 1919 te Brussel, waar de publicatie in februari 1922 gestaakt werd. Eind mei was de redactie van het blad in de handen van een aantal flaminganten die later aan het IJzerfront de leiding van de Vlaamse Frontbeweging zouden vormen. Uit de financiële bijdrage blijkt duidelijk zijn sympathie voor het gedachtengoed van het blad.

    Op 6 juli 1919 werd in Brussel het ‘Algemeen Vlaamsch Verbond’(20) opgericht, een genootschap van Belgischgezinde flaminganten om hun bedrijvigheid te coördineren naast en over de partijgrenzen heen. Begin 1919 was een voorlopig Vlaamsch Secretariaat

    (18) Diser L., Frans Drijvers 1858-1914. Sociaal bewogen Vlaams priester, Leuven: Davidsfonds, 2008.
    (19) De idee voor de oprichting van een Vlaamse oud-strijdersbond kwam van Jozef Verduyn. Vermoedelijk begin 1917 werd, samen met de leiding van de Frontbeweging, principieel beslist een oud-strijdersbond op te richten. Het doel was tweevoudig: de stoffelijke belangen van de oud-strijders behartigen en de Vlaamse strijd van de Frontbeweging voortzetten (NEVB [Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging] Online).
    (20) Algemeen Vlaamsch Verbond (NEVB Online).

    opgericht dat onder leiding stond van Vital Celen,(21) en kwam een Vlaamsch Fonds voor de financiering van de propaganda tot stand. In Het Nieuwsblad van 13 april 1919 staat dat de oud-strijder Jozef Viskens - op dat moment leraar - geld schonk aan het fonds. In het blad Ons Vaderland van 15 september 1921 staat vermeld dat Viskens doneerde aan het propagandafonds voor de eerste IJzerbedevaarten, en in september 1927 schonk hij geld aan het steunfonds voor de bouw van de IJzertoren in Diksmuide. Hij zou de voltooiing van het monument nooit meemaken.

    De IJzerbedevaart van 1921

    Jozef Viskens nam deel aan de tweede IJzerbedevaart, die plaats vond op 18 september 1921, en die voor een stuk bestond uit de huldiging van de gebroeders Edward en Frans Van Raemdonck(22) aan hun graf in Steenstrate. Na de plechtigheid trok een groot aantal personen met auto’s, fietsen en trams naar het station van Ieper om er een optocht te vormen: ‘De kleurige leeuwenvlaggen wapperen in de bries en overal, in de thans heroplevende puinstad, spaarde de bevolking haar blijken van sympathie aan de betogers niet.’ De manifestanten trokken naar een vergadering in de Victoriazaal, op korte afstand van de Menenpoort. Daar werden voordrachten gehouden en Vlaamse liederen gezongen. Na afloop begaven de bedevaarders zich stoetsgewijs, Vlaamse strijdliederen zingend, naar het station.(23)

    Jozef Viskens gaf achteraf ruchtbaarheid aan zijn aanwezigheid op de IJzerbedevaart van 1921 door later die maand een brief te schrijven aan een aantal Belgische bladen. De tekst van zijn schrijven werd integraal opgenomen in Het Laatste Nieuws van 29 september 1921. Voorafgaand was op de voorpagina van Ons Vaderland van 25 september volgende oproep verschenen:

       Het incident van Ieper - De student, wiens optreden voor het hotel Excelsior j.l. zondag het zoo druk besproken incident in leven riep, gelieve zoo dra mogelijk zijn naam en adres op te geven aan J. Viskens, leraar met verlof, Werchter.

    Was de optocht door Ieper minder vlot verlopen dan het in de pers werd voorgesteld?

    (21) Celen Vital, geboren op 9 februari 1887 te Hulshout en overleden op 8 september 1956 te Antwerpen. Stamde uit een burgemeestersfamilie. Celen studeerde aan het college te Aarschot, promoveerde in 1913 in Leuven tot doctor in de Germaanse filologie en was nadien leraar in Doornik, Brussel en te Antwerpen. Van 1938 af doceerde hij Nederlandse letterkunde aan de Koloniale Hogeschool te Antwerpen (NEVB Online).
    (22) Van Raemdonck Edward (Temse, 8 oktober 1895 – Steenstrate, 26 maart 1917) en Frans Van Raemdonck (Temse, 24 januari 1897 – Steenstrate, 26 maart 1917) waren broers die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden bij een nachtaanval op het Stampkot te Steenstrate. Zij waren toen allebei sergeant van de Zesde Compagnie van het 24ste Linieregiment. Hun dood maakte hen in Vlaanderen tot een symbool van broederliefde. Het stoffelijk overschot van deze twee militairen werd na de oorlog herbegraven in de crypte van de IJzertoren. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Gebroeders_Van_Raemdonck)
    (23) ‘Tweede Gedenkdag aan den IJzer’, Het Laatste Nieuws, 19-09-1921, p. 3.

    Viskens’ gepubliceerde brief handelde over hoe bepaalde kranten voortdurend hun lezers - al dan niet verzonnen - incidenten voorschotelden met als enige bedoeling de Vlaamsgezinden in België in opspraak te brengen. Berichtgeving over dergelijke voorvallen had volgens hem zeer nadelige gevolgen voor de goede naam van het hele land. Ter illustratie verwees hij naar een incident dat in Ieper zou hebben plaatsgehad, waarbij Vlaamse betogers de Franse vlag zouden hebben beledigd. Hoewel deze bewering achteraf door verschillende getuigen als een leugen werd afgedaan, bleven bepaalde bladen volhouden dat dit wel degelijk was gebeurd. Viskens was zelf aanwezig op de betoging in Ieper en schreef aan één van die Belgicistische bladen het volgende:(24)

    JV3

    Mijnheer de Bestuurder, Voor de derde maal schrijft gij over het incident te Ieper en op het woord van een ‘ooggetuige’ (?) behoudt gij het eerste verslag. De terechtwijzing in ‘La Libre Belgique’ verschenen, zoals gij dat schijnt te geloven, is niet herkomstig uit de martelaarsstad en de beweegredenen die, volgens U, den brief in kwestie, hebben beheerst, hebben niets te maken met de al of niet gewettigde vrees van inwoners van Ieper van in opspraak gebracht te worden in ’t buitenland. De enige bezorgdheid, die me daartoe dreef - want schrijver van dit artikel is eveneens schrijver dezes - is enkel de zaken tot hun onbevooroordeelde werkelijkheid terug te brengen en te beletten, dat onze goede naam zou in ’t gedrang komen door de verbeeldingskracht van een briefwisselaar, die van schandalen houdt. Ik bevestig dus opnieuw de getrouwheid van mijn verhaal en ben bereid onder eed te verklaren, dat het Frans vaandel er voor niets in betrokken was. Zou men het getuigenis van den h. Colaert,(25) burgemeester van Ieper, die ik onmiddellijk na het incident ter plaatse zag, niet kunnen inroepen? Ik weet niet of de geachte magistraat het verloop van het relletje, dat slechts enkele oogenblikken duurde, van binnen het koffiehuis ‘Excelsior’ heeft gezien: zoo ja, dan vrees ik niet weerlegd te worden over een enkel punt van mijn getuigenis. Wat denkt gij over de aanstelling van een onpartijdige jury, die, na mijn weerlegger en mij gehoord te hebben en daarbij een gelijk aantal getuigen voor en tegen (waarvan de bevoegdheid vooraf zou onderzocht zijn geworden), een verslag zou opstellen,

    (24) ‘Stichters van verwarring’, Het Laatste Nieuws, 29-09-1921, p. 3.
    (25) Colaert René (1848-1927), doctor in de rechten, Iepers gemeenteraadslid 1887, schepen 1891-1899, burgemeester vanaf 1900; volksvertegenwoordiger 1884-1926. (https://nl.wikipedia.org/wiki/René_Colaert)

    waaraan de twee partijen zich zouden onderwerpen, zonder recht op beroep vanwege deze partijen die voor een dokument zouden staan dat bepaald het betwiste feit zou uitmaken en er de volledige echtheid van zou waarborgen? Hopende, heer Bestuurder, dat gij geen poging zult laten voorbijgaan om licht in dit incident bij te zetten en dat deze brief een welwillend onthaal zal genieten in uw volgend nummer, bied ik U de verzekering mijner hoogachting.

    J. Viskens,
    Leeraar, oud-strijder, oorlogsvrijwilliger.

    In december 1922 schonk Viskens geld ter sponsoring van het sinterklaas- en kerstfeest voor Vlaamse kinderen in Brussel. Ook in november 1928 staat de man genoteerd als schenker aan hetzelfde initiatief.(26)

    Verdediger van het Nederlands in het middelbaar onderwijs

    Viskens’ inzet voor de Vlaamse beweging bestond uit meer dan het bieden van financiële steun uit sympathie of het in bescherming nemen van eventueel onstuimige jongeren. De man bekommerde zich daarnaast als flamingant immers ook om de Nederlandse taal in het middelbaar onderwijs. Dit blijkt onder andere uit de in 1924 door hem geschreven brochure Het Nederlandsch in de officieele scholen voor middelbaar onderwijs. In februari berichtte de gematigd Vlaamsgezinde en katholieke krant De Standaard over zijn benoeming tot dienstdoend bestuurder aan de middelbare school van Gent. In het Vlaams-nationalistische blad De Schelde van 1 augustus 1925 staat over deze brochure geschreven:(27)

    Hij die meent dat er enkel in administratie met de taalwet geknoeid wordt, leze eens de gedocumenteerde brochure van den Hr. Viskens. Men staat eenvoudig verbaasd hoe menschen die zich opvoeders durven noemen, zoo schandelijk de volksziel durven verkrachten. Proeven tot algeheele vervlaamsching van het M.O. worden tegengewerkt. Wijl aan kortzichtige ouders een handje toegestoken wordt om hun kinderen van het voorgeschreven onderwijs af te houden. Niemand die belang stelt in onzen taalstrijd mag nalaten zich deze brochure aan te schaffen. Onzen besten dank aan schr[ijver] voor zijn durf.

    Dat niet alleen de nationalisten van De Schelde zich positief uitlieten over de brochure blijkt onder meer uit een beknopte boekbespreking die een paar maanden eerder in De Standaard verscheen:

    Een om- en bijwerking van schrijvers diepinslaande voordracht, gehouden op de algemeene vergadering van O.M.O [Ons Middelbaar Onderwijs] te Tienen in 1924. (…) Deze brochuur schreeuwt het uit aan al wie hooren wil, dat de tweetaligheid in het onderwijs (lager, middelbaar, hooger), erge en ergerende wantoestanden schept. (…) Een gezond betoog, zeer objectief, dat ten slotte verwijst naar gezaghebbende citaties die pleiten voor

    (26) ‘Voor ’t Sinterklaas- en Kerstfeest der Vlaamsche kinderen’, Het Laatste Nieuws, 06-12-1922, p. 7; Het Laatste Nieuws, 03-11-1928, p. 2.
    (27) ‘Benoemingen in het OMO’, De Standaard, 06-02-1925, p. 2; ‘Opvoedkunde en Onderwijs’, De Schelde, 01-08-1925, p. 2.

    de vervlaamsching (…) Een sterk pleidooi voor het onderwijsprincipe: moedertaal-voertaal.(28)

    Op zaterdag 19 september 1925 sprak Viskens op een pedagogisch congres van Ons Middelbaar Onderwijs (O.M.O.), het maandblad van de in september 1920 opgerichte ‘Vlaamsche Leeraarschbond’ van het officieel middelbaar onderwijs. De bond ijverde ervoor om van de moedertaal (het Nederlands) de voertaal te maken in het middelbaar onderwijs en kon hiervoor rekenen op onder andere de actieve medewerking van Viskens.(29) Op het congres sprak hij over het doel van het middelbaar onderwijs in Vlaanderen. Het moest ‘de harmonische ontwikkeling betrachten van de gevoels- en verstandsgaven van het individu. De wil moet gevormd worden in de richting van het goede. Men doet nu te veel aan utilitarisme. In de Vlaamsche gewesten wordt het doelmatig tegengewerkt door achteruitstelling van de moedertaal.’ Over de inhoud van Viskens’ redevoering schreef Het Laatste Nieuws verder nog:

    Met vreugde heeft men vernomen dat de nieuwe minister [de socialistische flamingant Camille Huysmans] eenige

    JV4

    scholen van middelbaar onderwijs wil vervlaamschen. Dat deze proef moge slagen en in enkele jaren het middelbaar onderwijs Vlaamsch zij, naar eigen landaard, eigen leven en streven. (…) Spreker handelde dan over de vorming der leerlingen en beschouwde het middelbaar, het hooger onderwijs en de specialisatie. Hij had een open blik voor de gebreken der jeugd: materialisme, overdreven sportijver, al weet de heer Viskens ook dat een groot deel onzer jeugd idealistisch is.

    In het middelbaar onderwijs was op dat moment het gebruik van de Nederlandse taal voor het laatst geregeld bij Koninklijk Besluit van 20 september 1924. In de middelbare scholen was het onderricht in het Nederlands uitgebreid, maar in feite bleef het Frans er nog steeds behouden als eerste taal. Toen Camille Huysmans(30) minister van onderwijs werd, maakte hij een einde aan deze toestand. Bij ministeriële circulaire van 26 februari 1926 werd voor de eerste keer het principe ‘moedertaal-voertaal’ toegepast op het middelbaar onderwijs.(31)

    (28) Boekbesprekingen’, De Standaard, 26-05-1925, p. 5.
    (29) ‘Stadnieuws’, De Schelde, 17-09-1925 p. 6; ‘Het pedagogisch Kongres te Antwerpen’, Het Laatste Nieuws, 21-09-1925, p. 3; ‘Vlaamsche Leeraarsbond van het officieel middelbaar onderwijs’, NEVB Online.
    (30) Huysmans Camille, geboren op 26 mei 1871 te Bilzen en overleden op 25 februari 1968 te Antwerpen, Belgisch journalist, socialistisch politicus voor Belgische Werkliedenpartij/Belgische Socialistische Partij. Volks-vertegenwoordiger, gemeenteraadslid te Antwerpen, burgemeester van Antwerpen, minister, eerste minister, voorzitter van de Kamer.
    (31) Elias H.J., 25 jaar Vlaamse Beweging, Antwerpen, 1969, 105.

    Twee jaar voor het overlijden van Viskens was hij als bestuurder aanwezig op de feestelijke viering aangaande het vijfenzeventigjarig bestaan van de Rijksmiddelbare school in Gent. Op 28 mei 1927, om acht uur in de avond, werd een feestmaal aangeboden voor bestuurders, leraars, oud-leraars en oud-leerlingen van de school. De eretafel werd voorgezeten door dhr. Van Es, voorzitter van de Oud-Leerlingenbond van de Rijksmiddelbare school. Naast hem waren onder andere gezeten: dhr. Maurice Lippens,(32) eregouverneur van Congo, burgemeester Van der Stegen,(33) schepen Desaegher(34) én Jozef Viskens. Tijdens het nagerecht werden redevoeringen gehouden en ook Viskens nam het woord. De volgende dag - zondag 29 mei 1927 - mocht hij tijdens een feestzitting op de middelbare school een gedenkplaat in ontvangst nemen als hulde aan de tweeëndertig tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde leerlingen van de school. Kort daarna verzekerde hij de aanwezigen van zijn toewijding en die van het hele lerarenkorps voor de toekomst.(35)

    In conflict met de franskiljons uit Gent

    Viskens werd doorheen zijn carrière echter ook geconfronteerd met minder aangename situaties. Zo organiseerden de Gentse franskiljons in mei 1928 een referendum voor de ouders, opdat zij voor hun kinderen in de Rijksmiddelbare jongensschool voor het Waalse, Franstalige stelsel zouden kiezen. In juli van dat jaar traden ze opnieuw op door onder andere een brief te sturen met twee bijgevoegde formulieren. Eén daarvan was bestemd voor Viskens, wat erop wees dat de franskiljons hem niet vertrouwden en zijn gezag probeerden te ondermijnen. Het Laatste Nieuws was echter kritisch voor de organisatoren van de petitie:

    … indien zij zich inbeelden, dat zij door dergelijke middelen afbreuk kunnen doen aan de wet Franck-Segers, die het Vlaamsch regiem voorschrijft voor de kinderen van Vlaamsche ouders, dan zullen zij van een kale reis thuis komen (…) zij steunen slechts op misleiding en drogredenen ingegeven door afkeer voor de volkstaal.(36)

    Overlijden

    Een dag na het overlijden van Jozef Viskens schreef Het Laatste Nieuws: ‘Wij vernemen het overlijden van den h. Jozef Viskens, bestuurder der Rijksmiddelbare school te Gent. De

    (32) Maurice Auguste Eugène Charles Marie Ghislain graaf Lippens, geboren op 21 augustus 1875 te Gent en overleden op 12 juli 1956 te Elsene, was een Belgisch liberaal politicus en voormalig gouverneur-generaal van Belgisch Congo. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Maurice_August_Lippens)
    (33) Alfred Théodore Marie Van der Stegen, geboren op 21-01-1869 te Gent en overleden op 07-01-1959 te Gent. Liberaal politicus, gemeenteraadslid 1907, burgemeester 1921-1946, senator 1936-1946. (https:// gentdekuip.com/vander-stegen-alfred-theodore-marie)
    (34) Rodolphe Marie Auguste Desaegher, geboren op 28 oktober 1871 te Gavere – overleden op 25 februari 1941 te Gent. Doctor in de Rechten. Liberaal politicus. Gemeenteraadslid 1917, schepen 1921-1927, provincieraadslid 1904-1925, volksvertegenwoordiger 1925-1929. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Rodolphe_Desaegher)
    (35) ‘In de Rijksmiddelbare School te Gent’, Het Laatste Nieuws, 30-05-1927, p. 3.
    (36) ‘Misleidend werk te Gent’, Het Laatste Nieuws, 14-07-1928, p. 2.

    geachte bestuurder, een overtuigd Vlaamschgezinde, was 48 jaar oud en zeer geëerd door het leeraarkorps. (…) Ten teeken van rouw is de school gesloten tot Maandag a.s.’(37) Het overlijdensbericht luidde als volgt:

    Op woensdag 26 juni 1929 overleed te Werchter, voorzien van de HH. Sakramenten der stervenden: De heer Jozef Viskens. Bestuurder van de Staatsmiddelbare School te Gent. De lijkplechtigheden, gevolgd van de begrafenis zullen op zaterdag, 29 juni a.s., te 11 uur, plaats hebben te Werchter. Vrienden en kennissen, die door vergetelheid geen doodsbericht ontvingen gelieve dit als zoodanig te beschouwen.(38)

    (37) ‘Schoolbestuurder Viskens overleden’, Het Laatste Nieuws, 27-06-1929, p. 3.
    (38) Het Laatste Nieuws, 28-06-1929, p. 4.



    25-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    20-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Schriek-Grootlo en Grasheide

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Vragenlijst en Stofindeeling.

    1.- Bestuurlijke ligging. (Provincie, arrondissement, kanton, gemeente; dekenij).
    Natuurlijke ligging der parochie voor zooveel deze ligging van aard is sommige feiten beter in 't licht te stellen. (Ligging belangrijk onder krijgsoogpunt op eene rivier, eene hoogte, nabij eene versterking, enz).

    2.- Maatregelen bij den inval getroffen door de Belgische burgerlijke en krijgsoverheid en door de geestelijkheid. (Ontruiming door de bevolking, in veiligheid brengen van kunstschatten en kerkelijke voorwerpen; - vernietiging, door de oorlogsleiding, van beplantingen, huizen, kerktorens; - schade daarbij aan het kerkfabriek of aan godsdienstige stichtingen toegebracht).

    3.- Houding der krijgsoverheid. - Gesteltenis der soldaten. - De vrijwillige dienstneming.

    4.- Gesteltenis der burgerlijke bevolking gedurende de eerste dagen van den oorlog. - Eenige feiten in 't bijzonder: kerkelijke diensten, 't bijwonen der Heilige Mis, 't naderen tot de Sacramenten.

    5.- De inval van den vijand. - Gevechten op het grondgebied der parochie. - Schade gedaan aan de gebouwen, in 't bijzonder aan kerken, kloosters, pastorijen, scholen, en lokalen dienstig voor de werken. Korte opgave der huizen, in hun geheel of ten deele vernietigd.

    6.- Houding der vijandelijke legers in de eerste uren der bezetting: plunderingen, brandstichtingen, moordtooneelen. (Uitvoerige aanteekening nopens de slachtoffers). - De vernietigde gebouwen. - Belangrijkheid der schade, - Opgave der kunstschatten, vernietigd of gestolen en van deze welke in veiligheid werden gesteld (l).

    7.- De dagen die op den inval volgden: belastingen, gijzelaars, enz. - Houding van het Duitsche gezag ten opzichte der plaatselijke overheid, der geestelijken en van den eeredienst.

    8.- Latere gewelddaden. Inkwartiering, Inbeslagnemingen.

    9.- De bezettingsjaren:
    a)De kerk. (Herstellings- of hermakingswerken - tijdelijke kerken). De kerkbemeubeling. (Nieuwe aanwinsten, herstellingen). - De klooster- en andere kapellen op het gebied der parochie.
    b)De goddelijke diensten. (Hernemen van den dienst na den inval). - Gebruik der kerk of der kapellen op de parochie door den Duitschen, katholieken of protestantschen, aalmoezeniersdienst.
    c)De vrijheid van den eeredienst zoo binnen als buiten de kerk. (Lezing der bisschoppelijke brieven, sermonen; - processien, openbare berechtingen, bedevaarten, kerkelijke stoeten).
    d)Het bijwonen der diensten en het naderen tot de Sacramenten gedurende de bezettingsjaren. (Plechtige communie der kinderen, vergelijkende tafels 1913-1918). - Buitengewone diensten. -De openbare zedelijkheid.
    e)De toestand der vrije scholen. (Opgelegd programma, voertaal, gewoon en buitengewoon schooltoezicht, - uitkeering der schooltoelagen, - het onderwijzend personeel).
    f)De patronaten, - werken voor schoolgaanden en werken voor de jeugd, - werken voor volwassenen. (Beperking der vergaderingen door de bezettende macht; - andere oorzaken van ontwrichting). - De liefdadigheidswerken.
    g)Het onvoeren der werklieden. (Treffende feiten; - namen der werklieden in Duitschland overleden of later in België door ontbering omgekomen; - overzichtstafels).
    h) Ondersteuningswerken. (Aard, bestuur, bijzonder doel, uitslagen). Overzichtstafels. Toestand van werk en nijverheid, armoede.
    i) Gerechterlijke vervolgingen. (Namen der beschuldigden, grieven, gerechtsleiding, uitslag van het proces). De politieke gevangenen in Duitschland of in de gevangenis in België gestorven. Eene uitgebreide aanteekening zal aan de terechtgestelden gewijd worden. Oorlogsbelastingen, boeten, uitbuiting der bevolking.

    10.- Naam, voornaam en dienststaat der parochiëele geestelijken en ook der andere, zoowel wereldlijke als kloosterlingen, in de parochie gevestigd, met inbegrip der leden der Congregatiën van Broeders, bij de voorvallen betrokken of die tot het leger hebben behoord, als soldaat, ziekenverzorger of aalmoezenier. Hun dienststaat in 't leger.
    Korte overzichtstafel der parochianen onder de wapens geroepen of die vrijwillig hebben dienst genomen. - Getal en namen der gesneuvelden in den oorlog, der verminkten, en der soldaten in Duitschland of in Holland gestorven, der krijgsgevangen, der soldaten die zich in den oorlog onderscheidden. Vergelijkende tafel der geboorten en sterfgevallen bij de burgerlijke bevolking van 1913 tot 1918.

    11.- Huiszoekingen in kerken of kloosters. - De opname of in beslagneming der klokken.

    12.- Feiten van verscheiden aard. De grensversperring, - de aanwervingsdienst over den draad. -Daden van vaderlandsliefde of offervaardigheid. - Plichtverzakingen. - Vaderlandsche betoogingen.

    13.- De ontruiming. - Houding der vijandelijke legers. - Voorvallen en misdaden.

    14.- De bevrijding. - Intrede der Belgische of verbondene legers. - Godsdienstige plechtigheden. - Terugkeer der gevangenen en uitwijkelingen. - Gedenktekens.

    (1) Het blijft verstaan dat de EE. HH. Pastoors, die in 1915 Ons een verslag deden toekomen over de gruwelen door de invallende legers begaan, er mogen bij blijven naar dit verslag te verwijzen, voor zooveel, tenminste, zij er niet aan houden sommige deelen aan te vullen of te wijzig

    Schriek (Heist-op-den-Berg), Parochie van Sint-Jan-Baptist

    Parochiaal verslag

    Transcriptie René Lambrechts

     

    Parochie van Sint Jan-Baptist te Schrieck

    De parochie van Sint Jan-Baptist te Schrieck is gelegen in het zuiden der provincie Antwerpen, op de grens der provincie Brabant.

    Vele maatregelen zijn er niet genomen tegen den inval der Duitschers, daar er geene kunstvoorwerpen bestonden, en ook daar de parochie nevens den weg lag, dien de Duitschers volgden om naar Frankrijk te rukken. Wel eenige Duitsche verkenners hebben zich in de parochie vertoond van het midden der maand Augustus 1914, doch die hebben geen kwaad verricht.

    Onze gemeente had 90 manschappen in het belgisch leger en 11 vrijwilligers.

    Onze belgische soldaten hebben van het begin af veel in onze parochie vertoefd. De overheid was zeer goed alsook de manschappen. Dagelijks waren zij te huis op de pastorij.

    Ons volk was zeer rustig; doch vele uitwijkelingen van den omtrek: Wijgmaal, Rotselaer, Tremeloo, kwamen dagelijks onderkomen zoeken in het dorp.

    In het begin was ons volk zeer godsdienstig en woonde met iever de goddelijke diensten bij; men naderde veel tot de H.H. Sacramenten; men deed openbare oefeningen van godsvruchtigheid die druk wierden bijgewoond én door de parochianen én door de vluchtelingen.

    Op 28 Augustus staken de Duitschers het dorp Tremeloo in brand, ¾ uren van ons. Ook kwamen er dien dag Duitsche verkenners in 't dorp, en maakten 11 burgers gevangen die zij naar Duitschland voerden.

    In het begin van September kwam ons leger om de Duitschers in de zijde aan te vallen, langs de streken van Leuven. Alsdan hebben er 900 soldaten in onze kerk vernacht en des anderen daags hebben er 34 priesters: almoezeniers en zieken verplegers, de H. Mis opgedragen.

    De belgische soldaten op de vlucht gedreven, kwamen langs ons dorp terug, en alsdan zijn de honderde vluchtelingen die hier verbleven, alsook een groot deel er parochianen weggevlucht. De Duitschers hebben hunne achtervolging gestaakt op een ½ uur van hier.

    Op Zaterdag 26 September 1914, waren de Duitschers rond ons dorp geschaard, om hunnen optocht naar Antwerpen te beginnen. Nu lag onze parochie midden in hunnen weg. Op Zondag 27 Oogst (september?) heb ik mijn dienst gedaan in de kerk, doch rond 8 uren kwamen de eerste Duitschers het dorp ingereden, en bijna gansch de parochie is op de vlucht gegaan. Het verslag daarover heb ik ingezonden in ‘t jaar 1915.

    In het jaar 1915, heb ik de schade opgenomen, geleden door de familiën der parochie. De bewijzen rusten in de ?? commissie te Antwerpen. Ze beloopt 27.700 fr. Veel heeft onze parochie niet te verduren gehad van de Duitsche bezetting: van tijd tot tijd eene Duitsche bezetting van 10 of 12 soldaten, en eenige straffen voor de gemeente.

    Op het einde van September en begin October zijn de goddelijke diensten 14 dagen onderbroken geweest. Ik heb altijd de diensten gedaan onder de bezetting zooals vroeger, behalve in 1918, dat de Duitschers mij zijn komen verwittigen dat ik geene processiën meer mocht doen, zonder bijzondere aanvraag. De bisschoppelijke brieven heb ik altijd ontvangen en ook afgelezen. Eens zijn de Duitschers mij komen verbieden, doch hij was reeds afgelezen. Berechtingen heb ik altijd gedaan, zelfe in 't bijzijn der Duitschers en nooit is mij eene opmerking gemaakt.

    Het bijwonen der goddelijke diensten is stillekens aan verminderd, en de geest van godsdienstigheid neemt steeds af. De buitengewone diensten, zooals de wekelijksche mis voor de gesneuvelden, wierd goed bijgewoond, maar is ook niet meer goed bijgewoond. De zedelijkheid laat veel te wenschen.

    In het begin 1917, bij het ontvoeren der werklieden, was er eene ware paniek onder ons volk. Onmogelijk alles te beschrijven, doch Pater Stanislas der Minderbroeders te Mechelen heeft dit alles breedvoerig beschreven.

    Van een honderdtal die naar de laatste vergadering moesten gaan te Heyst op den Berg, zijn er maar een vijftiental gegaan: deze zijn door de Duitschers ingescheept en naar Duitschland gevoerd. Doch allen zijn gelukkiglijk gaaf en gezond wedergekeerd.

    De anderen die niet gegaan waren, hebben zich verscholen. Eenigen zijn aangehouden, en bij allen was de eerste vraag der Duitschers: "heeft uw pastoor u niet aangezet om naar de vergadering niet te gaan?" Gelukkiglijk, niet één heeft mij verraden. Dan is hunne woede gevallen op de gemeenteoverheid, en de burgemeester 80 jaren oud, en twee schepenen, waarvan één 68 jaren, zijn naar het gevang of liever als gevangenen in het militair hospitaal opgesloten geweest van 10 Januari tot 17 Januari (1918). Daar heb ik ze doen verzorgen door mijne zuster die te Mechelen woont.

    Politieke gevangenen hebben we niet gehad. De gemeente is in boet geslagen voor 5.150 marken, waaronder eene boet van 1.000 marken, voor het afsnijden van een telegraafdraad, die volgens het algemeen gevoelen door de Duitschers zelfs is afgesneden geweest. Verschillige burgers zijn in boet geslagen: alles te zamen voor 7.836 marken.

    Van al onze soldaten zijn er maar 6 gesneuveld.

    In onze kerk is er niet eene enkele huiszoeking gedaan: wel de opname der klokken en van 't orgel doch zonder gevolg.

    Voor onze bevolking heb ik altijd van 't begin van den oorlog af, met behulp van onzen geneesheer Fl. Vermijlen, de briefwisseling gedaan tusschen de soldaten van 't front en hunne ouders.

    De ontruiming is goed verloopen. Niets bijzonders is er gebeurd op hunnen doortocht. Twee nachten heb ik duitsche officieren op de pastorij moeten ontvangen, doch ze zijn zeer voorkomend geweest.

    In de kerk hebben we een "Te Deum" van dankzegging gezongen, en een eerelijst met den naam der gesneuvelden is in de kerk opgehangen. Eerstdaags zingen we een plechtige uitvaart voor onze zes gesneuvelden, en de gemeenteoverheid en de burgers worden allen uitgenoodigd.

    Onder den oorlog zijn de goddelijke diensten geschied zooals vroeger. Op de Plechtige Communie der kinderen ontbrak er nooit één.

    Ziehier de tafel der geboorten en sterfgevallen van 't jaar 1913 tot 1918:

    jaar

    geboorten

    overlljdens

    1913

    66

    31

    1914

    58

    36

    1915

    58

    19

    1916

    58

    48

    1917

    45

    57

    1918

    43

    39

    Schrieck, 1 april 1919

    Getekend: Hub. Van Hoof, pastoor

    Document 2

    Het aantal der binnengeroepen soldaten was 90, en het getal vrijwilligers 11.

     

    jaar

    pi. comm.

    1913

    32.911

    49

    1914

    33.105

    52

    1915

    32.874

    55

    1916

    31.927

    33

    1917

    32.675

    55

    1918

    33.206

    45

    Schrieck, 7 Mei 1919

    Getekend: Hub. Van Hoof, pastoor

    Schriek-(Grootlo) (Heist-op-den-Berg), Parochie van de Heilige Naam Jezus

    Parochiaal verslag

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie Den Soeten Naem Jesus te Grootloo

    1. Parochie van Grootloo, gemeente Schrieck, Kanton Heyst op den Berg provincie Antwerpen. De parochie strekt zich ook uit op een gedeelte der gemeenten Tremeloo en Keerbergen, provincie Brabant. Door beslissing van Zijne Hoogwaardigheid den Aartsbisschop van Mechelen van 25 October 1906, werd dit laatste gedeelte aan de parochie toegekend.

    2. Bij het begin der vijandelijkheden werden de registers en de kostbaarste heilige vaten in veiligheid gebracht.

    4. Gedurende de eerste weken van den oorlog had het volk een groot betrouwen gesteld op het H.Hart. Het getal communiën vermeerderde merkelijk, de kerkelijke diensten werden druk bijgewoond; ’t was eenieders overtuiging dat deze streek ging gespaard blijven.

    5. In den voormiddag van 19 Oogst vertoonen zich de eerste uhlanen. Het vijandelijk leger bezet het zuidelijk deel der parochie.

    Op 21 Oogst wordt de parochie door enige Duitschers bezet die van hier dagelijks op verkenning uitgaan in de richting van Lier. Niemand wordt lastig gevallen.

    Den 25 Oogst trekt de bezetting terug vervolgd door eene afdeeling belgische ruiterij en cyclisten. In Werchter en Haecht wordt er gevochten tot 's anderdaags in den namiddag. De Belgen worden teruggeslagen en tot hier door den vijand vervolgd.

    Twee jongelingen werden door den vijand aangehouden, zij zouden onmiddelijk gefusilleerd worden. Op enige meters afstand van de soldaten geplaatst met de armen opgeheven wachtten zij het vonnis af. De 1e Henri Collaer werd op den slag dood, de 2e Karel Moris onderwijzer te Langdorp werd niet getroffen en vluchtte weg.

    Op 28 Oogst terwijl gansch het dorp Tremelo in brand staat worden ook vijf huizen der parochie in brand gestoken. Ondertusschen worden talrijke huizen op den grooten weg van Tremeloo naar Heyst op den Berg leeggeplunderd. De bevolking is bijna totaal op de vlucht gegaan; de weinige mannen en vrouwen die hunne huizen niet verlaten hebben worden aangehouden en moeten het leger vergezellen. Tegen den avond worden eenigen losgelaten, anderen opgesloten in de kerk van Werchter, weinigen worden ’s anderendaags meegevoerd tot Saventhem en daar losgelaten. Eenige burgers die gevlucht waren naar den kant van Heyst op den Berg, werden daar denzelfden dag gevangen genomen opgesloten in de kerk van Aerschot en later naar Duitschland vervoerd.

     Op 29 Oogst blijven slechts kleine wachten Duitschers op de oevers van Demer en Dijle. Dagelijks worden hier schoten gewisseld tusschen Duitsche en Belgische patrouilles.

    Op 3 september wordt in de nabijheid gevochten tusschen sterke patrouilles Duitschers en Belgische carabiniers.

    Op 5 September wordt volgens bevel der Belgische overheid, het rundvee binnen den fortengordel van Antwerpen gebracht. Door dien maatregel wordt de bevolking ten zeerste getroffen. Het vee kwijnt weg omdat er noch stalling noch voeder voorhanden is.

    Op 6 September worden de oudste en jongste burgers die te Aerschot opgesloten zitten vrijgelaten. Op 7 September botsing tusschen sterke patrouilles in de nabijheid van de parochie.

    Van 9 September 's morgens tot 13 September 's avonds wordt de parochie door de Belgen bezet, en intusschen wordt er gestreden in de richting van Leuven en Mechelen. Toen op 13 7ber de kerk van Haecht en op 15 7ber de kerk van Werchter waren afgebrand, bleef de bevolking niet meer kalm, velen gingen op de vlucht en de diensten in de kerk hielden op. De parochie blijft tusschen de twee vijandelijke kampen tot op 26 7ber wanneer de Duitschers beginnen op te trekken tegen Antwerpen. Op dien dag werd eene vrouw der parochie Petronella Goris door eenen Duitschen soldaat neergeschoten toen zij over den steenweg wilde stappen.

    Op 28 September werden nog twee inwoners der parochie die buiten hunne woning aangetroffen werden gevangen genomen en naar Duitschland vervoerd.

    9. Tijdens den doortocht van het leger bleef de kerk gespaard. Ook werd er door de bezettende macht iets gedaan, om de vrijheid van den eeredienst te belemmeren. Nochtans om niet gedwongen te zijn de toelating der bezetting te vragen, werden de processiën buiten de kerk geschorst.

    Gedurende de bezettingsjaren verminderde het bijwonen der goddelijke diensten en het getal communien. Velen hielden zich met smokkelhandel bezig ook op de Zondagen. ’t Verminderen van de communiën tijdens de week was meest toe te schrijven aan ’t vervroegen der officieele uur.

    De plechtige communie der kinderen had plaats gelijk voor den oorlog, geen enkel kind ontbrak.

    In 1913

    getal kinderen  21

    In 1914

    getal kinderen  19

    In 1915

    getal kinderen  15

    In 1916

    getal kinderen  16

    In 1917

    getal kinderen  33

    In 1918

    getal kinderen  21

     

    Werklieden werden ontvoerd: vier te Aerschot den 23 November 1915, drie te Heyst op den Berg den 6 Januari 1916, van deze drij laatsten waren twee in ’t geheel geen werkeloozen. Allen kwamen welbehouden terug, alhoewel zij veel hadden geleden. Geen enkele had een kontrakt geteekend. Zes anderen hebben zich niet willen aanbieden. Zij hebben zich verscholen gehouden totdat de bezetting verklaarde dat zij niet meer zouden ontvoerd worden. Toch werden zij veroordeeld tot eene boete van 40 mark omdat hun eenzelvigheidsbewijs niet was afgestempeld. Langen tijd heeft de bezetting nog onderzocht of deze laatste jongelingen niet weggevlucht waren op aanraden der geestelijken.

    10. Van de parochie werden 20 jongelingen onder de wapens geroepen en drij hebben vrijwillig dienst genomen in ‘t leger. Een enkele is gesneuveld te Haecht den 12 September 1914.

    11. Geene huiszoeking had plaats in de kerk, tenzij bij den doortocht van ’t leger in 1914, en voor de opname der klokken.

    1913

    overlijdens 11

    geboorten 44

    1914

    overlijdens 20

    geboorten 39

    1915

    overlijdens 11

    geboorten 36

    1916

    overlijdens 13

    geboorten 24

    1917

    overlijdens 21

    geboorten 21

    1918

    overlijdens 13

    geboorten 24

     

    De ontruiming verliep rustig. Een verongelukte Duitsche soldaat werd op ’t kerkhof begraven. Al de gevangenen en uitwijkelingen zijn in hunne haardsteden teruggekeerd.

    Schriek Grootloo 6 April 1919

    F Vermeerberge pastoor

    F. Storms P. Claes leden van den Fabriekraad der Kerk

     

     

     

    Gesneuvelden of overleden aan de gevolgen van mosterdgas

    August Van Calsteren, zoon van Frans en van Antoinette Van den Broeck, is gesneuveld te Haacht, op 12 september 1914.

    Victor Janssens, geboren in 1883, gehuwd in 1910 en vader van 3 kinderen. Kwam na zijn huwelijk in Grootlo wonen. Tijdens zijn dienst aan het front werd hij in de loopgraven getroffen door mosterdgas. Sterft op 24 juli 1922 en werd begraven op het kerkhof te Grootlo,

    Philibert Op De Beeck vluchtte bij het uitbreken van de oorlog, met zijn familie maar Frankrijk. Tijdens zijn verblijf daar werd hij opgeroepen om zijn militaire dienst te doen. Enkele maanden later vertrekt hij naar het front in de omgeving van Diksmuide. Hij komt om in de dodengang van Stuivekenskerke, op 18 maart 1918 Hij ligt begraven  op het divisiekerkhof te Steenkerke (grafnummer 197).

     De aftocht van de Duitsers in november 1918 verliep vrij rustig. Een verongelukte Duitse soldaat werd hier op het kerkhof begraven op 15 november 1918.

    Om dat hoofdstukje af te sluiten volgen hier het aantal geboorten en overlijdens tijdens de oorlogsjaren 1914-1918.

    Putte-(Grasheide), Parochie van de H. Gerardus Majella

    Parochiaal verslag

    Transcriptie René Lambrechts


    Parochie van Grasheide (H. Gerardus Majella) - Gemeente Putte-Schrieck

    1. De parochie is gelegen tegen de scheiding van de provinciën Antwerpen en Brabant en ten zuid-oosten gescheiden van de Parochie Keerbergen door de baan van Mechelen naar Schrieck, zij is maar op eenen afstand van eene uur vogelvlucht van Haecht, zoodat hier op den steenweg van Putte naar Keerbergen bij den uitval uit Antwerpen vele duizende soldaten zijn voorbijgetrokken.

    2. Bij plakbrieven werden de inwoners aangezet zich kalm te houden, de wapens in te leveren en verboden aan de krijgsverrichtingen deel te nemen; de burgerwacht wierd opgeroepen doch heeft maar eenige dagen dienst gedaan. Een groot deel der bevolking is gevlucht op 18 alsook op 28 Oogst 1914, maar het overgroot gedeelte is een, twee dagen daarna weergekeerd. Door de Belgische krijgsoverheid is op mijne parochie geene schade toegebracht.

    3. Wat de houding der Belgische Krijgsoverheid betreft, die was goed ten opzichte van onze soldaten. Eerst stond commandant von Stockhausen en later graaf de Renesse, kapitein, aan het hoofd der grenadiers hier ingekwartierd.

    De gesteltenis der soldaten was in ’t algemeen uitmuntend wanneer zij naar Haecht optrokken, maar ongelukkiglijk waren er veele achterblijvers: gedurende vierdaagsche en viernachtsche slag van Haecht schat ik op een honderd vijftigtal de achtergeblevene op de parochie, en wanneer het Belgisch leger zich moest terugtrekken uit Haecht op Antwerpen, waren zij de eerste om te vertrekken. Pijnlijk was het voor ons die vlucht te moeten bijwonen. Soldatentroepen, uitgeput van krachten, met een droef uiterlijk, met stof bedekt, kleederen gansch verhakkeld en verschillende met eene klak op het hoofd, blokken aan de voeten, zonder ransels, zonder wapenen, trokken zij hier voorbij.

    Op de parochie is er maar eene enkele vrijwilliger geweest, namentlijk Ernest Van der Borght, leerling-geneesheer die reeds twee broeders in het leger telde.

    4. De burgerlijke bevolking was door schrik en angst overstelpt, te meer daar er zooveele vluchtelingen aan kwamen van Aerschot, Rotselaer, Tremeloo … die getuigen geweest waren van de moorden, brandstichtingen en andere wreedheden aldaar gepleegd, die ongelukkiglijk alles overdreven, ja zelfs feiten vertelden waar geen enkel woord van waar was.

    Dagelijks was de kerk proppensvol gedurende de mis, en na de mis ging de kruisprocessie uit, opgevolgd van eene smeekende menigte. Dagelijks waren er menigvuldige communiën, bijzonder onder de kinderen.

    5. Rond den 20ste Oogst 1914 hebben wij de eerste maal zes Uhlanen te paard gezien op het grondgebied langs den steenweg van Keerbergen en nu en dan terugkeerende in de richting van Haecht, zijn er gebleven tot den 27 September, dag van den grooten inval. Een inwoner van vertrouwen heeft verzekerd dat de overste der Uhlanen, op zondag 27 September aan het hoofd stond van een leger van ongeveer 5000 man. Op dien dag had hier volgens gewoonte de vroegmis plaats om 6 uren, waarin een weinig volk afwezig was, maar in de hoogmis van 9 uren was de helft niet aanwezig, daar de inwooners van Keerbergen, die de gewoonte hebben hier de goddelijke diensten bij te wonen, niet mochten passeeren. Na de hoogmis telden wij een vijftigtal Duitschers die bezig waren met loopgrachten te graven op een vijftal minuten afstand van den kerk, en de Belgische Grenadiers lagen op een tiental minuten langs de andere zijde.

    Juist na den middag, rond één uur, verscheen er een Duitsche patroelje van ongeveer twintig man en reden in de richting van Beersel; op de steenweg van Putte naar Schrieck werden zij aangerand door een Belgische automobiel mitrailleuse, zij werden uiteengeslagen, peerden en velos in brand latende; de aanvoerder-commandant wiens peerd onder hem werd uitgeschoten, in eene gracht nevens den steenweg liggende, stak zijne armen omhoog en gaf zich over; hij werd op eenen automobiel geladen en geblinddoekt in de richting van Lier gevoerd.

    Op 28 September rond 6 uren ’s morgens, zonder wederstand te ontmoeten, komen zij in onze parochie aan ten getalle van ongeveer vijftien honderd en blijven er tot twee uren in den namiddag. De twee derden der inwoners, verrast door dien onverwachte inval, waren thuis gebleven.

    6. Opzichtens de achtergeblevene inwoners hebben de invallende troepen zich tamelijk wel gedragen. Uit de huizen der afwezigen hebben zij twee runderen en een zwijn gehaald dewelke zij geslacht hebben; in ander huizen zijn zij binnengedrongen, deuren en vensters verbrijzelende, alles meenemende wat niet te heet of te zwaar was.

    7. De geestelijkheid heeft geen last gehad van wegens de Duitsche Overheid.

    8. nihil

    9.a. Alles op den ouden voet gebleven.

    9.b. Den 21 October is de parochiale dienst opnieuw begonnen. Bij den terugkeer van het Duitsche leger alleen, heeft een Duitsche (Jezuit) katholieke aalmoezenier alhier mis gelezen.

    9.c. Er is geen verbod geweest wegens ’t lezen der bisschoppelijke brieven, men is de vermaarde brief (n.v.d.r.: Kerstboodschap 1914 van Kardinaal Mercier) zelfs niet komen afhalen. De processiën zijn geschorst geweest omdat wij ons voor den invaller niet wilden vernederen met eene afzonderlijke aanvraag te doen, wat onze jaarlijksche bedevaart met den tram naar Scherpenheuvel betreft: wij hebben ze ook onderbroken om reden dat wij eene verbintenis moesten teekenen dat alles onder onze verantwoordelijkheid was.

    9.d. Het bijwonen der diensten is zoo goed geweest onder de bezetting als te voren en het getal communiën is eerder geklommen. Al de kinderen zonder eene enkele uitzondering hebben hunne plechtige eerste Communie gedaan, zoowel tijdens als vóór den oorlog. De openbare zedelijkheid heeft veel te lijden gehad, menigvuldige diefstallen bijzonder van hout zijn er gepleegd, er is veel getuischt (n.v.d.r.: gegokt) voor groot geld in de herbergen, danspartijen hebben er gedurende gansch den oorlog plaats gehad, wat erger is: een viertal vrouwen, twee getrouwde waarvan de mannen in het leger, en twee ongetrouwde, hebben met den vijand geheuld.

    9.e. Alles is gegaan op den ouden voet, wat meer is: de zusters onderwijzeressen der aangenomene school hebben hun traktement (loon, wedde) zien verhoogen.

    9.f. niets te melden.

    9.g. Werden gevangen genomen te Putte en vervoerd uit de kerk van Konings-Hoyckt met den trein uit Heyst op den Berg naar Soltau, de volgende parochianen van Grasheide:

    Joannes Van de Vondel, Joseph Van de Vondel, Guilielmus Van de Vondel, Joseph Van den Vondel, Corneel Van Itterbeeck, Jan-Baptist Van Itterbeeck, Frans Vermeulen, Peer Moris en Lodewijk Geeraerts uit Putte; Edward Volkaerts, Clementina Volkaerts en Leontine Volkaerts uit Schrieck.

    Zij werden gevangen genomen op 29 September 1914 en zijn ruim vier maanden opgesloten geweest in het kamp van Soltau, uitgenomen Clementina & Leontina Volkaerts die dry weken in een klooster van Duitschland hebben verbleven en dan zijn terug gezonden.

    Op 11 Oogst is overleden Corneel Van Itterbeeck die na veel uitgestaan hebbende in het kamp, daar hij reeds ziekelijk was wanneer hij werd weggevoerd, bij zijne terugkeer eenigen tijd in het gasthuis van Antwerpen heeft verbleven. Na zijn terugkeer op Grasheide is hij niet meer gezond geweest.

    Werden later weggevoerd als zoogezegde werkeloozen alhoewel zij nooit eenigen onderstand hadden genoten:

    Alfons Heremans, Emiel Jennen en Alfons Volkaerts uit Schrieck; Norbert Van den Wijngaert en Jan-Baptist Van de Poel uit Putte.

    9.h. niets te melden

    9.i. niets te melden

    10. In ’t geheel waren er op de Parochie opgeroepen 34 soldaten plus één vrijwilliger.

    Gesneuveld reeds in Augustus 1914:

    Leopold Roggemans, gesneuveld te Herstal;
    Emiel De Keuster, gesneuveld te St-Marc, Namen;
    Alfons Van Roosbroeck op 19 Oogst 1914 te Werchter;
    Florimond Verstraeten, krijgsgevangen, overleden te Mannheim in 1918.

    Gekwetsten: Alfons Jansens, Emiel Van de Wijngaert, Ernest Van der Borght.

    Geboorten:  1913 – 49, 1914 – 51, 1915 – 29, 1916 – 41, 1917 – 24, 1918 – 24
    Overlijdens: 1913 –   9, 1914 – 30, 1915 – 14, 1916 – 17, 1917 – 28, 1918 – 18

    In de kerk werden geene huiszoekingen gedaan. De opname der klokken geschiedde.

    12. niets bijzonders

    13. niets bijzonders

    14. De bevrijding werd aangekondigd door het gelui der klokken en het hijschen der Belgische drijkleur. Het Te Deum werd in de kerk gezongen. Al de vluchtelingen waren reeds terug begin November 1914, uitgenomen eene vrouw, Josephine Van Rompaey, weduwe van Joannes Van der Auwera, teruggekeerd in Februari 1919, vergezeld van zes kinderen. Haar man is verongelukt in de koolmijnen van Engeland.

    Getekend: J.A. Van Eyck, pastoor Grasheide - Const. Vermylen

    wordt vervolgd



    20-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    19-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

     

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo

    Bl. 1

    De Deutschers in de Gemeente Tremeloo

    19 augustus 1914.

      Den 19 augustus deden de Deutschers hunne intrede in Tremeloo. In den voormiddag verscheen er een Deutsche patrouille die binnendrong in het postkantoor en in het bureel der tramstatie waar zij alles doorzochten.

      Op de gehuchten Geetsvondel en Veldonck boden de Belgen (5e en 6e linieregiment) wederstand aan de overweldigers. Dit had voor gevolg dat op Veldonck en Geetsvondel dien dag 40 huizen afgebrand werden. Op Veldonck was de genaamde Karel Claes, landbouwer en vader van zeven kinderen, door de Deutschers verrast geworden en gevlucht onder zijnen oven. Hij werd door de Deutschers niet opgemerkt, doch zijn huis werd in brand gestoken en de ongelukkige werd verstikt.

      Op de gehuchten Veldonck en Geetsvondel hebben de Belgen zes doden en een gekwetste achtergelaten. De gekwetste, zekere Verhooft, werd enkel gevonden den volgenden dag en door den eerw. Heer pastoor bediend van de H.H. Sacramenten.

    Aankomst der Deutschers in het dorp.

      Het was den 19 augustus 5 u. namiddag. Gansch de bevolking was gevlucht uitgenomen vier of vijf ouderlingen, twee zieken en den eerw. Heer pastoor. Toen de Deutschers het dorp naderden ging de eerw. Heer pastoor hen te gemoet en vroeg of zij van hem eenigen dienst verlangden? Zij vroegen brood. Daar de eerw. Heer pastoor geen brood meer had bood hij hen drank aan, namelijk bier of wijn; dovh zij weigerden en stelden zich tevreden met water dat zij op verzoek van den eerw. Heer pastoor haalden op de pastorij. Verder was hun werk de belgische vlaggen die wapperden aan gemeentehuis, Kerk, school en gendarmerie, neer te halen. Dan braken ze binnen in de verlaten huizen en legden de hand op eetwaren, wijn en cigaren. Het overige bleef onaangeroerd. Op de pastorij en in de enkele woningen waar bewoners thuis gebleven waren werd niets weggenomen. Ten opzichte van den eerw. Heer pastoor en van de personen die t’huis gebleven waren gedroegen de Deutschers zich heel fatsoenlijk.

      Een feit heeft plaats gehad waarvan ik mij de betekenis niet kan voorstellen. Toen de eerw. Heer pastoor juist voor den ingang der pastorij met den hoofdman der Deutschers in gesprek was, werd hem door een soldaat eene doos met kardoezen van 16 millim. aangeboden.

    Bl. 2a

    De hoofdman deed met de hand een afwijzende beweging en de soldaat met zijn kardoezen verdween.

    Twee burgers gedood.

      Terwijl de Deutschers de eetwaren in de huizen wegnamen kwam eene arme vrouw met drie klein kinderen van Werchter naar Tremeloo. Zij had langs Werchter willen vluchten, doch had de bruggen open gevonden en kon niet verder. Nu kwam ze weenend terug te Tremeloo aan. De eerw. Heer pastoor deed haar op de pastorij binnenkomen en verzocht haar aldaar den nacht door te brengen. Op den steenweg had zij een Deutscher ontmoet die haar zegde dat zij mocht gerust zijn, dat haar geen kwaad zou geschieden. Zij vertelde ook dat zij tusschen Werchter en Tremeloo het lijk had zien liggen van een burger. Toen de eerw. Heer pastoor dit hoorde begaf hij zich naar de Deutschers en vroeg aan den hoofdman of het hem niet zou believen twee mannen mede te geven naar de plaats door de vrouw aangewezen. Die vraag werd aanstonds ingewilligd en de hoofdman zelf met twee zijner soldaten vergezelde den eerw. Heer pastoor tot bij het lijk.

      Het was het lijk van een jongeling van 22 jaren genaamd Aloysius Van Geel, zoon van den eersten schepen der gemeente. De hoofdman der Deutschers beweerde dat dit het lijk was van een belgische officier verkleed in burger, en hij voegde er bij papieren te bezitten van den overledenen die zulks bevestigden. Misschien had men op den gedooden een eenzelvigheidsbewijs gevonden met de melding “Korporaal der burgerwacht”. Dit is maar een veronderstelling, doch met zekerheid weet ik het niet. Twee dagen later werd omtrent dezelfde plaats in eene gracht met hout beplant het lijk gevonden van den genaamden Frans Schepers, vader van zes kinderen. Beiden werden met de bajonet doorboord. Ik stel mij voor dat zij gedood werden op de volgende wijze.

      Van Geel en Schepers alvorens te vluchten waren nog eens den steenweg naar Werchter opgereden (zij waren per velo). Halverwege werden zij verrast door de Deutschers die toen bevolen stil te houden. Van Geel werd eerst onderzocht en zijne papieren nagezien. Het noodlottig eenzelvigheidsbewijs met de melding “Korporaal der burgerwacht” werd gevonden. Hij werd voor officier aanzien en onmiddellijk met de bajonet doorbooord. Schepers dit ziende wilde vluchten, doch hij werd eenige stappen verder achterhaald en onderging hetzelfde lot. Al wat Van Geel en Schepers op zak hadden, ook hun geld, werd op hunne lijken teruggevonden.

    Bl. 2b

    Waarom gebrand.

      Toen de eerw. Heer pastoor met den hoofdman der Deutschers voorbij een huis ging dat brandde, verklaarde deze laatste dat men van uit dit huis op hen geschoten had, gelijk ook van uit de andere huizen. Dit is niet alleen onwaar, maar zelfs onmogelijk, daar, buiten Karel Claes, van wien ik hoger gewaagd heb, al de inwoners der afgebrande huizen gevlucht waren eer de Deutschers zich vertoonden. Dit alleen is mogelijk dat belgische soldaten in hunnen terugtocht van die huizen gebruik gemaakt hebben om zich te beschutten tegen de kogels van den vijand. Al de huizen werden in brand gestoken.

    Tweede bezoek der Deutschers.

      Omtrent een uur na de intrede der eerste Deutschers in Tremeloo, kwam een tweede groep met twee automobielen om de eetwaren op te laden. Deze gedroegen zich weerom fatsoenlijk ten opzichte van den eerw. Heer pastoor en van de burgers die hunne woning niet verlaten hadden. Zij vroegen wijn; doch vergenoegden zich met zes of zeven flesschen.

      Toen deze soldaten zich in het dorp bevonden, juist nabij het gemeentehuis, bemerktten zij een persoon die, twee of drie honderd meters verder, over een veldweg ging. Onmiddellijk werd er op geschoten; doch gelukkiglijk werd de mensch, een ouderling van ruim 70 jaren, niet getroffen.

    Deutsche patrouilles.

      Van den 20 augustus tot den 23 kregen wij in Tremeloo regelmatig het bezoek van Deutsche patrouilles. Deze werden door de bevolking steeds vriendelijk onthaald; men gaf hun eten en drinken (vooral bier en melk); fruit en cigaren.

      Deze patrouilles waren in het algemeen ook beleefd en zelfs vriendelijk. Zij spraken met de burgers als oude kennissen en trachten de bevolking gerust te stellen. Zij gaven den raad niet weg te vluchten : als de burgers rustig blijven, zegden zij, zullen de Deutschers hen ook geen kwaad doen.

      Twee zonderlinge gezegden dezer patrouilles verdienen hier aangestipt te worden. Den 21 augustus vertelde een deutsche soldaat dat Leuven geheel vernietigd was, dat er van die schoon kerken niets meer overbleef dan puinhoopen, dat de burgers er op de Deutschers geschoten hadden. Later toen ik vernam dat Leuven den 25 augustus was verwoest geworden, was ik dan ook niet weinig verwonderd …

    Bl. 3a

      Tien Deutsche soldaten waren gedurende twee dagen in den kost geweest bij eenen landbouwer der parochie Grootloo. Toen zij vertrokken gaven zij aan den boer den raad weg te vluchten wanneer hij het kanon dichtbij zou hooren, want, zegden zij, dan branden wij alles af.

    Uitval der Belgen.

      Den 23 augustus tegen den middag kreeg Tremeloo het bezoek van een belgische patrouille en tegen den avond kwam een gepanstert automobiel der belgen om een deutsche patrouille aan te randen. Den 24 augustus tegen den avond werden de Deutschen door belgische troepen uit Werchter verjaagd en ’s anderendaags werd er tusschen Deutschers en Belgen een gevecht aangegaan met gevolg dat tegen den avond de Belgen de terugtocht namen naar de forten. Na het vertrek der Belgen kwam een afdeeling Deutsche cavalerie door het dorp zonder eenige schade aan te richten. Alles bleef rustig tot den 27 tegen den avond. Toen werden op een honderd meters afstand van de pastorij twee huizen in brand gestoken. Het is alsdan dat pastoor en onderpastoor de pastorij verlieten om den nacht door te brengen, de eerste op de pastorij te Bael, de tweede op het gehucht genaamd Bolloo. Den 28ste in den morgend meende de eerw. Heer pastoor naar Tremeloo terug te keeren; doch halverwege werd hij door de parochianen gewaarschuwd dat de Deutschers alles in brand staken en als bezetenen te werk gingen. Daarop begaf de eerw. Heer pastoor zich door de bosschen naar Heyst-Goor alwaar hij eenige ogenblikken later samen met den eerw. Heer Wouters pastoor van ’t Goor, aangehouden werd.

    Waarom het dorp afgebrand?

      De inwoners van Tremeloo, dit kan ik getuigen, hebben zich ten opzichte van de Deutschen van ’t begin af zeer correct gedragen en zich aan geen geweldaden plichtig gemaakt. Den 18 augustus, wel is waar, werd een Deutscher door de burgerwacht gevangen genomen, doch deze werd met menschlievendheid behandeld. Daar iedereen in ’t gedacht verkeerde dat de Deutschen honger leden was hunne eerste bezorgdheid den krijgsgevangen eten en drinken te bezorgen. Bij den koster werd hem een stuk gebraden kieken voorgezet alvorens hij naar de gendarmerie gebracht werd.

      Personen die den 28ste augustus aan de Deutschers vroegen waarom zij Tremeloo afbranden, kregen voor antwoord : men heeft te Leuven op ons geschoten! Die verklaring “men heeft te Leuven op ons geschoten” werd reeds gedaan den 21 augustus door Deutsche patrouilles.

    Bl. 3b

    Op aanraden van die patrouilles waren eenige menschen den 28ste t’huis gebleven. Zij werden door de Deutschers genoodzaakt hun huis te verlaten zonder nog iets mogen te redden en, in hunne tegenwoordigheid werd hunnen woning in brand gestoken. Onder de inwoners die aldus behandeld werden bevond zich een oude vrouw van ongeveer 80 jaren; deze werd met andere inwoners naar Werchter gebracht en in de Kerk opgesloten. ’s Anderendaags nochtans mocht zij naar de rookende puinen harer woning terugkeeren.

      Den 28ste augustus werden te Tremeloo 174 woningen en gebouwen afgebrand : dit maakt met de 40 woningen afgebrand den 19 een totaal van 214 woningen en gebouwen.

    Plundering.

      Wat door de vlammen niet verslonden was werd geplunderd, deels door de Deutschers, deels door de burgers. Deze laatste hebben zich vooral meester gemaakt van winkelwaren en kleederstoffen.

      In ’t begin van september werd Tremeloo terug bezet door de Belgen en vanaf den 13 september wederom door de Deutschers. Tusschen 13 en 28 september hebben deze laatste op de pastorij al het linnengoed, dekens en ook al den wijn weggenomen; twee brandkassen opengebroken en daaruit geroofd eene obligatie gemeentekrediet toehoorende aan den eerw. Heer onderpastoor en daarenboven 300 à 400 fr. in geld.

      In de kerk hebben zij het tabernakel-brandkast, de brandkast der sacristij en eene anderen ijzeren kast opengebroken en het grootste deel der gewijde vaten geroofd. Het H. Sacrament was gelukkig weggehaald door den eerw. Heer pastoor van Bael den 10e september.

      Het geroofd zilverwerk hebben twee Deutschen beproefd te smelten. Toen zij met dit werk bezig waren kwam er bevel onmiddellijk te vertrekken en daardoor werden zij genoodzaakt hunnen buit achter te laten. Zij wierpen het zilverwerk half gesmolten en verbrijzeld in eenen waterput waar het later teruggevonden werd.

      Het priestergewaad werd in de kerk opengeworpen te midden van stof en vuiligheid. Terwijl Deutsche soldaten de brandkasten openbraken zijn Deutsche officieren in de kerk geweest en hebben maar laten begaan.

      Naderhand werd de geplunderde kerk bezocht door een Deutsche officier die twee zusters in ’t klooster heeft en goed katholiek is. Deze was verontwaardigd over hetgeen in de kerk gebeurd was en trachtte nog te redden wat kon gered worden. Hij liet het priestergewaad alsook de stukken van de zilver eremonstrans, een kelk en een ciborie overbrengen naar de zusters te Schrieck die alles bewaard en gekuischt hebben.

    Bl. 4a

    Deze officier heeft bij de eerw. Zusters van Schrieck een schrijven nagelaten met verzoek dit na den oorlog aan zijn bloedverwanten te doen geworden.

      In de kerk werden ook al de offerblokken opengebroken; een beeld van den H. Dionysius werd de handen afgeslagen; eene statie van den kruisweg werd beschadigd waarschijnlijk door een schrapnel; drie geschilderde ramen nog onlangs geplaatst werden beschadigd door schrapnels; de vunt werd door de soldaten gebezigd om zich te wasschen en was gansch bevuild; het dak van kerk en toren werden erg beschadigd.

    Verdwenen of beschadigde voorwerpen
    Gewijde vaten en zilverwerk

    2 zilvere kelken waarvan een in geslagen zilver van 1772
    1 ciborie;
    1 zilvere remonstrans;
    1 kopere remonstrans verguld;
    2 zilvere kronen van O.L.Vr. en van het kind Jezus;
    1 zilvere kroon van de H. Barbara
    1 zilvere toren van de H. Barbara
    1 zilvere scepter van O.L.Vr.
      -half gesmolten of verbrijzeld

    2 gouden ketingen geofferd aan O.L.Vr.
    Een kruis en een hart in zilver bezet met 73 diamanten gebruikt tot versiering der remonstrans
    2 zilvere potjes der H. Olie en Chrisma;
    Eene zilvere schotel met twee zilvere ampullen hebbende oudheidkundige weerde
      -verdwenen

    Andere metalen voorwerpen.
    Vier koperen kandelabers van 3 bougies;
    Eene kopere bel;
    2 tinnen schotels;
      -verdwenen
    Het tabernakel-brandkast opengebroken en erg beschadigd; de brandkast der sacristij uit den muur gehaald en verbrijzeld; eene oude ijzeren kast verbrijzeld.

    Linnen
    7 alben verdwenen en eene albe den kant afgescheurd;
    13 altaardweilen verdwenen;
    8 biechtroketten verdwenen;
    Zijn ook verdwenen een aantal corporalen en punsicatorium.

    Priestergewaad
    Eene … zwarte koorkap verdwenen;
    Vele kazuivels min of meer beschadigd.

    Bl. 4b

    Processiegewaden.

    Eene mantel van O.L.Vr. gansch verscheurd;
    Eene groote hoeveelheid kleederen om in deprocessie door kinderen en jonge dochters gedragen te worden, verdwenen of geheel en al onbruikbaar teruggevonden.
    Symbolen en andere processieversiersels verdwenen of onbruikbaar teruggevonden.

    Andere voorwerpen
    2 klokzeelen door de Belgen medegenomen;
    85 pond was verdwenen;
    40 pakken bougies
    Een lange bamboustok.
    Bij dit alles te voegen de schade veroorzaakt aan deuren, vurst, vensterramen, stoelen, offerblokken, bedden, enz.

    Gevangen genomen Burgers.

      18 burgers van Tremeloo werden door de Deutschers gevangen genomen en naar Deutschland overgebracht, namelijk :
    De eerw. H.H. Pastoor en onderpastoor, gevangen den 28ste augustus en weergekeerd den 20ste December;
    Alfons Michiels, Lod. Van Vlasselaer, J.B. Goeron, Lod. Haegemans, Pepinus Torfs en Frans De Preter, gevangen genomen den 28ste augustus en weergekeerd op het einde van Februari;
    Lod. Van Vlasselaer en zijn zonen Frans en Jan Baptist, Frans Corebunders, Frans Van Eyken, Livinus Schoovaerts en Victor Ruttens gevangen genomen rond half september en weergekeerd in ’t begin van Februari;
    Eduard Van Leemputten, Martinus Goeron en Jan Van Goolen, gevangen genomen rond half september en weergekeerd 6 weken naderhand.

      Buiten deze werden nog ander personen gevangen genomen en een of meer dagen opgesloten hetzij in de Kerk te Aerschot, hetzij in de Kerk te Werchter. Onder de personen een of meer dagen gevangen gehouden in de Kerk te Werchter bevonden zich ook vrouwen en oude menschen.

    Bl. 5a

    TREMELOO

    Gedurende den grooten oorlog

    I.

    Bestuurlijke ligging.


      De gemeente Tremeloo gelegen in het noorden van de Provincie Brabant, maakt deel van het arrondissement Leuven en het kanton Haecht. De parochie behoort tot de dekenij Haecht.

      De gemeente Tremeloo bevindt zich op den steenweg van Werchter naar Lier. Het is langs dien steenweg dat de belgische troepen der bezetting van Antwerpen eenen uitval deden den 25 augustus 1914, en daarna wederom in het begin van september. Bij den eersten uitval werd de Deutsche bezetting van Werchter gebombardeerd van uit Tremeloo. Daaraan is het waarschijnlijk toe te schrijven dat Tremeloo door de Duitschers afgebrand werd den 28 augustus 1914. Zoo was het ook gebeurd den 19 augustus bij de eerste intrede der Duitschers. Belgische troepen van het 5e en 6e linieregiment hadden loopgrachten gegraven op het gehucht Veldonck. Van uit die loopgrachten en ook van achter andere verdedigingswerken in der haast door de belgische soldaten opgeworpen, werd tegenstand geboden aan de eerste Duitsche troepen. Deze tegenstand had voor gevolg dat bijna geheel het gehucht Veldonck door de Duitschers moedwillig afgebrand werd onder voorwendsel dat men vanuit de huizen op hen geschoten had.

      Het gehucht Veldonck is gelegen op den steenweg van Tremeloo naar Aerschot, die te Geetsvondel, op ongeveer drie kilometer van Tremeloo-dorp, samenkomt met den steenweg van Aerschot-Werchter-Brussel. Deze laatste steenweg werd gevolgd door eene groote menigte Duitsche troepen.

    II.

    Maatregelen bij den inval getroffen door burgerlijke en geestelijke overheid.


      Bij het naderen van den vijand had de burgerlijke overheid de burgerwacht ontbonden en alle vuurwapens doen binnenbrengen in het gemeentehuis. Het is aldaar dat die wapens door de eerste Duitsche troepen verbrijzeld werden.

      Elken zondag van op den predikstoel trachtte de eerw. Heer pastoor de parochianen tot kalmte op te wekken. Den zondag 9 augustus werden van op den predikstoel aan het volk de volgende woorden voorgelezen :

    Bl. 6a

    “indien de Duitschers in de parochie komen dan moet iedereen zich wel wachten van iets te miszeggen of te misdoen, wel integendeel aan de duitsche soldaten eten en drinken geven dit is het gekenste middel om moord en plundering te vermijden.”

      Daar ik niet voornemens was de parochie te verlaten, achtte ik de gewijde vaten voldoende in veiligheid in de brandkasten der Kerk. Ik kon niet gelooven dat de legervoerenden er zouden toe overgaan deze te verbrijzelen ingezien de particuliere eigendom en vooral de eigendom der Kerk door de Conventie van den Haag onschendbaar was verklaard.

      Bij het naderen van den vijand had gansch de bevolking, op eenige uitzonderingen na, de gemeente verlaten. Waren in de gemeente gebleven : Eerw. Heer pastoor Van Winkel en zijne meid; Evrard Godier en zijne zieke huisvrouw Julia Wouters; Joanna Maria Van Camp, zieke ouderlinge van 86 jaren en Maria Bosmans; Norbert Heylichen; Eduard Van Leemputten en zijne huisvrouw Angelina Wenderickx; Maria Teresia Vereecken. Al dezen waren ouderlingen uitgenomen de Eerw. Heer pastoor en zijne meid. Enkel twee van die ouderlingen zijn thans (1919) nog in leven Evr. Godier en Ed. Van Leemputten. Drie personen die meenden te vluchten werden door de aankomst der Duitschers verrast en verloren het leven zoals wij verder zullen zien.

    III

    A. Houding der krijgsoverheid.


      Tremeloo is driemaal bezocht geweest door afdeelingen van het belgisch leger, namelijk den 19 augustus, den 25 augustus en in ’t begin van september.

      Den 19 augustus hebben de belgische troepen hier niet vernacht; zij zijn aangekomen in den voormiddag en tegen den middag reeds vertrokken. Ik heb de generaal en twee zijner officieren bij mij op de pastorij ontvangen; hunne namen ben ik vergeten. Van den generaal heb ik alsdan vernomen dat er spraak was den kerktoren te doen springen, doch op het ogenblik dat daarover gehandeld werd, hoorde men op geringen afstand een kanonschot en orde werd gegeven om te vertrekken.

      Ik vroeg nog aan den heer generaal of er voor mij en andere burgers gevaar bestond ter plaatse te blijven en de komst van den vijand af te wachten? Zijn antwoord was wijfelend. ’t Is, ging ik verder, dat ik meen dat het mijn plicht is hier te blijven. Dit meen ik ook, gaf hij voor antwoord.

    Bl. 6b

      De belgische troepen die hier den 25 augustus aankwamen hadden aan hun hoofd generaal De Witte. Generaal De Witte met zijnen staf heeft vernacht op de pastorij. Moed en kalmte kenschetsten den generaal en zijne officieren.

      Een mijnen opzichte waren al de belgische officieren, met dewelke ik alsdan in aanraking geweest ben, in de hoogste mate voorkomend en beleefd.

    B. Gesteltenis der soldaten.

      De opgeroepenen van Tremeloo ontvingen veelal de tijding hunner oproeping onder de wapens met neerslachtigheid en tegenzin. Aan dezen regel waren er nochtans loffelijke uitzonderingen. Later, wanneer de wreedheden van den vijand bekend wierden, is de vaderlandsliefde bij allen levendiger geworden en verscheidene soldaten van Tremeloo hebben zich onder den oorlog eerlijk onderscheiden.

      In den nacht van 24 tot 25 augustus 1914 werd Tremeloo bezet door eene afdeeling Belgische troepen onder leiding van generaal De Witte. De burgerlijke bevolking was gevlucht omdat men een gevecht op het grondgebied der gemeente vreesde, zoodat de verlatene huizen geheel en al ter beschikking waren van de belgische soldaten. ’s Anderendaags was in de huizen alles letterlijk vernield of geschonden. Ik heb een winkel gezien waar al wat er in den winkel was, dooreengeworpen lag op den vloer. De verbittering der bevolking om die handelwijze der belgische troepen was alsdan uitnemend groot, en die verbittering zou lang voortgeduurd hebben hadden de Duitschers zich niet gelast de sporen van die verwoesting te doen verdwijnen met de huizen af te branden.

      Den 24 augustus kwam een belgische soldaat die den volgenden dag aan den aanval zou deel nemen, zich bij mij aanbieden om zijne biecht te spreken.

      Den 25 augustus, terwijl het gevecht te Haecht en te Wackerzeel woede, had ik mij tijdelijk van huis begeven. Toen ik een weinig na den middag op mijne pastorij terugkeerde, vond ik deze bezet door een aantal belgische gendarmen die een welgemeend bezoek brachten aan mijnen kelder en den vloer overstroomd hadden met wijn. Naderhand kon ik bestatigen dat zij ook huiszoeking gedaan hadden. Ik had eenige gedenkenissen van gesneuvelde soldaten verzameld met het gedacht deze later aan hunne familie te bezorgen, onder deze was er een geldbeugel die 5 fr. inhield : dit geld werd weggenomen door hoogervermelde belgische gendarmen.

    Bl. 7a

      Deze feiten heb ik alhier willen aanstippen uit onpartijdigheid, en ook om aan te toonen dat er een onderscheid dient gemaakt te worden tusschen de misdrijven begaan door eenvoudige soldaten op eigen krachten, en tusschen de misdrijven bevolen door de krijgsoverheid.

    C. vrijwillige dienstneming.

      In het begin van den oorlog waren er geene vrijwilligers van Tremeloo. Later hebben eenige die gevlucht waren of van de Duitschers geleden hadden, als vrijwilligers het leger vervoegd.

    IV

    Gesteltenis der burgerlijke bevolking gedurende de eerste weken van den oorlog.


      De eerste weken van den oorlog was de burgerlijke bevolking zeer ter neer geslagen. Er werd weinig gewerkt. Sommige zelfs hadden den moed niet hunnen oogst in de schuren te halen en verschoven zulks van dag tot dag, tot dat de tijding kwam dat de belgische krijgsoverheid de paarden opeischte. Dit was voor de moedeloozen een spoorslag : om zich niet aan zwaarderen arbeid bloot te stellen, maakten zij spoedig van hun paard gebruik om den oogst binnen te halen.

      Hier en daar ontmoette men hoopjes volk waaronder maar over een ding gesproken werd : de oorlog. Gansch in het begin, wanneer de dagbladen spraken van belgische overwinningen te Luik, werd de houding van Koning en ministerie door het volk algemeen goedgekeurd; doch, toen de eerste gekwetsten te Leuven aankwamen werd al eens gezegd : men had hem maar moeten laten doortrekken. Dit kenschetst het gewoon volk dat doorgaans eene daad oordeelt volgens den uitslag.

      In het algemeen werden gedurende die eerste weken de kerkelijke diensten beter bijgewoond dan vroeger, bijzonder de mis in de week en het lof; nochtans moet ik in alle rechtzinnigheid bekennen dat die geestelijke verbetering op verre na niet aan mijn verwachting beantwoordde. Honderden menschen die den ganschen dag niets verrichtten, gaven zich evenwel de moeite niet om naar de kerk te komen : van dan af waren er velen die morden tegen de goddelijke voorzienigheid.

      Ik had op den predikstoel gezegd dat God de oorlog en dergelijke plagen toelaat om de menschen tot inkeer te brengen; dat de zonden der menschen zoowel in het nieuw als in het oud testament de oorzaken waren van openbare straffen.

    Bl. 7b 

    Ik had het voorbeeld aangehaald der Ninivieten en het volk eveneens tot boetveerdigheid en godsvrucht opgewekt :sommige vreesden niet met mijne woorden den spot te drijven en wanneer den 19 augustus een veertigtal huizen der parochie in asch gelegd werden, dan waren er die uitriepen : God straft de menschen, nu ziet men wel welke straf verdiend hebben! Negen dagen later werden de huizen van wie zoo spraken insgelijks de prooi der vlammen.

      Tremeloo stond vroeger bekend voor zijne baldadige en buitensporige kermissen. De kermis van Tremeloo werd jaarlijks gevierd op den laatsten zondag van augustus. Eigenaardig toeval of zonderlinge schikking der voorzienigheid, Tremeloo werd door de Duitschers in asch gelegd den 28 augustus, juist twee dagen voor den laatsten zondag van die maand.

      De eerste weken van den oorlog waren er ook meer communiën, doch wederom niet zooveel als men zou hebben mogen verwachten. Ziehier een vergelijkende tafel der communiën uitgedeeld sedert 1913 :
    In 1913 werden uitgedeeld 15600 communiën
    1914   15600
    1915   20100
    1916   24300
    1917   18600
    1918   17900
    In 1913 en 1914 werd nagenoeg hetzelfde getal communiën uitgedeeld; doch in 1914 bleef de parochie twee maanden lang zonder priester zodat men moet besluiten dat het getal communiën voor 1914 gestegen was.

    V

    Inval van den vijand – Gevechten op het grondgebied der parochie.


      Den 19 augustus 1914 deden de Duitschers hunne intrede in Tremeloo. Op de gehuchten Veldonck en Geetsvondel boden belgische troepen behoorende tot de 5e en 6e linieregimenten wederstand aan de overweldigers. Zes belgische soldaten zijn op dien dag op het gehucht Veldonck gesneuveld voor het vaderland; een zekere Verooft, werd erg gekwetst aan de rechterwang. Den 20ste augustus gevonden door de bevolking, heb ik hem het H. Oliesel toegediend en doen overbrengen naar het klooster van Betecom. De zes gesneuvelden werden begraven op het kerkhof alhier op vrijdag 21 ste augustus.

      Ik had zorgvuldig verzameld al wat de gesneuvelden op zich hadden ten einde dit later aan de familie te bestellen.

    Bl. 8a

    Doch al deze voorwerpen zijn tijdens mijn ballingschap in Duitschland verloren geraakt. Een naam herinner ik mij nog, het is een zekere Breyne van Gheluwvelt. De familie van een tweede woont in de paleizenstraat te Schaerbeek; een derde was geboortig van O.L.Vr. Thielt. De drie andere waren geboortig uit het Walenland. Hunne medaliën met hun stamnummer heb ik overhandigd aan generaal De Witte den 25 augustus.

      De wederstand der Belgen op het gehucht Veldonck den 19 augustus had voor gevolg dat dien dag op Veldonck en Geetsvondel 40 huizen afgebrand werden. Op Veldonck was de genaamde Karel Claes, landbouwer en vader van zeven kinderen, door de Duitschers verrast geworden. Uit schrik vluchtte hij onder zijnen oven. Hij werd door de Duitschers niet bemerkt, doch zijn huis werd in brand gestoken en de ongelukkige werd verstikt.

      Den 12 of 13 september, na den uitval uit Antwerpen, had een tweede gevecht plaats op het grondgebied der parochie. Na dit gevecht werden de lijken van vijf belgische soldaten voorlopig ter aarde besteld door de genaamde Joseph Wouters. Het waren die van twee carabiniers voor zooveel Wouters zich herinnert geboortig van Deerlijk en Schellebelle; van een grenadier; van een lancier en van een piot. Deze lijken werden later overgebracht naar het kerkhof.

      Tijdens dit gevecht werd het dak van toren en kerk erg beschadigd door de mitraljeuzen. De kerk werd getroffen door drie bommen (schrapnels). Eene verbrijzelde geheel en al de venster der vunt. Eene tweede kwam te recht boven een der kerkramen. Zij maakte een groot gat in de metserij ( voor de herstelling werden 1100 steenen gebezigd) en verbrijzelde gedeeltelijk de geschilderde raam waarboven zij te recht kwam. Twee steenen werden door de kerk geslingerd en kwamen te recht in eene geschilderde raam aan den tegenovergestelden kant der kerk. De derde bom ontplofte boven de sacristij en bracht schade toe aan eene geschilderde raam der koor.

      Andere schade werd door de gevechten op het grondgebied der parochie niet aangericht; doch, den 28 augustus, na den eersten uitval der Belgen, werden alhier moedwillig in brand gestoken 175 woningen, waaronder het huis bewoond door de zusters, gemeenteonderwijzeressen. Daarenboven werden nog afgebrand : de bijgebouwen der pastorij, dat is waschhuis en stalling; vier schoollokalen toehoorende aan de gemeente, en een lokaal dat tevens diende als bewaarschool en kapel der congregatie.

    Bl. 8b

    VI

    Houding der vijandelijke legers in de eerste uren der bezetting.

    Aankomst der Duitschers in het dorp.


      Het was den 19 augustus rond 5 ure namiddag. Gansch de bevolking, uitgenomen de personen in hoofdstuk II genoemd, had het dorp verlaten. Veldonck en Geetsvondel stonden in laaie vlam. Om, zoo mogelijk, verdere brandstichtingen te voorkomen, waagde ik het de Duitschers te gemoet te gaan wanneer zij nog een vijftigtal meters van de pastorij verwijderd waren. De Duitschers gingen op twee rijen langs de zijkanten van den steenweg. De kapitein ging vooraan in ’t midden van den steenweg met blooten sabel op den schouder. Ik wendde mij tot hem en vroeg of hij iets verlangde? Hij vroeg brood. Daar ik geen brood meer had, bood ik hem drank aan, namelijk bier of wijn. Dit verlangde hij niet, doch hij vroeg verder of ik goed water had? Op mijn bevestigend antwoord en mijn verzoek tevens, gelastte hij zijne mannen water te halen op de pastorij.

      Terwijl ik met den kapitein nog sprak naderde een soldaat die hem een kas aanbood ter groote van een cigarenkas en gevuld met kardoezen ter groote van jachtkardoezen van 16 millimeters. Die kardoezen schenen geladen met een kogel. De kapitein deed met den arm eene afwijzende beweging. Later heb ik gedacht dat het misschien kardoezen waren die dienden voor brandstichtingen.

      De Duitsche soldaten verspreidden zich in het dorp. Hun eerste werk was de belgische vlaggen die wapperden aan gemeentehuis, kerk, school en gendarmerie, neer te halen. Dan broken zij binnen in de verlatene huizen en legden de hand op eetwaren, wijn en cigaren. Het overige bleef onaangeroerd. Op de pastorij en in de andere huizen waar iemand t’huis gebleven was, werd niets weggenomen. Een ruimen opzichte en ten opzichte van de personen die t’huis gebleven waren gedroegen de Duitschers zich heel fatsoenlijk.

    Twee burgers gedood.

      Terwijl de Duitschers de eetwaren in de huizen wegnamen kwam eene arme vrouw, de genaamde Florentina Verhoeven, evhtgenoote van Petrus Antoon Calluwaerts wonende te Baal, met drie kleine kinderen van Werchter naar Tremeloo. Zij had langs Werchter willen vluchten, doch had de bruggen opengevonden.

    Bl. 9a

    Nu kwam ze weenende terug te Tremeloo aan. Ik deed haar op de pastorij binnenkomen en verzocht haar aldaar den nacht door te brengen. Op den steenweg had zij een Duitscher ontmoet die haar zegde dat zij maar moest gerust zijn, dat haar geen leed zou geschieden. Die vrouw vertelde mij verder dat zij tusschen Werchter en Tremeloo het lijk van een burger had zien liggen.

      Toen ik zulks vernam begaf ik mij naar de Duitschers en verhaalde aan den kapitein hoe eene vrouw mij was komen aankondigen dat op den steenweg naar Werchter een man gedood was. Bij die woorden schoten de oogen der soldaten vlammen en zij kwamen een stap vooruit. Ik bemerkte dien indruk door mijne woorden gemaakt en hernam dat een civilist gedood was. Dit bedaarde de soldaten. Toen vroeg ik aan den kapitein of hij de goedheid wilde hebben mij twee mannen mede te geven om naar de aangeduide plaats te gaan. Hij zelf vergezelde mij met twee zijner mannen.

      Op de aangeduide plaats gekomen, vond ik het lijk eenen mijner parochianen, de genaamde Aloysius Van Geel, zoon van den eerste schepen der Gemeente en geboren te Tremeloo den 5 april 1891. Hij had de borst doorboord met eene bajonet. Bij het lijk verklaarde de hoofdman : dit is het lijk van een belgisch officier in burgerkleederen, ik heb papieren die dit bewijzen. Ik waagde het niet naar die papieren te vragen : dit kon den jongeling het leven toch niet weergeven en geen ander gevolg hebben dan de Duitschers te verbitteren.

      Welke papieren zouden de Duitschers op dien jongeling gevonden hebben? Ik veronderstel dat dit niet anders geweest is dan het pasport of eenzelvigheidsbewijs van Aloysius Van Geel. Daar in ’t begin van den oorlog de burgerwachten overal ingericht werden, zal dit stuk ongetwijfeld vermeld hebben de hoedanigheid van “korporaal der burgerwacht”, en daaruit zullen de Duitschers dan ook besloten hebben dat Van Geel een officier was van het belgisch leger. Dit is maar eene veronderstelling van mijnent wege : met zekerheid nochtans kan ik dit niet bevestigen.

      Dicht bij de plaats waar het lijk gevonden werd van Aloysius Van Geel, werd twee dagen nadien, tusschen struikgewas, het lijk gevonden van Franciscus Schepers, vader van zes kinderen waarvan vijf beneden de 16 jaar. Schepers was vroeger soldaat geweest en had zijn soldatenboekje op zak : dit schijnt te bewijzen dat Schepers door de Duitschers niet afgetast werd. Schepers was op dezelfde manier gedood als Van Geel, namelijk doorboord met de bajonet. Ik stel mij voor dat Van Geel en Schepers vermoord werden als volgt :

    Bl. 9b

      Van Geel en Schepers, beiden per velo, waren rond drie ure namiddag den weg naar Werchter opgereden (ik had rond dien tijd nog met hen gesproken). Halverwege Werchter werden zij verrast door de Duitschers die hen bevolen stil te houden. De Duitschers zullen Van Geel die het best gekleed was, eerst afgetast hebben en op hem het noodlottig eenzelvigheidsbewijs gevonden. Daarop onmiddellijk het bevel Van Geel dood te steken. Schepers dit ziende zal de vlucht genomen en een schuilplaats gezocht hebben tusschen de struiken waar hij door de Duitschers werd achterhaald en doorboord.

    Waarom gebrand.

      Terwijl ik met den hoofdman der Duitschers voorbij een brandend huis ging, namelijk dit van juffrouw Maria Goossens op den steenweg naar Werchter, zegde deze laatste mij dat men van daar op hen geschoten had gelijk ook van uit de andere huizen die in brand stonden. Dit zegde hij als antwoord op mijn verzoek van niet meer te branden.

      Die beschuldiging van den Duitschen hoofdman is niet alleen onwaar maar zelfs onmogelijk, daar, buiten Karel Claes waarvan ik gesproken heb in hoofdstuk V, al de inwoners der afgebrande huizen gevlucht waren eer de Duitschers zich vertoonden. Dit alleen is mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat belgische soldaten in hunnen terugtocht van die huizen zouden gebruik gemaakt hebben om zich te beschutten tegen de kogels van den vijand. De huizen werden niet in brand geschoten maar moedwillig in brand gestoken.

      In het meestendeel der woningen die den 19 augustus de prooi werden der vlammen, werden de dieren mede levend verbrand. Alvorens sommige huizen in brand te steken had men de dieren losgemaakt en in het veld gejaagd.

    Tweede bezoek der Duitschers.

      Omtrent eene uur na de intrede der eerste Duitschers in Tremeloo, kwam een tweede groep met twee automobielen om de eetwaren op te laden. De huizen werden nog eens afgezocht en al wat mondbehoeften was werd medegenomen. Op de pastorij vroegen zij wijn, doch vergenoegden zich met zes of zeven flesschen die ik hen overhandigde. Voor het overige had ik over hun gedrag ten mijnen opzichte niet te klagen.

    Bl. 10a

      Terwijl deze duitsche soldaten zich op straat bevonden, bemerkten zij op een honderd meters afstand een burger die over een veldweg ging : onmiddelijk werd er op geschoten, doch gelukkiglijk werd de mens niet getroffen.

    Deutsche patrouillen.

      Van 20 tot 23 augustus kregen we in Tremeloo regelmatig bezoek van Duitsche patrouillen. Deze werden door de bevolking steeds vriendelijk onthaald : men gaf hun eten en drinken, vooral bier en melk, fruit en cigaren. Dit vriendelijk onthaal had natuurlijk zijnen oorsprong niet in eene wezenlijke genegenheid ; het was eerder het gevolg van eene algemeene vrees en had voor doel gevreesde onheilen te voorkomen.

      De duitsche soldaten die in Tremeloo patrouilleerden waren ten opzichte van de bevolking gespraakzaam en beleefd. De brandstichtingen en andere strenge maatregelen elders genomen door de krijgsoverheid waren toe te schrijven aan het wangedrag der burgers zelf. De burgers, zegden zij, mochten gerust t’huis blijven, zij hoefden voor de Duitschers niet te vluchten; indien de burgers rustig waren zouden de Duitschers hen ook geen kwaad doen.

      Ik ben overtuigd dat vele duitsche soldaten te goeder trouw geloofden dat op zekere plaatsen de burgers op de troepen zouden geschoten hebben, alhoewel de bijzonderste verwoestingen door de krijgsoverheden op voorhand bepaald waren. Den 21 augustus rond 11 ure ’s morgens sprak ik met een duitscher die patroeljeerde en zich bevond voor de herberg van Constant Godier. Die man vertelde aan mij en aan mijnen onderpastoor dat gans Leuven afgebrand was, dat al die schoone kerken gansch kapot waren omdat de burgers aldaar op hen geschoten hadden. Ik was niet weinig verwonderd toen ik later vernam dat de verwoesting van Leuven enkel gebeurd was den 25 augustus.

    Uitval der Belgen.

      Den 23 augustus tegen den middag kreeg Tremeloo het bezoek van eene belgische patroelje en tegen den avond kwam een gepantserde automobiel der Belgen eene Duitsche patroelje aanranden op den steenweg van Werchter. Tegen den avond waagde eene duitsche patroelje zich tot in het dorp van Tremeloo om na te gaan waar de gepantserde automobiel gebleven was. Deze patroelje heb ik hooren verklaren dat de burgers niet hoefden ongerust te zijn, dat hen geen kwaad zou geschieden. Niettemin waren er zeer velen die het niet waagden den nacht in het dorp door te brengen uit vrees voor weerwraak der Duitschers.

    Bl. 10b

      Den 24 augustus rond den middag nieuw bezoek van eene belgische patroelje. Door deze werd geschoten op eenen duitscher die in de verte bespeurd werd. Tegen den avond rukte eene afdeeling Belgische troepen op langs den steenweg van Schrieck. Kanonnen werden opgesteld in de nabijheid van de tramstatie en Werchter werd beschoten met gevolg dat de Duitsche bezetting het dorp verliet.

      De Belgen bleven vernachten in Tremeloo. Den 25 augustus had een gevecht plaats op het grondgebied Werchter-Wackerzeel en Haecht. De bevoorradingswagens bleven in Tremeloo en namen in ’t begin van den namiddag den weg naar de forten alsook een gedeelte van de belgische troepen. Het grootste deel dezer troepen was na het gevecht eenen anderen weg ingeslagen. Zie hooger hoofdstuk III-B.

      Na het vertrek der Belgen kwam eene afdeeling duitsche cavalerie door het dorp, doch zonder eenige schade aan te richten.

    Een burger doodgeschoten.

      Den 25 augustus waren vijf vluchtelingen aangekomen bij Lodewijk Morris, parochiaan van Grootloo, wonende op de grens dezer parochie op het gehucht Bolloo. Een dezer vluchtelingen, Hendrik Collart van Kessel-loo wilde den 26 naar Kessel-loo terug keeren, doch gelukte er niet in en keerde rond 3 ure in de namiddag terug bij Lod. Morris. Collart en Karel Morris, zoon van Lodewijk, vluchtten het veld in bij het zien van een dertigtal duitsche ruiters die zich vertoonden in de richting van Tremeloo. Collart en Morris werden bemerkt, aangehouden, afgetast en medegenomen tot aan de Raam, eene kleine beek. Daar werden zij op den akker geplaatst met de handen omhoog en zonder meer werd er op hen geschoten. Morris alhoewel niet getroffen liet zich insgelijks vallen, doch ziende dat een Duitscher op hun afkwam met de lans, nam hij ijlings de vlucht en had geluk, tusschen het kreupelhout, te ontsnappen aan de kogels die hem achterna gezonden werden.

      Wanneer men naderhand het lijk van Collart ter begrafenis weghaalde, heeft men bestatigd dat zijne borst doorboord was met eene lans. De vermoorde werd begraven te Grootloo.

    wordt vervolgd



    19-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    18-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo (2)

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo - deel 2

    Bl. 11a

    27 augustus.


      Den 27 augustus in den voormiddag kwamen verscheidenen burgers van Werchter naar Tremeloo gevlucht omdat de Duitschers aldaar de menschen aanhielden en de huizen in brand staken. Ik ontving op de pastorij twee ouderlingen Guilielmus Van de Velde en zijne huisvrouw. Rond 4 ure waagden zij het naar Werchter terug te keeren, doch zij werden aangehouden, met ander volk in de kerk opgesloten en den volgenden dag overgebracht naar Leuven. Van uit mijn pastorij kon ik bemerken dat te Werchter en ook buiten het dorp in de richting van Tremeloo, het een huis na het andere in brand gestoken werd.

      De brandstichters naderden Tremeloo hoe langer hoe meer en rond half zeven ’s avonds, werden op een boogscheut afstand van mijn pastorij twee huizen, dat van Lucas Goris en dat van August Michiels, in brand gestoken. Het is alsdan dat ik besloot samen met mijn huisgenooten de pastorij te verlaten om elders de nacht te gaan doorbrengen. Ik begaf mij samen met mijne meid naar de pastorij van Bael, mijn onderpastoor zocht een nachtverblijf op het gehucht genaamd Bolloo.

    28 augustus – Brandstichtingen.

      Den 28 augustus in den morgend meende ik naar Tremeloo terug te keeren. Op het gehucht Langerechte gekomen werd ik door de parochianen gewaarschuwd dat de Duitschers in het dorp waren, alles in brand staken en als bezetenen te werk gingen. Daarop begaf ik mij door de bosschen naar Heyst-Goor alwaar ik eenige oogenblikken later samen met den pastoor van ’t Goor door de Duitschers aangehouden werd en overgebracht eerst naar Aerschot en later naar Duitschland.

    Wat gebeurde er in mijne parochie den 28 augustus?

      De Duitschers die den 27 rond half zeven ’s avonds hun vernielings werk gestaakt hadden, kwamen den volgenden dag in den vroegen morgen terug om hun werk voort te zetten. Het eerste huis dat dien dag in brand gestoken werd, was dit van Arthur De Loge; daarna kwamen zij aan het huis van Victor Goossens die zijne woning nog niet verlaten had.

      Victor Goossens, schatbewaarder der kerk, was een ouderling van 70 jaren. Hij werd door de Duitschers aangegrepen en afgetast; men vroeg hem of er nogt iemand binnen was? Of er nog geld in huis was? Nadat Goossens op beiden vragen had neen geantwoord, werd het huis in zijne tegenwoordigheid in brand gestoken.

    Bl. 11b

    Dan werd Goossens verplicht de Duitschers van huis tot huis te vergezellen en gedwongen getuige te zijn van al hunne brandstichtingen.

      Vele menschen werden weer als Victor Goossens in hun huis verrast door de Duitschers. Zij werden aangehouden en onder hunne oogen werd hun huis in brand gestoken zonder dat het hun gegund werd een en ander uit de vlammen te redden. De Duitschers schenen er een heimelijk plezier in te hebben zulks te weigeren. Vrouw Karel De Ryck bidde en smeekte om toch haar dieren te mogen loslaten : het werd geweigerd en de dieren moesten levend verbranden; bij haren gebuur nochtans gingen Duitschers zelf de dieren losmaken. Guilielmus Castermans vroeg insgelijks zijn varkens te mogen loslaten : zwijnenvleesch is goed als het gebraden is, gaf men hem voor antwoord.

      Onder de personen die uit hun huis gehaald werden en het in hunne tegenwoordigheid moesten zien in brand steken, bevond zich eene vrouw van 85 jaar de genaamde Maria Theresia Vereecken, weduwe Balthasar Uytterhoeven. Hare smeekingen vermochten niet de Duitsche harten te vermurwen. Samen met andere parochianen werd zij als vee vooruit gedreven naar Werchter en in de kerk opgesloten. ’s Anderendaags mocht zij terugkeren naar de rookende puinen harer woning.

      Terwijl een groep Duitschers de huizen in het dorp en langs den steenweg op Schrieck afbrandden, waren er anderen bezig de overgebleven huizen van Veldonck door het vuur te vernietigen; anderen nog meenden de overwinning van het Duitsche vaderland te bewerken met de woningen der boterstraat in asch te leggen. Onder de huizen den 19 augustus op Veldonck afgebrand bevond zich dit van den genaamden Joseph Buedts. De arme man had met vrouw en kinderen zijnen intrek genomen in een bakhuis dat in de nabijheid zijner woning den 19 augustus was gespaard gebleven. Dit bakhuis werd den 28 augustus insgelijks de prooi der vlammen, hetgeen bewijst dat de Duitschers de hen opgelegde taak met nauwgezetheid volbrachten.

      Al te samen werden in Tremeloo afgebrand :
    Den 19 augustus 40 woningen;
    Den 27 augustus 3 woningen;
    Den 28 augustus 172 woningen;
    Daarenboven het gemeentehuis, vier schoollokalen, de bijgebouwen der pastorij en de tramstatie.

      Het is heel zonderling dat kerk, pastorij en Gildehuis gespaard bleven. Dit meen ik te mogen dank weten aan Maria, patrones der parochie onder den titel van O.L.Vr. van Bijstand.

    Bl. 12a

    Van af de eerste dagen van den oorlog werd haar beeld in de kerk ten toon gesteld en versierd.

    Een kind doodgeschoten.

      De burgers welke de Duitsche brandstichters den 28 augustus verzameld hadden in het dorp van Tremeloo en langs den steenweg van Tremeloo naar Schrieck werden vooruitgedreven tot op het grondgebied dezer laatste gemeente. Gekomen omtrent aan de plaats het Kruispunt genaamd, waar de steenwegen Tremeloo – Goor en Schrieck – Busschot elkander kruisen, gaven de Duitschers aan de aangehoudene burgers bevel zich naar Antwerpen te begeven. Daarop gingen eenige burgers den weg in naar Schrieck, anderen verwijderden zich langs den tegenovergestelden kant, het meestendeel volgden den steenweg naar ’t Goor, de Gommerijstraat genaamd.

      In de Gommerijstraat bevonden zich reeds eenige andere inwoners van Tremeloo en Grootloo die onmiddelijk de vlucht genomen hadden toen zij hoorden dat de Duitschers in optocht waren. Onder dezen bevond zich de genaamde Maria Catharina Janssens, echtgenoote van Edmond Schoovaerts, vroeger koolmijnwerker, thans soldaat bij het belgisch leger. Voor den oorlog verbleven Edmond Schoovaerts en zijne huisvrouw in het Walenland. Bij het uitbreken van den oorlog moest Schoovaerts het leger vervoegen; zijn vrouw verliet alsdan het Walenland om zich met haar kind te huisvesten bij Jan Van Essche, wonende op de gemeente Schrieck, parochie Grootloo.

      Vrouw Schoovaerts droeg haar tweejarig kind, Anna Maria, op den arm. Bij de aankomst der laatste vluchtelingen in de Gommerijstraat, kwamen de bewoners dezer straat nieuwsgierig buiten geloopen om te vragen wat er in Tremeloo gaande was en wat al dien rook beteekende. Op dit oogenblik werd er door de Duitschers in de richting der Gommerijstraat geschoten zoodanig dat de aanwezige burgers de kogels in hunne nabijheid hoorden fluiten. Iedereen sprong weg : deze in de grachten langs de straat, anderen vluchten in de huizen. Het kind dat vrouw Schoovaerts op den arm droeg werd getroffen door een kogel in den mond en was op slag dood.

      Dit gebeurde op het grondgebied der parochie Grootloo. Ik heb dit feit eventwel willen aanteekenen omdat het nauw verbonden is met de vorige gebeurtenissen op mijne parochie.

    Bl. 12b

    Waarom nog gebrand?


      De inwoners van Tremeloo, dit kan ik getuigen, hebben zich van ’t begin af ten opzichte van de Duitschers zeer correct gedragen, en hebben zich aan niet de minste daad van geweld plichtig gemaakt. Den 19 augustus, wel is waar, werd een Duitscher door de burgerwacht, wettig ingericht, gevangen genomen; doch deze gevangene werd met menschlievendheid behandeld. Daar iedereen in ’t gedacht verkeerde dat de Duitschers honger leden, was hunne eerste bezorgdheid den krijgsgevangen eten en drinken te bezorgen. Bij den koster werd hem een stuk gebraden kieken voorgezet alvorens hij naar de gendarmerie gebracht werd.

      Ter loops een woord over de gevangenneming van dezen Duitscher. Een hussard der dood te paard en gaande alleen patroeljeerde den 18 augustus op het gehucht Veldonck. Hij werd bemerkt door vier burgerwachten, de genaamden Van Houtvink Bernard, Van Cleynenbreugel Victor, Bosmans Karel en Jennes Leonard. Deze verborgen zich langs den kant van den weg en toen de Duitscher omtrent hunne schuilplaats gekomen was, sprongen ze eensklaps voor zijn paard met geen ander wapen dan een ongeladen revolver waarmede Van Houtvink den Duitscher bedreigde. Deze wilde zich doen doorgaan voor een engelschman, doch onze mannen lieten zich niet om den tuin leiden en rukten den Duitscher uit den zadel en brachten hem als krijgsgevangen naar het dorp. De aangehoudene was geboortig van Dantzig.

      Ik ben stellig overtuigd dat geen enkel Duitscher ooit geweten heeft dat een hunner mannen door burgerwachten van Tremeloo werd aangehouden, en dus is het ook wel zeker dat dit feit geen aanleiding heeft kunnen geven tot brandstichtingen. Ten andere ware dit geweest dan zou de Duitsche hoofdman mij zulks den 19 augustus wel verklaard hebben. Personen die den 28 augustus aan de Duitschers vroegen waarom zij de huizen in brand staken? Kregen voor antwoord : men heeft te Leuven op ons geschoten. Denzelfden dag toen de eerw. Heer onderpastoor op den steenweg van Aerschot – Lier aangehouden werd en vroeg naar de reden zijner aanhouding, kreeg hij eveneens voor antwoord : men heeft te Leuven op ons geschoten.

    Tremeloo kermis.

    Bl 13a

      De kermis van Tremeloo wordt jaarlijks gevierd op den laatsten zondag van augustus; dit was in het jaar 1914 den 30 van die maand. Den 28 was Tremeloo afgebrand : overal met dan rookende puinen. Dat niemand lust had om kermis te vieren hoeft niet gezegd. Den 28 was geen mensch in Tremeloo gebleven; doch den volgenden dag begonnen de menschen stilaan terug te komen want de Duitschers hadden het dorp verlaten. De eerste burgers die terug kwamen waren zij die bedacht waren op roof en plundering. In den nacht van 29 tot 30 augustus werd de pastorij bezocht en wat er kostbaar gevonden werd, zoals zilverwerk, werd geroofd.

      Den 30 in den morgend kwam zich op de pastorij vestigen mijn vorige werkman met gans zijn huishouden. Van dan af tot aan den terugkeer der Duitschers mocht geen enkel burger nog op de pastorij komen, zelfs degenen niet die voornemens waren een of ander in veiligheid te brengen. Aangaande de gebeurtenissen van die dagen heb ik van mijnen werkman niet anders kunnen vernemen dan dat er op de pastorij belgische officieren vernacht hadden, dat hij de burgers belet had op de pastorij te komen en dat hij het niet geraadzaam geoordeeld had iets in veiligheid te brengen.

      Gelijk de pastorij bezocht geweest was door roofvogels, zoo werden andere huizen ook bezocht en al wat de prooi der vlammen niet geworden was, werd de prooi der roovers ten minste daar waar de eigenaars niet teruggekeerd waren.

      Waren er in 1914 geene tenten en danszalen, toch waren er menschen die op eene andere manier kermis vierden, en vermaak en lust vonden in het goed van hunne ongelukkige medeburgers te rooven.

    Een burger verminkt.

      De genaamde Jan Baptist Minnen, een ouderling van 77 jaren, wonende te Tremeloo op het gehucht Grijze stee was den 5 september aan den arbeid op zijnen akker dicht bij de Dijle gelegen. Aan den overkant der rivier verschenen eenige Duitschers die op hem riepen. De man verstond hen niet doch stak zijne handen omhoog. Zij schoten op hem en raakten hem in zijnen rechterarm die verbrijzeld werd. Daarop vluchtte de man weg en werd gelukkiglijk niet meer getroffen. Later is zijn verbrijzelde arm afgezet in het gasthuis te Lier.

    Bl. 13b

    De gebeurtenissen van september.


      Tusschen 28 augustus en 14 september waren er in de parochie geene Duitschers meer te zien. Den 2 september had een nieuwe uitval plaats van het Belgisch leger. Belgische kanonnen te Tremeloo opgesteld beschoten Werchter en verjoegen den vijand die dat dorp bezet hield. Dan vertrokken de Belgische troepen verder op naar Werchter en Wackerzeel om daar den vijand aan te randen. Volgens mij verzekerd wordt is Koning Albert per automobiel tweemaal door Tremeloo gekomen, namelijk, den 4 september. Dit feit werd ons ook gemeld in de kerk van Aerschot.

      Den 10 september kwam de eerw. Heer pastoor van Bael naar Tremeloo om de heilige speciën weg te halen.

      Den 12 en 13 september trokken de Belgische troepen zich terug naar de vesting van Antwerpen. Den 13 rond den avond hebben de Duitschers het dorp beschoten. Er zijn alsdan drie bommen op de kerk te recht gekomen. Deze hebben de raam der vunt volkomen verbrijzeld, drie geschilderde ramen erg beschadigd en een weinig schade toegebracht aan eene statie van den kruisweg. Het dak van kerk en toren werd beschadigd door mitraljeuzen.

      Den 14 september rond 8 ure ’s morgens deden de Duitschers op nieuw hunne intrede in het dorp. Zij vestigden zich in de huizen die de prooi der vlammen niet geworden waren. In het dorp zelf was niet veel meer te rooven, doch op het gehucht Cruys werden de winkels leeggeplunderd. De molen van Cruys toehoorend aan Petrus Liekens, en gelegen op het grondgebied der gemeente Keerbergen, werd dien dag afgebrand.

      De Duitschers die zich tusschen 14 en 27 september in Tremeloo vestigden waren niet talrijk. Zij hielden zich onledig met al wat in den grond en elders verborgen was op te zoeken. Linnen en beddedeksel werd door hen geroofd. het overige dat zij lieten liggen werd door burgerlijke dieven weggehaald. In die dagen werden onrechtveerdigheden begaan door menschen die ik vroeger onder de eerlijkste der parochie zou gerekend hebben. Die onrechtveerdigheden hebben natuurlijker wijze hunne godsdienstige gevoelens geknakt.

      Den 27 september om 6 ure ’s morgens werd Tremeloo overstroomd van Duitsche troepen op weg naar Antwerpen.

    Bl. 14a

    De inwoners van Tremeloo die het gewaagd hadden tusschen 14 en 27 naar huis terug te keeren, namen nu wederom de vlucht of werden door de Duitschers verdreven op enkele uitzonderingen na waaronder Joseph Wouters en Bernardina Pardon.

      In den nacht van 27 tot 28 september hebben de Duitschers in de kerk geslapen. Het is dan dat zij de kerkgewaden uit de sacristij gehaald hebben volgens alle waarschijnlijkheid om er op te slapen of zich er mede te dekken. In alle geval na den 28 werden de kerkgewaden gevonden in de kerk op den vloer, te midden van stof en vuiligheid. Toen Joseph Wouters den 28 september, na het vertrek der Duitschers, in de kerk kwam, brandde op de communiebank eene bougie die bijna opgebrand was en die zeker het vuur zou medegedeeld hebben aan het communiekleed en het strooi door de Duitschers in de kerk gebracht, ware die man niet gekomen op den gepasten oogenblik om zulks te verhinderen.

      Het is waarschijnlijk ter gelegenheid van dit bezoek der Duitschers in de kerk dat al de offerblokken opengebroken werden en de brandkast op de koor en in het tweede sacristij of bergplaats eene ijzere kas verbrijzeld. Alsdan ook is uit de kerk verdwenen ongeveer 80 pond was.

      De deur der brandkast op de koor had aan alle pogingen der Duitschers wederstaan. Dan hebben zij eene groote holte gekapt in den muur nevens de brandkast links. Alzoo gelukten zij erin een gat te kappen in de zijkant der brandkast die niet uit gepantserd staal vervaardigd was zooals de deur der brandkast. Doordie opening konden zij nu de hand in de brandkast steken en deze langs binnen onderzoeken. Enkel eene zilveren remonstrans bevond zich in de brandkast. Den 28 september was deze remonstrans nog ongeschonden.

      Nog eenige Duitschers waren in Tremeloo gebleven na den verderen optocht van hun leger naar Antwerpen. Op de pastorij was al den wijn en al het linnengoed en al het beddegoed verdwenen. Er werden daar ook twee brandkasten opengebroken en daaruit geroofd eene obligatie gemeentekrediet toehoorende aan den eerw. Heer onderpastoor en daarenboven ongeveer drie honderd franken in geld. In de sacristij was de brandkast nog ongeschonden. Deze bevatte de kerkregisters en de gewijde vaten.

      Twee Duitschers die hunnen intrek hadden in het huis van Jan Van Casteren nabij de tramstatie, kwamen den 30 september of 1 october naar de sacristij en kapten eerst de brandkast uit den muur; dan verbrijzelden zij deze met eene bijl.

    Bl 14b

    Dit werk duurde van ’s morgens tot tegen den middag. Het werd door verschillige personen gehoord die naderhand zijn gaan zien wat er gebeurd was. Mathilde Michiels bevond zich in het Gildehuis in de nabijheid der sacristij; Joseph Wouters bevond zich in de kerk. Terwijl de roovers in de sacristij hun werk verrichtten zijn Duitsche officieren in de kerk geweest, een is zelfs vooruitgegaan tot aan de communiebank en heeft met de roovers gesproken. Dit bewijst ten stelligste dat de plunderingen geschied zijn onder het welwillend oog van zekere officieren.

      De Duitsche roovers hebben de registers der kerk laten liggen, doch de gewijde vaten hebben zij medegenomen naar het huis van Jan Van Casteren. Daar hebben zij tegen den avond beproefd deze te smelten in eenen ketel van gegoten ijzer. Daartoe hadden zij een hevig vuur aangelegd en den ketel gansch gloeiend gestookt. Zij moeten geene kans gezien hebben den gewenschten uitslag te bekomen, want eenige dagen later werd de ketel met de gewijde vaten, deels nog in goeden staat, teruggevonden in den waterput van de familie Van Casteren.

      Den 28 september bevond de remonstrans zich nog ongeschonden in de brandkast der koor. Twee of drie dagen naderhand lag zij verbrijzeld in de kerk. De opening die de Duitschers in den zijkant der brandkast gemaakt hadden was te klein om er deze door te halen; zij werd ongetwijfeld met geweld aan stukken gerukt en zoo uit de brandkast gehaald.

      Naderhand werd de geplunderde kerk bezocht door een Duitsche officier die twee zusters in het klooster heeft en goede katholiek is : deze heeft een groot deel van het priestergewaad alsook de stukken van de remonstrans, een kelk en eene ciborie doen overbrengen naar de zusters te Schrieck die alles bewaard en gekuischt hebben. Deze officier heeft bij de eerw. zusters een schrijven nagelaten met verzoek dit na den oorlog aan zijne bloedverwanten te zenden.

    Namen en aanteekeningen.

      Volgens ik vernomen heb van Joseph Wouters zou de pastorij in 1914 maar eenmaal bewoond geweest zijn door duitsche officiers, namelijk toen het duitsche leger in zijnen optocht naar Antwerpen door Tremeloo kwam den 27 september. Voor dezer aankomst was er nog veel wijn op de pastorij, na hun vertrek was alles verdwenen. De brandkasten waren opengebroken, in de zaal der pastorij had men verkens gejaagd. Met reden zullen wij dan veronderstellen dat den 27 september op de pastorij verbleven hebben de officieren wier namen vermeld waren op de deuren van de slaapkamers der pastorij.

    Bl. 15a

      Op de voordeur der pastorij stond de aanteekening II/14

      Op de slaapkamer van den eerw. heer pastoor : Lt. Umann en Lt. Streye. Op de kamer van den eerw. heer onderpastoor : Hptm. Amann en officiersmeis I komp. Op de kamer der meid : Lt. Wernisch; Lt. Stieglandt en Dr. Falta. Op de eerste logeerkamer : Oberst Wacke en Oberst Jozek. Op de tweede logeerkamer : Vc dt Spevae en Thalta.

    Wie heeft de pastorij geplunderd.

      Het valt niet te betwijfelen dat de Duitschers de groote plichtigen geweest zijn. Het is volstrekt zeker dat zij de brandkasten hebben opengebroken, bijna al de wijn en ook beddeksel hebben gestolen. Er hoeft evenwel bijgevoegd dat burgers ook aan de plundering hebben meegedaan. Tusschen 28 augustus en 14 september werd er op de pastorij wijn gedronken; de belgische troepen ook hebben eenige flesschen opgeëischt en daarvoor een bon achtergelaten. Een persoon door mij van diefstal overtuigd heeft in Februari 1915 eene gansche mand linnengoed en ook schoenen en andere voorwerpen teruggebracht. Twee personen die thans overleden zijn, Norbertus Heilighen en zijne huisvrouw, hebben gezien welke personen matrassen van de pastorij weghaalden. Aan vrouw Heilighen heb ik gevraagd aan het gerecht te willen verklaren wat zij gezien of van haren man gehoord had. Zij durfde niet. Aan mij heeft ze de namen der plichtigen bekend gemaakt op voorwaarde dat ik haar niet voor het gerecht zou roepen als getuige.

    Getuigenissen die betrekking hebben op feiten hooger aangehaald.

    Getuigenis van Maria Van Eyken, vrouw De Ryck.


      Wij waren naar den Loozenhoek gevlucht. ’s Morgens kwam ik met mijnen man naar het dorp om mijne beesten eten te geven. Toen dit werk gedaan was ging mijn man maar seffens terug naar onze kinderen. Vijf minuten later meende ik ook te vertrekken, maar als ik voor ons hof kwam stond er aan het huis van den secretaris een Duitscher met het geweer schietens gereed. Hij riep dat ik moest bij hem komen. Ik ging en hij kwam mij tegen tot aan het huis van Jef Coenen en vroeg of er iemand in dat huis was.

    Bl. 15b

    Ik zegde neen, die zijn gevlucht. Dan stampte hij de ruit kapot en stak het aan de gordijn in brand. Ik vroeg of ik mocht naar huis gaan om mijne beesten los te maken? Neen, zegde hij, hier blijven. Dan kwamen er nog vier Duitschen bij met Victor Goossens. Drie gingen op het hof van Edmond Anthonis; schoten den hond dood en gingen in stal en schuur om ze in brand te steken. Met de twee andere Duitschen moesten wij naar ons huis opgaan, en ik heb wel tienmaal gevraagd om onze beesten los te maken. Zij vroegen of er geen belgische soldaat in huis was? Ik zegde neen. Ik vroeg weer om mijn beesten los te maken? Ik mocht niet. Zij staken mijn huis in brand en mijne beesten moesten verbranden : eene koei, eene veers, een vet kalf, twee geiten en twee vette varkens. Als ik in het dorp aan Godier was brandde reeds alles. Wij moesten met de Duitsche troepen meegaan. In de Bolloo haalden zij Antoon Schoovaerts en zijne vrouw uit hun huis en gingen in de schuur; doch, wij moesten voortgaan, wij mochten niet omzien. Aan Victor Hermans moesten wij blijven staan en zij staken stal en schuur in brand. Dan moesten we weer voort tot aan Medard De Winter en daar staken ze weer aan stal en schuur in brand. Aan Amandus Van Dievel vroeg de Duitsche overste of er geene belgische soldaten waren, en er was een die zegde dat er belgische soldaten waren te Heyst-op-den-berg. En dan moesten wij voor de duitsche troepen gaan. En ik en Lien Van Loo zijn gaan loopen op den Schriekschen steenweg naar den ouden Dyck. En als wij er drij stappen ingeloopen waren dan schoten ze naar het volk en schoten in den arm eener moeder haar kind dood.

      Als wij in het huis van mijne schoonzuster waren te Bael, als den Duitsch naar Antwerpen ging, toen moesten wij uit het huis en den duitsch nam er zijn verblijf in; hij nam ons brood af. Ik vroeg er een van voor ons kinderen een boterham te geven en ik kreeg geen : gij moogt dat niet, zegde hij. En ze namen de kiekens en varkens en slachten ze voor hen.

      Maria Van Eycken (handtekening)

    Getuigenis van Joseph Michiels-Beirinckx

      Den laatsten vrijdag van augustus 1914 kwamen hier vier Duitsche soldaten rond zes ure en kwaart ’s morgens, juist als ik met mijn peerd buiten kwam; zij hadden hunne geweeren schietens gereed. Seffens moest ik mijne handen omhoog steken om mij te laten aftasten; toen zegden zij dat zij mijn huis kwamen in brand steken.

    Bl. 16a

    Ik vroeg hun of ik mijn paard mocht inspannen, dat ik nog kleine kinderen had en er oude lieden bij ons waren, daar mijn oom en tante den nacht bij ons hadden doorgebracht. Dit wierd mij toegestaan, maar we mochten niet meer in huis komen om iets mede te nemen. Mijne vrouw die een pak wolle sargiën die in huis gereed stonden om op de kar te laden wilde redden, wierd den revolver op het hart gezet. Hij pakte het pak uit hare handen en wierp het terug in huis waar het moest verbranden. Seffens ging er een soldaat den stal in, maakte de koe los en liet de varkens uit hun kot en stak het vuur aan in de schuur, terwijl een ander het vuur aanstak in huis in de kleerkas. Toen zijn wij met hen moeten medegaan langs den steenweg op Schrieck. Aan den secretaris stonden nog soldaten te wachten; twaalf soldaten te peerd reden voor mij : daar moest ik achter rijden. Achter mij kwamen nog eenige burgers en dan voetvolk van soldaten. Onderweg hebben zij nog drij huizen in brand gestoken. Aan de kruisbrug bleven zij staan en toen zegde de overste dat wij naar Antwerpen moesten en onderweg de menschen verwittigen dat zij in aantocht waren en moesten vluchten.

      Jos Michiels (handtekening)

    Getuigenis van Guilielmus Van de Velde.

      Ik Guil. Van de Velde oud 73 jaren geboren en wonende te Tremeloo (Veldonck) heb gezien dat 9 Duitsche soldaten op het einde van augustus 1914 de huizen moedwillig in brand staken, wel 25 voor het minste dat ik gezien heb, en eenige dagen later als ik aan mijne afgebrande woning was hebben vier duitsche soldaten mij afgetast en mijn geld dat ik op zak had (4 fr. op 10 centiemen na) afgenomen; en dan hebben zij mij medegenomen naar het dorp en in een huizeke – het eenigste dat in het dorp was blijven staan en waar zij hunnen t’huis hadden – opgesloten en een uur of 3 nadien hebben zij mij weer vrij gelaten. En mijne vrouw hebben ze ook gepakt en eenen nacht in de kerk van Werchter opgesloten en ’s morgens weer in vrijheid gelaten.

      G Van de Velde (handtekening)

    Bl. 16b

    Getuigenis van Victor Hermans.


      Tremeloo den 9 februari 1919

      Den 28 augustus 1914 heb ik ’s nachts op 25 meters van ons huis geslapen in den kant. Om 3 ure ben ik opgestaan om mijne koeien te voederen. Mijne vrouw en kinderen waren ’s avonds uit vrees vertrokken. Om 5 ure hoorde ik niets en ging wat rusten op eenen stoel en een uur later hoorde ik in de buurt dorschen en dacht dat er niets was. Ik plaatste mij aan de tafel op eenen stoel en viel in slaap. Om half zeven a zeven ure hoorde ik de Duitschers op straat en keek door het venster. Ik zag er andere te peerd aan de We. Van Woensel. Ik dierf ons huis niet verlaten en deed de deuren los. Weldra hoorde ik de Duitschers mijn hof op stappen en schoten door het venster naast mij zonder binnen te komen. Ik opende zelf de deur en groette ze zeggende : heb medelijden met ons wij kunnen er niet aandoen aan den oorlog. Zij riepen : handen omhoog, en hij stak met zijne bajonet tot tegen mijn aangezicht met een streng gebaar maar stak niet. Een ander soldaat riep : tast hem af, wat hij ook deed. Hij haalde uit mijne zakken mijn geld omtrent 0.40 fr en gaf het mij terug; joeg mij op den steenweg en kwam bij eene kar met andere dorpsgenooten vergezeld met een Duitscher. Toch liet men mijne koeien los en vroeg naar de Luitenant. Na meer dan tien minuten daar gestaan te hebben stak men mijne woning in brand mij vragende of er geen personen meer in waren. Ik zegde neen in bijzijn van Frans Claes; Guil. Castermans; Ed. Van Leemputten; Victor Goossens; Joseph Michiels en zijne vrouw; We. Van Woensel; Antoon Schoovaerts; enz. Wanneer het in volle brand was, werden wij naar Schrieck opgezonden met een soldaat bij ons. De soldaat en zegde dat wij naar Antwerpen moesten gaan en dat niemand ons iets zou zeggen; wat wij dan deden. Als ik in Schrieck was kwamen de menschen buiten naar al die rook vragende. Maar de Duitschers begonnen op eens gaan te schieten en schoten op enkele meters afstand van mij een kind in de armen van den drager dood. Ik vluchtte langs Heyst-op-den-Berg naar Lier voor eene week en kwam terug tot het Belgisch leger naar Tremeloo kwam en daarna ben ik weer gevlucht naar Heyst-op-den-Berg, zoo naar Lier Antwerpen en de grenzen van Holland. Van daar naar Kortrijk en Issegem in Westvlaanderen tot omtrent 1 november als wij terug in Tremeloo kwamen

      V. Hermans (handtekening)

    Bl. 17a

    Getuigenis van Guilielmus Castermans

      Den 28 augustus 1914 in den morgend hebben de Duitschers mij uit mijn huis gehaald en geplaseerd tegen eenen mijner fruitbomen. Dan hebben zij mijn schuur, karkot en varkenskot met 12 zwijnen in brand gestoken, terwijl ik daar op 5 meters afstand moest blijven staan op zien. Ik sprak hen aan op zeer beleefden toon : heeren daar zitten nog zwijnen in. Zij antwoordden mij : zwijnevleesch is goed als het gebraden is. Dan hebben ze mij op de groote baan gebracht met andere menschen van mijn dorp en ons vooruit gedreven als eene kudde schapen van huis tot huis, en als zij nog andere huizen in brand staken moesten wij daar blijven staan zien tot alles in volle vlam was. Ik wilde vluchten, doch het mislukte mij; terwijl ik vluchtte kreeg ik wel 13 geweerkogels naar mijnen kop waar mij toch geenen enkelen heeft getroffen. Dan moesten wij verder tot op het grondgebied van Schrieck. En daar hebben ze nog geschoten en is een kind van 2 jaar in de armen zijner moeder doodgeschoten.

      G. Castermans (handtekening)

    Getuigenis van Lod. Morris, wonende Schrieck, Grootloo.

      De genaamde Henri Collart van Kesselloo met vier andere vluchtelingen had bij mij de nacht overgebracht tusschen 25 en 26 augustus. Den 26 augustus meende hij terug te keeren naar Kesselloo, doch hij geraakte niet door en kwam terug bij mij in den namiddag rond 3 ure. Een weinig later vertoonden zich 30 à 40 uhlanen op den steenweg langs den kant van Tremeloo. Collart en mijn zoon Karel vluchtten het veld in toen ze deze bemerkten. Doch zij ook werden bemerkt en aangehouden op honderd meters afstand van mijn huis. Zij moesten hunne zakken ledig maken en hunne handen omhoog steken. Uit den zak van mijnen zoon viel eene som van ongeveer 260 fr. in papieren geld. Hij vroeg of hij dit mocht oprapen. Dit werd hun toegestaan. Dan werden zij medegenomen naar den steenweg en verder in de richting van Grootloo. Gekomen aan de Raam werden zij op het land geplaatst met hunne handen omhoog. Terwijl ze daar stonden werd er op hen geschoten. Collart was getroffen en viel. Hij werd naderhand met de lans doorboord. Mijn zoon werd de klak van zijnen kop geschoten en speelde den doode alhoewel niet geraakt. De overste zond een man waarschijnlijk om beiden nog met de lans te doorsteken. Mijn zoon bemerkte dit en koos het hazenpad. Er werd nog wel dertigmaal naar hem geschoten doch gelukkiglijk zonder hem te raken.

    Bl. 17b

    Hij geraakte over de Raam in de bosschen tusschen het kreupelhout waar hij zijn leven heeft behouden. Naderhand is mijn zoon gevlucht naar Oostende en zoo naar Frankrijk waar hij gedurende twee jaren eene school bestuurd heeft. Dan heeft hij als brancardier dienst genomen in het leger.

      Moris L. (handtekening)

    Getuigenis van Jan Baptist Minnen, Tremeloo.

      Ik ondergeteekende verklaar den 5 september in het jaar 1914 op mijnen akker aan den arbeid te zijn geweest tegen de Dijle. Er kwamen op de richting van mij eenige Duitschers aan langs den anderen kant van de rivier die op mij riepen en ik riep dat ik hen niet verstond terwijl ik mijne armen omhoog stak. Maar niets kon baten ; zij schoten naar mij en mijnen rechter arm wierd verbrijzeld. Ik ging loopen terwijl zij nog maar altijd vuur op mij gaven. Gelukkig wierd ik niet meer getroffen. Jan Baptist Minnen geboren te Booischot den 15 october 1837.

      Voor vader Jos Minnen (handtekening)

    Getuigenis van Joseph Wouters.

      Den 13 september rond den avond hebben de Duitschers op de kerk geschoten en hier en daar in het dorp. Den 14 september is de vijand terug binnengekomen. De bevolking was bijna gansch weggevlucht. De huizen die nog recht stonden werden bezet door een klein getal Duitschers. De groote hoop toen ze naar Antwerpen trokken, heeft maar een nacht hier geweest. Toen hebben ze in de kerk gelegen. Toen ook werd de pastorij geplunderd. Ik heb gezien dat ze alles uit den grond haalden wat de menschen weggestopt hadden. Daarvan namen ze hemden en sargiën ; het overige lieten ze liggen. Kiekens werden doodgeslagen en opgeëten. Verkens werden op wagens geladen en weggevoerd. Hetgeen de Duitschers aan kleergoed hadden laten liggen werd door de burgers weggenomen.

      Jos. Wouters. (handtekening)

    Bl. 18a

    Getuigenis van Philip Feyaerts, Tremeloo.

      Den 14 september 1914 om 8 ure ’s morgens zijn op Cruys 22 Duitschers waaronder een officier aangekomen. Zij waren vergezeld van een wagen met twee paarden bespannen die moest dienen om het gestolen goed op te laden. Ik heb gezien dat zij waren opgeladen hebben bij Frans Verhoeven, bij de We Van den Eynde en bij Petrus Liekens, maalder. Bij Liekens hebben zij den molen doen springen en dan in brand gestoken : daarvoor hebben ze bij ons petrol gehaald.

      Den 26 september zijn wederom eenige Duitschers bij mij aangeland. Een dezer vroeg om een slaaplijf, bretellen en kousen. Ik zegde die zaken niet te hebben. Dan ging hij naar boven om te zoeken. Doch na eenige stonden werd hij door eenen anderen geroepen. Deze kwam uit den hof waar Duitschers bezig waren het kleergoed uit den grond te halen. Zij hebben verschillende manshemden medegenomen. De ordonnance van den hoofdman gaf bevel voorts niets meer weg te nemen, en zegde dat het weggenomen den volgenden dag zou betaald worden.

      Den 27 september om 6 ure ’s morgens zijn de Duitschers in overgroot getal naar Tremeloo gekomen om verder naar Antwerpen te gaan. Dien dag werd ik uit mijn huis gezet. Zij vroegen waar ik henen wilde : naar Leuven of naar mijne familie? Ik zegde naar mijne familie. Dan ben ik naar Lier gegaan en van daar naar Gent.

      Phil. Feyaerts (handtekening)

    Getuigenis van Mathilde Michiels en Maria Wouters.

      Op het einde van september 1914 bevonden wij ons in het Gildehuis om strooi op te binden dat bij ons weggehaald was, toen wij in de sacristij hoorden kappen op ijzer. Dat heeft eenen halven dag geduurd. Rond den middag zagen wij twee Duitschers de sacristij verlaten en weggaan langs den kant van de statie. Dan zijn wij naar de sacristij geweest zien en hebben daar bestatigd dat de brandkast aan stukken gekapt was. In de sacristij vonden wij eene bijl toebehoorende aan Franciscus Gysemans. Die bijl scheen gediend te hebben om de brandkast open te kappen.

      Mathild Michiels Anna Maria Wouters (handtekening)

    Bl. 18b

    2e Getuigenis van Wouters Joseph.


      Het was op het einde van september of begin october 1914. Ik was in de kerk bezig met overschot van hooi en strooi waar de Duitschers op geslapen hadden, aan ’t bijeen doen, toen ik in de sacristij hoorde kappen op ijzer. Ik meende te gaan zien toen twee Duitschers uit de sacristij kwamen om te zien wat er in de kerk gebeurde. Dan kwam er eerst een onderofficier tot aan de communiebank waar de mannen uit de sacristij op riepen en iets tegen zegden dat ik niet kon hooren. Een tiental minuten later kwam er in de kerk een officier van het rood kruis – ik meen een geneesheer – die heeft het kappen in de sacristij ook gehoord doch is zelf niet gaan zien : hij nam de schilderingen en de kruisweg in oogenschouw en trok er van door. De soldaten die in de sacristij gekapt hadden zijn niet teruggekomen langs de kerk; zij zijn langs de sacristij uit gegaan want ik heb ze niet meer gezien.

      Het tabernakel brandkast op de koor werd kapot gekapt gedurende den nacht dat de soldaten in de kerk geslapen hebben. Den eersten dag heb ik gezien dat de remonstrans er nog in was. Kazuifels en andere kerkgewaden lagen in de kerk verstrooid : ik meen dat ze daarop geslapen hadden. In de biechtstoel heb ik roket en stool gevonden, hetgeen mij doet veronderstellen dat ze aldaar de priester hebben willen naäpen.

      Keersen stonden op de communiebank te branden en ware ik niet bij tijds gekomen om deze uit te blazen, dan zouden ze zeker het vuur medegedeeld hebben aan het communiekleed, het gewaad en het strooi.

      Jos. Wouters. (handtekening)

    Getuigenis van Bernardina Pardon, vrouw Felix Van Hoof

      Het was op het einde van september 1914 (de juiste dag kan ik niet bepalen) om 8 ure ’s avonds. Ik bemerkte dat in het huis van Jan Van Casteren een buitengewoon hevig vuur gestookt werd : de vlam sloeg in de schouw zo hoog als de zolder. Toen ging ik er naartoe om te zeggen dat ik niet durfde gaan slapen uit vrees dat het huis zou afbranden. Toen ik daar kwam zag ik over het vuur eenen ijzeren ketel hangen die gans gloeiend was; de steenen der schouw waren insgelijks gloeiend. Ik meende dat ze in den ketel aardappelen gedaan hadden en geen water, en ik deed hen bemerken dat er geen water bij was.

    Bl. 19a

    Zij antwoordden dat er geen water moest bijzijn. Dan bemerkte ik dat mijne tegenwoordigheid daar niet gewenscht was, en zij zegden mij van maar gerust slapen te gaan, dat er niets zou gebeuren. Ik keerde dan naar huis weer en wij bleven nog een tijd zitten zonder licht om daarover een oog in ’t zeil te houden. Na eene halve uur bemerkten wij dat het vuur uitging en wij legden ons ter ruste.

      Zaterdag na Velling Kermis (17 october) bemerkten kinderen dat er eene kopere lamp lag in den waterput van Jan Van Casteren. Vrezende dat de put misschien vergeven was, begon men hem leeg te scheppen en men vond niet eene kopere lamp, maar de gewijde vaten der Kerk, deels gesmolten, deels verbijzeld, anderen nog geheel in den ijzeren ketel die ik vroeger gloeiend over het vuur had zien hangen. Daaruit besluit ik dat de Duitschers ziende dat ze met het smelten niet klaar geraakten, alles in den put zullen geworpen hebben.

      B. Pardon (handtekening)

    Getuigenis der Eerweerde Zusters van Schrieck.

      ’t Was in september 1914 dat de volgende gebeurtenis voorviel. Vier zusters van het klooster van Schrieck waren nog op hunne bestemming gebleven toen bijna al de inwoners der gemeente gevlucht waren. Den derden dag dat de Duitschers dit dorp binnendrongen (dus 30 september) hielden op zeker ogenblik eenige wagens stil voor het klooster. Deze wagens waren beladen met allerhande eetwaren bestemd voor het leger. Een officier met negen soldaten kwam aanbellen en vroeg aan de kloosterzusters de toelating om het meegebrachte kerkgewaad uit de kerk van Tremeloo, bij hen binnen te brengen. Het waren kazuifels, stools, koorkappen, mantel van O.L.Vrouw, communiekleed, alben, roketten enz. enz. Ook eene remonstrantie en eene ciborie. Al deze gewaden waren in den erbarmelijksten toestand gansch doorweekt van ’t water, vuil, betrapt en verscheurd. De remonstrantie moest, volgens men kon oordeelen, met voeten betrapt zijn. De ciborie was ledig, zonder deksel en in goeden staat. Beide heilige vaten werden door den Duitschen officier met zekeren eerbied binnengebracht, zij waren met zorg in eenen witten doek gewikkeld. Na hun vertrek hebben de zusters al deze gewaden gedroogd, gereinigd en zooveel mogelijk in orde gebracht.

    Bl. 19b

    Bij dit werk vielen nog drie kleine hosties op den grond, die waarschijnlijk tusschen de gewaden gestrooid lagen. De zusters niet wetende of deze geconsacreerde hostiën waren of niet (*) en geen priester te vinden zijnde, hebben deze hosties met eerbied genut, bijna overtuigd dat zij waren dat deze geconsacreerde hostiën waren, daar de ledige ciborie was binnen gebracht.

      Ziehier nu wat deze officier nopens dit feit heeft medegedeeld aan de zusters van Schrieck : “ Ik en mijn negen soldaten hier zijn allen katholiek. Daar wij op eenigen afstand achter het leger moeten volgen met onze bevoorraadwagens, hebben we de gewoonte, telkens we een kerk ontmoeten er binnen te treden. Zoo kwamen we heden in de kerk van Tremeloo en hebben er deze gewaden op den grond gestrooid gevonden. We brengen ze u ter bewaring met verzoek ze later aan den herder der parochie weer te bezorgen. Ik ben katholiek, zegde hij, en keur ten zeerste af hetgeen in deze kerk gepleegd werd. Zeker verdienen deze door God gestraft te worden die deze heiligschennissen daar gepleegd hebben. Die man was zienlijk aangedaan en verontwaardigd over hetgeen hij in de kerk van Tremeloo had aangetroffen. Verderen uitleg gaf hij daar niet over. Hij vroeg eindelijk schrijfgerief om een brief te schrijven en verzocht de zusters dezen na den oorlog te willen zenden aan zijne twee zusters genaamd zuster Gerdula en zuster Angela, beiden religieuzen in het klooster der Urselinnen te Westfalen. Zoo ik kom te vallen, zegde hij, zullen ze aan dit schrijven kunnen zien dat ik als katholiek mijn plicht heb gedaan en als goede kristen ben gestorven : dit zal hun dan een troost wezen. Na de zusters bedankt te hebben verzocht hij hun voor hem te willen bidden en vertrok.

    Wij laten de vertaling van dien brief omtrent letterlijk volgen (**) :

      Geliefde zusters,

      Heden … september 1914, heb ik in eene kerk van Tremeloo, vele kerkgewaden en heilige vaten gered en heb ze in een naburig vrouwenklooster in veiligheid gebracht. Dezen, die de heiligschennissen in genoemde kerk gepleegd hebben, moeten door God gestraft worden. Tot hiertoe ben ik nog welvarend. Zoo ik kom te sneuvelen, zult gij aan dit schrijven weten dat ik als christen mijn plicht heb gekweten. Vaart wel, bidt voor mij.

      Zr Junilla Zr Valentina (handtekening)

    (*) Deze hostiën waren niet geconsacreerd vermits de eerw. heer pastoor van Baal den 10 september alle geconsacreerde hostiën weggehaald had.
    (**) De eerweerde zusters hebben ongelukkiglijk dien brief verloren.


    wordt vervolgd



    18-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    17-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo (3)

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo - deel 3

    Bl. 20a

    Belangrijkheid der schade.
    Opgave der schade van kerk, bewaarschool en Congregatie.


      Vroeger hebben we reeds aangestipt dat op het grondgebied van Tremeloo 215 woningen afgebrand werden. Daarenboven het Gemeentehuis en vier schoollokalen, alsook de bijgebouwen der pastorij. Al de schade op het grondgebied der Gemeente veroorzaakt door brandstichtingen en plunderingen van allen aard werd in het begin van 1915 geschat op 1.702.351 franken.

      De schade inzonderheid aan de gebouwen der Gemeente toegebracht werd op zelfden datum geschat als volgt :
    Vier schoollokalen : voor de gebouwen 22999,54 fr.
    Voor de meubelen 1169,71 fr.
    Gemeentehuis : het gebouw 9178,51 fr.
      Meubels en archieven 12400,00 fr.
    Woning van den onderwijzer 14478,31 fr.
    Woning van de onderwijzeres 9242,07 fr.
    Gendarmerie 21603,51 fr.
      Samen 91.071,65 fr.

      Ik heb goedgevonden de schade aan kerk, pastorij, vrije bewaarschool en congregatie breedvoerig op te geven.
    Kerk.

    Voor het herstellen van het dak der kerk, het voorlopig herstellen der ramen en het herstellen van kerkdeur en sacristijdeur heeft de gemeente uitgegeven 379,60
    Het herstellen van den toren is geschat op 1951,58
    In de kerk : schade aan geschilderde ramen, kruisweg, schildering, offerblokken en stoelen 322,00
    Op de koor : gestolen een zilveren kruis en kast met 73 diamanten dat de remonstrans versierde 350,00
    Schade aan tabernakel-brandkast, remonstrans, gestoelte en beeld van den H. Dionysius 305,00
    In de vunt : 2 zilveren potjes met H.Olie en Chrisma 25,00 Schade aan de muren 17,50
    In de sacristij : Gestolen : 7 alben; een rijk geborduurde kant van eene albe afgescheurd; 13 altaardweilen; eene zwarte koorkap; 8 biechtroketten; eene koperen bel; 4 paar gouden oorbellen; 2 zilveren vaatjes voor de H Olie; 2 gouden harten; 2 gouden kettingen; een gouden ring; eene gouden broche; 2 tinnen schotels, alles geschat op 1035,50

    Bl. 20b

      Verbrijzeld of erg beschadigd : eene brandkast; schade aan gewaden; eene ciborie zilver verguld; een eremonstrans koper verguld; 4 zilveren kronen voor beelden; zilveren toren H;Barbara en zilveren scepter O.L.Vrouw; een kelk in gedreven zilver van het jaar 1552, alles geschat op 1145.-

    In de 2de sacristij : Gestolen : 85 pond was; 40 pakken bougies; 2 paar kandelabers van 3 bougies; een mantel O.L.Vr.; een bamboustok van 12 meters; zilveren ampullen met schotel in gedreven zilver van het jaar 1777 708-
    Eene ijzeren kast verbrijzeld 60-

    Op de pastorij : verdwenen : 205 flesschen miswijn 307,50
    Processiegerief bestaande uit mantels, kleederen en zinnebeelden; eene kist inhoudende de documenten der kerk 478-
    Samen 7084,68 fr.

    Pastorij

      Voor het heropbouwen van de bijgebouwen der pastorij heeft de Gemeente uitgegeven 3022,80
    Schade aan vensterraam, trapleuning, pomp; wegnemen van koper 175-
    Samen 3197,80 fr.

    Vrije bewaarschool.

      Schade veroorzaakt door het verbranden der meubelen : staande bord; pupiter der onderwijzeres; 15 schoolbanken; Froebelgerief; Geschiedenisplaten; houten trede; kleerkast; kachel 463 fr.

    Congregatie.

      Schade veroorzaakt door het verbranden der volgende meubelen : altaar; 3 groote beelden; 2 kleine beelden; 4 koperen kandelaren; kruisbeeld; 4 kleine kandelaren; een kandelaber; 6 bloemvazen; 2 voetstukken; een geschilderde kruisweg; een stool; een roket, alles samen : 1135 fr.

      Alle schade werd hier berekend aan de prijzen van 1914.

    Bl. 21a

    Hoofdstuk VII

    De dagen die op den inval volgden.


      De gemeente heeft geene buitengewoone belastingen te betalen gehad of ook geene gijzelaars moeten leveren, doch het gemeentebestuur werd aanhoudend lastig gevallen door alle soorten verordeningen en opeischingen. Gevraagde mededeelingen die niet zelden moeilijke opzoekingen voor gevolg hadden en lang werk veroorzaakten, moesten op gestelde datums en dit gewoonlijk op twee drie dagen ter hunner beschikking zijn zooniet zou de gemeente erge boeten oploopen. Met een woord : wat ze van de gemeente vroegen dat vroegen ze onder bedreiging alhoewel die bedreigingen later niet uitgevoerd werden.

      De personen die hun pasport verloren moesten vijf mark betalen om een nieuw te bekomen en de secretaris was gehouden dit geld in Leuven te bezorgen op het Pasburo. Zoo had hij eens de som van vijf mark ontvangen voor een nieuw pasport, en het geld met den post naar Leuven gezonden na afhouding van de onkosten, hetzij 8 centiemen. Hij werd naar Leuven geroepen enkel en alleen om die 8 centiemen bij te betalen.

      De heer Burgemeester had aan Alfons De Cock de toelating afgeleverd om eene koei te verkoopen : hij werd naar Leuven geroepen enkel om te bevestigen dat het afgeleverd schrift van hem kwam. Dan werd uit Leuven aan Alfons De Cock de toelating gezonden … om een verken te slachten. De heer secretaris antwoordde dat er geen aanvraag was om verken te slachten maar wel om eene koei te verkoopen. Het gevolg was dat secretaris samen met Alfons De Cock naar Leuven geroepen werd.

      Dergelijke feiten hebben zich nog meer voorgedaan : om de onbeduidenste zaken werd de gemeenteoverheid naar Leuven of naar Aerschot geroepen.

      In de maand Maart 1915 kreeg ik op zekeren dag het bezoek van Dr. Kreuter, zivilkommissar te Leuven, die zich beleefd en voorkomend voordeed. Hij kwam mij verschillige inlichtingen vragen betreffende den toestand in de gemeente, de werkeloosheid, den veestapel enz. Ik heb hem alsdan ook eenige inlichtingen bezorgd die den waren toestand afschilderden en weinig vleiend waren voor zijne landgenooten : immers de toestand van Tremeloo was alsdan alles behalve rooskleurig. Hij toonde zich eventwel voldaan.

      In de maand september 1915 ontving ik van hem het volgende schrijven :

    Bl. 21b

      Mijnheer de Pastoor,

     “Ik heb het gemeentebestuur uwer gemeente gelast mij een uitgebreid verslag op te maken over hetgeen voor den winter in de gemeente nog beschikbaar is.”

     “Ik stuur u een afschrift van mijn schrijven aan ’t Gemeentebestuur en verzoek U deze in het opmaken en in het voorstellen een hand te willen aansteken.”

     “Het ware mij van groot belang ook uwe persoonlijke ervaringen en voorstellen te leeren kennen en zou u dankbaar zijn voor die mededeeling.”

      Aan dit schrijven heb ik geen gevolg gegeven en later heb ik ook geen schrijven in dien aard meer ontvangen.

      In de maand september 1916 werd ik als voorzitter van het plaatselijk Komiteit geroepen bij den heer Kommandant te Aerschot. Ik had aan een persoon die ik wel vermoedde geen onderstand noodig te hebben, den onderstand ontzegd ter gelegenheid van eenen nachtelijken diefstal door zijnen zoon gepleegd. Deze had daarover bij den kommandant eene klacht ingediend.

     “Waarom”, vroeg mij de kommandant heel plechtig, “waarom hebt gij onderstand geweigerd aan Norbert De Boeck?”

     “Omdat”, gaf ik voor antwoord, “omdat ik van gevoelen ben dat hij geen nood heeft.”

     “Maar”, vroeg hij verder, “hoe komt het dat gij die onderstand ontzegd hebt juist ter gelegenheid van dien diefstal?”

      Ik wist zeer goed waar hij henen wilde : hij hadde mij geerne eene boet of eene straf opgelegd om mij het ambt van rechter te hebben toegeëigend met te straffen voor diefstal, maar hij had zonder den waard gerekend en ik wist hem aanstonds te zeggen hoe ik ter gelegenheid van dien diefstal sommige middelen van bestaan van onzen aanklager was te weten gekomen. Ten slotte vroeg ik : “Denkt gij Mr de Kommandant, dat die persoon onderstand noodig heeft?” “Neen”, zegde hij. Het verhoor was afgeloopen.

      Als pastoor en in zaken die het bestier der parochie aangaan ben ik met de Duitsche overheid niet in aanraking geweest. Dit heb ik kunnen waarnemen dat, gedurende de eerste maanden der bezetting, vele Duitsche soldaten zich bijzonder voorkomend toonden ten opzichte van de geestelijken en deze geeren aanspraken. Doch, daar de geestelijken ten hunnen opzichte koel en onverschillig bleven, werden zij hoe langer hoe minder door de Duitschers gezocht en aangesproken.

    Bl. 22a

      In het begin van 1915 kwamen op zekeren dag eenige Duitschers in het dorp aan, zoo ik meen om een onderzoek in te stellen aangaande de brandstichtingen der Belgen. Aan vrouw Verstraeten Felix vroegen ze : “waarom hebben de Belgen die huizen afgebrand?” “Wat”, zei de vrouw, “de Belgen? de Duitschers hebben dat gedaan.” “Hebt gij dat gezien?” vroegen ze nog. “Dat heb ik gezien”, was het antwoord, “en dat hebben hier honderden menschen gezien.” Zij achten het niet noodig meer getuigen te ondervragen.

      Ik bevond mij juist aan den ingang der kerk toen ze van het huis Verstraeten kwamen. Zij kwamen op mij toe en vroegen om de kerk te zien? Ik bracht hen in de kerk en trok bijzonder hunne aandacht op de verbrijzelde brandkasten. “Dat hebben Duitsche soldaten gedaan”, zegde ik, “en meer nog, de gewijde vaten hebben zij willen doen smelten.” Nu toch hadden ze gehoord wie het gedaan had : als ze ’t nu ook maar geloofden!

    Hoofdstuk VIII
    Latere gewelddaden.


      In ’t begin van 1916 had de hoogere Duitsche overheid bepaald dat er geene opeischingen van aardappelen mochten gedaan worden voor de bezettingstroepen, doch het bleef de soldaten vrij aardappelen te koopen bij landbouwers die vrijwillig in den verkoop wilden toestemmen. Van die bepaling maakten de duitsche soldaten gebruik om de landbouwers tot verkoop te dwingen. Zij gingen de huizen der landbouwers af en overal, na een onderzoek gedaan te hebben, spraken zij in dezen zin : “gij hebt nog … zakken aardappelen, daarvan moet gij er ons … afstaan zooniet komen wij alles halen. Natuurlijk dat de landbouwer in dien verkoop toestemde uit vrees : dat heette dan een vrijwillige verkoop. Deze opeischers door de legeroversten van Aerschot afgezonden hielden geen rekening van hetgeen de landbouwers voor eigen gebruik nog mochten noodig hebben. Elke compagnie zond haren opeischer en niet zelden kwam een tweede opeischingen doen in hetzelfde huis waar de eerste reeds het uiterste gevergd had.

      In het openbaar en in het bijzonder had ik mijne parochianen verwittigd dat zij niet verplicht waren aan de Duitschers te verkoopen, doch de vrees was zoo groot dat zij niet anders durfden.

    Bl. 22b

      Ik hield er mij niet bij de menschen te verwittigen, ik protesteerde tegen de Duitschers zelf en deed de gemeenteraad ook protest aanteekenen. De officieele opkoopers door de Duitsche overheid zelf aangesteld kwamen ons protest bekrachtigen. Meer nog de Duitsche soldaten regelmatig gezonden om den voorraad te kontroleeren waren eveneens van ons gedacht.

      Door den heer burgemeester gelast met den aankoop van aardappelen in naam van de gemeente, was ik er met veel moeite in gelukt 90 zakken aardappelen aan te koopen voor de bevoorrading der arme menschen. Om daartoe te komen heb ik met behulp der officieele opkoopers en der regelmatige Duitsche onderzoekers, aardappelen aangeslagen die onder bedreiging aan troepen van Aerschot toegezegd waren.

      De gemeenteraad had te Aerschot reeds trotest ingediend. Dit hielp niet, wel integendeel, de aldaar liggende troepen kwamen meer dan ooit aardappelen opeischen.

      Dan werd er geschreven naar den Gouverneur en op dit bijzonder werd gedrukt : dat de soldaten de landbouwers dwongen aardappelen te verkoopen zonder rekening te houden van hunne eigene behoeften; dat zulks gebeurde in overtreding van zijn besluit dat aan de troepen verbood aardappelen op te eischen en hun alleen toeliet te koopen bij degenen die vrijwillig verkoopen wilden; dat de voorraad aardappelen te gering geworden was om zulke onregelmatige opeischingen te doen.

      Het generaal gouvernement, na de plichtigen alleen aanhoord te hebben, zond een antwoord dat de bijzonderste zaak ter zijde liet en alzo te kennen gaf dat zijn besluit alleen genomen was om de eenvoudige Belgen te paaien en geenszins om misbruiken in de opeischingen te voorkomen. Ziehier dien brief :

      Brüssel den 22 april 1916

      Infolge der unteren 9.10. und 11 März 1916 eingereichten Beschwerden über die Fortnahme von Kartoffeln durch deutsche Soldaten sind Ermittelungen angestellt. Diese haben nicht nur ergeben, dass die vorgebrachten Beschwerden unbegründet sind, sondern dass sie auch unwahre Behauptungen enthalten.

      In Tremeloo sind von den Truppen nur 3300 kg Kartoffeln fuer den eigenen Gebrauch entnommen, während weitere 17 400 kg. von der Verladern der Zivilverwaltung für die Bevölkerung Brüssels angekauft sind. Die Beschaffung der Kartoffeln duch die Truppen ist nur erfolgt weil festgestellt war, dass die Gemeinde einen Ueberschuss an Kartoffeln über den eigenen Bedarf besats. Daer tatächlich ein Ueberschuss vorhanden war, wird schon dadurch bewiesen, dass bisher bei 5 Bauern 1600 kg. Kartoffeln gefunden wierden, die von den Besitzern bei der Bestandsaufnahme nicht angemeldet werden sind.


    Bl. 23a

    Von den für die Notleidenden der Gemeinde vom Pfarrer zurückgestellten 9000 kg. Kartoffeln ist überhaupt nichts entnommen worden.

      Es ist ungehörig weren Sie als Gemeindevertreter Beschwerden ohne sorgfältige Untersuchung der Angelegenheit hier vorbringen. Das General Gouvernement betrachtet die Sache hiermit als erledigt.


    Deze brief is eene aaneenschakeling van kwade trouw :

      1e De Gemeente verzette zich niet tegen eene regelmatige opeisching van het beschikbare, maar wel tegen de onregelmatige en onwettige opeisching der troepen. Daarbij de troepen eischten niet zelden een zak aardappelen waar er maar twee voorhanden waren. Sprak men hen van aardappelen voor arme menschen, dan luidde het antwoord : “Mit die arme Leute haben wir nichts zu machen.”

      2e Het aangegeven getal van 3300 kg. is ver beneden de waarheid.

      3e De aanschaffing van 17400 kg. werd door de gemeente zelf bewerkt doch op rechtvaardige wijze na grondigonderzoek. De troepen wilden dit onderzoek niet afwachten : zij deden hunne opeischingen betr genoemd aftruggelarijen zonder rekening te houden van de behoeften der boeren, der burgerlijke bevolking en der armen. Het is derhalve volkomen valsch dat de troepen zich enkel zouden bevoorraad hebben na bestatiging van een overschot.

      4e Dat bij 5 boeren 1600 kg. verdoken werden bewijst niet dat de opeischingen bij anderen rechtveerdig waren.

      Bij de verkoopdagen voor het leveren der granen werden de landbouwers onmenschelijk behandeld. Sommige werden voor eenige uren in eenen hoek geplaatst omdat zij de hoeveelheid graan niet konden leveren die men van hen eischte. Er zijn ook eenige personen geweest die alsdan slagen gekregen, onder andere Felix Van der Elst die bijna doof is, en dus alles niet verstond wat gezegd werd.

      Den 30 september 1916, rond den avond, waren er op het gehucht Langerechte eenige jongelingen die zich vermaakten ter gelegenheid van het aanstaande huwelijk van eenen hunner makkers. Om de aloude vreugdeschoten te vervangen deden zij carburebussen ontploffen. Deutsche gendarmen waren op dat gerucht afgekomen. Hebben ze “halte” geroepen en zijn de feestvierders loopen gegaan? dat kan ik niet verzekeren. Althans er werd geschoten en Antoon Wouters een jongeling van 19 jaren werd gedood.

    Inbeslagneming van koper.

      Den 23 juli 1918 kwamen drie Deutsche soldaten zonder aanbellen de pastorij binnen. Zij verklaarden te komen voor het koper dat ik niet geleverd had niettegenstaande eene herhaalde verwittiging. Ik vroeg hunne bewijsstukken. Zij toonden mij eene machtiging om koper in beslag te nemen en geldig van 1 mei tot 31 juli 1918. Daarop gingen zij onmiddellijk aan ’t werk en wel op zulke wijze dat het afrukken der venstertoppen het breken der ruiten voor noodzakelijk gevolg zou hebben. Ik zegde dat ze gemachtigd waren koper af te halen maar dat ze niet gemachtigd waren ruiten te breken; dat ze om koperen toppen los te maken moesten voorzien zijn van eene vijl. Daarop hielden zij op en gingen bij eenen naburigen smid eene vijl halen;

      Zij hebben medegenomen : 40 koperen venstertoppen, 5 klinken en eene koperen plaat.

    Bl. 23b

    Hoofdstuk IX

      De Bezettingsjaren

    A. De Kerk.


      De schade toegebracht aan het dak der Kerk werd hersteld in het begin van 1915. De gemeente heeft die onkosten op haar genomen.

      Aan de beschadigde ramen der Kerk werd eene tijdelijke herstelling gedaan nogmaals betaald door de gemeente. De verbrijzelde gedeelten der geschilderde ramen werden dicht gemaakt met gewoon glas. De raam der vunt die vroeger ook van gewoon glas voorzien was, werd voor goed hersteld.

      Twee brandkasten door de Duitschers verbrijzeld, eene in de sacristij, de andere in de kerk waar ze voor den oorlog diende om het H. Sacrament te bewaren, werden insgelijks hersteld. Daarvoor werd door het Nationaal Komiteit eene toelage geschonken van 300 fr.

      De gewijde vaten door de Duitschers deels gesmolten, deels verbrijzeld bleven tot heden in den staat in denwelken zij teruggevonden werden. Hierbij eene lichtpunt van die gewijde vaten.

      Tot naderhand werd ons eene kleine remonstrans in leen gegeven door den eerw. Heer pastoor van Grasheide.

      Tijdens mijn verblijf in Duitschland werd mij eenen nieuwen kelk geschonken door de weledele gravin von Westerholt-de Robiana te Lüdringhausen in Westfalen.

      In 1915 ontving ik eene zekere hoeveelheid linnen van het bisdom.

      In maart 1919 werd mij eenen nieuwen zwarten kazuivel met de nodige kelkdoeken geschonken door Madame Bivorz te Brussel.

    B. De goddelijke diensten.

      Daar de heeren pastoor en onderpastoor gevankelijk naar Deutschland vervoerd werden, bleef de parochie zonder priester van 28 augustus tot 1 november. Op dien laatsten datum werden de goddelijke diensten heringericht door den eerw. pater Renatus van de congregatie der H.H. Harten. Deze heeft den parochialen dienst waargenomen tot aan de terugkomst van pastoor en onderpastoor den 21 December 1914.

      De Deutsche aalmoezeniersdienst heeft van de Kerk geen gebruik gemaakt.

    C. De eeredienst.

      Tijdens de bezettingsjaren werd de eeredienst zoo binnen als buiten de kerk uitgeoefend zoals vroeger uitgenomen de kermisprocessie die vervangen werd door eene boetprocessie gelijk op de kruisdagen.

    Bl. 24a

    In 1918 werd ook de processie van Hoogweerdig achter gelaten omdat de Heeren pastoors op de dekenij in kapittel vergaderd dien maatregel genomen hadden.

      De jaarlijksche bedevaart naar Scherpenheuvel werd nagelaten om alle moeilijkheden met de Duitsche overheid te vermijden. De parochianen deden afzonderlijke bedevaarten naar Scherpenheuvel.

      De bisschoppelijke brieven werden gelezen, sermonen gepredikt, openbare berechtingen gedaan, kruisdagen gehouden weer zoo als vroeger. De eerste bisschoppelijke brief werd door twee Duitschers afgehaald.

    D. Het bijwonen der diensten en het naderen tot de sacramenten gedurende de bezettingsjaren

      De twee eerste jaren in 1915 en 1916 werden de goddelijke diensten bijgewoond zooals vroeger, en het getal communiën was merkelijk vermeerderd. In 1917 en nog meer in 1918 werden de goddelijke diensten slecht bijgewoond en het getal communiën is ook verminderd (zie vergelijkende tabel in hoofdstuk IV).

    Waaraan moet deze verval die zich in al de omliggende parochiën voordoet, toegeschreven worden?

    Eerst voor wat het bijwonen der goddelijke diensten betreft.

    1° Voor den oorlog had men op alle parochiën een soort van menschen die zondags de mis bijwoonden meer uit gewoonte dan uit overtuiging, en die dan reeds gemakkelijk eene reden vonden om nu en dan de mis te verzuimen. Deze menschen hebben zich tijdens de bezetting allerhande redenen gesmeed om de mis geheel en al achter te laten.

      Sommige hebben de goddelijke Voorzienigheid voor hunne vierschaar gedaagd en hare werken niet volgens hunne goesting bevonden. Velen hebben zich vergrepen aan andermans goed dat zij kost wat kost willen behouden. Dit nu is een algemeen verschijnsel : wanneer het geweten bezwaard is met onrechtveerdigheden dan ontstaat er tevens zekeren afkeer voor al wat de godsdienst raakt. Er zijn ook wel huichelaars, doch in het algemeen duurt die huichelarij niet langer dan het profijt dat men daaruit trekt of voorziet.

      Een persoon had op de pastorij allerhande zaken gestolen; daarvan had ik ontegensprekelijke bewijzen en getuigen. Ik wilde die persoon niet overleveren aan het gerecht, doch wel hem overhalen zijn geweten in regel te stellen, en ik riep hem op de pastorij. Hij deed volgens ik meen gedeeltelijk restitutie, doch sedert dien dag was niemand meer van zijn huishouden in de kerk te zien.

    Bl. 25b

    De eerste maanden van den oorlog en ook voor den oorlog naderde die persoon alle maanden tot de H.H.Sacramenten.

      Hier gelijk elders worden menschen gevonden die zeggen dat zij hunne christelijke plichten verzuimen omdat het Komiteit, waarvan Mr. Pastoor deel maakt, hun het eene niet gegeven of het andere geweigerd heeft. Hoeft het gezegd dat degenen die zoo spreken eveneens tot de onverschillige of ongodsdienstigen behooren! Het plaatselijk Komiteit moest natuurlijk een reglement volgen van hoogerhand voorgeschreven. Ik ken wel brave menschen die in hunnen eenvoud zulks betwijfelen; doch, deze hebben daarom aan hunne godsdienstige plichten niet verzaakt. De algemeenheid dergenen die beweren om die reden de mis te verzuimen zijn, ofwel menschen die vroeger ook zelden naar de kerk gingen; ofwel menschen die zich leelijk vergrepen hebben aan andermans goed. Hier vinden wij de toepassing van dezen regel die op ondervinding berust : de mensch die in fout is zoekt naar verontschuldiging en niet zelden meent hij zich doelmatig te verontschuldigingen met andere menschen als de eerste oorzaak zijner fout aan te wijzen.

      Eventwel is het spijtig dat de geestelijken zich met komiteitzaken hebben moeten moeien. Alle komiteiten, vooral op den buiten, hebben twee groote vijanden ontmoet : de hebzucht en de jaloersheid. De hebzucht heeft dit eigen dat zij eigenvoordeel alleen rechtveerdig vindt. De hebzuchtige mensch is met zichzelven alleen bekommerd, en hij wil dat het Komiteit zoo niet met hem alleen dan toch met hem op de eerste plaats zou bekommerd zijn.

      Bij de hebzucht voegt zich onvermijdelijk de jaloerschheid. De hebzuchtige mensch oordeelt dat anderen altijd beter bedeeld zijn dan hij, en hij denkt nooit dat anderen kunnen meer nood hebben dan hij. Nooit heb ik mij kunnen inbeelden dat menschen zoo hebzuchtig en zoo jaloersch konden zijn als ik ze hier bevonden heb. Geen dag ging er voorbij of er werden reclamatiën ingebracht die voor oorsprong hadden de hebzucht en voor drijfveer de jaloerschheid.

      Ik ben van gevoelen dat het Nationaal Komiteit ons volk tot in den grond bedorven heeft, met hoogergenoemde ondeugden op buitengewoone wijze te ontwikkelen. Menschen die vroeger gelukkig en dankbaar waren wanneer zij op de pastorij eene telloor soep mochten halen voor eenen zieke, zullen thans eene ruime aalmoes aanvaarden zonder dat in hun hart het geringste gevoel van dankbaarheid ontstaat. Zij denken : hij moet mij dat geven en wie weet geeft hij mij wel al wat hij moet.

    Bl. 27

    Opdat de onderstand eenig goed te weeg brenge en dankbaarheid verwekke; zijn vooral twee vereischten onontbeerlijk. 1° de onderstand moet bescheiden zijn; 2° het moet dengene die ontvangt klaar zijn dat de gever hem niets verschuldigd is. In plaats van rechtstreekschen onderstand te verleenen had het Nationaal komiteit de gemeenten moeten helpen om werken van openbaar nut te doen uitvoeren en alzoo aan de noodlijdenden en werkloozen de gelegenheid te geven een daggeld te verdienen. Nu heeft men den werkman leeren rentenieren en stelen. Leegloopers zijn, of worden dieven.

      Er zijn ook onverschilligen aan dewelke de brief van zijne Eminentie over Rechtvaardigheid en Liefde eene reden verschaft heeft om hun gedrag te wettigen. Vele waarheden in dien brief vervat had ik reeds meer dan eens op den predikstoel voorgehouden, en daarom, wanneer ik dien brief voorlas was dit bij sommige menschen, van mijnentwege enkel een middel om mijne eigene gezegden op den rug van zijne Eminentie te schuiven. Vandaar misnoegdheid niet tegen zijne Eminentie maar tegen den pastoor. Het verschijnsel waarvan wij hier getuige zijn komt voort uit den geest die thans overal onder het volk heerscht : de geest van opstand tegen de overheid. De overheid is de vijand en wel die overheid die men genaken kan. Zijne Eminentie is buiten het bereik van eenvoudige en kortzichtige buitenlieden, voor hen is er niet dan de pastoor. Dit was hier bij sommigen ook het geval toen paus Pius X de communie der kinderen voorschreef.

      De priester is hoofdzakelijk aangesteld om de menschen hunne plichten voor te houden. Welnu er zijn hier vele menschen gelijk ook elders die niet anders voor oogen hebben dan hunne rechten, en die niet eens inzien dat er geene rechten zijn zonder plichten.

      Al het voorgaande in ’t kort samengevat : vele onverschilligen hebben thans hunne godsdienstige plichten geheel en al verzuimd omdat zij, in den schijn tenminste, redenen gevonden hebben om bij hunne omgeving hun gedrag te wettigen. Daarenboven de leugens en verzinsels der boozen brengen sommige brave menschen in twijfel.

    2° Eene tweede en gansch bijzondere reden van het verzuimen der goddelijke diensten is de smokkelhandel. In de jaren 1917 en 1918 was er bijna geen huishouden in de parochie dat zich niet min of meer op de smokkelhandel toelegde, en zoo kwam het dat alle zondagen honderden menschen met smokkelwaar naar Brussel gingen en de mis verzuimden. Thans is de smokkelhandel afgeloopen en met genoegen kan ik bestatigen dat de goddelijke diensten ook beter worden bijgewoond.

    Bl. 28

      Wat denken van die menschen die zondags de mis verzuimden om zich op den smokkelhandel toe te leggen?

      Sommige menschen die in de week hunne handen vol hadden met hun werk, maakten vooral van den zondag gebruik om met smokkelhandel iets bij te verdienen. Onder dezen waren er die wel niet ongodsdienstig waren, doch rechtzinnig meenden dat de gelegenheid om wat geld te verdienen eene voldoende reden was om de mis te verzuimen, gelijk de noodzakelijkheid eene reden is om zondags te werken. Zij hadden wel in Brussel kunnen naar de mis gaan; doch … dat komt er niet van.

      Er is eene andere soort van menschen die naar de mis gaan als het goed aankomt, om den tijd door te brengen; maar, is het te koud of te warm, te droog of te nat, dan gaan ze niet. Natuurlijk dat voor dezen ook het minste tijdelijk voordeel eene voldoende reden is om de mis te verzuimen.

    3° Eene derde reden waarom door sommige de zondagsmis verzuimd werd, was het gebrek aan kleederen. Deze reden geldde bijzonder voor de kinderen die in 1917 en 1918 de mis verzuimden.

    4° Het bijwonen der mis in de week door de kinderen is ook merkelijk verminderd niettegenstaande de gedurige aanwakkeringen der geestelijken en der zusters. Daarvan kunnen wederom verschillige oorzaken aangehaald worden :

    a) De onregelmatigheid in het openen der scholen. In 1917 en 1918 zijn de scholen meermaals gesloten geweest, nu eens door de overheid, dan uit hoofde van eene heerschende ziekte, dan bij gebrek aan brandstoffen enz.

    b) Het gebrek aan kleederen. Bij sommigen het gemis van de noodige kleederen, bij anderen de zorg om zoo weinig mogelijk kleederen en schoeisels te verslijten.

    c) De onverschilligheid der ouders. Hoe is ’t mogelijk dat de kinderen aan mis en communie denken, wanneer hun t’huis niet gesproken wordt dan van geld winnen met smokkelen of van andere tijdelijke zaken.

      Hier wil ik de aandacht trekken op eene gemoedsgesteltenis die men hoe langer hoe meer onder het volk waarneemt. De menschen willen betaald zijn voor al wat ze doen, zelfs voor hetgeen ze doen voor onzen Lieven Heer. Zoo de pastoor wil dat mijne kinderen naar de mis komen of te communie dan moet hij hun maar kleederen geven. Kortom voor elke geestelijke oefening die men van de menschen vraagt zou men hun een tijdelijk voordeel in de plaats moeten bezorgen. Er is hier eene arme vrouw die gewoon is te zeggen : “in de kerk geeft men niets weg!” en daarom gaat ze naar de kerk niet, tenzij wanneer er een mis gedaan wordt met uitdeeling van brood van wege het armbestuur. Er zijn er niet veel die zoo spreken, doch er zijn er meer die zo denken.

    Bl. 29

    Het naderen tot de H.H.Sacramenten.

      In 1915 en 1916 vermeerdering van communiën vooral toe te schrijven aan veelvuldige communiën der kinderen.

      De twee eerste jaren van den oorlog werd er veel onderstand uitgedeeld, en het Komiteit in zijn oordeelvellen over den nood was zeer breed. Alhoewel het komiteit steeds onpartijdig was in het uitdeelen van onderstand, bleven vele menschen toch bij de gedachte dat het hun voordeelig zou zijn hunne kinderen in de week naar de kerk te zenden. Personen die vroeger hunne godsdienstplichten niet onderhielden en die in ’t begin van den oorlog al gestolen hadden wat hun onder de handen viel, kwamen in 1915 alle veertien dagen of alle maanden te biechten en te communie. Wanneer ze de overtuiging hadden opgedaan dat ze daar niets mee verdienden, bleven ze weg.

      Ongevraagd of onverzocht had het Komiteit voor zekere familie eenen bijzonderen onderstand van het werk der oorlogsweezen bekomen. Later ingevolge eene verandering van reglement werd die onderstand geschorst. Nauwelijks had ik aan die familie dit slecht nieuws aangekondigd of de kinderen hielden op in de week naar de kerk te komen en tot de H.Tafel te naderen.

      In 1916 werd in de school eene tas melk gegeven aan een honderdtal der zwakste kinderen. De kinderen die ’s morgens communiceerden mochten in de school hunnen boterham gaan opeten, en kregen alsdan hunne tas melk of wel eene tas koffie. Later toen de melk te duur werd en de opeisching der boter in voege kwam, werd zulks veranderd. Waarschijnlijk is in die verandering eene reden te vinden van het afnemen der dagelijksche communie onder de kinderen.

      In 1917 en 1918 werd de onderstand merkelijk verminderd en aan een groot getal huisgezinnen werd door de nieuwe reglementen den onderstand geheel en al ontzegd : iedere maal ontstond er ten opzichte van den Voorzitter van het Komiteit (eerw. Heer Pastoor) blijkbare misnoegdheid. Elke verandering van reglement voor de verdeeling der eetwaren maakte eveneens misnoegden. Om die reden heb ik in november 1917 mijn ontslag als voorzitter en als lid van het Komiteit aangeboden.

      Eindelijk eene reden om het verzuimen der mis en het minder naderen tot de HH. Sacramenten uit te leggen vinden wij aangehaald door onzen Heer Jezus-Christus zelf : non potestis Deo servire et …… De twee laatste jaren van den oorlog waren voor bijna al onze menschen jaren van grote verdiensten. De gedachten stonden alleen op geld winnen en niemand bekommerde zich om de wijze waarop het verdiend werd; zelfs voor de nauwgezetste menschen waren alle winsten, diefstal alleen uitgezonderd, ten volle rechtveerdig.

    Bl. 30

      Eens het geld gewonnen moest er bij velen een middel gevonden worden om er van te genieten. De kermissen werden heringericht en wel zoodanig dat de kermissen van vroeger maar eene schaduw waren van de kermissen in 1917 en 1918. Waar vroeger honderd franken verkwist werden, besteedde men er nu ten minste twee duizend. ’t Is dan ook niet te verwonderen dat men minder hield van kerk en godsdienst, te meer daar in de kerk woeker en danspartij veroordeeld werden.

      De ondervinding leert het : ’t is enkel in den nood dat de mensch begrijpt afhankelijk te zijn van een Opperwezen dat hij dan ook aanroept. Wanneer hem alles toelacht en vooral wanneer geld toestroomt, dan vergeet hij gemakkelijk zijnen God, omdat het geld in zijn hart de plaats van God inneemt : “non potestis Deo servire et ……”.

    Plechtige communie der kinderen.

     Hier heb ik niets anormaal aan te stippen voor wat de deelneming betreft. Op twee uitzonderingen na hebben al de kinderen tot de jaren gekomen aan de plechtige communie deelgenomen. Die twee uitzonderingen waren kinderen van doorslechte ouders : een heeft tot den laatsten dag de oefeningen gevolgd en is niet omgezien den dag van de plechtige communie; de andere is weggebleven na van den eerw. Heer pastoor een kostuum gekregen te hebben.

     Het bijwonen van den catechismus van voorbereiding min regelmatig geweest dan vroeger bijzonder bij de jongens; en de eerste oorzaak daarvan moet gezocht worden in het onregelmatig sluiten en openen der scholen.

     Een woord ook over de kleeding der kinderen. In 1915 werden aan een groot getal kinderen kleederen geschonken door het armbestuur en den Heer pastoor die tot dit einde stof ontvangen had van eenen vriend. Onder de meisjes die stof ontvingen om zich een kleed te laten vervaardigen waren er deze die deze stof niet schoon genoeg vonden en er andere kochten : klaar bewijs dat de ouders zich aan aftruggelarij hadden plichtig gemaakt.

     Toen de volgende jaren de kleederen door zijne Eminentie bezorgd, uitgedeeld werden, achtte ik het noodig er op te drukken dat die kleederen den dag der plechtige communie moesten gebezigd worden. Die bepaling had voor gevolg dat er minder aanvragers waren. Dit getal werd nog geringer wanneer er niet meer dan katoenen kleederen te verdeelen vielen. Daaruit besluit ik dat sommige menschen zonder gegronde redenen onderstand vragen.

    Buitengewone diensten.

     De wekelijksche dienst voor de gesneuvelde soldaten werd in den beginne goed bijgewoond. Dit duurde eventwel niet lang en op het einde van 1915 trof men in die mis geene andere personen aan dan degenen die gewoonlijk naar de mis komen.

    Bl. 31

      Jaarlijks den 19 augustus om 10 ure heb ik een plechtig jaargetijde gedaan voor de gesneuvelde soldaten en medeburgers. Ik heb daartoe den 19 augustus verkozen omdat op dien datum alhier gesneuveld zijn zes soldaten en drie burgers. De twee eerste jaren werd dien dienst buitengewoon bijgewoond doch in 1917 en 1918 was dit veel minder.

      In 1918 van april tot december werd het H. Sacrament volgens verzoek van zijne Eminentie op den eersten vrijdag van elke maand gedurende twee uren uitgesteld : buiten eenige kinderen door de zusters opzettelijk aangezegd, en enkele godvruchtige personen, waren er geen aanbidders.

    De openbare zedelijkheid.

      De openbare zedelijkheid heeft tijdens den oorlog veel te wenschen overgelaten. Gedurende de vier oorlogsjaren heb ik 34 onwettige geboortens aangeteekend, waaronder een van eene soldatenvrouw. De openbare meening heeft nog andere soldatenvrouwen van zedeloosheid beticht. Ongetwijfeld is de werkeloosheid de oorzaak geweest van het zedenbederf. Vier en dertig onwettige geboortens gedurende de jaren 1915, 1916, 1917 en 1918, dat is ruimschoots het dubbel van vroeger.

    E. De toestand der Vrije Scholen.

      Voor den oorlog bezat Tremeloo eene vrije bewaarschool en twee zondagscholen, eene voor jongens en eene voor meisjes.

      De vrije bewaarschool was ingericht door den eerw. Heer Verbeeck, vorige pastoor der parochie, ten voordeele van eene arme vrouw Maria Bosmans, die vroeger reeds eenig onderwijs verschafte aan kleine kinderen welke de ouders haar toevertrouwden tegen 50 centiemen per maand.

      Daar Maria Bosmans te oud geworden was had ik haar juist voor den oorlog op pensioen gesteld : de eerw zusters hadden de vrije bewaarschool overgenomen onder voorbehoud dat Maria Bosmans zou betaald worden gelijk vroeger en dat zij intusschen gratis het onderwijs zouden geven.

      Den 28 augustus 1914 werd het lokaal der vrije bewaarschool afgebrand, en daar er geen ander lokaal te vinden was om de kinderen te ontvangen, werden de toelagen ook niet meer uitbetaald. De gemeente nochtans is voortgegaan met jaarlijks 150 fr. te betalen voor Maria Bosmans. Verder heb ik voor haar 18 fr. per maand bekomen van het werk der bescheidene hulp.

    Bl. 32

      De toelagen voor de zondagscholen werden gedurende de bezetting regelmatig uitgekeerd; voor 1918 werden ze toegezegd, doch op heden 1 april 1919 zijn ze nog niet uitbetaald.

      Het programma bij de stichting dezer scholen bepaald, werd tijdens den oorlog ook gevolgd zonder dat eenige tusschenkomst der Duitse overheid zich heeft voorgedaan.

    F. Patronaten – Werken voor volwassenen – Liefdadigheidswerken

      Voor den oorlog bestond in de parochie een patronaat voor jongens bestuurd den E.H.Onderpastoor. dit patronaat was ingericht in het Gildehuis gebouwd in ’t begin van 1912. Daar in 1914 het meestendeel der schoollokalen afgebrand werden, bleef er geen ander middel dan klassen in te richten in het Gildehuis. Om die reden heeft het patronaat voor jongens, bij gebrek aan lokaal, sedert augustus 1914 tijdelijk opgehouden te bestaan.

      Een woord hier over de maatschappelijke werken der parochie.

      De Boerengilde was pas voor het uitbreken van den oorlog gesticht, en had nog maar twee of driemaal vergaderd. Daar het inrichten tijdens den oorlog niet gunstig scheen, werd dit werk dan ook tot later verschoven. Sedert januari 1919 is de Boerengilde in werking getreden.

      De veeverzekering was voor den oorlog zeer bloeiend : zij verzekerde meer dan zes honderd dieren. Alhoewel de veestapel sedert 1914 zeer verminderd was heeft zij eventwel hare werking voortgezet tot einde 1917. Doch het getal leden was aanhoudend verminderd en zou nog verminderen omdat de oorlog voor haar eenen anormalen toestand geschapen had. Om met meer kans van gelukken later te kunnen herbeginnen heeft de algemeene vergadering van Februari 1918 goedgevonden de werking der maatschappij tijdelijk op te schorsen.

      De pensioenkas is terug in werking getreden zoohaast de stortingen van hoogerhand aanvaard werden.

      De Spaar- en Leengilde heeft hare werking van af 1915 hervat en heeft tijdens den oorlog wezenlijke diensten bewezen door het uitleenen van geld voor aankoop van vee en voor het heropbouwen van woningen

    Bl. 33

    De belegde vergaderingen werden in gevolge de verordening van heer Gouverneur aan de Duitsche overheid medegedeeld. Slechts éénmaal hebben twee Duitschers zich op ene vergadering vertoond; andere last of moeilijkheden hebben wij langs dien kant niet ontmoet.

      De leden van Vincentiusgenootschap vergaderden vroeger alle zondagen na de hoogmis. Tijdens den oorlog heb ik meermaals beproefd die vergaderingen te hernemen. De leden kwamen dan eenige zondagen doch weldra was niemand meer te zien. Ik heb dan goed gevonden nog een weinig uit te stellen alvorens eene nieuwe poging te doen. De vergaderingen van het Vincentiusgenootschap beelden zich in dat dit genootschap nu geene reden van bestaan had omdat het Komiteit in alle noodwendigheden voorzag. Zij beseffen niet genoeg het geestelijk voordeel der bijeenkomsten.

    G. Het ontvoeren der werklieden.

      Den 18 november 1916 werden op de gemeente plakbrieven aangebracht waardoor al de mannen van Tremeloo van 17 tot 55 jaar verplicht werden zich naar Aerschot te begeven den 23 daaropvolgende. Zij moesten van het noodige voorzien zijn om desgevallend naar Duitschland te vertrekken.

      Zoo haast dit nieuws bekend was wilde iedereen naar de stad om zich kleergoed aan te schaffen. De stedelingen maakten van deze gelegenheid gebruik om geld te slaan op den rug der ongelukkige slachtoffers van de Duitschers. De prijzen van kleergoed en schoeisels werden van uur tot uur verhoogd. En toch zouden diezelfde stedelingen naderhand vuur en vlam spuwen tegen de boeren woekeraars.

      De gemeenteoverheid had eene lijst van werkeloozen aan de Duitschers medegedeeld. Het was voor de leden van den gemeenteraad, allen eenvoudige menschen, een moeilijken toestand. Werd de lijst niet gegeven dan zouden andere burgers naar Duitschland vervoerd worden en in grooter getal dan anders. Daarenboven geen enkel werkelooze zou op zich genomen hebben de familiën der weggevoerden door hun werk ter hulp te komen. Was het niet beter degenen die toch niets verrichten laten weg te nemen dan wel burgers die t’huis hoogst noodig waren? Was dit niet tusschen twee kwalen het minste kiezen? Zoo redeneerde de gemeenteoverheid.

      Zonder deze handelwijze der gemeenteoverheid te beoordeelen zonder goed of af te keuren, acht ik mij nochtans verplicht hier een woord te zeggen over de werkeloozen.

    Bl. 34

    1° Eenige persoonen, vooral huisvaders, hadden zich om den onderstand te genieten, ten onrechte werkeloozencertificaten doen afleveren.

    2° Sommige werkeloozen hadden geenwerk omdat zij er geen wilden, en op allerhande manieren trachten zij te ontsnappen aan het weinige dat hun gevraagd werd. Om niet te moeten werken verrichtten zij moedwillig slecht werk. Daar in de gemeente 215 woningen door den vijand vernield werden, had het komiteit besloten steen te bakken om alzoo de afgebranden ter hulp te komen en de werkeloozen werk te verschaffen : de moedwilligheid der werkeloozen heeft het Komiteit gedwongen na eene proef dit ontwerp te laten varen.

    3° Onder de werkeloozen waren ook eenige leegloopers, die binst den dag niet zelden den spot dreven met menschen die vlijtig werkten, en van den nacht gebruik maakten om zich middelen van bestaan aan te schaffen.

      Doch, niettegenstaande al hunne fouten en gebreken, het waren onze medeburgers; en daarom waren wij ten hoogste gevoelig aan het leed dat den vijand hun berokkend heeft met ze aan hunne familiën te ontrekken, om ze in een vreemd land de onmenschelijkste behandelingen te doen ondergaan.

      Het mededeelen van den lijst der werkeloozen werd in de gemeente verschillend beoordeeld volgens eigenbelang. De familiën der werkeloozen vonden het verkeerd, de anderen keurden het goed. Verhevene gevoelens die eigenbelang ter zijde laten, zijn hier in ’t algemeen niet gekend. Zelfopoffering beteekent hier opoffering voor zichzelf. Aldus de afkeuring van de eenen en de goedkeuring van de anderen waren niet anders dan de goedkeuring van de handelwijze der gemeente : allen zouden hetzelfde gedaan hebben.

      Eenige personen wier namen op de lijst der werkeloozen vermeld waren, werden aan het ballingschap bevrijd dank aan de tusschenkomst van Mr. Adriaen, geneesheer te Werchter. Eenige anderen door de gemeenteoverheid niet aangeduid, werden niettemin naar Duitschland vervoerd. De weggevoerden waren ten getalle van 33 waaronder 16 huisvaders en 17 ongehuwden.

      Hier laten wij de namen volgen der weggevoerden te beginnen met de huisvaders :

      Anthonis Ignatius, Baumans Alfons, Bouckhuydt Thomas, De Winter Alfons, Mastien Constant, Soetewey Alfons, Van Eyken Felix, Verhaegen Frans, Verschoren Alfons, Verstraeten Benedictus, Wouters Petrus, Van Woensel Jan Baptist, Verhoeven Andreas, Verhoeven Felix, Van Casteren Karel, Verhard Alfons.

    Bl. 35

      De Winter Gustaaf, Laureys Petrus, L’Enfant Jules, Leys Jan Baptist, Op de Beeck Frans, Storms Guilielmus, Van den Notelaer Frans, Van Eyken Jan Baptist, Verbeeck Frans, Verhoeven Lambert, Mattheus Felix, De Coster Joseph, Iwens Frans, Schoovaerts Lodewijk, Verelst Lodewijk, Storms August, Crabbé Isidoor.

      Een dezer de genaamde Van Eyken Jan Baptist, is, ten gevolge van de slechte behandelingen in Duitschland ondergaan, bezweken bij zijne terugreis naar het Vaderland, namelijk te Luik waar hij in het gasthuis gebracht werd.

      In Duitschland hadden de weggevoerde ongehoorde behandelingen te ondergaan met het inzicht hen tot het werk te dwingen. Dit blijkt uit de twee volgende getuigenissen die ik onder meer andere gekozen heb :

    Getuigenis van Alfons Soetewey te Tremeloo, Veldonck.

      Den 23 november 1916 was een der droevigste dagen van mijn leven. Even als zoveel andere jongens en huisvaders werd ik tegen wil en dank door de duitsche barbaren van vrouw en kinders weggerukt en naar Duitschland gestuurd.

      In Duitschland aangekomen werden wij in het kamp Weschede in barakken opgesloten als beesten in eenen stal, waar wij verbleven tot 1 maart 1917.

      Dan hebben ze ons naar Neerath bij Greevenbroek naar ’t werk gezonden, waar ik den zesden dag al bijna verongelukt was; zoodat ze mij met gebroken arm naar het gasthuis gedaan hebben, waar ik 42 dagen schrikkelijke pijnen, ijselijken honger en veel verdriet doorstaan heb.

      Toen mijn arm half hersteld was, moest ik terug naar ’t werk, waar ik meer slagen dan eten gehad heb, als men bieten- en raapkoolsoep en een hap slecht brood wilt eten noemen.

      Het is onmogelijk al het lijden en de ellende te beschrijven die ik daar uitgestaan heb zoo 9 maand en 7 dagen lang, en waar ik een gebrek gehaald heb voor mijn leven lang, want mijn arm doet nog altijd zeer, en nooit zal ik voor vrouw en kinderen er nog kunnen den kost mee verdienen.

    Handtekening Alfons Soetewey

    wordt vervolgd



    17-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    16-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo (4)

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo - deel 4

    Bl. 36

    Getuigenis van Anthonis Ignatius.

      Den 23 november 1916 werd ik met een dertigtal andere burgers van Tremeloo op den kontrool te Aerschot aangehouden en weggevoerd naar Duitschland. Bij onze aankomst in het kamp te Weschede werd ons voorgelezen : “gij zijt juist als gevangene soldaten, gij moet als zulke gehoorzamen.”

      In het kamp kregen wij : ’s morgens een halve liter soort van pap; ’s middags een liter soep of pap; ’s namiddags ongeveer 200 grammen brood. ’s Avonds een liter soep of pap. Door soep moet verstaan worden water met rapen of bladeren van rapen of raapkoolen of beeten; soms was er een weinig meel in, doch ik kan niet zeggen welk.

      Dit rantsoen was maar half genoeg om onzen honger te stillen. Van honger raapten wij op : patatenschillen, pellen van visch, pellen van appelsienen en de vischgraten uit den vuilbak. Soms bekwamen wij wat overschot van de fransche soldaten; doch meermaals werden wij belet van de soldaten iets te aanvaarden.

      In het kamp moesten wij soms twee uren lang buiten staan in koude en wind.

      Eens wilde men mij dwingen te werken : om die weigering werd ik geslaan met de bajonet zoodanig dat ik ’s morgens niet meer recht kon.

      Den 1 maart 1917 werden wij naar het werk gevoerd in de provincie Rhijnland te Nerraht in eene koolgroef. Wij weigerden te werken. Dan hebben ze ons in eene barak gesloten zonder eten tot ’s anderdaags ’s morgens 5 ure. Wij hadden daar wat strooi om op te liggen. ’s Morgens om 5 ure kwamen de soldaten ons uit de barak halen en plaatsten ons in regen en wind totdat wij ons wilden aangeven om te werken. Ik met zes andere ben alzoo blijven staan tot 11 ure; de andere zijn gaan werken. Om 11 ure werden wij in een soort kelder gesloten zonder eten en zonder bed. Die bak was zeer vuil. Er stonden onder andere twee nachtkuipen die overliepen en gevuld waren met de uitwerpsels van twee russische soldaten die daar eveneens verbleven hadden.

      Den volgende dag om 9 ure kwam men ons in dien vuilnisbak melden dat wij daar zouden blijven zonder eten indien wij voortgingen met niet te willen werken. Wij weigerden nog. Om 12 ure zelfde spel. Vreezende van honger te moeten sterven hebben wij alsdan het werk aangenomen. Dan hebben wij daar dagelijks gewerkt in de koolgroef.

      Het gebeurde dat ik mij ziek bevond. Ik moest dan om een ziekbiljet gaan. De geneesheer onderzocht mij en riep uit : “laus arbeiten”. Ik was nochtans zoo stijf dat ik bijna niet gaan kon.

    Bl. 37

      Zaterdags ’s avonds werd ons opgelegd dat wij zondags ook moesten komen werken. Gingen wij niet dan kwam men ons met den stok halen en dan sloegen ze totdat wij gingen.

      Wij verdienden alzoo 12 mark per week. Daarvan werden 5 mark afgehouden voor familiegeld, zegde men, dat is om aan vrouw of ouders te zenden. Mijne vrouw heeft daar nooit iets van ontvangen.

      Om een hemd te koopen moest men een bewijs hebben van den burgemeester die dit regelmatig weigerde zoodat er onder ons waren die zonder hemd geraakten en de anderen hadden de gelegenheid niet het hunne te zuiveren. Ik ben in het vaderland teruggekeerd den 19 augustus 1917, dus na eene afwezigheid van omtrent negen maanden.

      Handtekening Anthonis Ignatius.

      Van af de eerste dagen na de wegvoering der werklieden werden er verzoekschriften ingediend aan den heer Gouverneur ten einde hunnen terugkeer naar het Vaderland te bekomen. Inzonderheid voor de huisvaders werd geene moeite gespaard. Te Leuven had men aan hunne vrouwen gezegd een verzoekschrift binnen te brengen : voor ieder dan werd een verzoekschrift opgemaakt waarin de bijzondere toestand van het huishouden uitgelegd werd. Wanneer sommige vrouwen hun verzoekschrift overhandigden werd hen zelfs gezegd dat het goed was en dat ze mochten vertrouwen hebben. Nooit is op die verzoekschriften eenig antwoord toegekomen.

       In den zomer 1917 mochten de weggevoerden de eene na den andere aan hunne familie een bezoek brengen mits belofte naar Duitschland terug te keeren om te werken. Velen hebben, na lang dralen, die belofte gedaan om hunne familie te kunnen wederzien, doch geen enkel is naar Duitschland teruggekeerd. In ’t begin hebben de Duitschers wel eenige opzoekingen gedaan om de verlofmannen terug naar Duitschland te zenden; doch, die opzoekingen bleken niet ernstig te zijn, en weldra werden de teruggekeerden geheel en al met rust gelaten.

    Bl. 38

    H. Ondersteuningswerken.

    Voor vrouwen en kinderen van soldaten.

      Zoohaast de oorlog uitgebroken was wezrd door den eerw. Heer Pastoor het gedacht opgevat onderstand te verschaffen aan de vrouwen en kinderen der opgeroepen soldaten. De heeren studenten in verlof zouden zich gelasten wekelijks eene rondhaling te doen in de gemeente. Het gemeentebestuur zou wekelijks vijftig franken verleenen. De eerste rondhaling gedaan in de week van 2 tot 9 augustus bracht meer dan honderd franken bij. Deze was gedaan zonder voorafgaande aanbeveling op den predikstoel. Op zondag 9 augustus werd dit werk aanbevolen met de volgende woorden :

      “De week die voorbij is hebben onze vaderlandslievende studenten eene rondhaling gedaan voor de vrouwen en kinderen van onze medeburgers die het vaderland verdedigen. Die rondhaling zullen wij wekelijks vernieuwen. Wij kunnen u allen niet genoeg aanzetten aan dit werk van liefdadigheid en vaderlandsliefde deel te nemen. Iedereen geve vrijelijk volgens goeddunken, en daarom zullen de studenten zich niet op nieuw aanbieden bij degenen die hunne hulp afzeggen. Eene zaak vraag ik van allen en van ieder in ’t bijzonder : dat werk, dat niets dan lof verdient, niet te beknibbelen.”

      “Het rondgehaald geld zal des zondags na het lof uitgedeeld worden in bons voor eetwaren. Al de vrouwen van binnengeroepen soldaten gelieven hun aandeel te komen ontvangen. Zijn er die het niet noodig hebben en het willen laten voor hen die nood hebben, dan moeten zij eenvoudig den bon die hun gegeven wordt terug in de beurs steken van de studenten wanneer zij rondkomen. Ik heb liefst dat allen komen den bon halen die voor hen bestemd is opdat niemand zou verlegen zijn.”

      De inval van den vijand en onze wegvoering naar Duitschland hebben aan dit werk een einde gemaakt. De opbrengst der tweede rondhaling werd op de pastorij gestolen door de Duitschers.

    Het Komiteit.

      Na onze terugkomst uit Duitschland vonden wij het Komiteit ingericht. Het Komiteit hield zich alsdan uitsluitelijk bezig met onderstand te verleenen aan de afgebranden, onderstand in brood en kleergoed.

      Later werden door het Komiteit de volgende werken ingericht : Gewone onderstand aan al de noodlijdenden; Onderstand aan de soldatenfamiliën; onderstand aan de werkeloozen; onderstand aan verminkten; oorlogsweezen en schamele armen; werk der schoolmaaltijden, der zwakke kinderen, der teringlijders.

    Bl. 39

      In December 1914 werd het komiteit samengesteld als volgt : voorzitter : Petrus Feyaerts, burgemeester; schrijver : pater René De Batseleer van de congregatie der H.H. Harten; schatbewaarder : J.B. De Wit; leden : Victor Heremans; Victor Goossens; Lodewijk Dockx en Frans De Vadder.

      De eerw. Heeren pastoor en onderpastoor werden als leden van het Komiteit aangenomen bij hunne terugkomst uit Duitschland. In de maand Februari gaf Frans De Vadder zijn ontslag. Daar er van wege het provinciaal komiteit aangedrongen werd om ook een liberaal als lid van het komiteit aan te nemen, werd Prosper Fonteyn als dusdanig erkend. Deze nochtans heeft maar tweemaal de zitting bijgewoond en dan weder zijn ontslag genomen uit hoofde van zijnen hoogen ouderdom.

      In de maand Maart verliet pater René de gemeente en een weinig later nam de heer burgemeester zijn ontslag om mogelijke moeilijkheden met de bezettende macht te vermijden. Van dan af bleef het Komiteit samengesteld als volgt :

      Voorzitter : Karel Van Winkel, pastoor; schrijver : Emiel Van Giel, onderpastoor; schatbewaarder : J.B. De Wit; leden : Victor Heremans; Victor Goossens en Lodewijk Dockx.

      Victor Goossens nam zijn ontslag in 1916 en werd vervangen door Joseph Jalet. Op het einde des jaars werd nog een lid aan het komiteit bijgevoegd, namelijk Hendrik Wouters.

      In November 1917 gaven alle leden van het komiteit hun ontslag en verzochten het provinciaal komiteit in hunne vervanging te voorzien tegen 1 Januari daaropvolgende. Op aandringen van den heer Ed. Gilmont, voorzitter van het regionaal komiteit van Haacht, zijn de leden voortgegaan hun ambt uit te oefenen tot in het begin van Maart 1918 wanneer ze onwederroepelijk hun ontslag genomen hebben. De grote oorzaak van dit ontslag was de misnoegdheid onder het volk verwekt door het toepassen der reglementen over de verdeeling der eetwaren, alsmede de ondergeschikte rol welke het provinciaal komiteit van de plaatselijke komiteiten vereischte tegenover de beheerder aan denwelken de komiteitszaken geheel en al toevertrouwd werden.

      Hier laten wij nu eenige tafels volgen die den toestand van hoogeraangehaalde ondersteuningswerken telkens op 31 December weergeven :

    Er volgen nu een reeks tabellen met cijfers.

    Bl. 43

    Hoofdstuk X.

    Geestelijken in de gebeurtenissen betrokken.


    - Eerw. Heer Karel Van Winkel, pastoor; aangehouden den 28 augustus en gebracht in de Kerk van Aerschot; van daar weggevoerd naar Duitschland den 6 september 1914.

    - Eerw. Heer Emiel Van Giel, onderpastoor: idem.

    - Frater Edgard De Coster; frater Octaaf Igodt en broeder Julius Haegen bevonden zich in 1914 in het klooster te Ninde. Zij zijn op het einde van augustus gevlucht naar West Vlaanderen en van daar naar Holland, waar ze door de belgische militaire overheid opgeroepen. Zij hebben in het leger gediend als ziekenverzorgers.

      Thans bevinden zich in het klooster der Picpussen te Ninde 10 brankardiers die tijdens den oorlog dienst gedaan hebben. Hier volgen hunne namen :

    - Frater Pamphilus (Lodewijk) Verdeyen van Herent, was aug. 1914 leraar in het Damiaangesticht te Aerschot; werd den 6 september weggevoerd naar Duitschland. Hij heeft zijne eeuwige beloften uitgesproken en is thans leerling in de Godgeleerdheid.
    - Frater Edgard De Coster; hoger reeds genoemd, heeft tijdelijke geloften uitgesproken en is leerling in Godgeleerdheid.
    - Frater Leopold (Willem) Jeurissen van Vlijtingen, novice, leerling in de wijsbegeerte.
    - Frater Oswald (Joseph) Van Neste van Gulleghem, idem.
    - Frater Odilo (Antoon) Van Gestel van Borgerhout, idem.
    - René Muller van Antwerpen, postulant, leerling in de wijsbegeerte.
    - Matthijs Gielen van Vlijtingen, idem.
    - Jaak Bos van Turnhout, idem.
    - Lodewijk Van de Velde van Schoten, idem.
    - Frater Octaaf (Gaston) Igodt, hoger genoemd, van Watou, novice leerling in wijsbegeerte.

    Parochianen onder de wapens.

    In 1914 werden 55 parochianen onder de wapens geroepen. Onder dezen waren 27 gehuwden hebbende samen 70 kinderen. Van dezen zijn er drie geboren na het vertrek van vader.

    Bl. 44

      In het begin van den oorlog waren er geene vrijwilligers, doch naderhand hebben de volgende jongelingen als vrijwilligers het leger vervoegd : Feyaerts Joseph; Van den Notelaer Alfons; Storms Frans; De Keyzer Joseph en Van Vlasselaer Leo.

      Tijdens den oorlog werden nog opgeroepen 32 parochianen die zich in het buitenland bevonden; zoodat in ’t geheel 92 parochianen in het leger hebben dienst genomen.  Er zijn enkel vier parochianen gesneuveld, namelijk, Hendrik Verhaegen, vader van twee kinderen; Alfons Verbeeck; Alfons Claes en Alfons De Mees.

      Een soldaat werd verminkt te Luik, namelijk Franciscus Van Eyken, vader van 4 kinderen. Hij is getroffen geweest in den schouder en kan van zijnen arm geen gebruik maken.

      Geboorten en sterfgevallen.
    1913 Geboorten : 95 sterfgevallen : 40
    1914                     58                         26
    1915                     68                         27
    1916                     57                         22
    1917                     57                         32
    1918                     58                         42

      In november 1918 zijn 16 personen gestorven ten gevolge van de Spaansche griep.

      Hoofdstuk XI
    Huiszoekingen in kerken of kloosters. – De opname der klokken.


      Huiszoekingen in kerken of kloosters hebben alhier geene plaats gehad.
    Bij de opname der klokken ben ik niet tegenwoordig geweest. Voor zooveel ik mij herinner heeft deze opname plaats gehad in de maand juni 1918. Ziehier wat Lod. Dockx, koster, desaangaande getuigt.

      “Op zekeren dag kwamen er bij mij twee Duitschers welke vroegen om op den toren te gaan om de klokken te meten; na dit gedaan te hebben en al de opschriften en versiersels der klokken zorgvuldig aangeteekend te hebben, zijn ze naar het hoogzaal gekomen en hebben daar de groote orgelpijpen gemeten en nagezien uit welk metaal zij vervaardigd waren.”

    Bl. 45

    Hoofdstuk XII

    Feiten van verscheiden aard.


      Bijzondere daden van vaderlandsliefde heb ik niet aan te stippen.

      In het moeilijk Komiteit werk heb ik bij de leden van het Komiteit en ook bij anderen goede en bereidwillige helpers aangetroffen : aan hen allen mijnen innigsten dank. Eenmaal heb ik een gebrek aan offervaardigheid bevonden bij personen van dewelke ik nochtans eene gansch bijzondere offervaardigheid had mogen verwachten.

      Onder de landbouwers zijn er zeker menschen geweest die niet naar woekerprijzen getracht hebben, en die hunnen evennaaste vooral de armen genadig behandelden. Ik persoonlijk heb bij brave menschen steeds waren bekomen aan fatsoenlijken prijs. Doch de menschen die liefdadig gehandeld hebben roemen hun eigenzelven niet, en degene die het voorwerp van hunne liefdadigheid geweest zijn zwijgen het ook. Om wille der waarheid moet ik nochtans bekennen dat de algemeenheid der landbouwers, enkele uitzonderingen daargelaten, voor hunne waren de hoogste prijzen eischten : velen waren bevreesd van te weinig te vragen. Er worden personen genoemd die brood vervalschten met gekookte aardappelschillen en raapkoolen, en dit mengsel verkochten aan 7.50 fr. en meer den kilogram.

      Er is tijdens den oorlog veel gestolen bijzonder op de velden, doch niet zoozeer uit nood en voor eigen gebruik dan wel om het gestolene te verkoopen aan woekerprijzen. Het geld alzoo vergaard werd gebruikt voor spel en vermaak. Het is ongelooflijk hoe zeer de jonkheid tijdens den oorlog bedorven werd door zucht naar geld en vermaak.

      Meermaals heb ik van op den predikstoel den parochianen herinnert dat het niet betaamd zich aan overdreven vermaken over te leveren, terwijl onze soldaten aan den IJzer hun bloed voor het vaderland veil hadden en den dood te gemoet liepen; ik beriep mij op hunne vaderlandsliefde; ik gewaagde zelfs van het genoegen dat zij den vijand verschaften met te juichen terwijl het vaderland treurt. Dit alles maakte geenen indruk : er was geld, gemakkelijk vergaard en de voorraad eens uitgeput kon spoedig vernieuwd worden, waartoe zou het dan dienen tenzij tot plezier en vermaak? Ook werd er op de kermissen tien, twintigmaal zooveel geld verkwist dan vroeger.

      De Duitschers van den omtrek namen regelmatig aan de kermissen deel en keerden nooit dan wel beschonken naar huis. Daartoe hoefden zij geen geld op zak te hebben : van dieven en smokkelaars mochten zij drinken zooveel zij wilden. Er wordt van een dezer verhaald dat hij op een enkelen kermis vijf honderd mark met de Duitschers verteerde.

    Bl. 46

    Hoofdstuk XIII

    De ontruiming.


      Op donderdag 7 november ontvingen wij het eerste bezoek van vijandelijke troepen op weg naar Duitschland. Aangaande dezen niets bijzonders op te merken.

      Vanaf dijnsdag 12 november tot maandag 18 november had de gemeente Tremeloo aanhoudend vijandelijke troepen te vernachten. De neerslachtigheid der officieren was merkbaar, en wat de soldaten betreft, het groot getal wapens door hen weggeworpen geeft genoeg hunne ware gevoelens te kennen.

      Er valt niets op te merken aangaande de houding der vijandelijke legers ten opzichte van de inwoners. Op de pastorij waren de officieren zoowel als de eenvoudige soldaten die hen dienden zeer inschikkelijk en voorkomend.

      Voor het overige heb ik veel klachten gehoord over schade die zij aan de inwoners veroorzaakt hebben door het gebruik van ongedorschen graan, van hooi en ander veevoeder dat de landbouwers zelf groot noodig hadden. In den nacht van donderdag tot vrijdag werden twee paarden opgeëischt. In de scholen werden verschillige banken aan stukken gekapt en opgestookt; de deuren der gemakken ondergingen hetzelfde lot.

      Niettegenstaande mijn verzet werd de Kerk in den nacht van donderdag tot vrijdag door de Duitsche soldaten ingenomen. Vier wassen kaarsen, drie handdoeken en een paar pantoffels werden gestolen. De troepen trokken verder rond drie uur ’s morgens en lieten veel wapens en schietvoorraad achter.

    Hoofdstuk XIV

    De bevrijding.


      Nauwelijks hadden de laatste vijanden het grondgebied van de gemeente verlaten, of de vaderlandsche werd op den kerktoren geheschen en met tallooze vreugdeschoten begroet.

    Bl. 47

    De inwoners maakten gebruik van de wapens door den vijand achtergelaten om de bevrijding te vieren. De vreugdeschoten hadden buitendien een heilzaam gevolg : zij ontnamen aan de dieven hunne stoutmoedigheid. Deze waren nu overtuigd dat er wapens in overvloed voorhanden waren, en zij twijfelden geenszins of die wapens zouden bij gelegenheid tegen hen gebruikt worden.

      De eerste belgische troepen deden hunne intrede te Tremeloo op donderdag 21 november. Zij werden verwelkomt door het gelui der groote klok die hare vreugdetonen uitgalmde en de inwoners noodigden onze helden te gemoet te snellen. Dit gebeurde dan ook en eene vroolijke Brabançonne werd door eenige inwoners aangeheven.

      Op dit ogenblik april 1919, zijn het meestendeel onzer uitwijkelingen uit hun ballingschap teruggekeerd. Degene die uit Engeland terugkeeren zijn ten uiterste tevreden over hun verblijf aldaar : zij hebben noch honger noch gebrek geleden. Zij hebben er gewerkt om hunnen kost te verdienen, doch geld verzameld hebben zij niet. Het eenige waar ze goed van voorzien zijn is kleergoed.

      Degene die uit Holland wederkeeren zijn min tevreden : zij beweren veel honger geleden te hebben. Een geruimen tijd kregen zij niet meer dan twee honderd grammen brood en vier of vijf aardappelen per dag. Daarbij soep die weinig of geene voedzame bestanddeelen bevatte.

      Eenen en anderen keerden blijgemoed naar het Vaderland weder, waar hen, helaas! eene droevige teleurstelling verwachtte. Geen woonst : enkel nog de puinen van hunne vroegere woningen; geen bed : sommige zijn genoodzaakt te slapen tegen den grond op wat strooi; geen land : het land dat zij vroeger bewerkten ging tijdens hunne afwezigheid over in de handen van andere huurders. Dus ook geen werk, geene kostwinning. Laat ons hopen dat het nationaal komiteit of het landbestuur dien toestand zal willen inzien en de noodige hulp verleenen.

      Ik eindig. Ik heb alle feiten onpartijdig medegedeeld, en desgevallend mijn gevoelen uitgedrukt volgens ik in geweten oordeelde. Moge mijn werk eenig nut voor de geschiedenis opleveren.

      Handtekeningen :
    K Van Winkel - pastoor Tremeloo
    Feyaerts - gemeentesecretaris Tremeloo
    F. Verhoeven - bakker Tremeloo

    Bl. 48

    Bijvoegsel aan hoofdstuk IV

    In Ballingschap

      Den 28 augustus 1914 werden de volgende personen van Tremeloo door de Duitschers aangehouden en opgesloten in de kerk van Aarschot. Eerw. Heer Karel Van Winkel, pastoor; Eerw. Heer Emiel van Giel, onderpastoor; Alfons Michiels; Guilielmus Van Vlasselaer; Lodewijk Van Vlasselaer; Jan Baptist Goeron; Lodewijk Haegemans; Pepinus Torfs en Frans De Preter. Deze personen werden aangehouden deels op den steenweg Lier-Aerschot, deels te Heyst-Goor. Enige aanteekeningen getrokken uit het notaboekje van Alfons Michiels.

    28 augustus - Gevangengenomen op den steenweg Lier-Aerschot. -Gebracht in het kolenkot van M. Van Tricht. -Twee uren in eene weide. -Aankomst in de kerk om half vijf. -Water en brood. -Slapen op de stoelen.

    29 augustus - Wat droevig geschrei der kinderen met ons in de kerk opgesloten. - Wat duurt de tijd lang. -Vandaag brood en soep.

    30 augustus - In de kerk aankomst van Aerschotsche burgers die eerst naar Leuven gestuurd waren en nu teruggebracht werden naar Aerschot. - Vrouwen en kinderen worden overgebracht naar de woning van notaris Fontaine recht over de Kerk.

    31 augustus - Om 4 ure nog geen eten gehad. - Een stuk brood en een klein stuk spek, gift van een burger van Aerschot, werden wij ontstolen. -Goed nieuws : morgen mogen wij vertrekken.

    1 september - Nieuwe wachten zen streng. - Weinig eten maar veel gekijf en gegrol der wachten. - Bittere teleurstelling : van vertrek geen spraak meer.

    2 september - Burgers moeten de kerk kuischen. - 's Morgens een stuk brood, 's middags soep. - Een jonge huisvader van Westmeerbeek is zot geworden; hij wil zich de keel oversnijden met een stuk glas : dit wordt hem belet. Dan wil hij zich dooden tegen de verwarmingstoestellen.

    3 september - Eten redelijk goed, doch ontoereikend. - Wij worden medegedeeld door de vrouwen van Aerschot die brood, fruit en koffie brengen voor hunne familieleden. - In den nacht van 2 tot 3 september om half drie sterft een jongeling van Aerschot juist voor mij.

    Bl. 49

    4 september – Weinig voedsel. – Wij kunnen in stilte wat brood en tabak kopen. – Eenige vrouwen uit Tremeloo komen hunne mannen en broeders bezoeken en brengen slecht nieuws : alles is afgebrand.

    5 september – Verheugend nieuws : morgen zondag mogen de priesters mis doen en de burgers die willen mogen tot de H. Communie naderen.

    6 september – De dag verheugend doorgebracht. – Al de priesters hebben mis gedaan. – De burgers boven de 45 jaar mogen vertrekken. – Om half vijf slecht nieuws : allen naar Duitschland. Droevige stoet. Gekerm en geween van vrouwen en kinderen.

    7 september – In de statiën waar onze trein blijft staan worden wij aanzien als bandieten.

    8 september – Aankomst te Sennelager. –Eerst verscheidene uren wachten. – Dan krijgen wij een stuk brood. – ’s Middags naar het bad. – Slapen onder den bloten hemel.

    9 september – Drie engelsche soldaten worden met handen tegen den rug tegen eenen boom gebonden : dat is de straf voor de minste overtreding. – Slapen in open lucht.

    10 september – Drie zieken zien wegdragen. – Slapen hetzelfde.

    11 september – Ik ben stijf van buitenslapen. – Wij kregen een deksel. – ’s Nachts felle regen : het water loopt onder mijn lichaam door.

    12 september – De zon komt vroeg te voorschijn en wel van pas om onze natte kleederen te droogen: de wind helpt ook. – Te weinig eten. – Zieken naar het gasthuis.

    17 september – Wij worden naar het verhoor geroepen : 6 van Tremeloo; 6 van Busschot en 6 van Heyst-Goor. Ik dacht dat is voor de priesters dat wij zullen moeten naar het verhoor gaan. Het was zoo. Ik deed mijn best om de anderen eenigen goeden raad te geven. Die binnen geweest waren werden afgezonderd. Ik werd de laatste ondervraagt als volgt :
    -Hoe is uw naam?
    -Alfons Michiels.
    -Uw beroep?
    -Schrijnwerker.
    -Waar woont gij?
    -Te Tremeloo in het dorp.
    -Kent gij de pastoor van Tremeloo
    -Ja.
    -Hoe was die ten opzichte van de Duitsche soldaten?
    -Ik geloof dat hij Duitschgezind was, want den 19 augustus zijn er velen gaan wijn drinken; ik weet ook dat er Duitsche officiers geeten hebben, en hij is bij mij geweest met twee Duitsche soldaten om logist.

    Bl. 50

    -Wat is er van de geweren van Tremeloo geworden?
    -De Burgemeester heeft die doen binnen brengen.
    -Ja, maar er is een gebleven en de pastoor heeft toegelaten van uit den toren daarmede te schieten op de Duitsche soldaten?
    -Neen, mijnheer , dat is niet waar.
    -Ja wel !
    -Neen, Mijnheer.
    -Ja wel !
    -Neen Mijnheer.
    -Zeker is het waar geweest?
    -Neen Mijnheer, en daar ik tegen de kerk woon, zou ik dat moeten gezien of gehoord hebben, en anders ten minste hooren zeggen, het is niet waar geweest.

    18 september – Slechte nacht. – Hevige windvlagen die de pilaren in onze tent deden omvallen. – Vier zieken zien wegdragen.

    19 september – Koude nacht. –Geluk gehad een pint bier te drinken in de kantin. – Worst gekocht van een franschen soldaat. – 2 Zieken zien wegdragen. – Namiddag aankomst van nieuwe gevangenen waaronder drie van Werchter.

    20 september – Om 9 ure worst. – ’s Middags soep, daarna een stuk brood. – Wind en regen. – Een zieke engelsche soldaat zien wegdragen.

    21 september – Slapelooze nacht. – Twee burgers naar het hospitaal vervoerd. – Om half zeven slapen op ons strooi met eene sargie in de flauw verlichte tent; doch ik kan mij niet verwarmen.

    22 september – Slecht geslapen. –Koude voeten. – Twee personen voor eene kleine overtreding gedurende twee of drie uren aan eenen boom gebonden. Alle gevangenen loopen doorheen en spreken niet dan van voedsel. – Om 6 ure slapen gegaan doch niet kunnen verwarmen.

    23 september – Honger. – Groot geluk : een soldaat koopt voor mij uit medelijden een brood van een mark. Dit deel ik met een vriend Gust Budts van Werchter; mijn deel, deel ik nog met Lod. Van Vlasselaer. Wij worden afgezonderd : rond den avond worden 200 belgen met 400 fransche burgers in eene tent geduwd.

    24 september – ’s Morgens om 6 ure naar de statie van Sennelager. – Om half twaalf aankomst te Werl in de gevangenis.

    Bl. 51

    In de gevangenis


      De tien eerste dagen na onze aankomst te Werl hebben wij doorgebracht elk in eene cel inhoudende 22 kubieke meters lucht. Mijne cel was zeer goed ingericht en van een verwarmingstoestel voorzien. Voor de nachtrust beschikte ik over een engelsch bed met ressort en twee wollen dekens. Niettemin heb ik de eerste nachten slapeloos doorgebracht: nu meer dan ooit dacht ik aan mijn vaderland, aan mijn geboortedorp, aan mijne woning, aan mijne familie. Die tien dagen in verveling overgebracht schenen mij jaren.

      De vier eerste dagen hebben wij onze cel moeten houden zonder buiten te komen. Van op den vijfden dag mochten wij 20 minuten buiten wandelen. Daarin werden wij behandeld als andere gevangenen: wij moesten op bepaalden afstand van elkander blijven en mochten niet spreken.

      Den 11den dag moet ik werken in eene smidse. Mijn werk bestond in den voorhamer te slaan en den blaasbalg te trappen. Dit was buitengewoon zwaar werk. Gedurende zes dagen heb ik dit werk verricht; daar ik het niet langer kon volhouden werd ik aan eene machien geplaatst. Dit werk was nog te zwaar om reden dat men aanhoudend werken moest. Wilde men een oogenblik rusten of adem scheppen dan was het kijven en grollen bovenarms. De officieren vooral schenen kijven en schelden op bijzondere wijze aangeleerd te hebben.

      Als voedsel kregen wij dagelijks: ’s morgens koffie met 250 grammen brood. Het brood was vervaardigd uit 80% meel en 20% meel van aardappelschillen. Om 12 ure kregen wij soep. Deze soep was gemaakt met boonen, raapkolen, vitsen, aardappelen, enz, er was ook een weinig vleesch in, doch minder dan in Sennelager. Om 6 ure kregen wij nogmaals 250 gr brood en daarbij als dranck een liter water met melk. Van 100 liters afgeroomde melk vervaardigde men 700 liters van dien dranck.

      Gedurende al den tijd dat wij te Werl doorbrachten hebben wij driemaal voor 50 pfenningen mogen koopen in de kantien. Door al mijn werk had ik ten laatste vier mark en 31 pfenningen verdiend.

      Den 11 Februari 1915 liepen ons ballingschap en onzen dwangarbeid ten einde. Om 7 ure 15 ’s morgens vertrokken wij uit Werl om den 13 ’s morgens te Brussel aan te komen.

    (handtekening) Alphons Michiels

    Verklaring van Frans De Preter, landbouwer te Tremeloo Geetsvondel.

      Ik ben gevangen genomen te Boisschot den 28 augustus 1914. Ik werd met honderden anderen burgers opgesloten in de kerk van Aerschot tot 6 september ’s avonds. Van daar naar Deutschland : veertien dagen in Sennelager en dan naar Werl in Westfalen. Daar heb ik in de gevangenis gezeten. Ik moest eerst in den hof graven en later met os en paard rijden. Ik heb geene mishandelingen ondergaan : alleenlijk niet genoeg eten gekregen. Te Werl bestond onze kost uit 500 grammen brood en één liter soep, die bestond uit boonen, raapkoolen , vitsen, aardappelen, enz; er was ook een weinig vleesch in doch minder dan te Sennelager. Wij zijn in het vaderland teruggekeerd den 13 Februari 1915. Voor mijn werk heb ik ontvangen 10 mark en 76 pfenningen.

    (handtekening) Frans De Preter.

    Bl. 52

    Ons Ballingschap.

    Verhaal van den eerweerden Heer Karel Van Winkel, pastoor te Tremeloo.
    Op vlucht.

    Den 27 augustus om half zeven ’s avonds had ik mijne pastorij verlaten en was samen met mijne meid den nacht gaan doorbrengen op de pastorij te Bael. Mijn eerw. Heer onderpastoor had een nachtverblijf gevonden op het gehucht Bolloo. De reden waarom wij besloten te vertrekken was het naderen der Deutsche brandstichters.
    ’s Anderendaags, den 28 augustus, meende ik naar mijne pastorij terug te keeren; maar op het gehucht Langerechte gekomen werd ik gewaarschuwd door de parochianen dat de Deutschers in het dorp alles in brand staken en als bezetenen te werk gingen. Ik gelastte een mijner parochianen den eerw. Heer onderpastoor te zeggen dat hij zich naar zijnen vader te Koersel zou begeven, dat ik eveneens voornemens was te vertrekken.
    Ik begaf mij dan naar de parochie Heyst-Goor. Op de pastorij las ik juist in de “Bien Public” dat de forten van Luik nog altijd stand hielden, toen de eerw. Heer pastoor Wouters kwam binnengestormd en riep : “ de Deutschers zijn daar, spoedig vluchten.” Ik volgde hem in den hof. Daar sprak hij van ons te verbergen in het hout. Ik zegde : neen, dat niet, dan ga ik liever terug binnen. Ik wist bij ondervinding dat de Deutschers schoten wanneer zij ergens van verre eenige beweging bemerkten. Daarbij den 19 augustus had ik van de Deutschers niet te klagen gehad, en ik vertrouwde dat het nu eveneens alzoo zou verloopen.
    Ik ging dan terug binnen en opende de voordeur om te zien wat er op straat gaande was. Een tiental Deutschers waren juist voor de pastorij op straat. Zij waren vergezeld van eenen wagen met twee paarden bespannen. Ik ging er naartoe en vroeg wat zij verlangden. Zij vroegen den sleutel der Kerk. Deze werd hen besteld en ik vergezelde hen naar de kerk. Daar gingen zij op den toren, waarschijnlijk om te zoeken naar wapens die zij er natuurlijk niet vonden. Hunne houding was voorkomend en beleefd en boezemde mij vertrouwen in zoodanig dat ik den eerw. Heer pastoor Wouters deed verwittigen zich gerust te vertoonen. Deze kwam alsdan buiten met eene kas cigaren waarvan hij er aan de soldaten elk twee of drie overhandigde.

    Aangehouden.

    Al de personen die zich straat vertoonden werden door de Deutschers samengeroepen.

    Bl. 53

    Bij slot van rekening moesten de mannen eenige stappen medegaan tot bij den ‘Hauptman’, doch zij zouden onmiddellijk terugkeeren. Ik was blootshoofd en om op dien laatsten oogenblik geen argwaan te verwekken vroeg ik ook niet om mijn hoed te halen.
    Wij werden gebracht tot op den grooten steenweg Aerschot-Lier. Daar stond een officier vergezeld van nog andere Duitschers. Ik meende dezen aan te spreken, doch er werd mij toegesnauwd : “ich wollen nicht sprechen mit ihr”. Wij werden vier en vier geplaatst en vervoegd met andere burgers die reeds vroeger aangehouden werden, en de komst van nieuwe gevangenen afgewacht hadden in een kolenmagazijn. Onder deze laatsten bevond zich mijn onderpastoor Emiel Van Giel. Hij werd aangehouden op den steenweg Aerschot-Lier. Toen hij vroeg waarom men hem aanhield kreeg hij voor antwoord : omdat men te Leuven op ons geschoten heeft. Mijn onderpastoor werd vooraan gesteld en er werd hem gezegd : gij blijft borg voor degenen die zouden wegloopen. Daarenboven moest hij het volk verwittigen dat degenen die beproefde weg te loopen, zou doodgeschoten worden.

    Op weg naar Aerschot.

    Toen al de gevangenen, een honderdtal ongeveer, op rijen van vier geplaatst waren, moest de karavaan vooruit in de richting van Aerschot. Op ongeveer eene halve uur afstand van Heyst-Goor werden wij in eene weide gebracht, waar men ons gebood neer te zitten. Daar hebben wij twee uren vertoefd. Intusschen hoorden wij boven ons hoofd de bommen sissen die voor Heyst-op-den-Berg bestemd waren en afgezonden werden door kanonnen te Busschot geplaatst.
    Eindelijk werd de reis voortgezet naar Aerschot. Het was tamelijk warm en velen even als ik hadden grooten dorst. Halverwege Aerschot kwam de vrouw uit eene herberg buiten met eenen emmer water. Zij had ons van verre zien aankomen en met reden vermoed dat wij lust zouden gehad hebben om te drinken. Er werd ons toegestaan in der haast een teug water door te halen.
    De soldaten die ons omringden waren nog van de ergste niet; er waren er wel tusschen die ons brutaal aanspraken, doch er waren er ook anderen die poogden ons gerust te stellen.

    Aankomst te Aerschot.

    In Aerschot waren de straten met soldaten vervuld. Bij het zien van dien groep burgers, waaronder drie geestelijken, ontstond er een ononderbroken geroep van ‘schweinhunden’ en ‘sie mussen ersoschen werden’. Het was vooral op de geestelijken dat zij het gemund hadden. Wij werden naar de kerk gebracht.

    Bl. 54

    Alvorens de kerk binnen te treden moesten wij een zorgvuldig onderzoek doorstaan. Onze zakken moesten uitgeladen worden en onze pennemessen werden afgenomen : dit waren gevaarlijke wapens die de zegepraal van het machtige Deutschland konden verhinderen. Wij werden bovendien nog eens afgetast. Zoolang dit onderzoek duurde werden wij aanhoudend beledigd en ‘schweinhunden’ genoemd. Nu mochten we de kerk binnen.
    In de kerk moesten de leeken zich vervoegen bij een vijf honderd mannen, vrouwen en kinderen, die zich reeds in het schip der kerk bevonden; wij geestelijken werden gebracht op de koor alwaar wij als lotgenoten ontmoetten de eerweerde heeren pastoor en onderpastoor van Busschot, en de eerweerde paters en broeders der congregatie van de H.H.Harten, Damianusgesticht te Aerschot. Deze ontmoeting was voor ons een groote troost. Mij dunkt ik zie nog voor mijne oogen pater Simon Goovaerts en zijne broeders die ons vanuit het gestoelte met een lachend en geruststellend gezicht bejegenden om ons op te beuren en moed in te spreken.
    Onder onze lotgenoten in de kerk van Aerschot bevonden zich broeder Sylvarius Van Volsem, genaturaliseerde Amerikaan, en broeder Adelberken Craste, hollander. De papieren van dezen waren volkomen in regel, niettemin werden zij niet onmiddellijk in vrijheid gesteld : zij moesten wachten tot zondag 30 augustus. Pater Camillus Busard en broeder Willibrordus Slaets waren beiden hollanders, doch hadden hunne papieren niet bij : zij werden enkel den 5 september losgelaten.
    Buiten deze vier bevonden zich in de kerk de volgende geestelijken en broeders :
    Eerw. Heer A. Houtmeyers, pastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer F. Mellaerts, onderpastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer G.H. Wouters, pastoor te Heyst-Goor,
    Eerw. Heer A. Houtmeyers, pastoor te Boisschot,
    Eerw. Heer K. Van Winkel, pastoor te Tremeloo,
    Eerw. Heer T. Van Giel, onderpastoor te Tremeloo,
    Eerw. Heer Simon Goovaerts, overste, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Arthur Deckers, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Lambertus Van Quathem, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Hilonius De Busscher, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Joannes Lud. Nijs, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Blasius Moors, Damianusgesticht Aerschot,
    Eerw. pater Leo Teyaerts, Damianusgesticht Aerschot,
    Frater Pamphydus Verdeyen, Damianusgesticht Aerschot,
    Frater Joris De Freye, Damianusgesticht Aerschot,

    Bl. 55

    Broeder Rufirius Vreugde, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Benedictus Louez, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Gerard Linkens, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Simon Allaerts, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Gonsalve Teugels, Damianusgesticht te Aerschot,
    Broeder Amandus van de Broeders van Scherpenheuvel.
    Buitendien bevond zich onder ons een wereldlijke : Mr. Huysmans, onderwijzer te Aerschot. Al de paters en broeders droegen den band van het Rood kruis van België. Pater Hubertus Verschueren bevond zich uit hoofde van ziekte in het klooster der zusters : hij werd later met ons naar Duitschland gezonden.

    Ons verblijf in de kerk te Aerschot.

    Den 28 en den 29 augustus bestond onze kost uit water en brood. De twee eerste nachten moesten wij overbrengen in het gestoelte. Den derde nacht zegde men ons het altaartapijt te nemen, dit uit te spreiden op den vloer langs de muur van de sacristij en ons daarop neer te leggen. Later werden ons ook eenige bussels strooi bezorgd, doch veel te weinig voor drie en twintig personen.
    Vanaf zondag 30 augustus werd ons lot wat verzacht door de zusters en andere liefdadige personen die ons boterhammen, koffie, melk en fruit bezorgden. Daarenboven was de meid van den heer pastoor van Boisschot erin gelukt aan haren meester een gebraden kieken te doen bestellen, en de zusters van Tremeloo hadden ook aan hunne geestelijken gedacht en ons boterhammen en kaas doen geworden. Brave zielen! ’t Was Tremeloo kermis in de kerk van Aerschot.
    De Duitschers ook bezorgden ons wat buiten brood en water. Eenmaal boden zij ons zelfs een glas wijn aan. Wij lieten het ons smaken zonder teruggehouden te zijn door de gedachte dat het gestolen wijn was. Op zekeren dag bracht men ons een stuk spek. Terwijl de Duitscher het aan mijn onderpastoor overhandigde voegde hij er spottend bij : “Schweinenfleisch is gut für Scheinhunden”. Wij kregen nog soep met aardappelen en vleesch doch zeer onregelmatig. Het is eens gebeurd dat men daarmede afkwam om 11 ure ’s nachts. Aardappelen en rijst werd ons ook eens opgediend. Het is gebeurd dat burgers in de kerk om 4 ure namiddag nog volkomen nuchter waren. Onder dat opzicht waren wij priesters iets bevoordeeligd door de tusschenkomst der liefdadige personen.

    Bl. 56

    De twee eerste dagen mochten wij, om onze noodwendigheden te voldoen, gebruik maken van het gemak der herberg op den hoek der Kerkstraat. Wij werden telkens door eenen schildwacht vergezeld. Eens dat ik van daar naar de kerk terugkeerde werd ik door eenen soldaat aangesproken die mij vroeg : “do you speak english?” Ik antwoordde : “nein”. Die vraag had voor doel te onderzoeken of wij soms geene engelsche officiers waren in priesterkleederen. Een “yes, sir” ware misschien voldoende geweest om hen daarvan te verzekeren.
    De volgende dagen werd het gemak der herberg ons ontzegd. Men had op het oud kerkhof eenen diepen put gegraven. Op vier palen had men een balk en eene plank genageld. Daar in het openbaar mochten wij ons ontlasten. ’s Nachts werden emmers in de kerk geplaatst. Dezelfde emmers dienden voor nachtpotten, daarna voor waskommen en dan voor waterkruiken om ons drinken te bezorgen.
    De drie eerste dagen mochten wij niet buiten de kerk komen tenzij om hoogergemelde reden. Het hoeft niet gezegd dat de lucht in de kerk bedorven was en wel zoo zeer dat de Duitschers zelf het zelf het bemerkten. Wij zouden dan ook dagelijks eene halve uur mogen buitengaan om versche lucht in te ademen. Dit gebeurde op het oud kerkhof nabij den put die voor gemak diende. Wij moesten daar wandelen op afstand de eene achter den anderen rond het kerkhof. Onze wandeling werd niet zelden vervroolijkt door de spotternijen der soldaten die ons bewaakten.
    Toen wij den 28 augustus in de kerk gebracht werden was deze bezet niet alleen met vier honderd of meer mannelijke burgers maar ook nog met vrouwen en kinderen. Vrouwen en kinderen werden den volgenden dag namiddag overgebracht naar de woning van den heer notaris Fontaine, recht tegenover de kerk. Dat gebeurde waarschijnlijk om plaats te maken voor gevangenen die zondag morgend uit Leuven aangebracht werden.
    Een der eerste dagen van de week werd er aangekondigd dat de mannen boven de vijf en veertig jaar zouden mogen vertrekken. Wij vroegen aan den feldwebel of dit ook was voor de priesters? Het antwoord klonk : “nein, sie sind extra”. Al goed want ik meende eene kleine leugen te wagen. Daar ik 45 jaar was op drie maanden na zou ik mij zeker voor een ouderling van 45 jaren uitgegeven hebben.
    Terwijl wij in de kerk verbleven spraken wij zoo weinig mogelijk met de Duitschers die ons bewaakten, of om uit nieuwsgierigheid kwamen in oogenschouw nemen.

    Bl. 57

    Nochtans waren er twee onderofficieren die ons eenige genegenheid betoonden en die we dan ook eens meer het woord toestuurden. Deze vertelden ons op zekeren dag dat in den nacht twee Duitsche soldaten geweerschoten gelost hadden van uit het klooster der paters; dat zij gelukkiglijk betrapt waren en ook eene straf hadden opgeloopen. Zij noemden die daad “eine schweinerei!” Dit was zij ten minste, want die schurken hadden voorzeker geen ander doel dan de terechtstelling van eenige schuldelooze burgers uit te lokken.
    Deze laffe daad van twee Duitsche schurken zal eventueel niemand verwonderen wanneer men in aanmerking neemt dat bijna dagelijks een officier in de kerk kwam afkondigen : “verleden nacht is er nogmaals op onze soldaten geschoten, indien er dezen nacht nog geschoten wordt dan zult gij allen, de priesters op de eerste plaats, doodgeschoten worden”. Zulke bedreigingen konden niet anders dan gewetenlooze en bloeddorstige monsters aanzetten om daden te plegen die een onrechtveerdig bloedvergieten zouden voor gevolg hebben.
    De gezegden van dien officier waren natuurlijk valsch en dienden enkel om de opgehouden burgers schrik aan te jagen en mogelijke opstand te voorkomen. Zoo oordeelden wij er over, doch zoo oordeelden sommige Duitsche monsters niet : zij hadden vroeger wat anders ondervonden. Die bedreigingen hadden waarschijnlijk nog voor gevolg dat een burger in de kerk zijn zinnen verloor en poogde zich te zelfmoorden met een stuk glas.
    Een burger van Aerschot is in de kerk gestorven ten gevolge van eene bloedspuwing. Hij werd op het oud kerkhof begraven; een der priesters werd gevraagd om de kerkelijke gebeden te lezen. Het was de eerw. Heer Wouters, pastoor van Heyst-Goor, die zich daarmede gelastte.
    Aan de geestelijken was het streng verboden te spreken met de burgers in de kerk. Nochtans den zaterdag 5 september werd ons door een Duitscher gevraagd of wij in de kerk wilden biecht hooren voor de aanwezigen die verlangden te biechten. Wij raadpleegden elkander en vonden dat zulks gevaar opfeverde. Immers moest er naderhand onder dit volk eenige oproer, hoe onbeduidend ook, ontstaan, dan zou de schuld daarvan op de biechtvaders geworpen worden. Terzelfder tijd vernamen wij dat de kommandant ons toestond den volgenden dag mis te lezen. Die toelating werd met veel genoegen ontvangen en den volgenden dag, zijnde zondag 6 september, voelden wij ons innig gelukkig het H. Sacrificie den Heer te mogen opdragen. De heer kommandant Wenne heeft dien dag de mis zeer godvruchtig bijgewoond.
    Het is van af zaterdag 5 september dat wij van wege den kommandant eenige voorkomendheid ten onzen opzichte bemerkten. Buiten de toelating van biecht te hooren en den volgenden dag mis te lezen, stond hij ons nog toe van daar af vrij in en uit de sacristij te gaan, waarvan men de deur opengebroken had; en gebruik te maken van de W.C. die zich aldaar bevindt.

    Bl. 58

    Dit alleen moesten wij zorgvuldig vermijden : langs den kant der straat geen enkel venster openen, zooniet zouden de soldaten schieten.

    Op weg naar Duitschland.

    Den 6 september om 5 ure ’s avonds, kwamen de kommandant gevolgd van eenige officieren in de kerk. Hij deed aankondigingen dat wij gingen vertrekken. Men zou ons vervoeren naar Leuven, misschien naar Luik toch zeker niet verder dan Aken.
    Zoohaast wij buiten de kerk kwamen werden wij overladen met scheldwoorden en beleedigingen met het den Duitschers geliefkoosde ‘Scheinhunden!’ Een onderofficier gaf den toon en had het bijzonder op de geestelijken geladen : “diese kommen wieder” zegde hij en hij wees op de burgers; “aber diese willen ersoschen werden” en hij wees naar de priesters. Zoo ging het tot in de statie.
    Nevens mij ging een Duitsche officier, vrederechter van beroep. Deze was katholiek en ten onzen opzichte zeer vriendelijk en beleefd. Meermaals zegde hij mij onder weg niet bekommerd te zijn met al die bedreigingen, dat er ons geen leed zou geschieden. De kommandant ook vergezelde de groep gevangenen naar de statie.
    De Duitsche soldaten die ons beleedigden bevonden zich meestal langs den linkerkant der statiestraat; langs den tegenovergestelden kant stonden veelal vrouwen en kinderen die bitter weenden en smeekten om de vrijstelling van vader of broeder of echtgenoot te bekomen, doch vruchteloos. Gansch de groep moest den trein opstappen : de gewone burgers in beestenwagens, de priesters en kloosterlingen in rijtuigen van derde klas. In elk kompartiment bevonden zich vier gevangenen en een soldaat bajonet op ’t geweer. Deze wachten spraken met ons op beleefden toon. Het was zichtbaar dat hun zulks opgelegd was. Ik heb onze wachter onder weg meermaals tot andere Duitschers hooren zeggen : ‘die Leute haben nichts gemacht’.
    Wij vertrokken uit Aerschot rond 6 ure ’s avonds en kwamen rond 6 ure ’s morgens te Luik aan. Te Leuven werden wij weinig beleedigd, doch te Thienen en te Landen ging het er hevig toe. Te Luik aangekomen kregen wij eene tas vleeschsoep die zeer goed was, en die bij ons brood de koffie vervangde.
    Eens op Duitsch grondgebied bleef de trein in bijna alle statiën staan. Overal was er veel volk als ware de trein aangekondigd geweest. Wij werden overal voor Francs-tireurs gehouden en als dusdanigen beleedigd.

    Bl. 60

    Het mag nochtans niet gezegd dat allen ons beleedigden : er waren ook personen die, als zij den trein konden naderen ons met belangstelling aanhoorden en voor het minst aan onze plichtigheid twijfelden. Doch bij het meestendeel bestond de zekerheid dat wij plichtig waren en den dood schuldig. Die gedachten moeten wij aan velen van die menschen vergeven om reden dat zij misleid waren door de drukpers. De mensch gelooft gemakkelijk wat hij geerne gelooft, en ten tijde van oorlog verontschuldigt men gaarne zijne medeburgers.
    Aan de Duitsche soldaten werden in elke statie allerhande snapperingen ter hand gesteld, zooals broodjes met hesp, fijne boterhammen, leverworst en ander koud vleesch, koffie, cigaren, enz., in zulke mate dat zij terwijl de trein voortreed, ons wel eens mededeelden. Aan ons echter werd door de burgerlijke bevolking niets aangeboden tenzij op aanvraag onzer wachters een glas water en soms eene tas koffie. In de statie van Keulen werd eene tas koffie aangeboden aan den Duitschen soldaat die geen lust meer had om ze uit te drinken en ze verder overhandigde aan den ouden broeder Rufinus. De burger dit ziende haastte zich ze uit de handen van den broeder te rukken. Ook waren er meer die aan onze bewakers zegden dat het geschonkene voor hen persoonlijk was.
    Te Keulen werden onze wachten afgelost. Onze nieuwe bewakers die ongetwijfeld uit verhalen der dagbladen opgemaakt hadden dat wij gevaarlijke kerels waren, begonnen met ons zorgvuldig af te tasten en toonden zich tamelijk brutaal. Onder weg nochtans moet hun oordeel ten onzen opzichte gewijzigd zijn, want die eerste brutaliteit maakte nog al spoedig plaats voor zekere beleefdheid.
    Te Ohligs werden aan de eerw. paters en andere leden van het Rood Kruis, hunne armbanden van het rood Kruis ontnomen. Een man die ik aanzag voor statieoverste of bediende, ondervroeg ons met veel belangstelling. Ik meen dat hij onze gezegden aannam en de daden zijner landgenoten ten onzen opzichte afkeurde.
    Den 8 september om 3 ure ’s morgens kwamen wij te Sennelager aan.

    In Sennelager.

    Het was een kouden morgend. Daar ik geen overjas bij had bibberde ik van koude. Op rijen van vier werden wij naar het kamp gebracht. Onder weg vielen onze oogen op het borstbeeld van den keizer gansch verlicht. Omtrent het kamp gekomen hield men ons staan en deze halt duurde tot ongeveer 6 ure. Middelerwijl werden wij omringd van een honderdtal soldaten die niet ophielden ons te bespotten en te bedreigen. Hunne bedreigingen beteekenden klaar en duidelijk : gij zijt de kogel niet waard; wij zullen u met de kolven onzer geweren doodslaan.

    Bl. 61

    Daar ook kregen wij het bezoek van majoor Bach, de baas van het kamp. Hij begroette ons in geradbrakt Fransch met de woorden : “Ah! Voila l’Eglise! vous tous francs-tireurs. Vous tire sur nos troupes, n’est-ce pas? Vous êtes des criminels. Nous allons vous traiter militairement.” En na eene poos : “J’espère que vous avez honte de poster en habite-là, n’est-ce pas?” Niemand antwoordde op die domheden. Dan ging hij voort : “avez-vous de l’argent?” op ons bevestigend antwoord zegde hij dat men ons andere kleederen zou bezorgd hebben. Dan vroeg hij verder of iemand van ons Duitsch verstond! Pater overste trad vooruit. “Voilà votre commandant”, zegde major Bach alsdan tot den groep priesters, “si quelqu’un ne lui obiit pas, il sera fusillé.”
    Nu vooruit naar het kamp alwaar wij in de kantien gebracht werden en bedeeld van brood en koffie. Het brood dat wij kregen schat ik op ongeveer 400 grammen. Na ontbijt te hebben werden wij in groep geplaatst langs een der lanen van het kamp niet ver van de kantien. Aan den overkant dezer laan bemerkten wij drie burgers die de oogen van ons niet afwendden en die wij op dit oogenblik niet erkenden : het waren de heeren pastoor en onderpastoor van Steenockerzeel met hunnen koster. Het was ons alsdan nog niet toegelaten met hen te spreken.
    Terwijl wij daar stonden kwam op ons toegegaan generaal von Bissing vergezeld van twee officieren. Volgens mijn beschgeiden oordeel scheen hij ons niet ongenegen. Hij vroeg waarom men ons had aangehouden? Wij antwoordden dat wij zulks niet wisten, dat men het ons niet eens gezegd had. Heeft men u dan van niets beschuldigd? vroeg hij verder. Neen zegden wij. Dat zullen wij onderzoeken was zijn antwoord, en hij ging.
    Na eenigen tijd bracht men ons in een lokaal waar men ons broek en vest in grof wit linnen deed aantrekken. Daar een dergelijk kostuum ook gebezigd werd door de soldaten op hun werk, moesten wij er twee blauwe lintjes kruisgewijs op naaien om ons van dezen te onderscheiden. Dit kostuum kostte ons negen mark : een frank werd gerekend voor zestig pfenningen. Dit was de prijs van den frank in de kantien en bij de burgers handelaars die in het kamp kwamen. het was van eenen burger dat wij deze kleederen kochten. Wij mochten ook nog ander kleergoed bestellen dat ons den volgenden dag geleverd werd, alles aan overdreven prijzen zooals onze Duitsche bewakers zelf getuigden. Een dezer nam zelfs de stoutmoedigheid onzen meester kleerverkooper zijnen woekerhandel te verwijten.
    Hier stel ik de vraag : waarom deed men ons van kleederen veranderen? Dit was niet met een verkeerd inzicht opgevat maar wel met een kwaad inzicht uitgevoerd. De woorden van major Bach : “J’espère que vous avez honte …” hadden zeker deze beteekenis : ik denk dat gij u met die in verlegen toestand zult bevinden en aan onaangenaamheden blootgesteld zijn, daarom hoop ik dat gij liever andere kleederen zult aantrekken.”

    Bl. 62

    Hadde men ons eenvoudige burgerkleederen laten aankoopen dan hadden wij dit zeker moeten goedkeuren en besluiten dat dit geen ander doel kon hebben dan ons onaangenaamheden te sparen; maar nu gaf men ons kleederen waardoor wij weer goed als met onze priesterkleederen aan de Duitsche soldaten aangewezen waren. De Kölnische Volkszeitung heeft later geschreven dat men ons in dit pak gestoken had om ons te onttrekken aan de spotternijen der belgische soldaten krijgsgevangenen te Senne. Dit was onbeschaamde laster; want, de belgische soldaten hebben ons van eerst af met de grootste voorkomendheid en genegenheid bejegend.
    Eens in ons nieuw pak werden wij gebracht bij den barbier die ons haar zou knippen op een millimeter. “C’est aussi qu’on traite les criminels”, zegde major Bach. Bij eenige gevangenen werden haar en baard geschoren langs eenen kant van den kop en langs den anderen niet.
    Na ons bezoek bij den barbier werden wij verzocht aan major Bach af te geven de kostelijke voorwerpen die wij mochten bij hebben. Ik had niets te overhandigen, doch de eerw. paters hadden hunne kelken medegebracht. Major Bach ontving ze in bewaring, en vroeg aan een der paters de namen en het adres zijner erfgenamen : “alors, zegde hij, on peut le leur envoyez quand vous serez fusillé”. Bij het zien van een klein vaatje dat de H.Olie voor de stervenden inhield, riep hij uit : “Ah! Ah! C’est pour vous que vous avez pris cela; vous savez que vous ètes coupable et que vous serez fusillé”.
    Nu gaan wij de badplaats bezoeken.
    Onze priesterkleederen mochten wij eerst afgeven : deze zouden ontsmet en bewaard worden tot later. Men bracht ons in de badplaats bestaande uit twee deelen : een groote zaal en verder de plaats met de stortbaden. In de eerste plaats moesten wij ons ontkleeden. Elk moest zijne kleederen, uitgenomen broek en vest die nieuw waren, in een pak binden. Die pakken werden weggenomen om ontsmet te worden. Wij hebben daar ongeveer een halve uur naakt gestaan en een medicaal onderzoek ondergaan, alvorens onder de stortbaden gebracht te worden. Het water der stortbaden was tamelijk heet en om die reden lieten wij er zoo weinig mogelijk op ons lichaam neerkomen. Deze komedie afgeloopen werden onze onderkleederen terug gebracht en wij mochten ons aankleeden.
    Het was reeds twee ure namiddag geworden en sedert zeven ure ’s morgens hadden wij niet meer geëten. Nu zouden wij in de kantien onze soep ontvangen. Dit zou nochtans niet zoo spoedig van stapel loopen. Tegenover de bank van het kamp hield men ons staan en wij werden uitgenoodigd ons geld uit te wisselen.

    Bl. 63

    Dit was, zegde mij een Duitscher om te voorkomen dat anderen ons zouden te kort doen met maar 60 pfenningen te geven voor een frank. Die bank gaf 70 pfenningen. Daar er maar betrekkelijk weinig uitgewisseld werd, kwam men ons melden dat alles moest uitgewisseld worden, dat men ons zou aftasten en dat degenen die nog vreemd geld op zak hadden zouden doodgeschoten worden. Wat wilden wij doen dan maar toegeven en uitwisselen.
    Terwijl wij daar stonden te wachten tot onze beurt zou komen om naar de kantien te gaan; terwijl onze maag gescherpt door het stortbad vruchteloos alarm klopte, kregen wij het bezoek van den heer pastoor van Senne die tevens ook aalmoezenier was van het kamp. Wij spraken hem natuurlijk van onze onschuld. Hij gedoogde zich aan deze te gelooven, doch van het gedacht dat anderen, ook priesters, plichtig waren wilde hij niet afzien. Daar ik mij in het deutsch niet kon doen verstaan, sprak ik hem aan in ’t latijn en vroeg :”au tu, sacerdos, …”. “Nein”, was zijn antwoord. “Quod tu, sacerdos, …, ging ik verder, …” Gij niet, zegde hij, maar anderen. “…” was mijn antwoord. Daarop begon hij luidop zijne vaderlandschliefde lucht te geven. Wat hij uitkraamde heb ik niet verstaan, dit alleen heb ik gevat dat hij sprak van “barmharziger Kaiser”. Wat zou er toch gebeurd zijn ware die “Kaiser” niet “barmharzig” geweest! Wij zouden later nog meer ondervinden dat geen enkel Duitsch wil gelooven aan eenig onrecht door zijne landgenooten gepleegd.
    Zoo was het stilaan vier ure geworden en waren wij ook aan de kantien geraakt. Wij kregen er eene kom soep tamelijk goed voorzien van vleesch en aardappelen. Door het toedoen van eenen belgischen krijgsgevangene, bediende in de keuken, werd ik goed meegedeeld. Ik kocht voor 20 pfenningen een lepel, maakte een kruisje en liet het mij goed smaken.
    Nu dat de meeste formaliteiten afgeloopen waren werden wij door onze bewakers naar ons nachtkwartier gebracht. Een ruime paardenstal van geen strooi voorzien waar wij vrijelijk op de bloote steenen onze rustplaats konden kiezen. Andere gevangenen die daar reeds vernacht hadden, zooals pastoor en onderpastoor van Steenockerzeel, hadden zich wat strooi weten aan te schaffen, doch zij waren niet voorzien om ons mede te deelen. ’t Is daar dan ook dat wij met genoemde heeren kennis maakten en van hen zoo een en ander vernamen over de aantrekkelijkheden van het kamp.
    Voor dorst moesten wij niet meer bekommerd zijn; recht voor

    wordt vervolgd



    16-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    15-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Tremelo (5)

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Tremelo, Parochie van OLVrouw van Bijstand

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Tremelo (O.L.Vrouw van Bijstand) – Gemeente Tremelo - deel 5

    Bl. 64

    onze slaapkamer – voor onzen stal wil ik zeggen – stond eene pomp die overvloedig en goed water opleverde. Van dan af waren wij in het kamp wat vrijer en konden wij gesprekken aanknoopen met fransche soldaten en andere burgers.
    Niet allen toch werden wij voor de nachtrust in dien paardenstal gebracht : de oude broeder Rufinus, de eerw. Heer pastoor van Boisschot en pater Jan kregen een ander kwartier en mochten op eenen strooizak slapen; de twee eerste omdat zij oud waren, de laatste omdat zijn langen baard hem een oud voorkomen gaf.
    De eerste dag loopt ten einde. Wij hebben nu een gedacht van het leven in het kamp, wij zullen dan ook maar slapen gaan. Wij leggen ons neder op den steenen vloer, doch slapen doen wij niet; wie zou er slapen op een kussen zoo hard? En daarbij gansch den nacht gebons op de deur door menschen die willen buiten zijn om eenige noodwendigheid te voldoen. En de wachters daarbuiten zijn toch de knechten niet van de ‘Schweinhunden’ daarbinnen! Zij hoeven dan ook zoo ’n haast niet aan den dag te leggen om de deur te openen als men langs binnen klopt.
    Goddank! ’t Is morgend geworden! De poorten van ’t vagevuur gaan wagenwijd open; frissche lucht stroomt ons tegen. Wij spoeden ons naar buiten om nog meer van die goede lucht te genieten en ons toilet te maken. Dit zal gebeuren aan de pomp met helder water. Zeep en kam vinden wij niet; de meid zal die ongetwijfeld verkeerd weggelegd hebben! Als ze nu maar gezorgd heeft voor den koffie? Wij zullen eens gaan kijken; en vooruit naar de kantien.
    Natuurlijk dat wij daar zoo maar niet seffens gediend worden, elk moet zijn beurt afwachten. Nu dat wachten heeft soms ook zijn voordeel : ditmaal deed het ons kennis aanknopen met eenen franschen soldaat, eenen onderpastoor uit de omstreken van Lourdes. Deze vertelde ons zijn lotgevallen, deelde ons zijne vaste hoop mede op de eindzegepraal van zijn vaderland; wij van onzen kant spraken hem van ons wedervaren en zoo troostten wij elkander en spraken elkander moed in.
    Dien voormiddag moesten wij voor een soort van onderzoeksrechter verschijnen. De eerste die ondervraagd werd was de eerw. Heer pastoor van Boisschot. Daarop volgde pater overste en andere paters. Ik ben daar niet ondervraagd geweest. De paters moesten vertellen wat er te Aerschot gebeurd was.

    Bl. 65

    De persoon die dat onderzoek deed scheen niet vijandig gesteld ten onzen opzicht, wel integendeel, hij scheen ons genegen, en toen de ondervraging gedaan was verklaarde hij aan pater overste : “de zaak is klaar, gij zult waarschijnlijk in vrijheid gesteld worden.”
    De soldaten die gelast waren om ons te bewaken, waren katholieken en toonden ons oprechte genegenheid. Zij vroegen aan de paters eenige gewijde medaliën die hen geschonken werden. Zij van hunnen kant, trachten ons alle mogelijke diensten te bewijzen. Zij brachten ons broodjes; zij gingen voor ons naar de kantien leverworst koopen; dank aan hen kon ik ook een glas melk bekomen; tegen den avond bezorgden zij ons strooi zooveel als wij verlangden om op te slapen; zij verdedigden ons wanneer wij door andere Duitsche soldaten beleedigd of bespot werden.
    Dien dag werd ons gezelschap vergroot door de aankomst van vier broeders der christene scholen van Lebbeke en van den eerwaarden heer Bernard, pastoor van Ylemme bij Maubeuge. Deze even als wij moesten hunne priester- en kloosterkleederen afleggen om een pak aan het onze gelijk aan te trekken. Die broeders van Lebbeke waren : broeder Amedeus, overste; broeder Daniël, na zijner terugkeer in het Vaderland te Mechelen tweemaal tot gevangenisstraf veroordeeld; broeder Athanasius, hollander, en broeder Vulmarus.
    Het werd middag. Ditmaal was onze soep op tijd klaar: zij bevatte vooral roode koolen, aardappelen en spek. Rond den avond kregen wij nog een stuk brood. Verder niets bijzonders te melden.
    Den volgenden dag, 10 september, ontvingen wij het nieuws dat wij zouden vertrekken naar het priesterseminarie te Münster. Dien dag ontvingen wij geen brood, doch onze bewakers, zooals ik hooger reeds heb aangemerkt, bezorgden ons broodjes. Ik heb dien dag ook eene pint melk bekomen mits te betalen. Mijne makkers konden dit ook genieten. Onze soep was enkel gereed tegen 3 ure namiddag. Wij zouden na deze den kost van het kamp niet meer smaken.
    De 3 dagen in het kamp van Senne overgebracht waren dagen van verveling, angst en kommer, hoop en vrees. Die verschillige aandoeningen volgden elkander beurtelings op. De ‘far niente’ baarde verveling en deze werd nog vermeerderd door een ongenadig en lang wachten voor het minste dat er te doen was : eene oefening van geduld. De gedachten waren in het vaderland bij al wat ons dierbaar is. wat was er van onze naastbestaanden en vrienden geworden? Wat was er geworden van onze parochie? Hoe zou later leed hersteld en nood verdreven worden? Daaruit volgden kommer en angst die nochtans gematigd werden door het betrouwen op de goddelijke voorzienigheid.

    Bl. 66

    Voor ons eigen zelve was de toekomst onzeker : wij hoopten wel eene spoedige vrijstelling of ten allerminste eene spoedige verbetering van ons lot, en wij hadden de beste redenen om zulks te hopen; doch, wij kenden ook de valschheid en de wreedheid van den vijand en aldus was onze hoop niet zonder vrees.
    Dit heb ik nog kunnen bestatigen : bij al de gevangenen van het kamp, zoowel soldaten als burgers, eene vaste verzekering dat de verbondenen spoedig zouden zegepralen. Maar ook om bij zichzelven die verzekering te verwekken geloofde men graag en zelfs roekeloos al wat men vurig wenschte. Zoo werd er, den dag onzer aankomst in het kamp, rondgestrooid dat America naar Duitschland een ultimatum gezonden had : België moest binnen de 24 uren ontruimd worden. Dit nieuws, niettegenstaande zijne onwaarschijnlijkheid, werd gretig geloofd. Die lichtgeloovigheid voor het gewenschte maakt het geluk uit van den mensch die zich in druk bevindt.

    Op weg naar Münster.

    Het was den 10 september. Nadat wij, rond 3 ure namiddag, onze soep genuttigd hadden, kwam de tijding dat wij onmiddellijk gingen vertrekken. Wij vroegen om onze priesterkleederen mede te nemen? Er werd ons geantwoord : er blijft geen tijd meer om die te halen, wij moeten seffens weg om den tram te hebben naar Paderborn, de kleederen zullen zonder uitstel afgezonden worden. Wij vertrokken en vonden een tram gereed te Senne. Deze bracht ons te Paterborn aan de statie. Daar konden wij een glas bier bekomen en broodjes met vleesch koopen naar verlangen.
    Wij vertrokken uit Paterborn rond 6 ure ’s avonds en kwamen rond 11 ure te Soest aan. Daar moesten wij van trein veranderen en eenen geruimen tijd wachten. Eenige mensen die zich in de statie bevonden schaarden zich rond ons en ondervroegen ons. Wij antwoorden met voorzichtigheid en terughouding op de vragen die ons gesteld werden. Die menschen toonden ons genegenheid; er werden ons zelfs boterhammen met vleesch aangeboden. ’s Morgens rond 7 ure waren wij te Münster in Westfalen.
    Men bracht ons uit de statie langs eenen bijzonderen uitweg waar een electrieke tram gereed stond om ons naar het seminarie te voeren. De heer Subregens van het seminarie was naar de statie gekomen om ons af te halen. Hij stapte met ons in den tram waarvan men de rolgordijnen neergelaten had. In het seminarie was de tafel gedekt, en een lekkere koffie met suiker, fijne broodjes, vleesch en pompernikkel lachte ons tegen. Die plotselinge ommekeer en het ontmoeten van menschen die ons zulke genegenheid betoonden, maakten op ons den diepsten

    Bl. 67

    indruk. Wij verbleven in het seminarie van den 11 september tot den 19 december en werden er door de geestelijke overheid met de grootste voorkomendheid behandeld. Daarvoor zal ik de heren Regens en Subregens altijd dankbaar blijven, alsook de goede zusters en de knechten Herman en Joseph.

    In het seminarie te Münster.

    Daar de seminaristen in verlof waren mochten wij op het eerste verdiep de kamers betrekken die onder den trimester voor hen bestemd waren. Ik ben van gedacht dat de overheid er op rekende dat wij zouden in vrijheid gesteld worden voor den terugkeer der seminaristen. Dat was het geval niet en daarom werden wij genoodzaakt later te verhuizen naar het derde.
    Tot den 10 october bleven wij immer onder bewaking der militaire overheid. Eene wacht werd geplaatst beneden in den corridor nabij den ingang van het seminarie. De eerste dagen na onze aankomst mochten wij zelfs niet buitenkomen. Daarna werd ons toegestaan eenmaal daags gedurende eene uur in den hof te wandelen.
    Den derden dag van ons verblijf te Münster begon een nieuw onderzoek. Wij moesten voor twee officieren verschijnen; ditmaal allen zonder uitzondering. Men vroeg mij of ik mijn parochianen niet aangezet had tot weerstand? Of ik geene wapens uitgedeeld had? Of er op mijne parochie door de burgers niet geschoten was? Of er gebrand werd en waarom? Men vroeg mij ook of er geene van mijne parochianen in Duitschland gevangen waren? En na mijn bevestigend antwoord vroeg men mij hunne namen. Ik deelde deze mede. Later heb ik vernomen dat mijne parochianen te Sennelager ondervraagd zijn geweest. Deze hadden eenvoudig de waarheid te verklaren om ons vrij te pleiten. Om zijn pleit zekerder te winnen wilde Alfons Michiels mij zelfs voor eenen Duitschgezinde voorstellen. Niettemin beproefde men het uiterste, doch vruchteloos, om hun te doen zeggen dat wij het volk zouden opgehitst hebben.
    Drie weken later ontmoetten wij in het seminarie een der officieren die ons ondervraagd hadden. Hij liet ons hopen dat wij weldra in vrijheid zouden gesteld worden. “Sie kommen bald frei”. Aan pater Simon Goovaerts zegde hij nog : “nu weet ik waarom gij aangehouden werd. De verslagen van onze troepen zijn binnengekomen. Men heeft te Aerschot veel op onze troepen geschoten, daarom heeft men gansch de bevolking aangehouden, en natuurlijk u ook.”
    “Sie kommen bald frei”, werden ons zoo menigmaal herhaald door

    Bl. 68

    al de Duitschen die ons naderen dat zij ten slotte voor ons spreekwoordelijk geworden waren. “Kent gij het laatste nieuws?” vroeg mij regelmatig meester Huysmans toen ik ’s morgens in den refter kwam om te ontbijten. “Neen, welk?” “Sie kommen bald frei”, gaf hij dan lachend voor antwoord.
    Een onzer eerste zorgen na onze aankomst in het seminarie, was onze priesterkleederen terug te vragen ten einde ons gevangenenpak te kunnen afleggen. De eerweerde heer subregens beloofde ons uit te zien en stelde ons tevens gerust met de woorden : “in Duitschland gaat niets verloren.” Dagen verliepen en er kwam geen antwoord. Nog eens beproefd. Eindelijk na drie of vier weken wachten kwamen onze kleederen toe : het waren niet meer dan lodderen! De togen der paters waren tot op de hoogte der lenden afgesneden, met lansen doorstoken en verscheurd. Mijn toog was afwezig.
    Priesters van het bisdom Münster lieten ons in het seminarie kleergoed brengen : hemden en ander ondergoed, zakdoeken, kousen enz., ook bovenkleederen. Wij werden niet alleen in eens van dit alles voorzien : het ging er de eene voor, de andere na; doch, tegen den 10 october hadden wij allen het uitzicht gekregen van deftige Duitsche priesters. De overheid van het seminarie had het er op aangelegd ons in een behoorlijk pak te steken tegen dat de Duitsche pastoors in retret kwamen, hetgeen plaats had den 12 october.
    Tegen dien datum werd ook de militaire wacht uit het seminarie weggenomen en van dan af mochten wij naar goeddunken van den hof van het seminarie gebruik maken. De overheid van het seminarie had zich waarschijnlijk voor ons borg gesteld. Wij zijn dan ook eens buiten het seminarie geweest namelijk om op de plechtigheid der Gedurige aanbidding in de Domkerk het lof bij te wonen. De heer subregens vreesde dat ons verschijnen in de stad zou kunnen moeilijkheden verwekken, en daarom hebben wij dan ook het seminarie niet meer verlaten tot op den dag van ons vertrek.
    Nu eenige aanteekeningen over onze bezigheden in het seminarie en onze betrekkingen met de overheid en andere personen.

    Onze godvruchtige oefeningen.

    Van af den 12 september tot den dag van ons vertrek hebben wij alle dagen kunnen mis lezen. Dit gebeurde in de kapel van het seminarie en in een auditorium waar men tot dit doel twee altaars opgericht had.

    Bl. 69

    De eerweerde paters hadden hunnen brevier bij zich bewaard; de eerweerde heeren pastoors en onderpastoors niet, doch er werden ons drie of vier breviers bezorgd. Het kwaart voor middag vergaderden wij om samen het rozenhoedje te bidden, ’s avonds wederom voor het avondgebed.
    Van af den eersten dag dat wij in het seminarie waren hadden wij beslist ons den dag te verdeelen om het H.Sacrament te aanbidden. Die oefening werd alleen onderbroken tijdens het retret van de Duitsche priesters of wanneer de kapel ingenomen was door de seminaristen. Verder legde ieder volgens goeddunken zich toe op ander oefeningen van godsvrucht.
    Zondaags om 9 ure werd beurtelings door eenen der priesters eene plechtige mis gezongen.

    Ons tijdverdrijf.

    ’s Middags en ’s avonds na de maaltijden vergaderden wij op het derde verdiep in de groote speelzaal der seminaristen. Daar trachtten we onder elkander verzet te vinden, daar werd eene pijp of eene cigaar gerookt; daar werd eene kaart gelegd, het schaakspel of het dambord aangesproken; daar werden hollandsche kranten gelezen voornamelijk het centrum; daar werden de gebeurtenissen van den oorlog besproken, daar werd ook wel eens vroolijk gezongen.
    Wij konden ons uit de bibliotheek van het seminarie boeken aanschaffen niet alleen duitsche maar ook fransche. Verder konden wij ons ook op de theologie toeleggen en daartoe de studieboeken der seminaristen benuttigen. Het heeft mij bijzonder getroffen in den tractaat “ de jure est justitia” in gebruik te Münster een hoofdstuk aan te treffen geheel en al gewijd aan het recht der krijgsvoerende militaire overheid tijdens den oorlog. Daarin werd klaar en duidelijk geleerd dat het den legeroversten vrij staat algemeene straffen om te passen om het misdrijf van een of meer burgers wanneer de tijd niet toelaat de plichtigen op te zoeken. Volgens dit princiep hebben de Duitschers in België gehandeld : zij hebben niet alleen verwaarloosd de plichtigen op te zoeken, maar ze hebben zelfs niet onderzocht of er wel plichtigen waren. Van daar ook de toepassing van hetgeen wij in Duitschland zoo menigmaal gehoord hebben, zelfs uit den mond van priesters, zelfs uit den mond van eenen bisschop : “de goeden moeten het met de kwaden bekoopen.”

    Onze betrekkingen.

    Tijdens ons verblijk in het seminarie zijn wij zeer weinig met menschen van ginder in betrekking geweest, en dus is het mij ook niet mogelijk een grondig oordeel over die menschen uit te brengen.

    Bl. 70

    Eenige woorden toch over de personen met dewelke wij in aanraking kwamen. in het algemeen moet van de Duitschers gezegd dat het echte vaderlanders zijn, menschen die hun vaderland beminnen gelijk eene moeder haar kind, en die niet zelden aan eene verblinde moeder gelijk ook blind zijn voor hetgeen dat vaderland tot oneer strekt. De Belg is genegen zijne landbesturen te beknibbelen; de Duitsch integendeel is meer genegen vrij te pleiten. Daaruit moet men afleiden dat de Duitschers in het algemeen volstrekt ongeloovig bleven aan onze gezegden.

    De zeer eerwaarde heer Regens van het seminarie was een goedhartig man; ten onzen opzichte zeer kiesch en bescheiden; wat hij zegde was doordacht en nooit heeft hij laten blijken dat hij aan onze gezegden eenigzins twijfelde. Welk zijn gevoelen was bleek evenmin. Hij betreurde de oorlog zonder meer. Kortom wij waren allen van gedacht : dat is geen fanatieke Duitsch. Toen Antwerpen gevallen was overhandigde hij ons volgens gewoonte de “Zeitung” : lij scheen het dat hij dien dag zulks deed met zekere verlegenheid alsof het hem griefde ons met dat kwaad nieuws te komen bedroeven. Ter gelegenheid van zijnen feestdag zouden wij den braven man eene afvaardiging om hem ons heilwenschen aan te bieden : aan die oplettendheid van onzen kant was hij zeer gevoelig.

    Den zeer eerwaarden heer subregens noemden wij een echten Deutsch. De spreuk “das ist Krieg” was hun eigen wanneer hij anders een kwaad niet kon verontschuldigen. Hij was wel van gevoelen dat de belgische priesters onschuldig waren, doch zonder reden werden ze niet aangehouden. Kon het niet dat socialisten, bv. zich in priester verkleed hadden om alzoo op de Duitsche troepen te schieten? Hij herhaalde ook meermaals dat de goeden met de kwaden moeten boeten. Toen ik hem den roep der gewijde vaten van Tremeloo verhaalde, dan was zijne vraag : hebben Duitsche soldaten dat gedaan? Dat kon hij moeilijk veronderstellen. Voor het overige beschouwden wij hem als een voorbeeldige priester, als een man van plicht en vol iever. Toen de tijding kwam dat zijn broeder gesneuveld was, hebben wij van die gelegenheid gebruik gemaakt om hem onze dankbaarheid te betoonen met het H.Misoffer tot lafenis der ziel van den overledene op te dragen.

    De eerste dagen van ons verblijf te Münster zijn wij ook in aanraking geweest met een kapelaan van Münster en een kapelaan van Bocholt. Die heeren brachten ons een bezoek en verschaften ons tabak, zeker uit genegenheid, doch zij hadden de kieschheid niet hun oordeel over den oorsprong en de gebeurtenissen van den oorlog, voor zich te houden. Zoo Duitschland aan België den oorlog verklaarde dan was dit de schuld van België dat met Franschen en Engelschen was aangespannen en deze binnen zijn grenzen reeds toegelaten had.

    Bl. 71

    Daarenboven was het voordeel van België gelegen in de Duitschen door te laten, enz. zulke gezegden werden natuurlijk door ons tegengesproken, en er werd onder andere gezegd dat België plicht en eer stelde boven stoffelijk belang. Volgens ik later heb kunnen te weet komen moet dit gezegde hun verergerd hebben, en sedert hebben wij ze niet meer gezeien.

    Meermaals ontvingen wij het bezoek van den eerweerden heer pastoor van Buldren. Wij hieten hem telkens hartelijk welkom en noemden hem een goede vriend. Hij bezorgde ons het hollandsch dagblad “Noord-Brabantsch huisgezin”, dat verre van Duitsch gezind was. Die man wist dat dit blad ons moest genoegen doen en hij zocht niet andere dan ons genoegen te bezorgen. Toen wij hem de voorvallen in België verhaalden, was die man overtuigd dat wij waarheid spraken : hij vond immers onze gezegden in zijn hollandsche krant bevestigd. Van den oorlog spraken wij hem evenwel niet meer dan hij verlangde. Elk zijner bezoeken verschafte ons eene goede dosis moed en vroolijkheid.

    Op zekeren dag ontvingen wij ook het bezoek van de gravin van Westerholt-de Robiarro, een dame van belgische afkomst. Deze dame is met gedeeltelijke lamheid geslagen. Daarom was zij vergezeld van eene andere dame en van een jonge juffrouw, wellicht hare dochter. Uit onze samenspraak kon ik opmaken dat deze drie personen zeer godvruchtige christenen waren. De gravin verzocht mij haar de gebeurtenissen in België te willen verhalen, hetgeen ik zoo nauwkeurig mogelijk deed. Toen ik alles verhaald had, ook de heiligschennissen in mijne kerk begaan, riep de gravin uit : “quels châtiments vont tomber sur ma patrie!”

    In het klooster te Hougaerde verblijft eene Duitsche zuster die ik zeer goed ken reeds van in mijne kinderjaren, zuster Emma. Eene nicht van deze zuster verblijft te Münster. Toen mijne familie te weten kwam dat ik in Münster opgehouden werd, schreef zuster Emma aan hare nicht en verzocht deze mij een bezoek te brengen en mij te verschaffen wat ik mocht nodig hebben. Ik ontving dus het bezoek van Mijnheer en Madame Wildt-Vogelsang. Er werd natuurlijk gesproken over het gebeurde in België, want die menschen waren benieuwd eene andere dan eene Duitsche klok te hooren; doch gelooven konden zij mij niet, zoodanig dat Madame Wildt zelve zegde : wij zullen best doen over den oorlog niet meer te spreken, want daarover kunnen wij niet ’t akkoord zijn. Ik antwoordde : Madame, dat is wijsselijk gesproken, laat ons liever over andere zaken spreken. Den dag van mijn vertrek heb ik samen met mijnen onderpastoor die menschen een bezoek gebracht en werd er zeer hartelijk ontvangen.

    Bl. 72

    Mijnheer Wildt vergezelde mij naar de statie waar Madame ook gekomen was om afscheid te nemen bij het vertrek en mij nog van cigaren te voorzien.
    De knechten van het seminarie en de zusters waren eenvoudige menschen die in hunnen persoon het gewoon Duitsch volk weerspiegelden : zij geloofden al wat zij wenschten en twijfelden geen oogenblik aan de volledige zegepraal van hun vaderland. Hunne legers gingen naar Calais om van daar Engeland plat te schieten en dan te overrompelen. Op zekeren avond kwam Herman naar boven aankondigen : “Verdun gefallen”. De seminaristen hadden hem dit wijs gemaakt. Den volgenden dag verkondigden al de dagbladen in groote letters den val der Duitsche kolonie in China : “Tsing-tao gefallen”. Herman was in verscheidene dagen niet meer te bespeuren.
    Herman was voor het overige een brave godsdienstige jongen. Wij hielden veel van hem omdat hij ons veel diensten bewees en altijd met de meeste bereidwilligheid. Op zekeren dag zegde Herman nog : “Belgiën existiert nicht mehr”. Dit was het algemeen gevoelen van het volk in Duitschland.
    Met de priesters die den 12 october hun retret begonnen en den vrijdag daaropvolgende eindigden, hebben wij niet de minste betrekking gehad. Den 18 october kwamen de seminaristen binnen. Met hen ook waren wij weinig in betrekking; nu en dan toch spraken wij met den eenen of anderen seminarist, of wij wenden ons tot hen om eenigen dienst die ons altijd met veel liefde bewezen werd. Wij namen onze eetmalen in dezelfde zaal als de seminaristen, doch aan eene afzonderlijke tafel. Elke Duitsche overwinning door de dagbladen aangekondigd bracht de seminaristen in bijzondere geestdrift.
    Ik heb nu gesproken over onze betrekkingen en dit doende heb ik meermaals den eersten persoon meervoud ‘wij’ gebezigd, en tot nog toe heb ik niet gezegd wie die ‘wij’ in het seminarie te Munster was. Om dit ten slotte niet te vergeten zal ik het hier maar zeggen : ‘wij’ waren : 1e de 22 personen (13 geestelijken, 8 broeders en Mr. Huysmans) vermeld als zijnde den 6 september van Aerschot naar Duitschland vervoerd; 2e de eerwaarde heeren pastoor en onderpastoor, en de koster van Steenokkerzeel, bij onzen groep gevoegd te Sennelager; 3e de vier broeders der christene scholen van Lebbeke te Sennelager aangekomen den 9 september; 4e de eerw. heer Bernard, fransche pastoor van Ylesmen (=Elesmes) bij Maubeuge; 5e de eerw. heer professor Warin van Bapeaume eenige dagen na ons in het seminarie aangekomen. Dus samen 17 priesters, 12 broeders en 2 wereldlijken. Eenige dagen hebben wij nog het gezelschap gehad van een engelschen Domine die op zijn aanvraag verhuisd is van Münster naar Sennelager.

    Bl. 73

    Onze weldoeners in Duitschland.

    Op het einde van dit verhaal mag ik niet nalaten dankbaarheid te betuigen aan de personen welke ons in Duitschland diensten hebben bewezen.
    Op de eerste plaats komt voorzeker zijne Hoogweerdigheid de bisschop van Münster. Ik durf veronderstellen dat von Bissing bij zijnen terugkeer uit het kamp van Senne, zijne Hoogweerdigheid is gaan vinden en voorstellen om in zijn seminarie op te nemen. Indien dit is dan zijn wij aan generaal von Bissing eveneens dank verschuldigd. Wat zeker is dat zijne Hoogweerdigheid ons in zijn seminarie heeft opgenomen en gedurende meer dan drie maanden heeft doen behandelen op denzelfden voet als de priesters van zijn bisdom, op denzelfden voet als zijn seminaristen.
    Op de tweede plaats innigen dank aan de zeer eerweerde heeren Regens en subregens van het seminarie. Zij waren ongetwijfeld de uitvoerders der schikkingen door zijne Hoogweerdigheid genomen, doch de hartelijkheid en genegenheid waarmede ons alles geschonken werd, waren zeker van het hunne zoowel als de cigaren die zij ons zoo menigmaal aanboden. Daarenboven hebben wij vooral aan hen te danken de kleederen die ons geschonken werden, en het geld dat de geestelijken van het bisdom bijeenbrachten om onze terugreis bekostigen. Bij ons vertrek ontvingen wij elk 40 mark.
    Wij betuigen nog onzen dank aan al degenen die ons in het seminarie ten dienste gestaan hebben. Aan de goede zusters steeds zoo minzaam, zoo vriendelijk, zoo medelijdend en zoo ervaren in het bereiden en afwisselen der spijzen. En wat dan gezegd van de aangename verrassing die zij ons hadden bereid op den dag van Sinter Klaas : voor elk eene telloor gansch opgestapeld met beste speculaas, met noten, appelen, enz. Oh! Ik ben zeker dat ze alsdan heimelijk geloerd hebben door het een of ander sleutelgat om den indruk te zien welke die opgevulde telloor op ons maakte! En dan zullen zij wel bijzonder geloerd hebben op den ouden eenvoudigen broeder Rufius die och arme! Bij zijne telloor speculaas ook eene roede gekregen had! Die goede broeder moest maar geplaagd worden, dan was hij het best gemutst.
    Dank aan den gedienstigen Herman. De jongen was zeker Duitsch tot in de ziel, maar dit belette hem niet om alle mogelijke diensten te bewijzen, en daarom met evenveel bereidwilligheid en genegenheid vergeven wij hem dat duitsch zijn, oh! Zoo graag! De brave Joseph –hij is thans in den hemel –was wel niet bijzonder voor onzen dienst aangewezen, toch betoond hij ons meermaals zijne bereidwilligheid.

    Bl. 74

    Daarbij hij was gedurende de eerste weken van ons verblijf in het seminarie, onze tafelgast, en ik ben zeker dat hij leute had wanneer hij ons, na de magere dagen van Aerschot en Sennelager, zoo smakelijk zag binnenspelen.
    En buiten het seminarie hadden wij ook onze weldoeners. De godvruchtige gravin von Westerholt te Ludwinghausen die eene som van honderd mark afzond zoohaast zij onze aankomst in het seminarie vernomen had. Later was het zij nog die ons een aantal boeken bezorgde om onzen tijd nuttig en aangenaam door te brengen. Persoonlijk ben ik haar nog meer dank verschuldigd. Toen ik vernam dat de Duitschers de gewijde vaten mijner kerk gestolen hadden, deelde ik haar dat nieuws mede. Ik kreeg voor antwoord dat zij voor mijne kerk eenen nieuwe kelk zou koopen. Eenige dagen daarna ontving ik het bezoek van een juwelier uit Münster die mij eenige teekeningen van kelken aanbood en ook twee nieuwe kelken bij had. Ik verkoos een van deze twee om reden dat ons alle dagen aan vertrek verwachtten. Aan deze edele en achtbare dame en aan hare familie onzen en mijnen dank.
    Verder dank ik nog den onbekenden persoon die ons zoo menigmaal intentiën bezorgde, en niet zelden ook tabak en cigaren bijhad. Van Mijnheer en Madame Wildt-Vogelsang zal ik immer een dankbaar aandenken bewaren.

    Onze briefwisseling.

    Daar onze bloedverwanten, vrienden en kennissen ongetwijfeld in angst en ongerustheid verkeerden nopens ons wedervaren, zochten wij natuurlijk naar middelen om deze aangaande onzen toestand in te lichten. Er viel niet aan te denken brieven te verzenden naar België. In Holland kende ik een enkel adres : dit van den broeder mijner meid. Rond eind september werd mij toegestaan op dit adres te schrijven. Als voorwaarde was gesteld dat de heer subregens de briefwisseling zou onderzoeken. Deze schonk ons zijn vertrouwen en liet de briefwisseling vrij weggaan. Acht dagen later ontving ik antwoord. Mijn schrijven was daar goed toegekomen en vrienden en kennissen werden de eene na de andere ingelicht nopens ons verblijf, zoodat wij na vier of vijf weken regelmatig brieven ontvingen en beantwoordden altijd langs Holland, waar ons gedurig nieuwe adressen werden aangeduid.
    In het seminarie te Münster kwam op zekeren dag eene postkaart aan bestemd voor den eerw. Heer Huypens, onderpastoor te Herent. De afzender had die kaart naar Münster gezonden op goed valle uit. Daaruit konden wij besluiten dat men in het vaderland niets wist over het lot van sommige geestelijken. Wij wisten ook niet waar bedoelde heer Huypers mocht verblijven, doch wij zochten inlichtingen.

    Bl. 75

    Gravin von Westerholt bracht ons op het juiste spoor. Zij had vernomen dat er belgische geestelijken opgehouden werden in het Koninklijk slot te Celle, en zij deelde mij het adres mede van pastoor Kog. Ik schreef aan dezen geestelijken en vernam dat te Celle opgehouden werden benevens een pater Jesuiet en andere geestelijken van het bisdom Namen, de eerw. Heeren pastoor en onderpastoor van Wesemael, eerw. heer Huypens, eerw. heer Spruyt, bestierder te Haecht, en eerw. Heer Tuyls, aalmoezenier van het arresthuis te Leuven. Deze inlichtingen werden onmiddellijk naar Holland overgebriefd.
    Al deze briefwisselingen bezorgden ons een groote troost. Tegen December nochtans werd men moeilijker om onze brieven te verzenden en wij voorzagen dat onze briefwisseling ging afgebroken worden.
    Rond den 10 november verzonden wij een adres aan zijne Eminentie te Mechelen. Het kwam ons terug met de melding : “zurück wegen kriegszustand”. Dan zouden wij hetzelfde adres aan den eerw. Heer Langpaep te Baerle-Hertog met verzoek het verder aan zijne Eminentie te bezorgen.

    Onze terugkeer.

    Den 23 november, indien mijn geheugen getrouw is, werd ons aangekondigd dat wij zouden mogen terugkeeren naar het vaderland. Algemeene vreugde. Wij kregen last ons portret te laten maken bij een fotograaf in de nabijheid van het seminarie. Dit werd zoo spoedig mogelijk gedaan want elken dag uitstel was een dag die wij verloren achtten. Helaas! Er was ons nog geduld noodig, want, op de kommandantur scheen men ernstiger werk te hebben dan paspoorten in gereedheid te brengen. Dagen, weken vervlogen en de dagen schenen ons nu veel langer dan vroeger, alhoewel ze feitelijk korter werden. Eindelijk den 19 December rond den middag waren de paspoorten aangekomen. De eerw. heer pastoor van Busschot bracht ze triomfantelijk binnen.
    Zonder uitstel werd alles in gereedheid gebracht voor het vertrek. De eerweerde paters besloten hun vertrek uit te stellen tot den volgenden dag. Ik besloot dienzelfden dag nog te vertrekken en te gaan vernachten bij onzen vriend van Buldern; de andere wereldlijke priesters en de heeren Huysmans en Michiels besloten ’s nachts te reizen om zondag ’s morgens reeds in het vaderland weer te zijn.
    Namiddag brachtten ik en mijn onderpastoor een bezoek aan Mr. en Mme. Wildt. Daar werd de reisgids zorgvuldig nagezien en ons vertrek werd vastgelegd. Ik zou vertrekken om 6 ure; te Buldern vernachten en den volgenden dag voortreizen over Holland naar Loenhout.

    Bl. 76

    Daar verbleef mijn meid die reeds gezorgd had om het noodigste aan te koopen, en dat van daar naar Tremeloo moest vervoerd worden. De andere heeren pastoors en onderpastoors zouden vertrekken om 7 ure om alzoo den volgenden dag ’s morgens in Leuven aan te komen. Mijnheer Wildt zou mij naar de statie vergezellen.
    Alles verliep zooals het voorzien was. Ik werd bij onzen vriend te Bulderen gulhartig ontvangen. Er werd vroolijk gekout tot laat in den avond. Den volgenden dag, zondag 20 December, na in de kerk van Buldren mis gelezen te hebben, rond 8 ure trok ik verder met den trein die de eerw. paters van Aerschot uit Münster medebracht.
    Te Werel moesten wij twee uren wachten van dewelke wij gebruik maakten om een bezoek te brengen aan de kerken der stad. Onder weg werden wij door soldaten en officieren eerbiedig gegroet.
    Aan de Duitsche grens wilden de heeren Duitschers ons wit kostuum van Sennelager afnemen onder voorwendsel dat het een militair kostuum was; waarop een der paters zegde : wij zullen graag dit kostuum afstaan indien gij terugbetaald hetgeen men ons verplicht heeft daarvoor te geven, namelijk negen mark. Toen mochten wij alles medenemen.
    Aan de hollandsche grens had ik moeilijkheid met den kelk die ik uit Duitschland medebracht. Ik moest hem daarlaten. Men zou den kelk naar Roosendael zenden en daar kon ik hem terugbekomen. Na meer dan eens moedwilligheid van wege de hollandsche bedienden ondervonden te hebben, geraakte ik toch weder in het bezit van mijnen kelk; doch uit dien hoofde zag ik mij genoodzaakt mijn terugkeer naar Tremeloo tot na Kersmis te verschuiven. Ik had nochtans vurig gehoopt Kersmis in Tremeloo te vieren. Op maandag 28 December rond 6 ure ’s avonds kwam ik in Tremeloo aan voorzien van kleer- en beddegoed en van eetwaren.
    Mijn eerwaarde heer onderpastoor had meer geluk op zijne reis. Den 20 December om 7 ure ’s morgens was hij reeds met de andere priesters in Leuven, en in den voormiddag te Tremeloo.
    Wij werden de eene en de andere in Tremeloo geestdriftig ontvangen. Iedereen wilde ons om ter eerst wederzien en de hand drukken.

    Bl. 77

    Naar Soltau.

    Den 26 september 1914 werden de volgende burgers van Tremeloo door de Duitschers aangehouden : Van Vlasselaer Lodewijk en zijne twee zonen Frans en Jan Baptist; van Eyken Frans; Schoovaerts Livinus; Corebunders Frans; Goeron Martinus; Ruttens Victor en Van Leemputten Eduard. Deze werden opvolgentlijk gebracht : in de kerk van Bael gedurende twee nachten en een dag; te Beerzel in eene danszaal gedurende 2 nachten en twee dagen; in een kolenmagazijn gedurende drie uren; te Konings-Hoyckt in eenen stal gedurende vier dagen; te Konings-Hoyckt in de kerk gedurende een nacht. Van daar werden zij gebracht naar Heyst-op-den-Berg waar zij op den trein moesten stappen om de reis naar Duitschland aan te vangen. Na drie nachten en twee dagen overgebracht te hebben in den trein kwamen zij op de plaats hunner bestemming : het kamp van Soltau.
    Onder deze gevangenen was er een man van 75 jaar, de genaamde Ed. Van Leemputten, die bijna gansch blind is. Dezes blindheid had voor gevolg dat hij veel meer honger geleden heeft dan de andere gevangenen zooals blijkt uit zijn verhaal dat wij verder weergeven.

    Verhaal van Corebunders Frans, 49 jaar oud.

    Den 26 september 1914 bevond ik mij op mijn land toen ik omtrent mij een kogel hoorde fluiten. Ik legde mij op den grond neer. Daar ik niets meer hoorde ben ik verder weggevlucht in de richting van Bolloo. Daar liep ik op eenen groep Duitschers en werd aangehouden. Ik werd medegenomen naar Bael en bij officiers gebracht. Deze dreven met mij den spot zeggende : de eene dat zij mij zouden doorsteken met de lans, de andere spraken van mij de kop af te slaan, andere nog spraken van doodschieten, neus en ooren afsnijden, enz. Ik bevond mij aldaar in gezelschap van drie andere gevangenen insgelijks van Tremeloo, te weten : Lodewijk Van Vlasselaer en zijne twee zonen. De Duitschers deden ons plat op onzen buik liggen en dan gebaarden zij dat zij ons gingen doorsteken.
    Wij hebben alzoo een tiental minuten gelegen. Dan hebben ze mij een paard gegeven en bevolen er mede naer Bael te loopen. Op het grondgebied van Bael is dat paard gestorven en wij werden verplicht het te begraven. Rond den avond werden wij gebracht in de kerk van Bael waar wij gebleven zijn tot maandag, 28 september, ‘smorgens. Van de Duitschers hebben wij daar geen eten ontvangen, doch de vrouw van Frans De Preter bracht ons brood en melk.
    Maandag ’s morgens werden wij buiten de kerk gebracht en verplicht 20 minuten te loopen zoo hard als wij konden.

    Bl. 78

    Wij werden dan voortgestuwd tot Beerzel alwaar wij tot woensdag voormiddag zonder eten opgesloten werden in eene danszaal. Woensdag, 30 september, voormiddag werden wij gebracht tot Beerzel-Dries waar wij gedurende ongeveer drie uren opgesloten werden in een kolenmagazijn. Van daar ging de droevige stoet naar Putte waar wij gedurende eene uur stilbleven op den kant eener gracht. Van daar ging het naar Konings-Hoyckt waar wij gedurende vier dagen opgesloten werden in eenen stal. Wij moesten ons voeden met tarwe die wij uit de aren haalden : tarwe, met strooi en al, werd ons voorgeworpen gelijk voor de dieren. Van daar werden wij naar de kerk gestuwd waar wij een nacht verbleven. ’s Morgens vroeg nogmaals op weg; ditmaal naar de statie van Heyst-op-den-Berg. In de statie ontvingen wij ongeveer 250 grammen brood; wij werden in vuile beesten wagens geduwd en op weg naar Duitschland. Wij zijn na drie nachten en twee dagen in den trein te hebben doorgebracht te Soltau aangekomen. Gedurende de reis hebben wij tweemaal rijstsoep ontvangen : anderen hebben ook brood ontvangen doch ik niet.
    Te Soltau werden wij eerst gelogeerd in hetgeen men noemt de rijschool : wij sliepen er op strooizakken of op planken. Daarna werden wij gebracht naar het kamp in de barakken. Voor kost kregen wij : ’s morgens koffie en alle drie dagen een brood van een kilogram; ’s middags soep van rotte visch, raapkoolen, bieten enz.; ’s avonds voor soep een afkooksel dat niet meer verdiende dan de naam van water.
    Ik ben uit Duitschland teruggekeerd den 30 januari 1915, vier maanden en vier dagen na mijne aanhouding.

    (handtekening) Corebunders Frans

    Verhaal van Eduard Van Leemputten blinde ouderling van 75 jaar.

    Ik werd aangehouden den 26 september te Bael bij Alfons Verhaegen. Ik moest naar de kerk die gevuld was met volk. Ik ben in de kerk gebleven tot maandag ’s morgens zonder eten. ’s Maandags hebben ze ons geleid naar Beerzel : daar hebben we twee dagen opgesloten geweest in eenen stal zonder eten. Dan werden wij geleid naar Putte en daar hebben wij namiddag wat pataten gehad die wij zelf hebben moeten halen op het veld. Dan vier dagen in eenen stal zonder eten. Van daar geleid naar Heyst-op-den-Berg en daar hebben we een klein stuk brood gekregen en vandaar naar Duitschland in Soltau. Wij hebben in den trein geweest drie nachten en twee dagen zonder eten. Anderen konden hier en daar wel wat eten bekomen,

    Bl. 79

    doch daar ik bijna blind ben heb ik niets gehad. In Soltau bekwamen wij soep met afval van stokvisch in, raapkoolensoep, beetsoep enz.
    Ik ben 37 dagen in Soltau gebleven en dan teruggevoerd. Op den terugkeer werden wij onder weg goed behandeld en wij kregen ook goed eten.

    (handtekening) Voor vader Louis Van Leemputten

    Verhaal van Martinus Goeron.

    Ik werd in de nabijheid van mijne woning aangehouden op 26 september 1914. De Duitschers toonden hevige gramschap en brachten mij naar Geetsvondel in eene woning. Daar hebben wij eenmaal eten gehad en eenen nacht geslapen op eenen zak zoodanig dat er mijnen rug van ontsteld was. Den volgenden dag bracht men ons in de kerk van Bael. Daar hebben wij een stuk droog brood gekregen en den nacht doorgebracht. Dan naar Beerzel waar wij tusschen het groor leger moesten blijven zitten en wat overschot kregen van hunne soep. ’s Avonds bracht men ons in eene zaal waar wij moesten slapen op de planken zonder eten of drinken twee nachten en eenen dag. Dan zijn wij voortgegaan naar een soort kolenmagazijn en daar een paar uren gebleven. Daar kregen wij harde appelen die ik niet kon eten omdat ik geene tanden meer heb. Dan verder getrokken door de gemeente Putte, en daar wat gezeten : mijne benen waren slap van honger. Een soldaat meende ons uit medelijden een druppel wijn te schinken, doch een overste had dat gezien en hij zegde dat wij zwijnen waren. Wij kwamen verder in eenen stal waar wij eenige dagen ingezeten hebben. Dan eenen dag en twee nachten in de kerk van Konings-Hoyckt en dan naar de statie van Heyst-op-den-Berg. Daar moesten wij den trein op in eenen wagon waar paarden in gestaan hadden in mest en vuil alsof wij verkens waren. Dan zijn wij te Soltau aangekomen en kregen daar een brood voor drie dagen en wat slechte soep. De dag dat ik mocht afkomen was de blijdste dag van gansch mijn leven. In het afkomen zijn wij ook niet slecht geweest. Te Leuven zijn ze met ons naar het stadhuis getrokken om het te laten zien. Ik ben ongeveer zes weken weg geweest.

    (handtekening) M. Goeron

    Hogergenoemde gevangenen zijn uit Soltau naar het Vaderland teruggekeerd : Van Leemputten, Goeron en Van Vlasselaer J.B. den 30 october 1914, de anderen den 30 januari 1915.



    15-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    14-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Heist-Goor-Itegem

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Verslag van HEIST-GOOR

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Heist-Goor (H. Alphonsus) – Gemeente Heist-op-den-Berg

    Document 1

    Verslag of geschiedenis van de parochie Sint Alfons Goor (Heist-op-den-Berg) gedurende den oorlog 1914-1918

    De ligging der parochie biedt niets merkweerdig aan betrekkelijk krijgsoogpunt : zij is eene effen oppervlakte zonder rivier, bergen ; daaruit volgt dat de krijgsoverheid alhier geene maatregelen genomen heeft tot verdediging of aanval. Niets is er weggeruimd, vernietigd of verbrand geweest.

    Vol angst en kommer waren de inwoners bij het naderen der vijandelijke legers, en allen namen de vlucht, omdat zij vernamen de vreede baldadigheden en moorderijen elders gepleegd.

    De parochie telt 5 vrijwilligers in het leger: Edm. Van Egdom, Verbist Josef, Van Tricht Adolf, De Preter Alfons en Goyvaerts Gustave.

    Weinige dagen na den inval der vijandelijke legers, keerden de meeste vluchtelingen terug, bezorgd voor hunne huizen, bezittingen. Welk was hunne teleurstellingen! De huizen waren gespaard, maar het vee was weggevoerd of geslacht; het huisraad en kleederen waren gestolen door de duitschers of door wederkeerende vluchtelingen.

    Bij den inval zijn maar drij huizen met aanhoorigheden vrijwillig in brand gestoken.

    De parochianen, van de vlucht teruggekeerd, waren getrouw aan hunne Kristelijke plichtigen. Daar de E.H. Onderpastoor als brancardier in het leger was, en de E.H. Pastoor van de duitsche op 28 augustus 1914, naar Duitschland gevoerd was, deed de E.H. Kanunnik van Tongerloo den dienst tot nieuwjaar 1915.

    Voor den inval der legers, door eenen kleine afdeeling soldaten, op 28 augustus 1914, zijn er vele parochianen uit hunne huizen, velden en straten medegenomen; zelfs moeders en kleine kinderen vonden geene genade bij de onmenschelijke soldaten.

    Bl.2

    Zij waren gedwongen in eene weide op hunne knieën te zitten, uren lang, bespot en bedreigt ; s’ avonds zijn zij als slachtvee naar de kerk van Aerschot gedreven. Daar waren, van ook andere parochie, omtrent 600 opgesloten, en verbleven daar 10 dagen. Dagelijks mochten vrouwen, kleine kinderen en oude grijsaard terugkeren.

    Op 5 september wierden de 300 overblijvers in de kerk met den beesten trein naar Duitschland gevoerd. Na twee nachten en dag, in den trein doorgebracht, kwamen zij te Sennelager, s’ nachts, aan. Het eerste vertoon, in het bos, voor het kamp, was de bust van Willem verlicht : s’ morgens voor generaal Bach verschijnen met zijnen vervloekende, smadelijke en ongoddienstige aanspraak. Daar moesten de priesters hunne kleeding verwisselen tegen het kostuum van metsersdienaars : zij onderstonden den smaad van naakt, in eene kamer te samen, door kokende wateren zoogezegd, gezuivverd te worden.

    Na eenige dagen, gebrek aan eten en slapen, versmaad en bespot wierden zij aanzocht zich naar Padenborg te begeven, maar de bisschop weigerde ons, priesters, aan te nemen ; dan naar Munster in Westphalen. Daar wierden wij door den bisschop aanveerd, en geplaast in het groot Seminarie, alwaar wij welkom waren ; goed verzorgd door de E.H. Zusters, en den E.H. Rector.

    Alles was daar uiterst goed, eten, elk eene kamer, dagelijks de mis lezen, enz. : wij stonden altijd nog onder de bewaking der soldaten, die voor ons en bij ons, in het Seminarie verbleven, totdat de krijgsraad, na onderzoek, ons vrijsprak van de beschuldiging dat de priesters hadden geschoten, het volk opgehist, hunne soldaten vermoord hadden. Wij verbleven in het Seminarie tot den zondag voor Kersmis 1914 : dus van Augustus tot December.

    De burgelijke gevangene van 't Goor (Louis De Cuyper, Aug. De Cuyper, Alf. Claes, Alf. Nijs, Leop. Liekens, Alf. Goossens, Jan Ooms, Alf. Wijns, Juul Wijns, Ant. Rens, Frans Van Nuffel) verbleven in het kamp van Senne tot hunne terugkeer Februari 1915. Beschrijven hunne ontbeeringen, mishandelingen, is onmogelijk : dit is immers het kenmerk der duitschers.

    Bl.3

    Bij de intrede der legers, werd alles door de soldaten geplunderd ; getuigen verklaren dat ze met wagens alles uit de pastorij vervoerd hebben : bedden, bedde goed, lijnwaad, meubelen en wijn. De pastorij was als een vuilen stal ; al de meubelen verbroken.

    In de kerk, zijn zij langs eene opening in de kerk gebroken ; hebben het H.Sacrament onteerd, de HH. vaten, kelken, ciboriën, remonstratie meedegenomen ; deze zijn later, in 1915, geschonden en beschadigd bij de E. Paters Minderbroeders te Leuven teruggevonden. Al de kanten van communiekleden, alben, roketten, zijn afgesneden en verdwenen, en nooit meer wedergevonden. Al de juwelen van goud en zilver, toebehoorende aan O.L.V.beeld zijn ook geroofd.

    Op 29 augustus 1918 bij den inval der duitschers zijn drij rustige burgers : Jan Cannaerts, Louis Vertommen, Alfons Vertommen, (twee maal, later nog met het meldambt). Zij vertellen met verachting hun ballingschap : zij zijn uitgeput teruggekomen en treuren nog met eene slappe gezondheid.

    Wanneer de duitsche legers verder ons land binnen rukten, na den val van Antwerpen, heeft de parochie, het algemeen juk van verdrukking gedragen : zoo als opeisschingen, huiszoekingen, boeten, processen en zware betalingen. Later zijn al de gebouwen behouden gebleven, geene moorden maar wel gevangnemingen.

    De diensten in de kerk geschieden volgens gewoonte met verbod van processiën, en wierden goed door de parochianen bijgewoond : In ’t algemeen allen volbrachten hunne Kristelijke plichten. Later is toegenomen het verzuimen der H. Mis op de zondagen ; ook het achterlaten der Paaschplicht, en dit is nu nog niet verbeterd, niettegenstaande dat er in Februari 1919 door de E. Paters Redemptoristen eene tiendaagsche missie gepredikt geweest is. De restitutie is ook niet bekend.

    Bl.4

    De plechtige communie is jaarlijks, gedurende den oorlog, door al de kinderen onderhouden geweest, gene enkele uitzondering, niettegenstaande de moeielijkheid der kleeding, is gebleken.

    De scholen zijn, als voor den oorlog, goed, door al de kinderen, bijgewoond.

    Alleen de staat van den burgerlijken staat, toont ons een klein staat van vermindering.
    jaar Geboortens Overlijdens
    1913   89   25
       14   82   29
       15   54   28
       16   74   30
       17   58   30
       19   58   39

    Het wegvoeren, naar Duitschland, van de jongens van het meldambt is een der wraakroependste euveldaden van den duitsch. De acht volgende jongelingen zijn de slachtoffers geweest : Mylemans Melchior, en Florent, Verhaegen Emiel, De Hoe£ Corneel en Fons, Vertommen Alf. (voor de tweede maal), Verbeeck Jozef en Vervoort Alfons. Zij zijn allen teruggekomen, maar in hunne gezondheid gekrenkt ; zelfs treuren nog.

    Alle huisgezinnen hebben geleden van de duitschers, van de verdrukking, opeisschingen ; eenige zijn gestraft geweest met eene mindere of meerdere geldboete, zelfs tot 4.000 fr. ; weinige door de duitsche tribunalen veroordeeld tot boete en gevang, zelfs tot verkoop van hunne haaf, dieren.

    Volgens officiële tijding zijn gesneuveld :

    1 Eerw.Heer Cannaerts,Priester in ‘t groot seminarie.
    2 Denis Geuten, hulponderwijzer, brancardier.
    3 Amandus De Haes, soldaat van de genie.
    4 Alf. De Preter, vrijwilliger.
    5 Leopold Van Loo, soldaat.
    +1 Alfons Geens, soldaat, gehuwd, is nog niet teruggevonden, is vermist en vrees dat hij is gesneuveld.

    Den 28 augustus 1914 is alhier een klein kind, in de armen zijner moeder doodgeschoten, begraven.*

    * SCHOOVAERTS Anne Maria
    ° Velaine-sur-Sambre 30.08.1912
    † doodgeschoten in de Gommerijnstraat te Schriek op 28 augustus 1914
    Waarschijnlijk begraven te Heist-Goor geholpen door de Zusters aldaar, omdat de pastoor zelf door de Duitsers was opgepakt.


    Bl.5

    Bij die inval der duitschers is Gerard Verhaegen van ’t Goor te Berlaar doodgeschoten, omdat hij vluchtte.

    De verwoesting aan bosschen is aanzienlijk ; de schoone steenwegen staan naakt, de velden zijn ontruimd : niets is er van de beplanting overgebleven.

    Wij hebben getuigen geweest van den onbermertige aftoch der duitschers : het was eene burgerlijke begrafenis : arm en ellendig.

    Wij hebben het geluk niet gehad van bij te woonen de intrede onzer legers, soldaten. Maar wij zijn getuigen geweest van de vreugde, geestdrift der Belgen bij het zien van de soldaat die bij zijne familie terugkwam.

    In de kerk, bij de intrede, prijkt eenen schoonen lijst der gesneuvelde met hunne portretten : een schoon aandeken aan hunne heldenmoed en opoffering. Zij rusten bij den Heer. Leve België.

    Getekend J. Wouters Pastoor
    Sint-Alfons-Goor 29 maart 1919


    Bl. 6-7 Document 2

    Antwoord op de brief van kanunnik Laenen :

    1. Het getal binnengeroepen soldaten : 61

    2. Jaar Communiën
    1913   27.400
    1914   28.300
    1915   36.700
    1916   40.650
    1917   36.250
    1918 opgezonden voor de rekening tot goedkeuring.

    3. Plechtige communie. Al de kinderen hebben elk jaar, hunne plechtige eerste communie gedaan.
    Jaar Plechtige communicanten
    1913   55
    1914   62
    1915   54
    1916   58
    1917   46
    1918   49
    1919   56

    Getekend: J. Wouters, Pastoor
    Goor, 13.5.19

    Itegem, Parochie van Sint-Guibertus

    Transcriptie René Lambrechts

    Parochie van Itegem Sint-Guibertus - Gemeente Itegem ( Heist-op-den-Berg)

    Document 1

    Itegem is gelegen in de provincie Antwerpen arrondissement Mechelen kanton en dekenij Heist-op-den-Berg.

    Het dorp is gelegen op de groote Nethe twee bruggen de Fonteynbrug en de Hellebrug verbinden de beide oevers. De groote baan Aerschot Lier alsook de ijzerenweg Aerschot Lier trekt door de gemeente maar niet door de parochie. Deze banen loopen door het gehucht Heeste dat deel maakt van de parochie St Rumoldus Berlaer.

    In den nacht van 1 augusti luidt de stormklok de mobilisatie is aangekondigd. Geheel het dorp is te been. De E.Heer Janssens Albert onderpastoor moet ook opgaan als brancardier. Op 2 augusti wordt de oorlogsverklaring bekend gemaakt. Plakkaarten door de overheid aangeplakt manen de bevolking tot kalmte en leggen verplichting op de wapens ten gemeentehuizi binnen te brengen. Al de ingeroepenen soldaten vertrekken blijmoedig tot verdediging van ‘t vaderland een tiental vrijwilligers geven zich aan.

    De inwoners stellen hunne hoop op God. God zal ons recht wreken zegt men eenparig. In groot getal naderen de geloovigen tot de HH Sacramenten. Dagelijks wordt de rozenkrans in de Kerk gebeden sÿnamiddags gaat eene groote menigte met het beeld van Sint Guibertus processie gewijs den gewonen processieweg.

    Vanaf 10 augustus lag eene patrouillie gidsen op de beide bruggen den welke op 18 oogst komt een bataillon infanterie de wacht versterken. Deze dag was er een paniek in 't dorp men kondigde aen dat de Duitschers te Herselt waren verschenen en op Hulshout aanrukten. Geheel Hulshout kwam hier in ‘t dorp vernachten de inwoners onthaalden hen met ware christelijke broederlijkheid. Sÿanderdaags vernam men dat de Duitschers naar Aerschot getrokken waren. De inwoners van Hulshout trokken naar hun dorp terug. Op 19 oogst doortocht van het 3, 11 en 14 linieregiment de inwoners brachten de soldaten bier koffie brood al wat zij in huis hadden. Op 20 oogst trokken deze regimenten terug naar de forten vele inwoners uit schrik voor de geweldenarijen der Duitschers verlieten ons dorp. Op 21 oogst kwam een patrouillie Uhlanen door het dorp botsten 4 gidsen die de Hellebrug bewaakten een gevecht ontstond. 2 uhlanen werden gewond en naar het Belgisch leger gebracht een gids Gustaaf Van Reckem werd doodelijk gekwetst en stierf een uur na den aanval. de E. H. Van Tendeloo pastoor van Bevel diende hem de laatste sacramenten toe. Op zondag werd de dierbare gesneuvelde plechtig begraven. Al de inwoners burgemeester Verbist aan hun hoofd vergezelden den gesneuvelde naar zijn laatste rustplaats op het kerkhof.

    Op 24 oogst eerste uitval uit Antwerpen naar Aerschot en Leuven.

    Bl.2

    Gedurende deze dagen heerschte de grootste ongerustheid in het dorp.

    Op 27 september na den tweeden uitval uit Antwerpen hoorde men zeer duidelijk het gevecht tusschen de Duitschers en de Belgen te Heist-op-den-Berg - Goor. Op 28 september waren er te Itegem nog 24 Belgische soldaten die overnacht hadden in de zaal bij Louis Sprengers. Deze zonder munitie vonden het geraadzaam naar Lier te vertrekken de commandant berichtte den pastoor dat de belegering van de forten van Antwerpen begonnen was en dat voor den avond de Duitschers Itegem zouden ingenomen hebben. Hij raadde hen aan om te vertrekken met het volk zoals de E.H. Deken en de E.H. Pastoor van Hallaer gedaan hadden. De pastoor vertrok een der laatste inwoners naer Antwerpen en Bergen op Zoom. Er waren ten hoogste 30 menschen in geheel het dorp gebleven. Het was niet te verwonderen van Heist-op-den-Berg werd het dorp gebombardeerd. in de Hallaerstraat werden beschadigd het kasteel van notaris Coen en de huizen van K. Wouters, kinderen Wouters, L. Van Rompaey, Haverals Torfs w Heylen. Een burger werd gedood: P. Van Hoof. Deze werd na de terugkomst ontgraven op de plaats waar hij getroffen werd door een schrapnel en op het kerkhof begraven. Veel bommen die niet ontploft waren werden nog gevonden na de terugkomst der parochianen in de schuur en stal op Bernum. In het park van M. J. Hannens plaatsten de Duitschers na met verschillige duizenden hier te zijn binnengevallen één der groote Oostenrijkse mortierkanonnen. Van daar beschoten zij de forten van Antwerpsen. De weinige inwoners die in het dorp gebleven waren werden door de Duitschers mishandeld ouderlingen zoals Ruymakers een bieltje van 70 jaar en P. Grenier getuigden mij dat ze op de plaats voor de Kerk verplicht waren te dansen. De uitgestane schrik was de oorzaak dat deze Ruymakers eene sleepziekte begon waaraan hij stierf. Joanna Bauwens en Angelina Bauwens oude juffrouwen getuigden mij op onmenschelijke wijze behandeld te zijn geweest. beide stierven eenige maanden nadien en getuigden dat zij ziek zijn geworden van dien dag. Dorothea Vervloet (Sanders), weduwe van in de zestig jaren wierd verkrachtigd zoals ze getuigde door 2 Duitschers in het bijzijn van hare dochter onnoozel meisje van 40 jaar. Ze zijn beide nu ook gestorven in 1918.

    In vele huizen werd alles geplunderd wat mede te nemen was. In de pastorij stool men huisgerief en al de wijn, zoals het opschrift getuigde boven den ingang der kelders "Froliche Kriegsgrusse beim herliche rebesaft geleden Renkste” Zoo werd gedaen in al de kelders van de welhebbende burgers. Een oorlogsbon door de Duitschers later gegeven bekent de zaak.

    Na de val van Antwerpen keerde de pastoor in het dorp terug en de goddelijke diensten ernamen in de Kerk op 24 oktober. Een klein derde der inwoners was terug, langzamerhand kwamen de meeste terug naar hunner aard.

    Onder de bezetting . Itegem werd bewaakt door het duitsche garnizoen

    Bl.3

    van Heist-op-den-Berg waar er gewoonlijk rond de 200 duitschers verbleven. In ‘t jaar 1917 werd eene bezetting van een twaalftal duitschers hier gevestigd. Voor de goddelijke diensten hier in de kerk hebben de Duitschers onverschillig geweest.

    In 1915 kreeg ik soms de eene of andere aankondiging van den commandant van Heist op den Berg om deze op den predikstoel aan te kondigen. Hetgeen niet gedaan werd. Wanneer Zijne Eminentie de Kardinaal zijn brief schreef om de geloovigen aan te zetten tot kalmte en vertrouwen in ons leger werd dezen brief door een officier weggehaald uit de sacristij. De publieke processieen werden verboden zonder bijzondere toelating. Deze werd niet gevraagd. De processie heeft nog plaats gehad in 1915 maar zonder maagdekens in 't wit en zonder muziekkorps. Al diegene welke de processie vergezelden waren in ’t zwart gekleed. Na vermaning zonder toelating uit te gaan, bleef de processie in de kerk. De Kruisprocessie hebben wij altijd gedaan zonder toelating;

    d. Bijwonen der diensten. De bevolking kwam goed naar de Kerk maar in ‘t begin van den oorlog beter dan onder de laatste jaren der bezetting. Het smokkelen der waren bracht bij sommigen der werkende klas soms veel geld van daar het ontwikkelen van ‘t spel voor groot geld.

    Communiën Eerste communicanten jongens - Meisjes
    1912  30.000
    1913  30.000
    1914  29.000* 29 34
    1915  52.000   29 28
    1916  50.500   23 29
    1917  45.000   27 24
    1918  43.000   30 37
    *Kerk gesloten gedurende 26 dagen verder 1/3 van het volk afwezig november en december
    Vormsel toegediend door Z. E. H. Crets, prelaat van Averbode.
    1915  237 Kinderen van 4 jaar 1911-12-13-14
    1917  181 Kinderen van 3 jaar 15-16-17
    Doopsel toegediend aan kinderen
    1913  85 normaal cijfer
    1914  69
    1915  74
    1916  71
    1917  80
    1918  57 !

    In ‘t begin van den oorlog liet de zedelijkheid niets te wenschen buiten andere jaren maar in 1916 en bijzonder in 1917 namate meer geld bij de buitenbevolking in kwam

    Bl.4

    klom de zucht naar vermaken. De Duitschers gaven de toelating tot dansvergadering twee bazen Jos Vermeulen en Jef Roziers vroegen de toelating danszalen te openen. Op den predikstoel werd tegen deze toelating publiek geprotesteerd. Weinige zelfs zeer weinige meisjes van het dorp bezochten den danszaal maar de vreemde jongens en meisjes hielden den dans in ‘t gang. Een cinema werd opgericht maar door het publiek verbod in congregatie werd deze cinema weinig bezocht en na weinige weken moest hij sluiten. Een vermindering van zedelijkheid werd ook bestatigd door de gemakkelijkheid dien men vond in het zich toeeigenen van andermans goed. Afzagen van boomen om ze als brandhout te gebruiken. het aanvoeren van kolen was zeer lastig en de prijzen zeer hoog.

    Verscheidene malen werd er in afgelegene hoeven met gewapenderhand door benden van zwart gemaakten mannen geplunderd. De duitschers deden niets om de daders op te sporen. Op zekeren dag kwam een duitsche onderzoekrechter van Antwerpen mij op de pastorij orde geven van wat ik op den predikstoel en in den biechtstoel moet aan het volk voorhouden.

    e) toestand der vrije scholen bleef zoals vroeger. de uitkering der toelagen leed merkelijke vertraging

    f) niets te melden. alles bleef zoals vroeger.

    g) Het ontvoeren der werklieden. Het aankondigen der ontvoering veroorzaakte diepe opschudding. Het comiteit over de namen der ondersteunden ondervraagd weigerde deze te geven. Het gemeentebestuur met het comiteit riep al de werklieden op om ze aan te zetten voor de commissie der Duitschers hun recht tot vrijheid te handhaven. Een groot getal gelukte de vrijheid te behouden. Een twintigtal werden verplicht te vertrekken. Het comiteit zorgde voor warme kleederen en voedsel. Eene rondhaling in de kerk bracht bij de 700 fr. op dit geld werd besteed om de vrouwen en ouders der weggevoerden ten bijvoegsel van onderstand boven dees der comiteit te verleenen. Allen waren eensgezind te verklaren dat zij in Duitschland niet zouden willen werken. Droevig was het zicht der parochie op het oogenblik van ‘t vertrek. Mannen die men zou gezegd hebben een steenen hart te bezitten gingen al wenend over de straat. Te Heist op den Berg vertrok den trein onder het zingen der brabanconne. Na enkele weken kwamen allen terug als vodden en lappen van menschen. Op 3 na hadden allen geweigerd te teekenen.

    h) Zoo haast de oorlog was uitgebarsten werd er in de gemeente .een comiteit gesticht zoals Zijne Emmenentie de Kardinaal had aanbevolen.

    Bl.5

    Dit comiteit was samengesteld onder voorzitterschap van A. Haemels pastoor, eerevoorzitter Verbist burgemeester, schrijver A. Hendrickx en schatbewaarder A. Van Herck, ondervoorzitter D. Coen notaris, leden Aug. Heylen, L. Boeckx. J.B. Buellens, Fl. Vanderauwera, F. Van Noten, F. Vekemans, K.V.d. Eynde, L. Torfs. Werden onderverdeelingen gesticht. Voor de schoolsoep en soep der ondersteunden bestuurder Kindermans. Voor de oorlogsweezen: bestuurder D. Coen. Voor de kinderen kinderheil bestuurster Me Van den Eynde. Voor de vluchtelingen bestuurder advocaat Caluwaerts. De heer Aug. Heylen stelde zijn fabriek ter gebruike voor de comiteit. Vergadering alle maan- en dinsdagen.

    De volledige overzichtstafels zijn niet afgewerkt. De tabellen door het provinciaal Comiteit bewerkt geven voor al de dorpen volledige inlichtingen.

    i) Werden tot een jaar gevangenis in Duitschland veroordeeld Domien Decauter en zijn zoon alsook Konstant D'Joos om aan een zoogezegde Duitsche deserteur burgerkleederen gegeven te hebben. Vrouw Joo Dupont werd voor briefwisseling met haar zoon Frans Belgisch soldaat tot 25 mark boete gestraft.

    10. Pastoor Andreas Haemels.

    Onderpastoor Albert Janssens, opgegaan als brancardier in september 1914, aalmoezenier genoemd bij het 15 linieregiment vereerd met het Oorlogskruis en het Kruis van den Ijzer.

    Werden ingeroepen 92 soldaten daarbij boden zich aan 10 vrijwilligers aan. Daarvan zijn tot nu toe gekend 11 gesneuvelden.

    11. Tot drijmaal toe werden er huiszoekingen gedaan naar wol en koper. Huiszoekingen naar levensmiddelen bij de boeren schier alle maanden. Voor de klokken is men komen de naam gewicht opnemen.

    12. De grootste vreugde mogelijk heerste bij het vernemen van den wapenstilstand al de huizen waren gevlagd als bij torenslag men zong en danste op de straten van vreugde de Te Deum werd in de Kerk gezongen, terwijl de groote klok een uur lang de blijde mare over veld en huis verkondigde.

    De ontruiming gebeurde op tamelijke bevredigende wijze gedurende acht dagen trokken van 's morgends 4 uren tot 's avonds 6 gedurig legerkorpsen voorbij. Des s’avonds werden de huizen opgepropt van soldaten. De inwoners hadden de grootste moeite om hun have en goed te vrijwaren van plundering. Verscheidene boeren moesten tot aan de grens met kar en paard meetrekken Maar dit alles werd blijmoedig gedaan men was immers nu zeker dat dit gehaat en veracht en verdrukkend Duitsch gespuis ons vaderland voor eeuwig - laat ons het hopen - verliet!

    Dit alles echt verklaard (getekend) A. Haemels, pastoor
    Itegem 23 mei 1919



    14-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    13-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Bierbeek

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Verslag van Bierbeek

    Parochie van Bierbeek (St. Hilarius) – Gemeente Bierbeek

    De eerste oorlogsdagen

    De parochie Bierbeek is de hoofdplaats van een Dekenaat, en is gelegen in het kanton Leuven, op ruim 6 kilometers afstand ten Oosten van deze stad.

    Geene groote verkeerswegen lopen door de parochie. Van het middenpunt dezer, tot aan den staatspoorweg Leuven-Thienen, is er een afstand van omtrent 4 kilometers noordwaarts; en zuidwaerts, tot aan den buurtspoorweg Vossem-Hamme-Mille-Thienen, is de afstand 5 kilometers. Zo komt het dat de doortrek van troepen hier zoo druk niet geweest is als in andere plaatsen van deze streek.

    Toch zag men, in het begin van Augustus 1914, hier dagelijks Belgische troepen voorbij trekken, meestal van degene die met den vervoerdienst gelast waren, en di hier niet lang stil bleven, maar meer oostwaarts optraden naar de Duitscheg rans.

    Van de parochie waren 83 man onder de wapens geroepen, en allen hebben de oproep beantwoord. Vijf jongelingen zijn als vrijwilligers opgegaan, en eenigen hebben later beproefd hetzelfde te doen, maar zonder erin te gelukken, daar de grenzen reeds sterk bewaakt werden.

    Daar het burgerlijk leven in de eerste dagen van den oorlog hier weinig stoornis onderging, bleef het volk in ’t algemeen, zijne kalmte behouden; slechts een tiental inwoners vonden het toen reeds geraadzaam zich verder het land in te begeven. De meesten echter toonden niet anders hun onrust dan met meer te bidden, hetzij in de kerk, waar dagelijks eene bijzondere godvruchtige oefening verricht werd, hetzij afzonderlijk of in groepjes op de gehuchten waar zij woonden. Ook hadden velen reeds verborgen wat zij het kostelijkste bezaten.

    Doch wanneer de forten van Luik gevallen en de vijanden tot nabij Thienen doorgedrongen waren, en vooral wanneer op den 16 Augustus de postdienst was afgebroken, en de treinen van den spoorweg niet verder meer dan tot Leuven kwamen, werd het volk koortsachtig, in de afwachting van hetgeen zou gebeuren. Dat durrde drij dagen; en als in den nacht van den 19 Augustus het Belgisch leger, na eene korte poging van wederstand te bieden, door de overmacht der vijanden verstrooid was, en achteruit trok, gevolgd door duizenden vluchtelingen van de streek tusschen Leuven en Thienen, nam het grootste deel der bevolking van Bierbeek insgelijks de vlucht.

    Wat er bij den inval der vijanden op den 19 Augustus en de volgende dagen hier merkweerdigs gebeurde, hebben wij gezegd in ons verslag daarover opgemaakt en naar het Vicariaat van het Aartsbisdom gezonden in 1915. Er werd insgelijks verslag gegeven over de pogingen door de bezettende macht gedaan, om het aflezen van den Herderlijken brief te verhinderen, dien Zijne Eminentie de Kardinaal Aartsbisschop voor het Kerstfeest van 1914 had uitgegeven.

    Over de processiën

    In 1915, eerste jaar der Duitsche bezetting, zijn de processiën van Sint Marcus, van de Kruisdagen en van de plechtigheid van ’t hoogweerdig Sakrament volgens gewoonte uitgegaan; alleenlijk werd deze laatste met minder praal gedaan.

    Een verordening van de commandantur in dien tijd verschenen, zegde dat de parochiale processiën toegelaten werden, op voorwaarde dat er niets in geschiedde hetwelk aan eene nationale betooging zou gelijken. Kort daarna kwam er nog een verordening, betreffende de bedevaarten (Wahlfarten). Opdat deze zouden toegelaten zijn, wierden vooreerst voorgeschreven dezelfde voorwaarden als voor de processiën, en er wierd daarbij nog vereischt dat men acht dagen te voren aan de Duitsche Overheid eene beschrijving zou geven van den af te leggen weg, met aanduiding van dag en uur des vertreks en der terugkomst.

    Welnu, het schijnt dat dit alles zeer willekeurig werd toegepast door de soldaten die de politiedienst waarnamen.

    In een naburig dorp (Corbeek-Loo) mocht de pastoor zijne parochiale processie niet doen, indien hij niet eerst dag en uren en af te leggen weg opgaf, juist gelijk het voor de bedevaarten voorgeschreven was.

    In een andere parochie der dekenij (Opvelp) had de pastoor, om met eenige parochianen eene bedevaart te kunnen doen, de vereischte beschrijving ingezonden; maar hij kreeg moeilijkheden met de Duitsche politie, omdat deze beweerde dat hij schriftelijke toelating noodig had.

    Te Bierbeek had de pastoor deken in 1916 acht dagen te voren op den preekstoel aangekondigd, dat de processie van ’t Hoogweerdig Sakarament zou uitgaan gelijk het vorige jaar – zonder muziek, vlaggen, enz. Doch ziet de Duitsche soldaat, die de politie in het dorp hield, het door tusschenkomst der gemeenteoverheid aan den pastoor weten, dat alle processiën buiten de kerk verboden waren. Van dan af hebben wij, om alle moeilijkheden te voorkomen, ons tevrede gehouden met processie te doen binnen de kerk, gelijkvormig den brief van Zijne Eminentie den Kardinaal Aartsbisschop van den 25 Meert 1915.

    Gijzelaars

    Bij den inval der vijandelijke legers werden de pastoor deken en de burgemeester te Bierbeek als gijzelaars gevat, eerst tusschen soldaten rondgeleid om stallen voor de peerden aan te wijzen, en daarna opgehouden in de wachtzaal tusschen de soldaten; de eerste gedurende éénen nacht, want ’s anderendaags had hij den generalen staf te logeeren en had circa 40 officieren en soldaten te voorzien van voedsel en nachtverblijf; de tweede werd drij nachten achtereen in de wachtzaal gehouden, want bij hem waren geen soldaten gelogeerd.

    Later, toen een bom op den spoorweg van Leuven -Thienen ontplofd was, werden de mannelijke inwoners van Brempt-Heide, gehuchten van Bierbeek niet verre van den ijzeren weg gelegen, gedwongen om beurtelings, dag en nacht, den spoorweg te bewaken.

    Toen ook werd de pastoor deken gedwongen een aantal plakkaten, hem door soldaten tegen ontvangstbewijs besteld, aan te plakken op de kerkdeur en op een zichtbare plaats in elk der bijzonderste wijken van het dorp, waarin de strengste straffen werden toegezegd aan degenen die den spoorweg zouden beschadigen, en waarin tevens de geestelijke en wereldlijke overheden verantwoordelijk verklaard werden, in geval de daders niet zouden gevonden worden.

    Opeischingen

    Peerden en vervoertuigen, haver, hooi en strooi werden in de eerste dagen van den inval veel opgeëischt. De opeisching van peerden werd later van maand tot maand in kleinere hoeveelheden voortgezet; en toen de wapenstilstand geteekend werd, bleven er maar weinigen meer over, en het waren nog dieren van mindere weerde.

    Kopere voorwerpen van allen aard (behalve kunststukken en voorwerpen dienende tot uitoefening van den godsdienst) moesten op bevel van de commandantur ingeleverd worden, en in geval men dit bevel niet nakwam, zou de militaire macht ze nemen zonder schadevergoeding. De meeste inwoners gaven niet aanstonds gehoor aan dit bevel, en een troepje soldaten kwam en ging van huis tot huis het koper opteekenen dat iedereen op een gestelden dag moest inbrengen.

    In de pastorij werden de klinken der deuren en de kippen der vensterramen geëischt en, op aanraden van den voorzitter des kerkfabrieks en van de gemeenteoverheid gedeeltelijk ingeleverd.

    In vele huizen, omdat de inlevering niet voldoende gevonden werd, is men tot tweemaal komen opzoekingen doen.

    Wolle matrassen ondergingen hetzelfde lot als het koper. Er kwam eerst bevel van het getal ervan op te geven, en daarna van ze in te leveren. Bijna iedere inwoner heeft wat afgegeven en het overige verborgen gehouden.

    Boomen tot een zekere dikte gekomen werden eerst gedeeltelijk volgens de soorten aangeslagen, en daarna alle en in massa.

    In den hof der pastorij zijn twee schoone notenboomen uitgekapt en weggevoerd geworden. Op twelf populiers werd beslag gelegd, maar zij zijn blijven staan, waarschijnlijk omdat het geene schoone stammen waren.

    Drij volwassen bukenboomen, verkocht om tot brandhout te dienen, omdat er een algemeen gebrek aan steenkolen was, lagen uitgekapt en gingen door de koopers weggehaald worden, toen de Duitsche soldaat, met het toezicht over de boomen gelast, er de hand oplegde en het weghalen verbood. Daar men heeft kunnen bewijzen dat de verkoop had plaats gehad vooraleer die soort bomen werd opgeëischt, heeft men eindelijk, na verschillige weken wachten, de toelating bekomen om die bomen weg te voeren.

    Vee tot slachting bestemd werd in beslag genomen en opgeëischt volgens goedvinden van de militaire macht.

    Boeten en andere straffen

    Enkele keeren werden kleine boeten geslagen voor ontijdig uitvliegen der duiven. Andere keeren was het voor het verkoopen of vervoeren, zonder toelating, van slachtvee, fruit, enz, en deze boeten waren zwaarder

    Zeer menigvuldig zijn de boeten geweest die opgelegd werden voor onvoldoende levering van graan, aardappels, boter, enz. Sommige van die boeten beliepen tot verscheidene duizenden marken.

    In de maand December van het jaar 1917 werd er beslag gelegd op al het graan dat nog in de schuren voor handen was, zoowel van degenen die reed alles geleverd hadden wat zij moesten, als van degenen die met leveren nog achteruit waren. De Duitschers deden het graan dat nog niet uitgedorscht was, naar de dorpsplaats voeren, en deden het daar, onder open lucht, bij middel van een dorschmachine uitdorschen, en in zakken steken, dewelke dan onmiddellijk naar Leuven gevoerd werden. Wanneer zij alzoo de hoeveelheid graan bekomen hadden voor dewelke de gemeente Bierbeek getaxeerd was, werd het dorschen gestaakt, en ieder mocht zijn strooi in zijn hof terug halen, indien hij het vinden kon.

    Veroordelingen tot gevang zijn nogal eenige keeren voorgekomen

    Een pachter heeft verscheidene weken vastgezeten, omdat hij, naar Leuven rijdende, onderwege door eenen brakenier eenen zak met wild op zijne kar had laten leggen, en, aangehouden zijnde, den naam van den wildstrooper niet kunnen of niet willen zeggen had. Voor wildstroperij zijn nog vier mannen veroordeeld geweest tot gevangzitting gaande van zes maanden tot één jaar: een die op heeter daad betrapt was geweest, en drij bij dewelke men huiszoeking gedaan en bewijzen van plichtigheid gevonden had. Een pachter heeft eene maand gevang gedaan, omdat hij betrapt werd in graan te verbergen, en een andere ook een maand, om eetwaren te vervoeren zonder toelating: maar het schijnt dat er in beide gevallen tegenstand geweest was.

    Een jongeling uit eene der voornaamste familiën der parochie, werd aangehouden en gedurende meer dan eene maand opgesloten, eerst te Brussel en daarna te Antwerpen, omdat hij verdacht was van te willen de grens over te steken en het Belgisch leger te vervoegen.

    Nog twee voorname mannen, van de bijzonderste familiën van Bierbeek, zijn tot gevang veroordeeld geweest; wij zullen in het volgende hoofdstuk ervan spreken.

    Inkwartiering van een schadron kurassiers

    In 1917, vanaf 18 Februari tot 1 Mei, hebben vele inwoners van Bierbeek groote moeilijkheden doorstaan vanwege de Duitsche bezetting. Een schadron kurassiers van circa 150 à 200 man en 160 paarden werd in het centrum der parochie geinkwartiereerd. Ieder huis had zooveel soldaten te loggern als er maar konden gelegd worden, en moest hun huisraad en bedden leveren. De inwoners deden wat zij konden, maar in de scholen en in eenige onbewoonde gebouwen moesten ook soldaten logeeren, en voor dezen moesten de burgers dan nog afstaan het weinige dat zij tot hun eigen gebruik hadden gehouden.

    Alzoo, b.v. in de pastorij moesten vier man gelogeerd, en aan deze vier man werden gegeven: eene geschikte plaats om te koken, eene slaapkamer met de noodige bedden en met alles wat ertoe behoort. Doch de luitenant van Bülom eischte nog, of liever, nam met geweld de twee bedden van pastoor en onderpastoor met matras, ressort, bedgestel, sargiën en lakens: alles werd op zijn bevel door vier soldaten weggedragen; de bedgestellen bleven nochtans ongebruikt, en sommige soldaten konden twee of drij matrassen op elkaar leggen tot hun gebruik, terwijl de bewoners der pastorij gedurende bijna drij maanden mochten op stro slapen en zich dekken met oude kleren.

    De heer Taymans van Bierbeek, die met zekere heftigheid het bed zijner twee jonge kinderen verdedigd en tegen de luitenant eene klacht bij de commandantuur van Leuven ingediend had, werd deswege tot drij maanden gevang veroordeeld.

    De heer Denonville, schepene der gemeente, omdat hij meende zijne slaapkamer te mogen gesloten houden ten einde het bed zijner vrouw te bewaren, werd zes weken gevangen gehouden voor weerstand aan de militaire overheid.

    De burgemeester van Bierbeek werd door denzelfden luitenant in het aangezicht geslagen, omdat hij niet spoedig genoeg op diens vragen antwoordde.

    Vele andere plagerijen had het dorp van wege den luitenant te verduren. In de pastorij nam hij de laatste kamer die nog beschikbaar was, in beslag, en deed ze inrichten om er zijne soldaten te oefenen in het afweren van stikgazen. In den hof der pastorij deed hij lange loopgrachten delven, en de soldaten kwamen er zich oefenen in den strijd met handgranaten.

    Eens kwam hij met vier soldaten de pastorij binnen en deed al de steenkolen die er nog voor handen waren, wegdragen.

    Daar hij de dorpsplaats, waar de kerk staat, tot oefenplein zijner soldaten genomen had, deed hij, iederen keer dat de oefening geschiedde, de plaats afsluiten en de toegangen ervan door de burgers bewaken. Zoo gebeurde het nogal eens dat het bijwonen der goddelijke diensten bemoeilijkt wierd, en wij zagen ons verplicht de Catechismuslessen der kinderen in de kerk voor eenen tijd op te schorsen. Dit jaar hebben wij de plechtige Communie der kinderen verschoven tot op Palmenzondag, om de voorbereiding te kunnen voltrekken. De kerk is ook tweemaal, zonder voorafgaande verwittiging en buiten de weet van den pastoor, gebruikt geweest dor den protestantschen dominé, die er eene preek hield met zang door de soldaten. Eene derde maal waren zij gekomen met hetzelfde inzicht; maar toen was de kerk vol volk dat eene lijkdienst bijwoonde, en de dominé met de soldaten onverrichterzake terug getrokken. Buiten dit hebben wij altijd alle de goddelijke diensten kunnen verrichten, behalve dat wij, in de eerste dagen van den inval, drij dagen achtereen in de week de H. Mis hebben gedaan zonder voorafgaande gelui, omdat wij gehoord hadden dat op sommige plaatsen het gelui der klokken was verboden geweest. Wij hadden echter ’s zondags te voren de parochianen van de zaak verwittigd, en gzegd dat in alle geval de H. Mis zou gecelebreerd worden op de gewone uur.

    De scholen

    Het onderwijs der kinderen is nogal dikwijls onderbroken geweest door tijdelijke sluiting der scholen.

    De eerste maanden van den oorlog waren de schoollokalen bijna aanhoudend belemmerd door doortrekkende troepen.

    De opeischingen en verordenningen der bezettende macht vergden vanwege het gemeentebestuur veel schrijfwerk, en dikwijls waren het de onderwijzers die voor dit werk moesten aangesteld worden.

    Gedurende de inkwartiering van de kurassiers in Februari, Meet en April 1917, waren de schoollokalen der jongens in beslag genomen, en in 1918, toen hier bijna dagelijks weggevoerde jonge mannen voorbij trokken, werden deze meest in de klaslokalen gelogeerd, zoodat de klassen weer moesten opgeschorst worden.

    Het programma van het onderwijs werd hier ook, gelijk overal, uit dwang gewijzigd volgens de voorschriften van den zogezegden raad van Vlaanderen. Het schoolopzicht werd door de gewone inspecteurs gedaan, slechts eenmaal is een Duitscher in de scholen gekomen en heeft er een sloort van inspectie gedaan, die niets beteekende.

    Nopens de patronagen werd aan het gemeentebestuur gevraagd, of er zulke inrichting voor jongelingen bestond, welke het getal leden was, en welke de bestuurders ervan waren. Doch vermits hetgeen te Bierbeek in dien zin bestond voor jongelingen veeleer eene zondagschool voor volwassenen was, en dat ten andere het lokaal aan het hulp- en voedingskomiteit was afgestaan, heeft men geantwoord dat er geen patronage voor jongelingen bestond.

    Werken van liefdadigheid

    Zoodra de oorlog begon, werd, volgens de voorschriften van Z. Em. Den Kardinaal Aartsbisschop, een parochiaal komiteit gesticht tot onderstand der vrouwen en kinderen der soldaten. De beginnende werking van het komiteit werd onderbroken door den inval der vijandelijke legers en door de verwarring die hierop volgde; dan nog, eer de orde weer hersteld was, werd de onderstand der soldatenvrouwen officieel opgedragen aan het gemeentebestuur, en later heeft het nationaal steun- en voedingskomiteit zich ermede gelast.

    Het getal ondersteunde werkeloozen der parochie is niet groot geweest; doorgaans bleef het tusschen tien en twintig.

    Arme huisgezinnen die van het voedingskomiteit onderstand ontvingen, gingen doorgaans in getal op of af tusschen vijftien en vijf-en-dertig.

    Gesneuvelden en andere slachtoffers van den oorlog

    Van de 83 militairen der parochie zijn er vijf op het slagveld gevallen; te weten:

    Julius Struyf

    Guilielmus Dupont

    Petrus Janssens

    Henricus De Neys,

    en Camilius Ceuterick.

    Deze laatste woonde voor den oorlog te Blauwput; maar zijne vrouw, toen haar man vertrok naar het leger is met hare kinderen zich voor goed te Bierbeek komen vestigen, waar zij geboren was en waar hare moeder woonde.

    Twee der militairen zijn in het hospitaal gestorven, in Frankrijk, te weten:

    Theophiel Schepers,

    en Theophiel Verzwijmelen

    De vijf vrijwilligers der parochie zijn allen zonder erge letsels teruggekomen.

    Nog twee militairen werden nogal erg verminckt, te weten:

    Emiel Huybrechts,

    En Julius De Bruyn, die hier koster-orgelist geweest is, maar na den oorlog verhuisd is.

    Hooger spraken wij van twee burgers, te Bierbeek door de Duitschen doodgeschoten; hunne namen zijn:

    Marcus Vaes,

    en Paulus Verreidt.

    Na den wapenstilstand

    Na den 11 November, en gedurende 14 dagen, passeerden hier bijna dagelijks Duitsche troepen, die naar hun land terugtrokken. Nogal dikwijls bleven zij voor eenen nacht in de huizen logeeren.

    Daar zij niet zelden honderden koppen rundvee mede stuwden, en dat deze dieren moesten gevoederd worden, verloor menige boer hierbij het veevoeder dat hij thuis of op het veld nog staan had.

    Peerden en wagens werden ook nog opgeëischt om het materiaal der Duitsche troepen verder te voeren.

    Op drij plaatsen der parochie lieten de Duitschen hoopen bommen en granaten achter, die daarna door de zorgen der gemeente overheid werden ingedolven, en later door soldaten zijn weggehaald geworden.

    Wanneer de laatste Duitschen weg waren, werd de Belgische vlag op den kerktoren geheschen, en aan de huizen uitgestoken, en als de eerste Fransche troepen hier binnen kwamen werden zij door het gelui der groote klok verwelkomd.

    Op de dagen door de kerkelijke Overheid voorgeschreven, werd plechtiglijk de “Te Deum” tot dankzegging gehouden, en een plechtige lijkdienst voor al de gesneuvelde soldaten gecelebreerd. Met dezelfde gevoelens van dankbaarheid jegens God en jegens onze bevrijders, werd de maand Meert en vooral de feestdag van den H. Joseph gevierd, en den eersten vrijdag van April begonnen de godvruchtige parochianen de generale Communiën der negen laatste maanden van het jaar1919.

    Godsdienstige beweging

    In het begin van den oorlog, en in het bijzonder wanneer een groot getal vluchtelingen uit Leuven en andere geteisterde streken nog in de parochie verbleven, was het bijwonen der zondagmissen op zichtbare wijze geklommen, en het getal communiën was buitengewoon groot. Doch als de eerste schrik voorbij was, als de vreemdelingen het dorp verlaten hadden, en als nieuwe zorgen en bekommernissen van wege de bezetting het volk bezig hielden, kwam alles weer omtrent op het gewone peil; en hier ook, gelijk elders, hoorde men sommige verdwaalden die de Voorzienigheid dorsten aanvallen. Toch hebben wij geene afvallen te betreuren gehad, en de godsdienstoefeningen die de bevrijding van ons Vaderland voor doel hadden, alsook de missen en diensten voor de gesneuvelde soldaten, zijn altijd zeer goed bijgewoond geweest.

    Vergelijkende tafel der plechtige Communiën der kinderen

    Jaar 1913 – 62 kinderen

    Jaar 1914 – 51 kinderen

    Jaar 1915 – 61 kinderen

    Jaar 1916 – 62 kinderen

    Jaar 1917 – 45 kinderen

    Jaar 1918 – 55 kinderen

    Vergelijkende tafel der geboorten en overlijdens

    Jaar 1913 – 63 geboorten – 40 overlijdens

    Jaar 1914 – 62 geboorten – 43 overlijdens

    Jaar 1915 – 52 geboorten – 26 overlijdens

    Jaar 1916 – 51 geboorten – 27 overlijdens

    Jaar 1917 – 36 geboorten – 22 overlijdens

    Jaar 1918 - 39 geboorten – 84 overlijdens

    Van de 84 personen die in het jaar 1918 overleden zijn, stierven er 41, in de maanden October en November, ten gevolge van de Spaansche grip.

    (ondertekend) Fr. Nackaerts J. Jacops

    Voorzitter van het kerkfabriek past. Deken

     

    Bijvoegsel aan het Verslag over den toestand der parochie gedurende den grooten oorlog

    Aantal communiën gedurende het jaar 1913 en volgende jaren.

    1913 – 16390

    1914 – 22200

    1915 – 25050

    1916 – 22700

    1917 – 20995

    1918 – 18800

     

    Bierbeek, den 19 April 1919

    (ondertekend) J. Jacops

    past. Deken



    13-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)
    12-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoorsverslagen WO I Lovenjoel - Haasrode

    BV2

    Archief van het Bisdom. Oorlogsverslagen WO I

    Verslag van Lovenjoel

    Parochie van Lovenjoel (H. Lambertus) – Gemeente Bierbeek

    1. Provincie Brabant, Arrondissement Leuven Tweede Kanton Leuven; Gemeente en Parochie Lovenjoul – Dekenij Bierbeek.

    Lovenjoul heeft eene halte op de ijzerbaan Leuven - Thienen, en ligt bij den staatssteenweg Leuven – Thienen.

    Van 19 Aug. 1914 tot 3 Sept. 1914 zijn onophoudelijk Duitsche troepen in de richting naar Leuven over den steenweg doorgetrokken. Talrijker nochtans was de terugtocht naar Thienen van 13 Nov. 1918 tot 19 November.

    2. Belgische troepen zijn van begin Augustus 1914 tot 18den Augustus in de parochie gelegerd geweest. Op dien dag had de aftocht van het vaderlandsch leger plaats. Een groot getal familiën is mede achteruit geweken, de meesten in de richting van Bierbeek en Haesrode. Veel kwamen reeds denzelfden avond of s’anderendaags terug. Drij of vier familiën zijn voor goed weg gebleven en vertoefden in Frankrijk of in Engeland.

    Gedurende hun verblijf in de parochie hebben de duitsche troepen het kasteel bewoond door Mr Callemien, leeggeplunderd en vele meubelen stukgeslagen. De schade eraan toegebracht wordt beraamd op rond de zeventig duizend franken. In eenen brief later gevonden werden twee burgers van het gebeurde beschuldigd.

    3. De houding der Belgische krijgsoverheid was bezonder moedig en eerlijk. Op voornoemd kasteel verbleven er rond de twee honderd, zij genoten er vanwege Mr Callemien een gulhartig onthaal.

    De binnengeroepen soldaten der parochie zijn meest allen moedig en opgeruimd vertrokken – van vrijwillige dienstneming is er geen spraak geweest; dit komt hierbij dat het overgroot deel der bevolking uit boeren bestaat die hunne zonen moeilijk konden en wild en missen.

    4. De burgerlijke bevolking is lang onder den indruk van den schrik gebleven. In afwezigheid van den E.H. Pastoor Noeninckx werd de Kerkelijke Dienst gedaan door eenen E. Pater Minderbroeder van Leuven. Van 19 Augustus tot 23 Augustus is men zonder mis geweest, de meeste parochianen gingen den zondag ter mis naar Brempt een gehucht onder Bierbeek.

    Van 29 Aug. af zijn de Kerkelijke Diensten regelmatig geschied en werden de sacramenten zooals voorheen ontvangen.

    De vijand is in Lovenjoul gekomen op 19 Augustus 1914. Onmiddelijk begon de opeisching bij de boeren van hooi, strooi en haver. In bijna al de woningen gelegen naast den Steenweg stool men de kiekens, zelfs hier en daar een zwijn of kalf.

    Bij Emmanuel Wouters aan de statie sliepen 300 soldaten, de boer werd met zijne familie in eene kamer gesloten. Burgemeester Pijpen en de E Pater minderbroeder werden als gijzelaars in de pastorij opgesloten – de welvoorziene winkel van Felix Peeters werd leeggeplunderd en daarna afgebrand.

    Op 22 Augustus nam men het paard van Burgemeester Pypen en hij ontving een krenpel (nota van de transcribant: ik kan er niks anders van maken) in de plaats.

    Vanaf 24 Augustus rijden de duitsche treinen en voert men al het gestolene van hier en elders naar Duitschland. De kasteelen van Corbeek-Loo en Pellenberg – de woning van Dokter Honnorez te Lovenjoul worden ledig gestolen en daarna ten gronde afgebrand. Op 25 Augustus was het de beurt aan de pastorij van Lovenjoul, men hield er leelijk huis: Kruisbeelden en OL. Vrouwbeelden werden stuk geslagen; priestergewaden en kerkgerief in ’t slijk vertrapt, men ging zoo ver dat men met priestergewaad omhuld te paard door het dorp reed. Op 30ste Augustus werd eene mis gelezen te 6.30 ure, waarin veel vluchtelingen van de stad Leuven tegenwoordig waren.

    Zondag 6 Sept. Te 6.30 ure gelezene mis bijgewoond door 38 duitsche soldaten.

    Woensdag 9 Sept. Na de mis wil de EH. Pater de H. Communie naar eenen zieken dragen doch durft niet voorbij de statie en keert terug – ’s namiddags geschiedt zulks zonder dat er iets wordt opgemerkt.

    Donderdag 10 Sept: Slag van Pellenberg. De kogels vliegen tot in Bruulbosch. Het huis van de Wwe Cockx gestaan op de grooten steenweg wordt in brand geschoten, de huizen van de Wwe P. Lenaerts Wwe Mart Oversteyns – Louis van den Hoeck beschadigd door de schrapnels – Bij laatstgenoemden werd zelfs eene koe in den stal gedood. Twee aan den Steenweg gedoode duitschers werden ter plaatse begraven en later naar het kerkhof van Corbeek Loo overgebracht, een gekwetste Pruis werd met eenen kruiwagen naar de statie gevoerd.

    Dinsdag 29 Sept: Ontploffing eenen bom neergelegd op den ijzerenweg door Belgische soldaten.

    Woensdag 30 Sept: Een officier komt met revolver in de vuist den Burgemeester halen. Men zegt aan de menschen dat het dorp gaat in brand gestoken worden, zij jagen hunne beesten uit de stallen, en werpen hunne meubels in de hoven. Er wordt inderdaad vuur gestoken aan de huizen van Francis Cauberghs – Wwe K Seldeslachts – Ang. Struyf – P. Van Goidsenhoven P. Van Den Broeck – Fr. Hermans – Guill. Overstyns – Kinderen Seldeslachts – Marie Gilbert– Leo Roeckaerts – Felix Gerssens - Gemeentehuis en woning der zusters – de jongensschool, onderwijzerwoning en Pastorij. Werden als gijzelaars genomen De E. Pater – de gemeentesecretaris en twee burgers die op den steenweg vertoefden.

    Donderdag 1 Oct: De burgers worden verplicht het hout op de kanten van den ijzerenweg af te kappen.

    Zaterdag 10 Oct: Drij gijzelaars A. Van Den Broeck J. B. Seldeslachts en Em. Van Goidsenhoven werden naar Leuven in het Klooster der E Pat. Dominikanen overgebracht.

    Zondag 11 Oct: In afwezigheid van Pat Alexis was een andere Pater gekomen om de Kerkelijke Diensten te doen. Om 1 uur werd de Pater door twee soldaten bij den Kommandant geleid en moest er bewijzen geven wie hij was, en wat hij kwam doen.

    Maandag 19 Oct: De E. Zusters herbeginnen de school.

    Donderdag 17 Dec: De bevolking wordt beschuldigd op eenen soldaat die de wacht hield aan den ijzerenweg geschoten te hebben.

    De waarheid is deze: Het was pikdonker dien nacht – de soldaat was dronken had zich in de bramen verward, was gevallen, door den val was zijn geweer afgegaan en het schot kwetste hem in ’t been. De gemeente werd met duizend mark boet bestraft, er werden opnieuw gijzelaars geeischt die gedwongen waren samen met de duitsche soldaten de ijzerbaan te bewaken.

    Maandag 18 Jan 1915. De duitschen zijn gekomen om de notenboomen die door hen aangeslagen waren te kappen.

    Donderdag 21 Jan. Aanstelling van den nieuwbenoemden pastoor EH. De Groote

    Bij die gelegenheid mochten de klokken voor de eerste maal luiden.

    Zondag 28 Feb: Men is den EH. Pastoor komen vragen de kerk te mogen gebruiken om den protestantschen dienst te verrichten. Op dezes weigering hebben ze daarvoor de groote zaal eener herberg gebruikt; deze heeft er drijmaal voor gediend.

    Woensdag 19 April. Mr A. Van Ben Broeck wordt voor het duitsch gerecht geroepen om geweigerd te hebben een feldwebel te ontvangen en gezegd te hebben dat men voor de duitschen niet mag werken. Hij werd bestraft met 75 mark. Later werd Frans De Vroey voor twee maanden gevangzitting gestraft om eenen brief mede gegeven te hebben aan drij jongeren die over de grens trokken en bij hem vernacht hadden – Steph. Morren kreeg drij maanden gevang als gevolg eener beschuldiging zijner geburen zich aan wildstrooperij plichtig gemaakt te hebben. Verders werden nog eenige boeren met een aantal marken gestraft om te kort gebleven te zijn aan leveringen voor het nationaal komiteit.

    Gewoonlijk verbleven in de parochie een dertigtal soldaten die den ijzerenweg bewaakten – zij bewoonden gedeeltelijk het gebouw der statie, het huis van den barreelwachter en het ledigstaande groot kasteel waar de overste verbleef. Laatstgenoemd kasteel werd door hem ontruimd einde Juli 1915 nadat ze er veel schade hadden aan toegebracht en het voor de anderen onbewoonbaar geworden is, zoodat het ledig is gebleven tot 1 Jan 1918. Op dien datum zijn de E Zusters van Liefde uit Kortrijk gekomen om het bewonen, nadat zij het in orde hadden doen brengen. Buiten de dertig gewone soldaten waarvan hooger spraak zijn er in Februari 1917 150 soldaten toegekomen uit Roemenie zij namen hunnen intrek bij de bevolking en verbleven er tot in het begin der maand Mei. De school werd te dier gelegenheid gedurende eene maand opgeschorst.

    De pastorij van Lovenjoul werd door de duitschen ten gronde afgebrand, aan de kerk werd geene schade toegebracht.

    De kruisweg geenszins met de gothieke kerk overeenstemmende werd in 1916 door eenen nieuwen vervangen. Elke statie kostte 175 franken werd vervaardigd door Mr Van Uytvanck, beeldhouwer te Leuven en plechtig gewijd door eenen Pater Minderbroeder van Leuven op 29 October 1916 Feest van St Ermelindis geboorteheilige van Lovenjoul.

    Gedurende den oorlog namelijk 2 Januari 1918 kwamen op het groot kasteel, vroeger toehoorende aan de graven de Spoelbergh, thans eigendom der Hoogeschool van Leuven, eenige zusters van Liefde uit Kortrijk. Half Februari werd er na de noodige toelating bekomen te hebben eene huiskapel ingericht. Het Allerheiligste Sakrament wordt er bewaard en alle veertien dagen wordt er mis gelezen door eenen Priester van Leuven.

    Hetzelfde jaar, in de maand april, kwamen in een ander gebouw staande in ’t park van voornoemd kasteel, dichter bij de parochiekerk, elf zusters van de zelfde orde met een zestigtal zieke of oude vrouwen. In 1916 December waren zij door de duitschen genoodzaakt hun gesticht te Brugge te verlaten en vertrokken toen naar de Kolonie van Merxplas. Het leven was er hun zeer onaangenaam en kostelijk, aldus kwamen ze naar Lovenjoul vanwaar zij rond Paschen hopen te vertrekken naar hun vorig gesticht te Brugge. Ook die zusters bekwamen de toelating om eene huiskapel in te richten – alle veertien dagen wordt er ‘t H. Misoffer opgedragen.

    9-b. Zie hooger

    9-c Nooit is de vrijheid van den eredienst binnen de kerk belemmerd of gestoord geweest. De bisschoppelijke brieven zijn er allen geleezen geweest – uitgenomen het 2de deel van den Brief – Jan 1915 Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid” deze brief werd gedrukt en in alle huizen uitgedeeld. Ook de sermonen zijn nooit onderbroken geweest – zijn altijd regelmatig geschied.

    In ’t jaar 1915 deed de processie ter gelegenheid van H. Sakramentsdag haren gewonen omgang deels slechts met maagdekens in ’t wit en lichtdragers, bijna al de voorwerpen zijn verbrand geweest of moedwillig vernield. Nadien is er geene H. Sakramentsprocessie meer uitgegaan – De openbare berechting der zielen en de Kruisprocessie zijn altijd geschied, zonder dat er kennis van gegeven werd of toelating gevraagd aan de duitschen – en zijn ook altijd gebeurd zonder stoornis of andere gevolgen.

    Het bijwonen der goddelijke diensten heeft sedert Januari 1915 niets te wenschen gelaten, heeft integendeel bijgewonnen. De Communiën zijn grootelijks vermeerderd zoals hierna kan bestatigd worden – dank aan de inrichting van eenen Bond van J.H. Hert voor mannen die thans 95 leden telt en wier leden iedere maand te communie gedaan ten minste met 80. – dank aan de herinrichting der Congregatie van OLVr. die van 22 tot 75 leden geklommen is en die ook maandelijks gezamenlijk te communie gaan – dank aan het beter vieren van den 1sten vrijdag der maand waarop het getal communiën gestegen is van 40 tot 150.

    Aan de plechtige Communie der kinderen zijn geene uitzonderingen geweest – dit komt hierbij dat er geene schamele armen zijn en dat de armsten eenigszins door toedoen van den EH Pastoor ondersteund geweest dank aan de vrijgevigheid van eenige parochianen.

    Plechtige Communie

    1913 1914 1915 1916 1917 1918

    Jongens 17 8 13 18 10 12

    Meisjes 16 12 10 11 15 8

    Totaal 33 20 23 24 25 20

     

    Als buitengewone diensten mogen aangezien worden: De Triduum ter eere van t H Hert van Jesus voorgeschreven door de Geestelijke Overheid – gepredikt door de E Pat. De Smet Redemptorist – die waarlijk als eene zending mag aanzien worden voor het bijwonen der sermonen en het naderen tot de HH Sakramenten. Er waren bij het sluiten van den Triduum geen vijftig personen die niet te communie zijn geweest.

    De openbare zedelijkheid is in ’t algemeen goed geweest, er zijn nochtans twee vrouwen van soldaten geweest die tot ergernis der parochianen gediend hebben, buiten hen nog twee meisjes van de lichste soort maar zij werden algemeen met de vingeren gewezen.

    Tot in Juli 1918 was er te Lovenjoul geene kermis geweest, maar dan is zij door de gemeenteoverheid toegestaan.

    De begoede en brave bevolking heeft deze handelwijze afgekeurd en de EH Pastoor heeft zulks ook van op den preekstoel ten zeerste betreurd, hij vond daarin de goedkeuring van alle weldenkende parochianen. Het hoeft niet gezegd dat zulke kermis aanleiding gegeven heeft tot veel ontstichting en veel gemeen volk uit de omliggende dorpen naar Lovenjoul heeft doen komen. Later als het kalf verdronken was, heeft de gemeenteoverheid hare onbezonnen daad beklaagd.

    e. De beide scholen van Lovenjoul zijn gemeentescholen.

    f. Er bestaat in Lovenjoul geen patronaat noch voor jongens noch voor meisjes.

    Er bestaat enkel: Een Boerengilde met 58 leden – eene Boerinnengilde met 70 leden – eene Pensioenkas met 70 leden. In den Boerenbond bestaat ook eene spaar en leenkas.

    g. Er werden geene werklieden naar Duitschland ontvoerd.

    h. Ondersteuningswerken werden allen verricht door het Plaatselijk Komiteit.

    i. zie hooger

    10. Michiels Augustus

    Taverniers Frans

    Oversteyns Edward gesneuveld

    Bavin Jules

    Bavin Emile

    Alberts Louis

    Van Emelen Engelbert – gekwetst aan de hand

    Execelmans Norbert

    Seldeslachts Justin

    Furman Theophiel vermist – waarschijnlijk gesneuveld

    Vignero Frans gekwetst aan den voet

    Demia Pet.

    Lacroix Kamiel

    Mertens Desiré

    Delronge Emmanuel

    Taverniers Jaak

    Bottu Frans

    Rummens Frans

    Bottu Emiel

    Beuckelaers Jules

    Rummens Armand

    Van Billoen Jules

    Van Veeckhoven Jan

    De Winter André

    Rummens Gustaaf

    Bruelmans Pet Gevangen in Duitsland

    Hybels Pet Gevangen in Duitsland

    Kempeneers Desiré Gevangen in Duitsland

    Nys Alfons Gevangen in Duitsland

    Stroobants Frans Gevangen in Duitsland

    Van Den Broeck Pascal Gevangen in Duitsland

    Stuckens Alfons Gevangen in Holland

    Van Den Broeck Maurice Gevangen in Holland

    Persoons Jan Gevangen in Holland

    De Vroey Ant. Gevangen in Holland

     

    11. In de parochiekerk is nooit een duitscher geweest om opzoekingen te doen. Men is alleen bij den EH. Pastoor geweest om inlichtingen te nemen aangaande de klokken. Deze heeft hem gezegd dat hij de sleutels der kerk niet bezat, dat die bij den koster waren maat dat deze tot afwezig was tot laat in den avond. Daarop zijn zij heengegaan zonder nog weer te keeren.

    Geboortecijfer

    1913 1914 1915 1916 1917 1918

    33 35 27 28 13 28

    Overlijdens

    18 18 12 16 12 36

    12. Alhoewel de landbouwers in ’t algemeen meer naastenliefde zouden hebben kunnen tonen mag gezegd worden dat een groot getal zeer vrijgevig zijn geweest, en slechts de prijzen van het Komiteit gevraagd hebben. De Leuvensche bevolking zal daar best kunnen over oordelen.

    In 1917 werd eene omhaling gedaan tusschen de leden van den Boerenbond, zij bracht 500 franken op. De opbrengst bestemd tot ondersteuning der kleine burgerij werd aan de geestelijke overheid gestuurd.

    13. Twee dagen na den wapenstilstand 13 Nov 1918 kwamen hier de eerste duitsche troepen in groote massa voorbij, dit duurde tot 19 November. Iederen avond bleven er hier overnachten, de eersten droegen roode vlaggen en gingen in de grootste wanorde, de officiers hadden hunne kenteekens afgedaan en werden niet meer gehoorzaamd veel officieren hadden zelfs schrik van de gewone soldaten die hen onbeleefd en zelfs dreigend dierven antwoorden. De twee of drij laatste dagen was er nog orde in ’t leger, ’t waren de troepen die van het front terugkeerden – aan hunne spraak te hooren waren het keizerlijken of keizersgezinden, nochtans schenen zij allen met schrik bevangen om naar hun land weer te keeren.

    Hun aard van stelen waarmede de duitschers bij hunnen inval bezield waren was bij hunnen terugtocht bijgebleven. Zoo stolen zij bij Em. Van Goidsenhoven een schoon paard; de landbouwer had binst de nacht gerucht gehoord, stond op en bemerkende dat zijn paard weg was nam aanstonds de richting van Thienen en vond gelukkiglijk zijn paard te Bautersem waar hij het na veel moeite eindelijk terug kreeg.

    Bij Francis Struyf stolen zij een verken, bij Aug Overstyns eene koe – bij Karel Vercammen ging het zoo ver dat zij, terwijl de vrouw het bemerkte – in den kelder drongen en er een versch geslacht verken uit de kuip haalden. De vrouw die weerstand bood werd met den revolver bedreigd. Bij nog andere boeren namen ze eetwaren voor hunne paarden zonder dat zij er iets voor betaalden.

    1ste November dus vóór den wapenstilstand werd van uit eenen voorbijrijdenden trein de koe doodgeschoten der zusters van Liefde. Deze stond in het park te grazen – bij onderzoek bleek dat zij door eenen duitschen kogel werd gedood.

    14. 15 november: Nationale Feestdag werd bij eenige dorpelingen de Belgische vlag uitgestoken zonder dat de duitschers ze deden intrekken. Bij de intrede der Belgische en verbondene legers werd er algemeen gevlagd. Op 15 en 23 november werd het Te Deum plechtig gezongen. Al de gevangenen uit Holland en Duitschland zijn weergekeerd.

    Ook van de uitwijkelingen is niemand achter gebleven.

    Ter gelegenheid van de bevrijding van ons vaderland deed de EH. Pastoor een sermoon waarin hij bezonder drukte op de tusschenkomst van ’t Hert van Jesus als bezondere belooning der godsvrucht die de parochianen negen achtereenvolgende 1ste vrijdagen hadden getoond. Hij rekende dan ook op de dankbaarheid en verzocht de inwoners mild bij te dragen in den aankoop van eenen troon tot versiering van ’t beeld van ’t H. Hert op de 1ste vrijdagen, en van de 12 Beloften van ’t H. Hert voorgesteld op vaandels te dragen in de Processie. De rondhaling bracht de ronde som op van 700 franken het H. Hert van Jesus ter eere.

    DGR

    Edm De Groote

    Pastoor

    Al Seldeslachts A. V.d.Broeck

    Gemeentesecretaris onderwijzer

     

    M Uytvanck is waarschijnlijk Joseph François Benoit Van Uytvanck ° Leuven 25/07/1884, zoon van Benoit Van Uytvanck en van Marie Adolphine Hutsebaut.

     

    Bijlage

    Gevangenneming van Pater Raynerius Snel, minderbroeder (van het klooster te Leuven) door de invallende Duitsche Troepen te Lovenjoul, op Donderdag, den 27n Augustus 1914.

    Verslag

    Donderdag, 27 Augustus 1914, te ruim 9 uren ’s morgens, werden de Paters en Broeders van het klooster der Minderbroeders (Vlamingenstraat) te Leuven, door de bel der gemeente samengeroepen en hun werd door Pater Gardiaan aanzegging gedaan, dat al de inwoners der stad moesten vluchten, omdat de Duitsche militaire overheid had afgekondigd dat Leuven ging gebombardeerd worden. Op de vraag van eenige kloosterlingen: “waarheen moeten wij vluchten?” antwoordde Pater Gardiaan: “Naar Roosbeek (Thienen) op.”

    Ik vroeg dan aanstonds aan Pater Gardiaan of ik naar de Zusters Clarissen-Coletienen (bij wie ik de biechtvader ben) mocht gaan, en zoo de zusters nog in hun klooster waren – daar dan mocht blijven. Pater Gardiaan stond mij aanstonds mijn verzoek toe.

    Na eerst met de andere kloosterlingen de heilige speciën genuttigd te hebben, ging ik dan langs de Frederik-Lintstraat, de Vesaliusstraat en de Marie Theresiastraat tot in de Bogaardenstraat, waar ik echter het klooster der bovengenoemde zusters gesloten vond. Ik belde twee- driemaal aan, doch niemand kwam opendoen. Dan zei mij iemand van de geburen, dat de zusters allen reeds weggevlucht waren.

    Daarop ging ik heen en zette mijn weg voort tot aan het begin der Maria Theresiastraat, d. i. aan het statieplein. Dit was ledig en afgesloten: het moet rond 10 uren geweest zijn toen ik daar aankwam. Met nog een 20 à 30 vluchtelingen, ging ik meer op rang, de een na de anderen, dan wel naast elkander, rechts den boulevard op naar de Thiensche Poort. Wij volgden het voetpad onder de boomen, daar de steenweg of staat versperd was door puinhopen van omvergevallen muren of neergekomen daken en schoorstenen. De huizen op den boulevard, te beginnen op de hoek de Maria Theresistraat, waren reeds grootendeels door den brand vernield, die zelfs nog niet gansch uitgedoofd was.

    In de Maria Theresiastaart, tusschen de Blijde Inkomst- en de Bogaardenstraat, had ik een dood paard op straat zien liggen en op den Thienschen Boulevard lagen op de straat vvan den boulevard, langs den ijzerenweg, stonden op korte afstand van elkander, schildwachten met geladen geweer, gericht naar de vluchtelingen.

    Aan de Thiensche Poort kwamen groote massa’s volk de stad uit, die den Thienschen Steenweg opgingen. Ik vervoegde mij bij hen, hopende onderweg dan wel mijne medebroeders aan te treffen? (Zie N.B. onder de bldzijd) Niet ver buiten de stad lag op den steenweg een dood paard, dat reeds in ontbinding verkeerde.

    Welhaast zag ik eenige zusters Clarissen-Coletienen, die zuster Bonaventura, jubilarisse, in een stoel op rolletjes gezeten, voorttrokken. Wat verder ontmoette ik Eerw. Moeder Abdisse met 3 of 4 zusters bij haar. Al gaande kwamen mij eenige priesters voorbij, o.a. ook de ZZ. EE. Heeren Neyens en Tielemans, pastoor en oud-pastoor van Sint Jozefsparochie te Leuven. Terwijl zij voorbijgingen wisselden wij eenige woorden met elkander, maar dachten er toen niet aan, dat wij na een goed half uur later, te zamen zouden gevangen zijn.

    Wat verder, een half uur buiten de stad, rechts van den steenweg tegenover de gemeenteschool van Corbeek-Loo, op het gehucht genaamd “De Mol” is er een steenbakkerij. Ik zag daar op een berg leem bestemd om er steenen van te bakken - drie Paters Dominicanen, (ZZ/ EE. PP. Rolin, Parijs en Tuyaerts) die mij toeriepen dat zij als gijzelaars waren genomen en als ik goed verstaan heb, vroegen zij mij ook of ik ook geen lust had om bij hen te komen. Dààrboven, op die hoogte of dien leemberg, stonden nog al veel kanonnen, waarbij zich ook veel soldaten bevonden.

    Nota bene. De Paters en Broeders zijn wel het klooster uitgegaan, maar nauwelijks buiten op straat zijnde, raadden de menschen, geburen vooral, hun aan toch maar niet te vluchten. Zij hebben dien raad gevolgd en zijn gelukkig thuis gebleven, want noch het klooster noch de kerk hebben iets te lijden gehad van het “zoogenaamde bombardement”, d.w.z. van de in de stad aangerichte verwoesting.

    Een weinig verder, op een vlak stuk land, altijd rechts van den steenweg en gelijk met dezen, d.i. niet hooger of lager gelegen, waren ook vele soldaten gekampeerd. Eén van hen, dicht aan den steenweg staande, sprak mij aan en zeide, dat hij ook katholiek was en dat Leuven ging gestraft worden, omdat er ’s nachts te voren drie duitsche soldaten door de inwoners de hals waren afgesneden. Ik had er volstrekt niets van gehoord en het was ook niet waar; maar zoo iets moesten de duitsche officieren hun mannen wijsmaken, om hun laffe plunderingen en brandstichtingen, die zij te Leuven gingen aanrichten, te rechtvaardigen.

    Ook hadden de Duischers afgekondigd, dat de stad Leuven zou gebombardeerd worden, doch op heel den weg naar Thienen heb ik dikwijls met aandacht, maar altijd te vergeefs geluisterd naar het schieten, dat natuurlijk hoorbaar moest zijn bij een bombardement.

    Wederom wat verder, reed een groote autombiel, van Leuven komende voorbij, met zeker wel 10of 12 inzittende Duitsche officiers. Eenigen van hen mij ziende, balden, met furie op het gelaat, den vuist naar mij, alsof ik een plichtige was. Gelukkig bleef ik gerust en kalm denkende:” och, dat zijn zeker fanatieke protestanten, voor wie het priester of kloosterkleed voldoende is, om in woede te ontsteken.

    Eindelijk te Corbeek-Loo gekomen, zag ik op den steenweg, zoover mijne oogen reikten, bijna niets dan Duitsche soldaten, die dáár een wacht hadden opgeslagen. Toen ik dan met de vluchtelingen op den veloweg gaande, een 100 passen of stappen Corbeek-Lo door was en mij op het grondgebied van Lovenjoul bevond, naderde mij op eens een officier en sprak:” Ga eens mede”. Gedwee en zonder tegenspreken ging ik met hem mede, te midden van den steenweg en misschien wat te dicht naast hem loopend, zei hij mij:” niet zoo dicht naast mij gaan”. Achter mij volgde een soldaat met geweer op den schouder.

    Na den officier 70 à 80 stappen gevolgd te hebben, kwam ik aan een kleine boerderij of liever eenvoudige boerenwoning,nl. een huis met aanpalende stallen, zooals er op de dorpen in de gansche streek daar nog al veel gevonden worden. De Voorgevel van het huis, dat links van den steenweg stond, gaf hierop uit. In den zijmuur aan de linkerzijde, naar achter loopend, was eene deur, die toegang gaf tot een kleine schuur, ruim 4 meters lang op 2.60 m. breed. Dit schuurtje maakte deel uit van het huis, d.w.z. bevond zich onder één en hetzelfde dak met het huis? In die kleine schuur moest ik binnengaan; daarin werd ik, nochtans gansch onplichtig aan de beschuldigingen, eenigen tijd later door een Duitschen officier tegen mij en nog andere priesters, die er reeds waren, ingebracht, gevangen gezet, want aan den ingang stonden twee soldaten met geladen geweer op schildwacht.

    Sommigen heeten de plaats, die ik een kleine schuur noem, liever een stal of een soort van stal, ja, een varkenskot. Wat er van zij of niet, de naam doet weinig aan de zaak. De plaats om een stal genoemd te kunnen worden, was er klein en vuil genoeg voor. Er lag stroo op den grond, dat er werd uitgespreid na de aankomst der eerste gevangenen. Nota: Den 30 n September 1914 zijn eenige Duitsche soldaten het huis komen in brand steken, te gelijk met nog andere woningen van Corbeek-Loo en Lovenjoul, omdat er tusschen dit dorp en Thienen schade was toegebracht aan den ijzerenweg en men de daders niet kon of liever niet wilde vinden. Belgische soldaten in uniform hadden bommen geworpen, maar der Duitschers wilden dat niet erkennen.

    Het schuurtje of de stal is blijven staan; de deur, die er toegang toe gaf is thans toegemetseld. De plaats zelve dient nu tot slaapkamer aan de bewoners van het huis, dat heropgebouwd is voor zooveel; het woonvertrek aan de kleine schuur palende, een kleine

    Vierkante kamer, is voorlopig hersteld.

    Dààr, in het schuurtje, trof ik de hiernavolgende gevangenen aan: den Z. Eerw. Heer Neyens, pastoor van S. Jozefsparochie; den Z. Eerw. Heer Tielemans, oud pastoor; den Eerw. Heer Vertommen, onderpastoor derzelfde parochie, den Z. Eerw. Heer Kanunnik Lemaire, hooglerrar in de Christelijke Bouwkunst, aan de Hoogeschool; den Z. Eerw. Pater De Clerq, rector van het Seminarie van Scheut, te Leuven, met twee zijner medekloosterlingen, de EE. PP. Van Zuyt en Moves; den Eerw. Heer De Neuter, leerling aan het Groot Seminarie van Mechelen en Broeder Rodolphus, der Broeders van de Christelijke Scholen te Brussel.

    Deze broeder, wien de Duitsche Soldaten in het schuurtje buiten zijn weten zijn geldbuidel hadden ontfutseld, zocht hem te vergeefs in het stroo, toen ik binnenkwam en daarom vroeg hij mij vriendelijk wat te willen blijven staan en niet verder tot tegen den muur te gaan.

    Welhaast kon ik over het stroo heenstappen, maar aanstonds – ik leunde wat, daar ik vermoeid was, tegen de muur – kwam er een soldaat, ik denk een onderofficier, aan den ingang van onze gevangenis, ons alle,, priesters en kloosterlingen, - op bijtenden en snauwenden toon, gelijk de Duitschers dat kunnen – verwijten, dat wij het volk hadden opgestookt om op de Duitsche soldaten te schieten. Aan onbeschofte woorden, zooals “Schweinhünden”, “Schweien” en dergelijke ontbrak het den laffen held niet. “Bidt nu maar,” eindigde hij, “bidt maar tot God, want welhaast zult gij den kop afkrijgen.”

    Wellicht vreesden de soldaten, die aan de deur op schildwacht stonden, dat M. Pastoor Neyens, die reeds, vóórdat ik in het schuurtje binnen gebracht was, vrijmoedig had geantwoord op de valsche beschuldigingen opnieuw zou beginnen te spreken; want één van hen snauwde dien Z. Eerw. Heer bijzonder, maar ook ons allen te zamen barsch en onbeschoft toe: “Kein Wohrt mehr!” Niemand heeft daarna nog tot de soldaten gesproken, allen bewaarden wij het stilzwijgen.

    Ondertusschen had ik lij op den grond tegen den muur nedergezet, niets anders denkende dan dat ons laatste uur geslagen was. Ik biechtte aan een Pater missionaris van Scheut, die naast mij zat en den rozenkrans biddende bereidde ik mij tot den dood.

    Een tien minuten later daarna werd eerst de Z. Eerw. Heer Kanunnik Noël, hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan het Instituut S. Thomas en een weinig later nog de Eerw. Heer Kerstrens, onderpastoor van S. Antonius’parochie, bij ons in de kleine schuur binnengebracht. Daarop kwam er een soldaat zien en na ons geteld te hebben, sprak hij luid op: “Twaalf stuks! Twaalf koorden!” Toen zeide de Z. E. Heer Kanunnik Lemaire tot zijn collega, den Z. E. Heer Kanunnik Noël:” Mon cher, on va nous pendre”.

    Daar de Z. E. Heer een reiszak in de hand droeg, sprak hij tot de soldaten, die aan den ingang van onze gevangenis stonden;” Als ik hier moet blijven, wilt dan mijne moeder roepen, eene Dame, die op den steenweg staat, opdat ik haar mijn reiszak kan afgeven”. Of de soldaten Madame Noël hebben geroepen weet ik niet, maar eenige oogenblikken nadat Mr Kanunnik zijn verzoek gedaan had, kwam zij vergezeld van een officier, dat het te verwonderen was, dat men hier haar zoon en de andere priesters tegenhield en gevangen nam; een duitsche officier te Leuven had nochtans gezegd, dat allen, ook de priesters, vrijen doortocht hadden langs den steenweg naar Thienen op.

    De officier zei in het Duitsch, dat wij verdacht werden van spionage en beschuldigd van het volk opgestookt te hebben om op de Duitsche soldaten te schieten. Hij vroeg vervolgens aan de twee heren Kanunnikken, die vooraan het dichtste bij de deur stonden, wie zij waren en wat zij deden. Zij antwoordden geleerden te zijn en noemden de vakken, welke zij leeraarden; zij haalden ook de namen aan van eenige Duische hoogleeraren, die zij kenden. Op de beschuldigingen tegen hen en ons allen ingebracht, gaven zij ten antwoord (steeds in het Duitsch sprekende) dat zij persoonlijk volstrekt niet hadden opgestookt om op de Duitsche soldaten te schieten, om de eenvoudige reden, dat zij, hoogleeraren zijnde, bijna niet in aanraking komen met het volk en de overige Heeren, hier gevangen, hebben het volk evenmin ertoe aangezet; het zijn allen vreedzame priesters en eenigen zelfs hebben hun onderhoorige geloovigen, zowel in de kerk als daar buiten, vermaand de kalmte en de rust te bewaren tegenover de Duitsche troepen.

    Toen de twee Heeren Kanunnikken nog voortspraken, zeiden zij o.a. ooké Een Duitsche Officier te Leuven heeft ons verzekerd, dat wij vrijelijk en ongehinderd konden vluchten langs den steenweg naar Thienen”. Wij allen, die in de kleine schuur zaten, bevestigden hun gezegde met gezamenlijk nog al luide te zeggen;” Ja, ja, dat is ons te Leuven door een Duitsche Officier verzekerd!”

    En zoo was ons proces gewonnen, ik bedoel, onze gevangenschap in die zoogenaamde stal ten einde: de officier liet ons allen los en vrij gaan, om voort te vluchten. Eenigen van de soldaten, die in groot getal op den steenweg stonden, ons uit het schuurtje ziende komen, wilden ons opnieuw tegenhouden, maar toen wij hun zeiden dat een officier ons in vrijheid had gesteld, mochten wij onzen weg voortzetten.

    Dit verslag, door mij zelven opgesteld in de maand Februari van het jaar 1915, verklaar ik door mijne handtekening in alle deelen waar en echt te zijn.

    P. fr: Raynerius Snel, minderbroeder

     

    P.S. Daar er reeds 9 heeren geestelijken in de kleine schuurt waren toen ik er binnengeleid werd, zoo kan ik niets zeggen over de be- en mishandelingen hun vóór mijne komst door de Duische soldaten aangedaan. Ziehier echter wat mij door hen zelven verhaald is: “Allen”, zegt de Z.E.P? De Clercq, rector, allen zijn wij afgetast geworden en mij hebben zij mijne agenda, identiteitspapieren en mijne pennemes afgenomen”.

    De Z.E. Heer Tielemans, oud Pastoor, alsook Br: Rodolphus van de Chr: Scholen, zijn nog al op brutale wijze behandeld. Zij hoorden zich door de soldaten toesnauwen;” Schweinen, gaat daar liggen op den grond” en dan hebben zij hem, behalve een kostelijke snuifdoos en een klein pennemes, hangende aan zijn horlogeketting, nog de som van 5020 franken ontvreemd. Aan Br: Rodolphus ontfutselden zij zijn geldbeurs, ongeveer 30 franken inhoudende.

    De Eerw: Heer De Neuter, seminarist, werd ook afgetast, maar niets afgenomen; hij kreeg op de linkerkaak een zoo duchtigen slag met de hand van een soldaat, dat hij suizebolde of sterren zag. Hij had gezegd dat men hem reeds afgetast had en dat was te veel: hij moest zwijgen...

    Eén van de twee Paters van Scheut had een valies bij zich, waarin nogal veel vijf frankstukken staken. De soldaat door wien de Pater onderzocht werd, door het geld verblind, nam eerst één stuk, dan nog een tweede en misschien nog een derde. Daarna kwamen andere soldaten op hunne beurt elk ook één of meer vijffrankstukken uit de valies nemen…

    Aan den Z.E. Heer Neyens, pastoor, ontnamen zij eerst zijn zilveren zakuurwerk en eene som van 6340 franken. De soldaten waren allesbehalve vriendelijk in den Eerw. Heer af te tasten; zij wierpen hem meermalen het woord “Schwein” naar het hoofd, alsnog beschuldigden zij hem voornamelijk het volk tegen de Duitsche soldaten opgestookt te hebben. Eerwaarde wedersprak hem door te zeggen, dat hij juist het tegenovergestelde had gedaan nl. zijne parochianen trachten in kalmte te houden. Hij voege erbij: “Verschillende Heeren hier tegenwoordig kunnen het getuigen, dat ik rust en kalmte aan mijne toevertrouwde kudde heb aanbevolen”. Maar welhaast riep een Duitsche soldaat, die bij de deur stond, hem toe:” Kein Wohrt mehr!” En de Heer Pastoor heeft toen gezwegen.?

    De twee EE: HH: Neyens en Tielemans hebben toen zij terug thuis waren, het hun ontstolen geld, te meer daar het hun niet toebehoorde, maar voor goede werken en noodlijdenden bestemd was, teruggevraagd aan den Duitschen Generaal Gouverneur Baron von Bissing. Deze heeft dan door Duitsche rechters een onderzoek doen instellen, waarop al de gevangenen, behalve Mr Kan. Noël, de twee Paters van Scheut en de Broeder Rodolphus, omdat zij Belgie hebben verlaten, zijn verschenen. Ik heb natuurlijk niets kunnen zeggen over de ontvreemding van die twee sommen geld, tenzij hetgeen ik gehoord had, omdat ik er niet bij tegenwoordig was, toen dat geld werd afgenomen.

    Na het onderzoek werd aan de Heeren Pastoors geantwoord, dat het niet genoegzaam bewezen was, dat Duitsche soldaten hun dat geld hadden ontnomen en dat die soldaten meer moesten aangeduid zijn, wilden zij kunnen rekenen op teruggaaf.

    Daarna hebben de Eerwaarde Heeren nogmaals hun geld teruggevraagd en het dan tot den laatsten cent weergekregen, wellicht meenen zij, omdat zij dezen, hun tweede brief sloten met de hiernavolgende volzin: “Wanneer men de geschiedenis van den oorlog zal schrijven, is het goed, dat men wete, dat wij, nadat ons dringend verzoek van schadevergoeding is verworpen, zijn voortgegaan op te komen tegen de hatelijke handelwijze, waarvan wij de ongelukkige slachtoffers zijn.” Quand on …. qu’après le rejet de notre requête de dommages et intérêts, nous avons continué à protester contre l’acte odieux, dont nous sommes les malheureux victimes.

     

    Andere bijlagen

    Aantal communieën in 1913, ’14, ’15, ’16, ’17, ‘18

    Parochie Lovenjoul

    1913 – 8485

    1914 – 9100

    1915 – 14300

    1916 – 15100

    1917 – 15200

    1918 – 27000: Dit hoog getal komt voort wegens de beide kloosters bestaande uit 18 kloosterlingen en een zestigtal ouderlingen hier toegekomen begin 1918.

    Op een postkaart gericht aan :

    Zeer Eerw. Heer Laenen

    Archivist

    Bisdom

    Mechelen

    Eerw. Heer Kanunnik

     

    In antwoord op uw geeerd schrijven van 2 Nov. Laat ik u weten dat op 19 aug 1914 geen burgers gedood werden in Lovenjoul. Een zekere Verreydt is doodgeschoten geworden tegen Lovenjoul op den grond van Bierbeek, verder heb ik van geen gedoode burgers in mijne parochie gehoord.

    J. F. Verboven

    Pastoor

    Lovenjoul

     

    Lovenjoul 19 Feb. 1918

    Zeer Eerw. Heer Deken

    Als gevolg op het schrijven van zijne Eminentie heb ik de eer u volgende inlichtingen te verschaffen

    1° Er berust eene klok in de kerk van den H. Lambertus te Lovenjoul.

    2° -

    3° Zij draagt als jaartal “Gegoten 1732”.

    4° Gewicht: moeilijk om schatten men denkt 400 à 425 kilos

    5° Toon: La Bémol

    6° Versierd door eene Heilige Familie

    7° Meet 72 cm hoogte en 78 centim diameter.

    8° Als opschrift draagt zij buiten het jaartal 1732 Burgemeester Petrus de Spoelbergh – Pastoor Nys.

     

    Ziedaar, zeer Eerw. Heer Deken, de inlichtingen die ik er u kan over verschaffen. Ik bied u met dezen mijne eerbiedigste groeten

    Edm. De Groote

    Pastoor

    Verslag van Haasrode

    Parochie van Haasrode (O.L.Vrouw) – Gemeente Bierbeek

    Bouwstoffen betrekkelijk de geschiedenis der kerke van België gedurende den groote oorlog.
    Parochie O.L.V. Haesrode
    Haesrode, Prov. Brabant Arrond. Leuven Gem. Bierbeek heeft betrekkelijk weinig door den oorlog geleden.
    De bevolking was gedurende de eerste dagen van de oorlog redelijk kalm, de goddelijke diensten werden beter bijgewoond, er waren meer biechten en communiën. Het rozenkransgebed werd elken avond goed bijgewoond in de kerk. Later werd het rozenhoedje elken dag gebeden na de mis; dir werd onderhouden gedurende gansch den oorlog en nu wordt dit gebed nog elken dag gedaan, uit dankbaarheid.
    Bij den inval der Duitschers op 18 Augusti 1914 had het grootste deel der bevolking zich verstoken in de omliggende bosschen. Slechts zeven duitsche soldaten zijn op verkenning doorgetrokken. De groote massa troepen is langs Bierbeek (centrum) en over het uiteinde der parochie langs Park Heverlee doorgereisd. Er is dien dag geene schade veroorzaakt.
    Den 26 augusti is door eenige duitsche soldaten welke in autowagens doorreden, een huis afgebrand, rede onbekend.
    In de dagen der verwoesting van Leuven, den 25 Aug. begonnen, hebben ruim 3000 inwoners dezer stad gedurende acht dagen in Haesrode verbleven.

    9. b. De goddelijke diensten zijn altijd gepleegd zonder onderbreking; de Duitschers hebben geen gebruik gemaakt van de kerk.
    c. De lezing van den beroemden herderlijken brief van zijne Eminentie kardianaal Mercier, is uitzonderlijk verboden geweest als ook eenmaal de processie van het H Sakramen. Voorts werd de eeredienst zoo binnen als buiten de kerk, gedurende gansch den oorlog, volgens gewoonte gepleegd.
    d. Bijwonen der diensten en naderen tot de HH. Sakramenten in’t begin van den oorlog beter; later zooal volgens den gewonen trant. De plechtige communie der kinderen gelijk buiten den oorlog.
    g. Geene werklieden of dienstplichtige werden ontvoerd. Doch eenige honderden dienstplichtigen en andere burgers hebben op het einde van den oorlog, bij hunnen doortocht in de parochie, nachtverblijf en voedsel ontvangen; ook honderden hoornbeesten uit het noorden van Frankrijk en uit het zuiden van Belgie weggevoerd. Alzoo had onze bevolking aan afbeeldzel van hetgeen haar te wachten stond, zoo de oorlog nog eenige tijd zou duren.
    h. Gewone ondersteuningswerken door het komiteit.
    i. Boeten, uitbuiting der bevolking, gelijk in het algemeen overal, niets bijzonders te melden.

    10.Getal soldaten opgeroepen: 37, waaronder vele jonge gehuwden. Hebben vrijwillig dienst genomen 3: Aug. Goemans, Herman Vinckx en Arthur Page. Deze laatste, eerst krijgsgevangene in Holland, na den val van Antwerpen, heeft hij bij de eerste gelegenheid het belgisch leger vervoegd. Gesneuveld 3. Arthur Page, Theophiel Verhoeven, Victor Dupont – In Holland gestorven.
    Jeroom Nackaerts Henri Declercq, na den val van Veurne krijgsgevangen in Duitschland, door gebrek verzwakt naar Zwitserland overgebracht, en eenige dagen na het sluiten van den wapenstilstand, in Frankrijk overleden.
    Vergelijkende tafel der huwelijken, geboorten sterfgevallen
    1913 : 10 47 24
    1914 : 4 51 24
    1915 : 3 36 19
    1916 : 6 25 15
    1917 : 9 28 16
    1918 : 6 26 42
    Nota voor de geboorten: verscheidene jonge gehuwden in ‘t leger
    Voor de sterfgevallen; 1918 groot deel sterfgevallen ter oorzake der Spaansche koortsen.

    11. Geene huiszoeking werd gedaan in de kerk - de opname der groote klok is geschied - eene kleine klok, wegende omtrent 30 k gegoten in het jaar 1553, was weggeborgen zoo haast er spraak was van in beslagname der klokken. Toen werd ook het meest koper der kerk verdoken.
    13. Een peerd werd medegenomen in verwisseling van requisitiebon zonder weerde.
    14. Er zijn geen belgische troepen in de parochie doorgetrokken. Enkel zijn er eenige honderden fransche soldaten gehuisvest geweest; bij hunne intrede luidde de groote klok, waren de huizen bevlagd. Godsdienstige plechtigheden volgens voorschriften der geestelijke overheid.

    Bovenvermeld verslag echt verklaard door:
    Beirinckx pastor te Haesrode Bierbeek
    Ch Loonbeek schepen der wijk Haesrode Bierbeek
    W De Ridder hoofdonderwijzer Haesrode Bierbeek

    Getal communiën in
    1913 ’14 ’15 ’16 ’17 ’18
    8758 14542 11974 11345 10014 9336

    Aantal kinderen tot de plechtige communie toegelaten in:
    1913 ’14 ’15 ’16 ’17 ’18
    32 30 38 28 29 34
    Den Eerw. Heer Beirinckx
    Pastoor te Haesrode



    12-08-2020, 00:00 geschreven door Renic
    Reacties (0)

    buurgemeentenbutton
    butRo

    Baalbutton
    betB3
    betB4
    betB5
    betB
    betB1
    betB2

    Beerzelbutton
    but1b
    but3b
    but2b
    butP1
    butP2
    butP3
    butPG

    Booischotbutto
    butB5
    butB6
    butB1
    butB3
    butB4
    butB2

    Heistbutton
    betH
    butHg

    betHo
    butH1
    butH2a
    butH2b
    butH3
    butH4a
    butH4b
    betHg

    Keerbergenbutton
    betK
    betK1
    betK2
    butS2
    butP2
    butH4

    Puttebutton
    butRo
    betP
    betP2
    betP1
    butP1
    butP2
    butP3
    butPG

    Tremelobutton
    betW
    betT
    betT1
    betT2

    Akten Bierbeek
    Korbeek-lo
    Lovenjoel
    Opvelp

    Archief per maand
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 05-2023
  • 03-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 10-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    botS1

    Loon
    botS2

    Aarschot
    botS3

    Grimbergen
    botS4

    Berthout
    Berth

    Gelre
    botS5

    VanKleve
    botS7

    Arkel
    botS6

    van Wezemaal
    botS8

    kareldestoute
    botS9

    Vanderlaen
    botSs1

    van der Nath
    botSs2

    Brouchoven
    botSs3

    VdStegen
    botSs4


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!