De «Uyle» krijst te Schriek
In oude archiefstukken komt de naam van Schriek voor onder verschillende schrijfvormen : Schrick, Schriecke, Schrieck, Schriek. In een bekende, zeer belangrijke oorkonde, staat Schriecke. Naar de bewering van sommige geschiedkundigen zou de naam Schriecke afgeleid zijn van «schriecken» wat niets anders betekend als schrijden. In vroegere eeuwen moet de streek zeer drassig geweest zijn. Om er droogvoets door te geraken moest men dikwijls schrijden. Aldus zou Schriekstraat «schrijdstraat» kunnen betekenen, hetgeen wil zeggen, dat men meermaals moest schrijden om langs die straat in of uit de dorpskom te komen. Schriekenaar zou in dit geval «schrijdenaar», schrijder betekenen ; iemand die met wijd uitgezette benen, met schrijdbenen loopt !
In andere oudere stukken staat Schriek vermeld als «Schrick». De geschiedschrijvers verklaren dat dit de verfranste naam is voor Schriecke, terwijl «Verschuerens verklarend woordenboek» Schriecke opgeeft als hoek, bocht of kronkel. Alle voorgaande beweringen worden evenwel met klem tegengesproken door een oud Schriekenaar die zich met de heemkunde en de studie van onze foklore heeft bezig gehouden. Volgens hem betekent Schriek niets anders dan schrik of angst. Hij bejaat zijn verklaring als zou het hier, in dit hoekje van het Waverwoud, vroeger onveilig zijn geweest. Een roversbende, die zich in deze streek schuil hield en er heel eigenaardige roversmethoden op nahield, joeg de SCHRIK op het lijf van sommige personen. Zo zou Schriekenaar, schrikkenaar, een schrik betekenen ; iemand die bij sommige mensen zekere angstgevoelens, gewoonlijk vergezeld met onwillekeurige bewegingen, verwekt !
De «Uylehoeve».
De roversbende die indertijd de streek onveilig maakte, dreef haar stoutmoedigheid zo ver door dat ze, als zinnebeeld van haar nachtelijke tochten, een uit eik gekapte uil boven op de puntgevel van haar schuiloord liet zetten. Die verblijfplaats was een zeer oude hofstede, een schrans, omgeven door een brede gracht. Een gedeelte van de woonst bestond uit overblijfselen van een oude Karolingse hoeve. In de loop van de 19e eeuw werd dit «bolwerk» afgebroken. Een meer moderne, stenen hoeve, die heden nog de naam draagt van Uyle-hoeve, herrees op dezelfde plaats. Deze hofstade is gelegen een kilometer westwaarts van de dorpskerk, op het grondgebied van de gemeente Putte. Ondertussen is de oude Uylehoeve echter eigendom geworden van een stadsbewoner die het gebouw vernieuwde en het omliggende omvormde tot bouwgrond. Vóór 1850 had de toenmalige bewoner van de hoeve de «Uyle», het symbool van de roversbende, op de puntgevel laten bedekken met een aarden pot, waarop een zware ijzeren plaat. De «moderne» Uyle-hoeve staat er nog ; een gedeelte van de oude omwatering is nog te zien, doch... de Uyle is verdwenen, zoek geraakt bij verbouwingswerken uit voorgaande eeuw.
Ten voordele der armen
Naar de bewering van onze folklorist trokken de «schrik aanjagende bewoners van de Uyle» regelmatig op rooftocht. Evenals de echte uilen het gemunt hebben op schadelijk gedierte, zouden onze rovers hun plunderingen hebben gepleegd bij en op personen die «schadelijk» waren voor een gezond maatschappelijk leven ; die hun onderdanen, hun hovigen of hun lijfeigenen, onmenselijk behandelden en voor gepresteerde arbeid meer stokslagen dan voedsel en kleren vergoedden, Telkens, een hovige uit de streek in nood verkeerde, vergaderde de bende om te beraadslagen op welke manier men het best die arme zou kunnen helpen ; om te bespreken en te beramen hoe en waar een roofoverval met het meeste sukses van slagen zou kunnen plaats hebben. Ze bedachten de meest angstaanjagende middelen om hun slachtoffers de SCHRIK op het lijf te jagen. De bevreesde en verschrikte benadeelden vertelden dan ook de luguberste verhalen over de rovers en over de streek, zodat men ze weldra de SCHRIK ging noemen.
Na een gelukte nachtelijke tocht, en zo waren er verschillende, nodigden de rovers de streekhovigen uit op een of andere plaats. De bijeenkomsten verliepen meestal in een sfeer van vreugde en jolijt, van plezier en spel. De hoofdman van de bende verdeelde dan de buit onder de aanwezige armen, het grootste deel aan de meest behoeftige.
Dergelijke bijeenkomsten of feestelijkheden hadden regelmatig plaats. Later, wanneer de rovers uitgestorven of gevangen waren genomen en de streek weer veilig was, kwamen de Schrikkenaren af en toe samen op een feestje om, naar het voorbeeld der ridderlijke Uylen, het een en ander bijeen te brengen voor een behoeftige uit het dorp, voor een ongelukkige uit de streek. Met dit droegen zij dan hun partje bij tot het verwezenlijken van een goede zaak. Die feesten noemde men dan de «UYLE-FEESTEN».
Naar het voorbeeld van hun voorvaderen houden de Schriekenaren nu ook «UYLE-FEESTEN» ; een verbroederingsfeest tussen de bewoners en de verenigingen van Schriek, Deze Uylefeesten. gaan door op zaterdag 13, zondag 14 en maandag 15 mei 1967. De «be hoeftige» is E. H. Broeckx die op zo'n prachtige wijze voor de verbeteringswerken van de parochiezaal instond. De feesten gaan door op de speelplaats van de zusterschool en het programma vermeldt heel wat attrakties met onder andere een handelsbeurs, een reuze kaartwedstrijd, een vlaamse kermis, een kinderfeest en verschillende dansavonden.
Het programma zal met datum en uur ten gepaste tijde in ons blad verschijnen
De «Uyle-hoeve» zoals zij er thans uitziet. De oorspronkelijke bouw bleef behouden, doch zoals dat in het kader van de dennenbossen past (?) werd zij omgevormd tot… «fermette». Uit Ons Puts Weekblad van Zaterdag 8 april 1967 blz 3
|