Schriek, de bedevaartplaats der Zuiderkempen. door René Lambrechts ©
Schriek met zijn rijke geschiedenis, is vooral gekend om de verering van zijn patroonheilige Sint-Jan de Doper, beter gekend als Sint-Jan Baptist. Deze heilige werd in de 15e - 16e eeuw en ook nog later tot op het einde van de 19e eeuw vooral aanbeden ter bescherming van de hoevedieren tegen allerlei ziekten. De jaarlijkse processie op 24 juni, zijn naamdag, groeide al snel uit tot een bedevaart van honderden mensen, niet alleen uit Schriek, maar ook van ver daar buiten. Zelfs op de feestdag van zijn onthoofding (29 augustus) was er een grote aanwezigheid van bedevaarders. De kerk was te klein om al deze mensen te ontvangen. Daarom is ze ook driemaal vergroot, nl. omstreeks 1550, in 1793 en 1844. Nog een eigenaardig feit is dat deze ommegang ’s nachts plaats vond, daar de meeste mensen soms van ver moesten komen en overdag ook nog hun werk konden doen.
Bij zulke grote bedevaarten hoorden in Vlaanderen die typische, meestal driehoekige vaantjes. In Schriek was dat niet anders. Deze vaantjes waren een soort van bewijs dat men de ommegang had meegemaakt en men kon dit aandenken ook nog eens ophangen in zijn eigen woonst of stal, zodat de bescherming tegen al het kwade werd meegenomen naar de plaats waarvoor men het had afgesmeekt.
De parochie Deze begint in 1265 met het akkoord tussen Wouter V Berthout en de bisschop van Kamerijk. Wouter V krijgt er de novaaltienden van Schriek op voorwaarde dat hij er als heer een kerk zou bouwen en de pastoor vergoeden, maar het benoemingsrecht ervan aan de bisschop zou laten. Mochten de offergiften en kleine tienden onvoldoende zijn voor inrichting en onderhoud, dan diende de heer het tekort bij te passen.
Beschrijving van het vaantje.
Zo lezen we bij Jan De Belser in zijn BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE GEMEENTE SCHRIEK 1943 op blz 19-21 en 72. (Ik geef de volledige tekst met kleine schrijffouten om alles in zijn juiste context te plaatsen)
BEGANKENIS EN PROCESSIE. – Vroeger eeuwen heeft hier een groote begankenis, veelal bij nacht, plaats gehad zoo door ruiters als door voetgangers. Zij volgden eenen weg, die tamelijk lang is (1) en “ St.JANSWEG “ genoemd wordt. Deze werd ook vroeger tijd door de plechtige processie van St. Jan, op den eersten Zondag na den 23 Juni gevolgd (2) en over weinige jaren ( eerste jaren na den wereldoorlog) bij het overlijden van een dorpeling, nog gedaan door 7 jonge dochters, die biddend achter elkander gingen (3).
(1) Vertrekkend van de kerk, langs Tuindijk, Puttestraat, Langstraat, Korte Meerweg, Payerstraat, Zandstraat, Grooteloo, Gommerijnstraat, Langstr., Lauwerijkestraat, Boschstraat, Kapel Heidestraat, Hoogstraat, Dorp, (Voetweg naar Pandoerenhoek, Haechtschebaan, Schrickstraat, St.Bernardus Kapel, terugkeerend naar de kerk. (E.H.Vermeerbergen zal dit onderzoeken.)
(2) “ Een volksoverlevering, die op vasten grond schijnt te rusten, zegt dat de rijkelijke uitgedoschte processie op haren weg nabij de Bolloo, aangerand is geweest door een bende baanstroopers, maar ontzet is geworden door toegesnelde hulp uit Werchter, en dat de processie sinds dien een veel korteren weg – den tegenwoordigen processieweg (Kerk, Lovensche baan (Molensch(r)ans), Kapelheidestraat, Hoogstr., Kerk)- volgt” Aldus meegedeeld door de E.H.Ruts, onderpastoor te SCHRICK, ter congregatie voor jongelingen, die destijds (1875) vergaderden in een vertrek der woning van hr Petr. Van den Broeck. Op de Beeck, Hoogstraat, WB nr 679 b v ’t Kad.( Zie nr 158 van Inventaris. 158 24 oct 1713 Reglement van ’t Vicariaat van Mechelen over den processieweg op Sint Jansdag. (Is dit reglem. misschien ’t gevolg van dien aanval op de processie?)
De driehoekige vaantjes – vorm als Scherpenheuvel – souveniers – waarop de kerk van SCHRICK, de kapel van GROOTLOO (rechts) en de St.Bernarduskapel (links) met eenige woningen en de uitgaande processie ruw afgebeeld zijn, zouden naar meening van eenigen uit dien tijd dagteekenen. (In 1896 herdrukt bij de inhuldiging van de heer Burgemeester Goossens. Platen bewaard op de pastorij.)
In zijn werk “ LES DRAPELETS DE PELERINAGES EN BELGIQUE ET DANS LES PAYS VOISINS (ANVERS.J.E.Buschmann, imprim.-édit.Rempart de la porte du Rhin, 15, 1922) zegt Em.H.Van Heurck (bl. 409-410); het vaantje beschrijvend:
« De gauche à droite au premier plan une rue bordée porte une clôture interrompue au milieu par une barrière et deux tourniquets et rejoignant de droite à gauche de vieilles maisons. La barrière vis-à-vis de l’entrée de l’église est ouverte pour le passage de la procession de St Jean Baptiste. Le cortège religieux se compose d’un porteur d’oriflamme, de la statue de St Jean-Baptiste, l’agneau sous le bras, portée par quatre hommes et suivie par quelques notables et trois jeunes filles tenant des devises. Un homme portant un agneau ferme la marche. Les fidèles, parmi lesquels un cavalier, se rangent au passage de la procession. En perspective, vue du côté de l’occident, l’église paroissiale de SCHRICK, qui est un bâtiment assez considérable à en juger par son imposante tour. En regard du collatéral du côté du midi, une assez grande maison, entourée d’un jardin, qui se prolonge jusqu’aux murs du temple. C’est peut être le presbytère. A gauche du drapelet, derrière le chœur, avenue ou chaussée plantée d’arbres. Entre l’église et le presbytère une terre ou s’élève une statue de Jésus enfant entourée de pélérins en oraison, et, enfin au troisième plan, entre les mêmes constructions, une chapelle à campanule du hameau de GROOTLOO, dédiée au Saint Nom de Jésus, «Den Soeten Naem Jesus tot GROOTLOO.» Au bas sous l’encadrement, l’invocation « SINTE JAN BAPTISTA, TOT SCHRIECK, BIDT VOOR ONS.»
(zinco-gravure d’apres une grave en taille-douce du X 21ème siècle, à encadrement non signé, sans adresse d’éditeur. H.225.B.290. (Coll.VH)
Le village de SCHRICK est situé dans le sud de la province d’Anvers à 7,5 kilom.S de HEYST-op-den-BERG et à 17 kilom.E. de Malines.»
Over de vereering van St.Jan Baptist :
“Une affiche de notre collection, imprimée à Malines en 1792, chez F.J.Van der Elst, mentionné que le 24 juin on célèbre solennellement dans l’église paroissiale de SCHRICK et de GROOTLOO la fête de St.Jean Baptiste, patron spécial contre le mal caduc, les maladies épidémiques, les épizooties et que cette solennité a été enrichie d’une indulgence plénière par le pâpe Pie VI. Une grande messe avec sermon a lieu à 9 heures et est suivie d’une procession solennelle avec le Saint-Sacrement. Une autre indulgence, annonce aussi la même affiche, est à gagner le lundi après le deuxième dimanche de septembre.
Mais M. l’abbé Heymans, ancien vicaire de cette paroisse et qui s’est interessé à son histoire, a bien voulu nous renseigner sur l’importance de cette dévotion et nous a appris, qu’il n’y a jamais eu de pélérinage, au vrai sens du mot, en l’honneur de St.Jean Baptiste, ni à SCHRICK, ni à GROOTLOO. Aucun document d’archive, aucune traduction ne permet de supposer qu’il y ait jamais eu un pélérinage ou quelque chose de semblable en l’honneur du Saint. S’il y en avait été autrement, il en serait resté des traces. Le saint n’a pas d’autel et le sanctuaire possède de ses reliques.»
Toutefois, les renseignements de M. le vicaire L.Heymans ne concordent pas entièrement avec ceux de M. l’abbé Fr.Vermeerbergen, curé de GROOTLOO. Celui-ci assure qu’à l’époque de la fête de Saint Jean Baptiste, les paysans faisaient à cheval le chemin de Saint Jean, de SINT-JANSWEG, le drapelot attaché à l’œillère de leur monture. Ils faisaient ce «tour» pour que leur bétail fût préservé de maladies. On faisait aussi ce chemin à pied, même jusque dans ces dernières années, au décès d’un paroissien. Alors sept jeunes filles, allant à la file, faisaient le chemin de Saint Jean en récitant le chapelet pour le défunt. Cette coutume a entièrement disparu depuis la guerre (1914-’18). Ce «tour» était long d’une heure et demie.
Il y a quelques années on a découvert le cuivre gravé dans le sacristie. On en a fait faire un cliché qui a servi lors l’inauguration du nouveau curé de la paroisse, M. l’abbé Truyts et en 1895 du bourgemestre M.Goossens.»
N.B. Van die beide verklaringen, in hun geheel genomen, houdt die van de E.H.Fr.Vermeerbergen alleen steek. Deze is van 1897 tot bij zijn benoeming tot pastoor van de parochie GROOTLOO in 1906, onderpastoor geweest van de parochie SCHRICK (St.Jan Bapt.), en HEEFT IN 1898 MEDE GEARBEID AAN ’t OPMAKEN VAN DEN INVENTARIS DER PAROCHIEARCHIEVEN VAN SCHRICK. (Schrijver dezes heeft binst de octaaf van St.Jan Baptist in 1873 of ’74 dezen nachtelijken beeweg met zijn vader meegemaakt.)
(3) In onze kinderjaren (1870 – 1876) zijn wij daarvan menigmaal getuige geweest, en hoorden wij het noemen : “DEN WEG OMGAAN”.
Blz 72
De E.H. Pastoor Mertens (zie IX) verdedigde niet slechts de rechten en het eigendom der kerk, maar beijverde zich ook voor de verbetering van al wat aan zijn zorg was toevertrouwd :
Verbeeld U, in de dorpskom, bij de kerk waar de meeste passage is van heel het dorp, tusschen het kerkhof eenerzijds, en de dorpsplaats met het pastorijstraatje anderzijds, - een gracht van vier, vijf roeden, -die, gezien deze grootte, bij zomer als bij winter voorzien is van water, water wellicht besmet door ondergrondsche insijpeling uit het kerkhof, zeker ongeschikt tot gebruik door stof en onreinheden van de straat weggevaagd door wind en regen, - een modderpoel uit welken verpestende uitwasemingen opstijgen! -" Die afzichtelijke en gevaarlijke modderplas moet weg; - meent de E.H. Pastoor, - en er moet daar tegen de dorpsplaats een sierlijke, stevige woning komen met een bevallig, afgesloten hofje!
De hand werd aan 't werk geslaan: Een verzoekschrift aan de bevoegde overheid gezonden (Bl.14), genoot, - na verslag over 't onderzoek terplaatse door den E.H. Landdeken, een gunstig onthaal bij Z.E. den Aartsbisschop: Verkooping toegelaten (Bl.15),- heeft plaats (Bl.16)
De E.H. Pastoor Mertens, kooper, heeft dan, naar de voorgeschreven conditiën een woning opgericht of laten oprichten, en wel,-zonder eenigen twijfel - , de woning die afgebeeld is rechts af op ‘t voorplan van de print (driehoekig vaantje) “Sint-Jan-Baptista tot Schriek” door Em. Van Heurck bescreven (Bl.20). Plaats.tijd en vorm pleiten daarvoor:
a) “De cooper soude op de voors erfve niet een slecht huys moghen setten,maar een huys van fraye forme tegen de dorpsplaats"—en, de print vertoont op die aangeduide plaats een sierlijke woning.-
b) Het erf begin 1662 verkocht zijnde, werd de woning na dien datum gebouwd, - en de print is ge(zink)drukt naar een kopersnede van de XVII eeuw (dus binnen de veertig jaren na de oprichting).
c) Zoowel als de print de ligplaats der kapel van Grootloo en van 't “Lazarushofken" ten opzichte der kerk, behoorlijk juist opgeeft, -den vorm en de ingangsdeur der kerk, vorm en plaats van de vensters, conterforts, galmgaten en spits van den toren nagenoeg heel juist weergeeft, zal dit zonder twijfel, ook wel het geval zijn met de afbeelding der woning, welke laatste nog geen veerig jaar oud was.
Die woning heeft echter geheel haar oorspronkelijk uitzicht niet altoos behouden. Even als er heden nog voortdurend, uit gemak-of modezucht, verandering aan oude woningen wordt toegebracht, zoo werden rondboogvenster - en deuropeningen door rechthoekige, de kruisvormige venterramen van de woonvertrekken door de meest heden-daagsche vervangen; de buitendeur van stal- of bergplaats (rechter-hoek van !t afgebeeld gebouw) bevond zich op die plaats nog in 1880, misschien wel tot bij de afbraak van de oude woning. In 1838 wer op het bij de woning behoorend erf een brouwerij opgericht. En na 1900 werd een nieuwe, moderne brouwerij met monumentalen voorgevel op de plaats der voormalige gebouwen opgetrokken.
Hoe en wanneer, na 1661, de vervreemding van dit hoekje kerkhof plaats greep, konden wij niet achterhalen.
Zo lezen we bij Verellen op blz 43:
Op de voorgrond, van links naar rechts, een straat, met van weerskanten een huis en een afsluiting. Door het openstaande veken tussen de twee draaibomen, komt uit de kerk van Schriek de processie, waarin het beeld van Sint-Jan op een berrie wordt gedragen. Rechts van de stoet, staan de wildemans, de knots op de schouder geheven of erop steunend, gereed om de processie in orde te houden. In de diepte, tussen de kerk en het pastorijhuis, een beeld van het Kind Jezus op een verhevenheid met vereerders omringd, en daarachter, de kapel van de Zoete Naam Jezus te Grootlo. Sint Jan Baptista, tot Schriek, bid voor ons. De afbeelding werd gedrukt op de oorspronkelijke grootte van het vaantje, 29 cm breed en 33.3 cm hoog, (Vergelijk: : Van Heurck, Les drapelets de pélerinages... Antwerpen, 1922, blz. 409).
Bij Renaat Van der Linden in Bedevaartvaantjes 1986 blz 134-135 lezen we het volgende:
L.n.r. Langsheen de hoogte een weg met bomen en de kerk. De processie verlaat de kerk. Op een baar St.-Jan als volledige gestalte. De voorzijde toont in de rechte hoek een heer en dame, een ruiter, een afsluiting van het dorpsplein met een hekken en een kruisrad, een langwerpige woning. In het middenvlak leden van een schuttersgilde, een hond, een huis bij het dorpsplein. Verder op de achtergrond een kapel met de tekst in een boogvorm: Den Soeten naem Jesus tot Grotenloo. Onder de basis: Sinte Jan Baptiste tot Schrieck. Bidt – voor ons. h. 224 b. 290 V.H. 410 V.S. 63* : eerst kopergravure 17e eeuw, dan zinkografie voor de inhaling van de burgemeester en van de pastoor in 1895 (E. Van Heurck) Daarna steendruk.
V.H. 410 verwijst naar Les drapelets de pélerinages... Antwerpen, 1922, blz. 410 V.S. 63 verwijst naar Patricia Vansummeren Tentoonstelling bedevaartvaantjes uit de provincies Antwerpen en Limburg. Prof. Dr. J. Van Haver. Volksbedevaarten als Cultuurverschijnsel. Antwerpen, 1983, 95, buitentekstplaten.
Hoe oud is dit vaantje?
Vooraleer ik mijn beschrijving van dit vaantje ga geven, ga ik proberen, aan de hand van de tot op heden gekende gegevens en feiten, de ouderdom van de tekening te achterhalen want een exact bepaalde datum als schriftelijk bewijs is tot op heden nog niet gevonden.
Het oudste geschreven bewijs vinden we in de kerkrekening van 1612 waarin de aankopen van vaantjes tegen de Sint-Jansprocessie staan genoteerd. Dus ligt de oorsprong voor 1612. We vinden ook wel aankopen van “beeldekens” in de jaren voordien, maar zijn dat wel vaantjes?
Kan de tekening zelf ons iets vertellen? Heel veel !!!
Gelukkig bezit het kerkarchief van Schriek een rekeningboekje dat teruggaat tot 1560 (KAS 86b) en daarin vinden we enkele interessante gegevens met betrekking tot het vaantje. Zo lezen we op bl 7/2 “noch gegeven van het uere werck te mechelen te haelen dat daer te maeken was vi st noch gegeven acht rynse gulden den urewerck. van een groet rat te maken met noch ander werck voor de volle betalinge noch gegeven van dat het urewerck weder onstucken was van werck ghelde achtyen st noch gegeven van dat den urewerker jaerlyckx hebben moet ende van eenen slotel riem xviii st ende noch gegeven int ghelaeghe iii 1/2 st” (dit in de rekening van 1560 met nog verschillende onderhoudskosten in de volgende jaren.)
Op de kerktoren van het vaantje is er geen uurwerk te bespeuren en bij deze zeer exacte weergave van alle details van de kerk en de rest zou het mij ten zeerste verwonderen dat de graveerder dit detail zou vergeten zijn, wat dus zou betekenen dat de tekening is gemaakt voor of begin 1560.
Rijst nu de vraag: Wie gaat dat betalen, wie heeft dat besteld, wie heeft zoveel geld?
De enige belangrijke personen die daarvoor in aanmerking komen zijn Nicolaas Van der Laen en Andries Rouselle.
Bij Nicolaas Van der Laen zijn er heel veel verbanden te leggen met uitzondering van een exacte datum.
1) De familie Van der Laen woonde in Mechelen, een plaats waar dergelijke kunstenaars zeker aanwezig waren. Zij waren er burgemeester en schepen, zelfs van horlogien! Hadden zij misschien ook iets te maken met het torenuurwerk? 2) De familie Van der Laen waren kunstminnaars, schenkers van kunstwerken aan kerken. 3) De Van der Laens werden de officiële heren van de Heerlijkheid Schriek en Grootlo in 1562, het jaar waarin er tevens een Sint-Jansbruiloft plaats vond, minstens de tweede tot nu toe teruggevonden. 4) De familie Van der Laen werden de eigenaars van de steyne hoeve, de grootste en oudste hoeve van Schriek, alleen ontbreekt ons tot op heden een exacte datum. Ik vermoed dat dit omstreeks 1555 is gebeurd. Zo hebben zij Schriek leren kennen wat dan later heeft geleid tot het betalen van de pachtsom voor deze heerlijkheid. Tevens worden zij nog steeds beschouwd als de bouwers van de nieuwe steyne hoeve die is waar te nemen op de oude kaart uit 1651. 5) Nicolaas zoon heette Jan zoals de patroonheilige van de Schriekse kerk. Hij volgt ook in 1565 zijn vader op als Heer van Schriek. We weten nu wel dat er een tijdsverschil is tussen de tekening van de graveur, het maken van de koperen etsplaat en het drukken van de vaantjes, en dat de verpanding van de heerlijkheden reeds begonnen was is 1558. Dus blijft het gissen naar de exacte datering. Met een aan de waarheid grenzende zekerheid kunnen we opteren voor een datum rond 1560.
Bij Andries Rouselle liggen de zaken even anders.
1) Hij was eigenaar geworden van de heerlijkheid Hovel ons beter gekend als de Uylehoef door aankoop van Hendric De Clerc op 05.10.1554, een datum die perfect zou passen in onze redenering. 2) Wij weten uit geschriften dat de inwoners van de Uylehoef en omgeving, niettegenstaande zij officieel tot de parochie Putte behoorden, zich oriënteerden op de kerk van Schriek, minder dan 1 km verwijderd. 3) Andries bezat de cijns op de kerkebossen van Schriek waarvan we bijna een jaarlijkse notering terugvinden in het oudste rekeningboek KAS 86b. 4) Maar voor hun belangrijkste prestaties vinden we de Rouselles echter vermeld in Heist. Deze Andries was er hoofdman van de schuttergilde, zijn kleinzoon Andries werd er schout. Het is de andere kleinzoon Marcus die heer wordt van Uylenborg ( 19.04.1603) en nog een belangrijke rol zal spelen in de geschiedenis van de parochie Schriek.
Welke zaken pleiten duidelijk in het voordeel van Van der Laen ?
Hun houding tegenover de Kerk; de vermelding van Jaques Van der Laen heer van den dorpe in het zondagsgebed van 1604 waarin er geen Rouselle valt te bespeuren; hun grotere kapitaalkracht, hun belangrijke posities in het stadsbestuur van Mechelen, eigenaars van de Steyne hoeve en het feit dat de jonkheer te paard van links komt, dus van de Steyne hoef, en niet van rechts, van de Uylehoef.
Beschrijving van het vaantje.
1° De kerk
Een Romaanse kerk, gebouwd door de Berthouten en ingewijd in 1309, in de vorm van een Latijns kruis met 5 altaren en lage zijbeuken voorzien van twee rechthoekige vensters. (Deze zijbeuken zijn mijns inziens getekend voor deze werken van vergroting rond 1550 waren voltooid, omdat de drie Romaanse vensters erboven ontbreken, de dakaansluiting met de kerk fout is, de kerk drie traveeën telde en er slechts 2 vensters zijn, zelfs niet in de gotische stijl welke men toen in de kerk heeft ingevoerd.) De kruisbeuk heeft een groot rondboogvenster. De toren bezit een rondboogdeur en venster met daarboven het kleine venstertje en de galmgaten met de spits. Links van de toren onderscheidt men de wenteltrap naar boven en rechts een kleine ruimte, waarschijnlijk de plaats van de doopvont. Rechts naast de deur ligt meer dan waarschijnlijk de gerechtsteen of vostersteen, duidelijk hoger dan de steen die ons nu nog rest. Het is waarschijnlijk alleen de bovenste steen met bepaalde figuren die men heeft behouden. Bemerk dat de galmgaten en spits vandaag de dag er iets anders uitzien, omdat de kerktoren ernstig is beschadigd door een brand in 1654 na een blikseminslag. De herstellingen aan de kerk en de toren zouden jaren duren en gaven de toren het uitzicht zoals we hem heden ten dage nog steeds kunnen bewonderen. Het schip is duidelijk korter dan nu het geval is, maar de nok van het dak is nog steeds op dezelfde hoogte. Ook de venster boven de deur is heden spitsvormig en niet meer rondbogig, een gevolg van de werken in 1550 of na de torenbrand. Van de vergroting van het schip in 1793 en 1844 en ook van de restauratiewerken van de linkersteunbeer is op deze prent niets waar te nemen.
2° De Kapel van Grootlo
Hier is alle gelijkenis met de oude postkaarten of de huidige situatie onmogelijk, zowel wat betreft de vorm als de grootte. Deze kapel is duidelijk verbouwd of vergroot geweest zonder behoud van bepaalde zichtbare delen. Naast het vaantje en een schets - naar een prent uit de XVIIe eeuw (Rijksarchief te Brussel) - zijn er weinig documenten met beschrijvingen van de verbouwingen aan de oude kapel terug te vinden, welke ons toelaten om een beeld van de kapel te maken. Voor de bouwgeschiedenis moeten we ons laten leiden door de Schriekse geschiedenis. De Ridders van Pitzemburg waren kort na 1220 in Schriek aangekomen en begonnen met de ontginning van Grootlo. Zij zijn zonder twijfel de bouwers van deze romaanse kapel, met voorportaal en centrale toren, die dus ruim 50 jaren ouder is dan de kerk. Heel interessant is de afbeelding onder de kapel. Op een aarden heuveltje een beeld van het Kindje Jezus met in de ene hand een kruis en in de andere een wereldbol. Beneden aan de voet van het heuveltje knielende en biddende pelgrims. Uit geschriften weten we wel dat de processie halt hield aan de kapel van Grootlo en dat er gepreekt werd, maar hier is duidelijk getekend dat er ook een verering van het Kindje Jezus plaatsvond, waarschijnlijk tijdens de processie, maar zeker ook op de feestdag van de H. Naam Jezus op 2 januari in de kapel zelf, zoals we later meermaals konden lezen. Voor de processie was de kapel veel te klein, maar op een boogscheut was er vrije ruimte zat op de Donken of op Bollo-heide, tevens plaatsen om zo’n duinheuvel aan te leggen die jaarlijks kon worden gebruikt.
3° Huis links
Vooraleer ik hier dieper op inga, wil ik één zaak eerst verduidelijken. Ik denk nooit dat het dorpszicht een fotografische (dus echte) voorstelling is van de situatie omstreeks 1560, maar eerder een collage (= verzameling) van belangrijke elementen en gebouwen en dit om volgende redenen :
|
1° Op het vaantje is er geen spoor te vinden van het kerkhof rond de kerk en nog minder van de fruitbomen op het kerkhof. Nochtans lezen we in de rekening van 1560 en ook later : “noch ontfanghen vanden prochiaen vanden fruijte opt kerckhof xiiii st” 2° Het stuk huis links is duidelijk een stenen woning met rondboogpoort, dus daterend uit de periode van de kerk of daarvoor. Op die plaats stond echter tot de zestiger jaren het St.-Janshuis dat in vroegere tijden het huis was van de kapelaan-koster-schoolmeester en tevens voorzien was van één of twee klaslokalen van de toenmalige parochieschool. In de oude rekeningen vinden we uitgaven voor dekstro en voor leem voor de school, dus geen stenen, maar een lemen constructie met strodak. “Item noch gegeven voir vier voeder leems te halen x st - Item noch gegeven van vier busselen walm toter scholen v st - Item noch ghegeven kerst hoelmans vander scholen te placken ende de vloer te leggen iii 1/2 rijnse gulden - Item noch ghegeven Jan Schafs van een voer leems te halen totter schoolen iiii st (KAS 86b bl 26/2)” 3° De St.-Bernarduskapel die ook links boven de met bomen omzoomde weg (= Draeyboomstraete of de huidige dorpsstraat) is te zien op het vaantje stond aan de rand van de kerkebossen, die niet zijn getekend. 4° Achter de kerk stonden vroeger (maar ook nu nog gedeeltelijk) de Puttebossen, de resten van wat ooit het onontgonnen moeras van Grootlo was. Helaas ook niets van te bespeuren. 5° Van de gegraven gracht rondom de kerk waren nog grote delen aanwezig in 1560. Zij zouden pas veel later gedempt worden. Ook hiervan geen enkel spoor op het vaantje. Besluit : Deze afbeelding is meer dan waarschijnlijk het poorthuis van de Steyne hoeve, het vroegere verblijf van de Ridders van Pitzemburg, 200 m verder naar Heist toe.
4° De pastorie
Huis met bijgebouwen volgens een h-grondplanvorm, met een portaaltje achteraan langs waar de pastoor naar de kerk kon via zijn tuin. Pastoors uit die tijd waren tevens boeren, die knechten en meiden in dienst hadden. Daarom was deze pastorie zo’n riante woning met schuren (wellicht ook de tiendenschuur) en stallen. Ook de ligging ten opzichte van de kerk is correct en waarschijnlijk binnen de oude uitgegraven grachten rond de kerk. De ingang, hier niet te zien, bevond zich uiterst rechts, langs het leiken dat we later Lege kerkweg zouden noemen. Het was deze pastorij die tweehonderd jaar later volledig verouderd en vervallen zal vervangen worden door een prachtig bouwwerk in 1776 door toedoen van pastoor Snoeckx. Heden is dit bouwwerk nog te bewonderen in al zijn glorie te Bokrijk.
5° Het huis rechts vooraan
Stond er rechts vooraan naast de kerk rond 1560 wel een huis? Ik denk het niet en wel om volgende redenen: 1° De Berthouten hebben duidelijk omstreeks 1270 het rechthoekige stuk harde grond voorbehouden voor het oprichten van de nieuwe kerk met kerkhof en al dan niet met pastorij. Dit betekent dat het ganse perceel eigendom was van de kerk. Uit de oude geschriften van 1560 en wat later weten we dat er een pastorij stond en een huis voor de koster dat tevens dienst deed als school. Over een derde gebouw is totaal niets terug te vinden, geen huurgeld of reparatiekosten. 2° Het oudste plan van het dorp uit 1742 maakt reeds veel duidelijk. We zien hier duidelijk de kerk (1) met de pastorij (2) en de school (3) met het kerkhof met fruitbomen (5) en de tuin van de pastoor (6). Let ook op de schandpaal voor de kerk op het kerkplein. Vooraan rechts van de kerk staat er in 1742 wel een huis (4), maar in de andere richting. Ook weten we dat pastoor Mertens (1655-1703) de laatste grachten rond de kerk heeft laten dempen en er een huis heeft op laten bouwen. Dit zou dus die nummer 4 kunnen zijn, maar dit is pas na 1650 opgericht. Doordat het huis eigendom was van de pastoor zelf, zijn er ook geen verdere huurgelden of reparatiekosten terug te vinden in de kerkrekeningen. Zo zal ook deze eigendom zijn overgegaan naar andere privépersonen en was het niet langer eigendom van de kerk. We zien later in die rechterhoek ook de brouwerij Vermylen verschijnen, het enige gebouw op het kerkplein in handen van een gewone burger. Het gemeentehuis met de school verschijnt links naast het kostershuis na de Franse Revolutie omdat alle bezittingen van kerken en kloosters waren aangeslagen door de gemeentelijke overheid en zij zodoende over de gronden rond de kerk konden beschikken om gebouwen op te richten.
Welk huis staat er dan wel op het vaantje? Wellicht is het één van de prachtige stenen huizen uit het dorp of zelfs een afbeelding van de oude Steyne hoeve van voor de verbouwingen zoals op een afbeelding uit 1651 of de Uylehoeve van weleer. Dit zal waarschijnlijk nog lang of voor altijd een open vraag blijven.
6° Personen en processie
Op de straat: een ruiter gevolgd door een voornaam koppel. Dit zijn mijns inziens, gezien de tijd en de opdrachtgevers, Jonkheer Van der Laen gevolgd door de pachter en zijn vrouw van de Steyne hoeve. Uit de kerk komt de processie met vooraan een vaandeldrager, gevolgd door de dragers van het beeld van Sint-Jan Baptist, die op hun beurt gevolgd worden door een schare bedevaarders die de kerk verlaten. Het beeld van Sint-Jan is een wandelende figuur met wandelstaf, gekleed in een mantel van kamelenhaar en een lammetje dragend op de arm. In de rekening van 1561 lezen we: “noch gegeven vanden cruijcen ende tortijsen te draeghen op sinte jans dach midsomers met eenen speelman die voor sint jan speelde tsamen x st” - In 1567 klonk het zo: “noch ghegeven s jansmisse van die kerssen ende vanen te dragen/ x 1/2 s noch den speelman die voer s jan speelden 1 1/2 st” - In 1575 noteerde men : “noch gegeven op sint jans dach vant tghene dat sy verdroencken hebben die ons lijef vrouwe ende sint jan inde processie oemme gedragen hebben” Links van de processie de ‘hondenslager’ die al te ijverige honden op afstand moest houden. Later werden daarvoor de ‘heinen’ ingehuurd die voorzien waren van vermommingen en die de processie in goede banen moesten leiden. Het koppel zijn bedevaarders die eerst de processie aanschouwen om nadien erbij aan te sluiten. Rechts zien we enkele leden van de schuttersgilde St.-Sebastiaan en nog drie honden, wat duidelijk wijst op het probleem dat er toen bestond. De afsluiting van het kerkhof met een ‘muurtje’ lijkt mij enkel gebruikt om de collage tot een geheel te verwerken. De ingang met het veken en de twee draaibomen daarentegen weerspiegelen meer dan waarschijnlijk de realiteit. De straat heette destijds immers ‘Draeyboomstraete’.
wordt vervolgd
|