REVEU du TOURING CLUB de BELGIQUE et Bulletin Officiel. Nos vieilles demeures seigneuriales. LE CHÂTEAU DE SCHRIECK – LEZ – PUTTE.

De belangrijke gemeente Schriek, die ruim 3000 inwoners telt, ligt 14 kilometer oostwaarts van Mechelen, aan het uiteinde van de vele en vruchtbare vlaktes die van de Aartsbisschoppelijke steden de hoofdstad van de Belgische groenteteelt maakt. Door het harde werk van de Vlaamse landbouwer, die de grond diep bewerkte en aldus een passende hoeveelheid klei ophaalde en met de zandlaag van de bovenlaag vermengde, werd de vruchtbaarheid van deze oorspronkelijke zandstreek veel groter. Erwtjes en asperges, bonen en tomaten, bloemkool en selder groeien om ter best in de vochtige en losse grond. Hoewel Schriek tamelijk ver van de groetenmarkten verwijderd ligt, legt het zich toch op deze winstgevende teelt toe, doch levert meestal aan de Mechelse conservenfabrieken. Anderzijds leveren boomgaarden, hier evenals in heel de streek, het eene jaar na het andere een rijke oogst op van peren, appelen, pruimen en vooral de sappige purperachtige perziken die de grote specialiteit van de streek zijn. De malse en geurige vruchten krijgen een prachtige dos en een fijne smaak in de lichte en heldere lucht die de nabijheid van de stralende kempen verraad. Ten zuiden van de gemeente Schriek, die zo uitgestrekt is dat ze twee parochies omvat, loopt een kleine duinenrij die van Rijmenam tot Averbode de vallei van de Demer en Dijle afzoomt. Aan de overkant van de dennenbossen waarmee die heuvelrij begroeid is ligt Keerbergen, een “villegiatuur” en toeristisch centrum, waarvan de toeristen hun wandelingen door de sparrenbossen voortzetten tot Schriek. De vliegtuigen van het private vliegplein van Keerbergen kruisen boven de aspergevelden en van uit de verte weerklinkt tot Schriek het geluid van geblaf van honden en het getoet van de jachthoren waarmee de jagers en de “amazonen der maatschappij” van Keerbergen in de duinen en de dennenbossen met hazewinden op jacht gaan. Onder het oud-regiem was Schriek een heerlijkheid die toebehoorde aan de grafelijke familie Van der Stegen de Schrieck die blijkbaar een zijtak vormde van de familie Van der Stegen de Putte. De gemeente Putte grenst immers aan Schriek. De Van der Stegens behielden hun domeinen en hun kasteel van Schriek nog na de Franse Revolutie. In 1885 was de eigenares van het kasteel en domein gravin Julia Van der Stegen de Schrieck die bij testament het eigendom naliet aan haar neef: graaf Rudof Van der Stegen de Schrieck. In 1926 verkocht deze het kasteel en het domein aan de heer Auguste de Roij, afstammeling van een oude adellijke familie die afkomstig is uit Roye in Picardië en waaruit in het begin van de 19de eeuw twee burgemeesters van St. Jans Molenbeek zijn ontsproten. Het kasteel van Schriek is het type van kasteel uit het oude regiem, met een ruim en geriefelijk hoofdgebouw, paardenstallen en wagenhuizen binnen de omheining van een brede gracht. Aan de andere kant van de slotgracht lag en ligt thans het park met grote bomen en uitgestrekte bosjes machtige rododendrons. Daarachter een dicht eikenbos en ten slotte op het achterland een hoeve met de gebouwen voor de landbouwuitbating. Vijftien hectaren Mechelse tuin worden hier op intensieve wijze bewerkt. In dit begunstigde oord van het land is een dergelijke oppervlakte reusachtig. De pachters van het domein van Schriek is een meester in zijn vak. Wij mochten van de heerlijke meloenen proeven uit de rijke oogst die hij dit jaar gewonnen heeft. De moestuin van het kasteel is een opeenhoping van keurproducten uit de streek. Op de zoom van de bedden, die met stevige opgegroeide groenten bewassen zijn, laten appel-, peren-, en perzikenbomen onder het gewicht van hun vruchten hun takken neerhangen. Men treedt het domein binnen langs een oude dreef die spijtig genoeg tot ongeveer vijftig jaar geleden opnieuw beplant werd. Bij de eerste stap kijkt men verwonderd op: de voorgevel van het kasteel ligt aan de zuidkant, terwijl aan de noordkant de baan naast de slotgracht loopt. Het is dus de achtergevel waaraan de bouwmeester uit de 18de eeuw minder zorg besteed heeft die op de nabijgelegen weg uitgeeft. Wanneer men uit de dreef komt moet men om het slot te bereiken door het park een heel eind ver een weg volgen die gelijklopend is met de grote baan. Deze ingewikkelde toegangsmogelijkheid vindt zijn verklaring in het feit dat tot voor korten tijd het domein van de familie Van der Stegen de Schrieck tot nogal ver noordwaarts van de grote baan reikte die toen nog niet bestond. Toen ze later aangelegd werd liep zij dwars door de eigendommen. (De baan waarover de schrijver het hier heeft is de Schriekstraat). Het noordelijk gedeelte van het goed dat van het kasteel helemaal afgescheiden lag kon gemakkelijk stuk voor stuk verkocht worden daar in de streek het werk op het land gedurende lange tijd de enige kostwinning was. De nieuwe baan die langs de kasteelgracht loopt stoort de behaaglijke eenzaamheid van deze oude herenwoning. De reden waarom de voormalige eigenaars de bakermat van hun familie verkochten moet dus niet verder gezocht worden. Eens dat de bezoeker het park doorgewandeld is staat hij voor de brug van de slotgracht die op deze plaats heel breed is. Tussen de bladeren van waterleliën drijven zwanen, ganzen en eenden rustig rond. De ijzeren vloer van de brug die op zuilen rust dagtekent blijkbaar van recentere tijd. Dertig of veertig jaar geleden verving deze vaste brug immers de ophaalbrug met zijn twee wachttorens. Omstreeks die zelfde periode verdwenen aan de ingang van het dorp de overblijfselen van de versterkingen die aan het uiteinde van de eigendommen waren aangelegd tot verdediging van het kasteel. Een monumentaal hek sluit in het midden van de brug de toegang af. Naar het schijnt heeft men in de loop van de vorige eeuw enkele bijgebouwen van het kasteel gesloopt wiens onderhoud te lastig werd. Zo is de slottoren reeds verdwenen en het hoofdgebouw staat thans te ver af van de twee bijgebouwen: een lang gebouw aan de westkant, dat misschien ouder is dan het kasteel zelf, en tot portierswoning dient en een soortgelijk gebouw aan de oostkant, eertijds bestemd tot paardenstal en koetshuis van het kasteel en nu ingericht tot garage en bergplaats voor landbouwgerief. Het hoofdgebouw is een stevige, rechthoekige stenen blok met sterk overstekend dak. Ten oorzaak van zijn eenvoud is de stijl enigszins onbepaald maar toch streng klassiek. De hoofdgevel die op het park uitgeeft telt aan elk van de twee verdiepingen vier vensters, twee en twee aan weerskanten van de deur aangebracht. De deur van het gelijkvloers is bekroond met een impostlijst met rondboog. De deur op de verdieping, een vensterdeur, is voorzien van een leuning die tot balkon dient. Al de muuropeningen zijn van luiken voorzien. Te midden van het dak staat een trapgeveltje dat men boven zulk klassiek geheel niet zou gaan zoeken. Aan de oostkant is de voorgevel van het kasteel verlengd door een kleine beuk en de apsis van een kapel. Twee paar lansvormige ovale vensters verlichten dit kleine heiligdom. Het is moeilijk de bouwdatum van het hoofdgebouw aan te geven. De bouwtrant doet denken aan de klassieke stijl uit de 17de eeuw, toch is de koepel van latere datum zoals blijkt uit de samenvoegingen van het metselwerk. Het gehele gebouw draagt verschillende sporen van herstellingen waarvan de belangrijkheid moeilijk nader kan bepaald worden. Binnen is dit gebouw naar de klassieke wijze ingedeeld. De ingangdeur komt uit op een gang die van het zuiden naar het noorden heel het gebouw doorloopt. Een afsluiting scheidt de gang in twee delen: het voorste deel is een portaalhal, het achterste de trapzaal. Vier grote vertrekken, die dienen tot salons, eetzaal, bibliotheek, enz. bezetten elk een hoek van het gebouw en geven ofwel op de hal ofwel op de trapzaal uit. Het vertrek dat aan de oostkant tegen de voorgevel ligt, paalt tegen de kapel die reeds vernoemd is. De kapel is door geen enkele scheidingsmuur afgesloten van die zaal. De slotkapel is toegewijd aan de heilige Franciscus van Roye, de martelaar van Gorkum, die tot de familie van de huidige eigenaars behoorde. Op de verdieping treffen wij dezelfde schikking aan, doch, hier zijn er in betrekkelijk laten tijd aanzienlijke veranderingen aangebracht. Te oordelen naar de versieringen van een zeer mooi plafond, dat van 1731 dagtekent, was daar voorheen, boven de portaal hal van het gelijkvloers, de kapel van het kasteel. De trap, die naar de zolder leidt, werd daar ter plaatse op zeer eigenaardige wijze gebouwd met bijgevoegde gaanderijen, waarop het ondergeschikte personeel kon plaats nemen om de Goddelijke diensten bij te wonen. Dat is tenminste de enige mogelijke verklaring van den ongewone bouw van de trap. De keuken die aan de oostkant tegen de zijgevel aangebouwd is, bezit een prachtige schoorsteenmantel uit de 18de eeuw. Een dertigtal meter diepe put mondt uit in de vloer van dit vertrek en werd wellicht in het leenroerig tijdvak aangelegd, om in tijden van beleg de bewoners van het kasteel van water te voorzien. Evenals al de oude herenwoningen heeft ook het kasteel van Schriek zijn eigen legenden. De lieden uit de streek vertellen dat een oud kasteelheer van Schriek in sommige nachten zijn oud slot komt bezoeken om er één of andere misdaad uit te boeten. Men vertelt insgelijks dat het kasteel eertijds door onderaardse gangen met verafgelegen bijgebouwen verbonden was: één van die uitgangen lag in de bossen van Keerbergen, een ander in een hoeve te Heist-Goor. Bij het uitvoeren van grondwerken heeft men in de streek soms sporten aangetroffen van onderaards metselwerk wat dus deze overlevering schijnt te staven. Het park dat wij reeds opgemerkt hebben is de voornaamste aantrekkelijkheid van dit kasteel. De grote hoeveelheden Rododendron zijn enig in het land. Deze struiken zijn eeuwenoude en natuurlijkerwijze die tot ruime, frisse, lommerdreven uitgegroeid. De huidige eigenaar, de heer A. De Roij, die te Schriek slechts enkele weken in de zomer verblijf houdt, heeft er een prachtige kunst- en oudheidkundige verzamelingen bijeengebracht. De grote eetzaal bevat een volledig meubilair in Lodewijk-Philippe stijl, waarin men tot drieëntwintig verschillende tinten en samenvoegingen van notelaar kan onderscheiden. Een volledig stel van 117 stuks oud-Brussels, een ander van 77 stuks oud-Doorniks, schotels in oud-Romaansch aardewerk en duizenden andere merkwaardigheden doen de schoonheid van dit meubilair nog meer uitkomen. In een ander vertrek bewondert men een gebeeldhouwde eigen tafel uit hetzelfde tijdvak en van hetzelfde maaksel als degene die prijkt in het Plantijnmuseum te Antwerpen. De muren van de verschillende vertrekken zijn versierd met schilderijen van gekende meesters, o.a. met een “allegorie van Jordaans”, een ander onderwerp in dezelfde aard van de hand van “Preud’homme” uit de XVIIIde eeuw, een “Christus tussen de twee moordenaars” door van Clerè (XVIde eeuw), een portret van Guido Gezelle door Navez, een “Geh.” Van Houthorst. Tussen allerlei merkwaardigheden blijven we stilstaan bij twee kleine kanonnen. Oorspronkelijk zouden zij gediend hebben om door hun schoten blijde gebeurtenissen in de familie van de slotheer, zoals huwelijken en geboorten, luister bij te zetten. Tijdens de Boerenkrijg maakten de opstandelingen van deze kannonnetjes gebruik om signalen te geven en zelfs om kanonballen af te schieten. Na de onderdrukking van de opstand werden zij door een jongen, Breys genaamd, meegenomen en te Herentals verborgen, waar zij door één van zijn erfgenamen zijn terug verkocht aan de huidige kasteelheer van Schriek. De herinnering aan de grote Boerenkrijg, die 150 jaar geleden in onze gewesten geleverd werd, wordt aldus in het oude kasteel van Schriek voor de geest geroepen.
(Uit “Revue de Touring Club de Belgique”, jaargang 39 nr. 21 - 1 november 1933)

|