Ieder streek kende vroeger wel zijn eigen gebruik op deze dag, zo ook Geraardsbergen waar mijn goeie vriend Pierre woont. Daar kwamen vroeger de meisjes in stoet op straat en die hadden voor de gelegenheid een toren van papier gemaakt waarin vensters uitgesneden waren. Voor de "lichtholen" plakte ze allerhande gekleurd papier dat ze met olie bestreken om ze doorschijnend te maken. Te midden van hun toren lieten ze een kaars branden en zo trokken ze dan door de stad en de omliggende dorpen. De jongens hadden wierookvaten waarin ze houtskool of vermolmd hout lieten veinzen. Deze vaten waren meestal blikken dozen of zelfs uitgehaalde rapen. En dan zongen als volgt : Op Sint Martenavond den toren gaat naar Gent, en als mijn moeder koeken bakt dan ben ik er geern omtrent. Ik kruip al onder de tafel, al om een beetje wafel, ik kruip al op den blauwen steen en moeder smijt mijn kop in tweën. In de streek van Mechelen waar ik vandaan kom, trokken ze vroeger langs de straten met een kabbassken aan de arm en daar zongen ze dan om een appelken, een peerken of een centje en een van de liedjes ging als volgt : Vandaag is 't Sinte Metten, morgen sinte kruk, we komen uit goede parten, wij hadden zo graag een stuk. Een houtje of een turfke in Sint Martens kurfje, we zullen van hier niet gaan voor dat wij hebben wat opgedaan ! Wat waren die lang vervlogen tijden toch mooi !!!!!!!!
|