Op Sint-Jansdag dompelde de moeders vroeger hun ongeboren kinderen in een beek of rivier, en dit terwijl de klok het middaguur sloeg, en om ze te bevrijden van alle kwalen. Men verbrande ook het ijzerkruid, omdat, zeiden de boeren, in de as de gekkensteen te vinden was. Vroeger beweerde men ook dat het Sint Janskruid het S. Jansbloed droeg, daarom ook dat het heilig was. Men zag de klauwen van de duivel in de blaren staan : de doorschijnende tikskens die men op het blad ziet als men het naar het licht houdt. De duivel wilde het immers vernietigen omdat er een druppel van het bloed van de heilige op gevallen was, doch kon daar niet in lukken. - De as van S. Jansvuur, zo geloofde men, genas de tering en bevrijden tegen brand - . Men zette S. Janskruid in een glas water en wiens takje het eerst verslenst was, zou als eerste sterven. En wie op de dag van Sint Jan een O.L.Vrouwbeestje vond, zou gedurende het jaar bevrijd zijn van hoofd- en tandpijn.
Tot slot nog een erg oud gebruik dat eigen was aan deze dag : Men stak Sint Janskruid op het dak van het huis en de stal, of men hing het aan de zoldering om van onweer bevrijd te zijn. Het was vaak de huisvader of moeder die de tak plaatste en dit terwijl de andere huisgenoten het Sint Jans Evangelie gezamenlijk aan t bidden waren.
|