Geen enkel andere heilige is zo vermaard in de provincie Antwerpen als de H. Gommarus. De patroon van de stad Lier geniet de algemene devotie en wordt als grote wonderdoener beschouwd. Zo was het vroeger althans ! Hij werd (wordt) aanroepen in zedelijke kwalen door de ongelukkige huisgezinnen en in de lichamelijke kwalen door de breuklijders. Gummarus was getrouwd met een erg boosaardige vrouw die, terwijl hij als krijgsman zijn vorst bijstond, de lieden zeer slecht behandelde. Bij zijn terugkomst vond hij dit :
Grimaria (de vrouw) ded dackerlieden slaeven stickende schier van dorst, in t branden van de zon, Gummarus door meedogen comt hun noodt te laeven als hy, soo Mozes deed, verweckt een claere bron. Door dit wonder was de echtgenote in schijn tot inkeer gekomen, maar allengskens kwam de kwade inborst weer aan de bovenhand. Toen besloot Gummarus haar te verlaten en als kluizenaar in een eenzame plaats te gaan leven, zonder nochtans op te houden haar handelswijze na te sporen en te zorgen dat niemand er door zou moeten lijden. Terwijl de dienstbode op een aangewezen grond een kluis wilde bouwen, velde ze een mooie boom die de heer niet toebehoorde. De eigenaar, die zeer mistevrede was, ontstak in woede en verplichtte Gummarus tot schadeloosstelling. Gummarus zond een bede naar de hemel, zette de boom recht, en bracht de beide stukken weer samen, bond er zijn gordel rond. De stam groeide weer aaneen, wortelde en bloeide verder ! In deze legende vinden we de reden terug waarom de heilige gediend wordt (werd) tegen lichamelijke breuken.
|