Laat ik beginnen met te zeggen dat deze feestdag onder de naam van Allermartelaren ingesteld werd wanneer Paus Bonifacius IV de beenderen van de heilige martelaars in het Pantheon van Rome liet overbrengen in 607. Toen ontving de kerk de naam van Sancta Maria ad Martyres. Gregorius III stelde bij deze kerkwijding, in 731, de feestdag van Alle Heiligen op 1 november en in 834 werd deze feestdag tot de gehele Kerk uitgebreid door Gregorius IV. s Avonds om 18 uur werd het officie der Overledenen gezongen; de klokken luiden over dood en diegene die niet naar de kerk konden gaan, die bidden toen thuis een half uur of net zolang de klokken luiden. Het was ook een vrome gewoonte om kaarsen te ontsteken gedurende deze tijd en ook gans de Allerzielendag, dit tot lafenis van de zielen van het Vagevuur. Na het officie werd er doorgaans in het Vlaamse land koeken of wafels gebakken. Aan de kinderen werd er toen gezegd : hoe meer koeken zij aten, hoe meer zielekens zij verlosten. In menige stad en dorp van Vlaanderen richten de kinderen kleine altaarkens op voor de deur van hun huis. Op een vierkante tafeltje spreiden ze met zorg een witte linnen doek en te midden plaatste ze een Christusbeeld. Tegen de muur hingen zij al de sanctjes op die ze hadden. Op het voorgedeelte van het eenvoudige kinderaltaar, stond een bord als offerplaat, dit uiteraard den dienste van de voorbijganger. Zij vroegen dan een cent voor de gelovige zielen. De brave kinderen kochten met dat geld dan kaarsjes, maar de anderen, wier minste kwaad de snoepziekte was, kochten er ronde karamellen van gekookte siroop mee, tabletten genaamd. Te Brugge plachten de kleermakers op deze dag, dank aan ene stichting van de Heer van Gruuthuuse, dertien armen te kleden en gezamenlijk de mis bij te wonen in de O.L. Vrouwkerk. U hebt al wel begrepen dat deze oude traditie vandaag niet meer bestaat. Trouwens waar vindt men nog een kleermaker ?
|