De weerspreuken waarin de uitdrukkingen zoals de tijdsbepaling van een luizenwentel, een vlooiensprong en een haneschrede in voorkomen, dateren uit de tijd toen de uurwerken nog niet uitgevonden waren. De eerste klok werd in 1370 in Frankrijk vervaardigd. Toen gebruikten onze voorouders de zonnewijzer, en werd de tijd bepaald naar gelang de stand van de schaduw welke een door de zon beschenen staafje op de wijzerplaat wierp. Na de winterzonnestand bemerkte men dat de schaduw zich lichtjes verplaatste; op Sinte-Lucie bedroeg de afstand deze van een vlooiensprong en vergrootte om o.a. met Kerstmis op een haneschrede te komen. Alzo stelde men vast dat de dagen langzamerhand verlengden. Voorgaande is een typisch bewijs dat de weerspreuken op een hoge ouderdom kunnen bogen.
|