Morgen treden we uit de donkere zes weken die op 4 december van verleden jaar begonnen zijn, en vroeger jaren werd deze gebeurtenis nog echt gevierd. Er brandde een extra keersken en moeder de vrouw roerde het koekenbeslag van boekweitbloem, eieren, een kluitje boter en Franse gist. Dan kwam de oude Meze van zijn verre buitenparochie afgezakt en kreeg een duit, een druppel en een pannenkoek of een wafel om zijn liedeke te zingen en dat ging als volgt :
Ach Here God wat ben ik blij, de slechte weken zijn voorbij, Moeder bakt nen wafel, zet de fles op tafel, en zing van kerre-kerrekoe, en houdt ons deurken toe.
Men moest toen ook de kwade geesten bezweren, die mogelijk waren overgebleven van uit de donkere zes weken. Men zette dan een brandend keersken bij de deur, en als de vlam begon te draaien en te sputteren, riep men verheugd : " Daar is er nog ne kwaje die er van onder trek ! " Gebeurde het soms dat een luchttocht het keerske uitblies, dan riep men vol geestdrift : " 't Is Barabbas die er van deure muist ! " Men keek elkaar dan met verschrikte ogen aan : wie had dat durven peinzen, zes weken lang had de sombere geest Barabbas door het huis gewaard. Maar nu was hij weg en de koeken of wafels zouden er maar te beter om smaken. Die goede oude tijd toch !!!
|