Wanneer de broeders van S. Antoon op hun omhalingsronde waren, werden ze altijd vergezeld van een afgericht varkentje dat men een bel aan de hals, zo tam als een hond, al knorrende achter den broeder aan liep. De arme lieden, voor wie het varkentje zo nuttig was, aanriepen den H. Antonius om alle kwalen van dit dier, en later van alle staldieren af te weren. Het is dan ook geen wonder dat het verken met de bel, als onafscheidbare gezel van de gevierde kluizenaar wordt afgebeeld. Voeg ik hier nog aan toe dat men in het beeldschrift er de boze geest wil in afschilderen die, onder de gedaante van een zwijn, de heilige kwam bekoren. In menige kerk in t Vlaamse land wordt Sint-Antonius aanroepen tegen de ziekten van het vee. In Merchtem bijvoorbeeld waar de lakenweverij bloeide, was Sint-Antonius de patroon van de kamslagers. Laat mij dit hoofdstukje afsluiten met een erg oud maar mooi gedicht zal ik het maar noemen :
Siet, dits Sent Antoniusdach,
die hiere is, doe ic u ghewach,
van der plaghen van den helschen viere,
daer God onse heere goedertiere,
ons af bescherme, ende van alle tormente.
|