In het Hageland placht men mutsaards te stoken. Bij het geknetter van het vuur, steeg een gejoel en vreugdegeschreeuw op, waarna de jongelingen elkanders hand vast namen, en een rondendans begonnen. Terwijl de kinderen zich vermaken, komen ook de jonge lui feest vieren rond het Sint Martensvuur. Rond Leuven lieten ze zuiverende vuren branden, wat ene herinnering is aan de tijdvuren der Germanen. De jonge dochters plachten hunne verloofden en hunne familie te onthalen en te vergasten op boekweitkoeken. Te Mechelen gaat men van deur tot deur, met een kabbasken aan den arm en men zingt het Sint Martensliedeken, om een appelken, een peerken, een centje of zo iets te bekomen. Doch het bijzonderste feest is den Zondag nadien. Van in de week is men volop bezig aan het maken van een kruk, waar Sint Marten - een knaap - moet opzitten. Hoe dit verder gaat, dat leest u morgen dan weer wel.
|