April was volgens de oud-Romeinse kalender de tweede en volgens de Juliaanse de vierde maand van het jaar. In de Gregoriaanse tijdrekening heeft hij de vierde plaats behouden.
Bij de Romeinen toegewijd aan Venus, is deze maand althans wat de weersgesteldheid betreft, net zo grillig als de liefdesgodin zelf.
De oorsprong van het Latijn Aprillis, waarvan onze Vlaamse naam voorkomt, wordt door verschillende schrijvers beschouwd als komende van het werkwoord aperire = openen. In deze maand immers opent de aarde zich om aan planten en zaden lucht te geven en een oud versje zegt dit zo :
Mijnen naem Aperillis, veranderd in April,
Beteekent dat sig nu de Aerde op’nen wil,
Om in de lente-tijd de vrugtbaerheyd te geven,
Door warmte naer den eysch, die al wat leeft doet geven.
Zij wordt grasmaand genoemd omdat de boer ’t halve de maand zijn koeien in de weide steekt. Ook wordt ze wel eens paasmaand genoemd, omdat gewoonlijk het Paasfeest in deze maand valt. Naar het gebruik van de paaseiers, noemt men haar ook soms eiermaand.
|