In Brabant en Limburg at men op Kerstavond gewijde gortbrij, die in zekere kloosters verkocht werd. Meest wordt men genood op wafel- en pannenkoekbak; men drinkt erbij warmen punch of wijn. Te Brussel, bij de burgerij, is het feestmaal in voege gebleven, de kastanjen nochtans vervangen er de zoete eikels der oude Belgen. Indien tijdens het maal een licht uitgaat, wordt het als een ongeluk beschouwd : een der gasten zal gedurende het jaar sterven. Na de maaltijd wordt de toekomst geraadpleegd. Men giet daartoe gesmolten lood of eiwit door de opening van een sleutel in het water, dan bekomt men allerlei figuren die in verband staan met de toekomst. Zo zal de jongeling ene naaister huwen wanneer het gegoten lood ene schaar verbeelt, het meisje zal dan een kleermaker tot echtgenoot hebben. Verbeeldt het een blad of boek, dan wijst het een bureelschrijver, enz. Ook worden nootschelpen gebezigd waarin kleine stukjes brandende kaars gesteld worden en op het water drijven. De wijze waarop en hoelang ze branden duidt den levensloop aan; komen er twee in aanraking, dan voorspelt het een huwelijk. Het oprichten van een Kerstboom dagtekent van jongeren tijd in onze gewesten. Het was bijzonderlijk de kasteelheer die er ene ten huize oprichtte en de arme kinderen onthaalde om den boom te plukken. Daar vonden ze speelgoed en lekkernijen, warme kleren en geld. Morgen vertellen we weer een beetje verder...tot dan ?
|