Met Sint-Mamertus op kop krijgen we vanaf morgen de drie koude santen of vriesheiligen op bezoek, in de wijnstreken noemt men ze zonder omwegen de " wijndieven ". Bij ondervinding weten we dat ze erg op ons gebeten kunnen zijn en ons kunnen doen rillen en beven gelijk in de voordagen van de winter. Het is een van ouds bekend verschijnsel dat telkenjare omstreeks halfmei zich voordoet, namelijk op enige meer of mindere warme dagen volgt een sterke daling van de temperatuur, die gepaard gaat met van die scherpe noordenwind, een betrokken lucht en koude regen- of hagelbuien. De noordenwind vergezeld van vrij strenge nachtvorsten brengt veel schade toe vooral aan aardappelen, haver, jonge groenten en bloeiende fruitbomen. Het oude volksgeloof bracht die verschijnsel in verband met de heiligen die omstreeks die tijd herdacht worden en zo heeft men de HH. Mamertus, Pankratius en Servatius de " ijsheiligen " of "strenge heren" genoemd. Te oordelen naar volgend rijmpje moet Sint-Mamertus de oudste zijn :
" Al is Mamertus oud en grijs, houdt hij van vriezen nog en ijs. "
Als het vroeger jaren tijdens de dagen van de koude santen nat en kil was, dan bakte men op de buiten spek-pannenkoeken, " ze lapten de magen en spanden de broeken ". Men offerde er een dozijntje aan die heilige mensenverneukers, d.w.z. dat men ze naar de koster bracht, dit met het doel een woordje te beste te spreken om 't weer te doen keren. Die voorouders toch ! Morgen ga ik uiteraard verder met onze koude vrienden, en misschien ook met nog wat meer uitleg want over de ijsheiligen geraakt men omzeggens niet uitgebabbeld. Tot Morgen dan maar ?
|