In de almanak van ’t Meetjesland (1877) komt in verband met Sint-Medardus, volgende “weerlegende “ voor : Den 8ste juni vieren wy Sinte Medardus; en ik en twyfele niet of ’t zal regenen; maer geen veertig dagen lang toch, zoo als de Franschen beweren. Dat het tons zou kunnen regenen tot den 18ste, ’t is mogelijk : immers, volgens de legende, zei den heilige Fautus wiens feestdag den negenden gevierd wordt aen Sinte Medardus : “ Barnabas (11 juni) en Vitus (15 juni) zyn myne geburen, en wy zullen te samen ‘ne keer de boeren wasschen, tot als onzen kameraad, den Hollander, Frederik (18 juni) de sluyzen des hemels komt toeschuiven.
Vanzelfsprekend werden er op de vooravond van Sint-Medardus naamdag, tal van middeltjes aangewend om de welwillendheid van de natte sant op bijzondere wijze af te smeken, om van de natte plaag bevrijd te blijven. Het beste middel scheen een glazeke wijwater te zijn, waarin men een ruikertje stak bestaande uit allelei veldbloemen en drie Vader-ons en evenveel Wees-gegroeten te bidden. Te Gent mocht men vooral niet vergeten met volgend versje te besluiten :
Sinte Medardus van omhuuge,
Laat beneen hier d’ irde druugde.
Men kon het ook nog anders doen, namelijk met een cent in de vlam van een gewijde kaars te doen gloeien en hem in het regenstuk te laten vallen :
Als hij duumt en sist, es Sint-Medardus ghiel uitgepist.
’t Moeilijkste was natuurlijk om die cent gloeiend te krijgen !
|