Alvorens wat over de gewoontes van vroeger in de vastentijd te vertellen, wil ik eerst toch nog even terug gaan naar vastenavond, ook al is die net gepasseerd. Vroeger jaren noemde men die dag ook wel eens slonsendag en meestal hield men dan zowat overal smulpartijen. In 't Vlaamse land smulde iedereen zegt maar. De heren op het stad- of gemeentehuis, de schutters op hun doelen, de ambachtslieden in hun neringhuizen. De burger vierde in zijn eigen huis, en daar was het dan een familiefeest, waarop pannekoeken en wafels het meest gegeten werden. Men at ook spekkoek (spek met eieren) en kruidkoek (met molsla en reinevaar) In Limburg bakte men oliebollen, smoutbollen en boekweitkoeken. Men stak een vers vat bier aan, de knechten en meiden zaten met de meesters aan de dis en werden er onthaald met hesp, varkenskoteletten en worsten, ze aten genoeg om het 40 dagen te kunnen uithouden. In Limburg at men ook warme wei, dat is, een zo'n groot mogelijke hoeveelheid vers uit de oven komende halve bollen wittebrood. Elk nieuw baksel werd toen aangekondigd door het blazen op een hoorn. Wie het nodige geld niet bezat om kermis te vieren mocht bij de welstellende burgers rondgaan. De vragers zongen dan liedjes langs de straat en begeleidden hun zang met de rommelpot. Dit muziektuig was een aarden pot waarvan de opening met een varkensblaas was overtrokken, waardoor een stok getrokken werd. De klank was doorgaans een onwelluidend muziek. Hierna geef ik u nog een tekst mee van een heel oud liedje dat men toen pleegde te zingen.
|