Gisteren vertelde ik u al dat vastenavond en de eerste zondag van de vaste, vroeger jaren de bijzonderste dag de carnaval was. Het bijzonderste feest wordt die eerste zondag wel in Geraardsbergen gevierd. Rond de middag al wordt de stad gevuld met een bonte menigte uit de omtrek. Om 14 uur dan wordt de plechtigheid aangekondigd door het luiden van de klokken en het spelen van de beiaard. het feest behelst twee delen : Het eerste is de processie waarin de geestelijkheid, vergezeld van de overheden en een talrijke menigte, zich onder het gezang van de litanie van O.L.Vrouw en andere kerkelijke liederen, naar de vermaarde kapel van O.L.Vrouw op den Oudenberg begeeft. Na de godvruchtige plechtigheid wordt de erewijn voorgebracht, geestelijke en burgerlijke overheden reiken zich de beker over waarin een visje zwemt. Een der overheden moet het visje inslikken. Van zodra de gezondheid gedronken is, worden opgepropte manden met haringen en krakelingen over het volk uitgeworpen of in een nabijgelegen vijver gegoten. Het is dan een gegrabbel, een verwarring, een gelach en gejubel zonder einde. Velen richten zelfs honden af om in de vijver de haringen en krakelingen op te vissen. Over de oorsprong van deze zonderlinge gewoonte is men het niet altijd eens. Men verhaalt dat de stad eens door de vijand belegerd was, men wilde de inwoners uithongeren, het scheen het enigste middel te zijn om te overwinnen. Men was op het punt zich over te geven, toen men bij O.L.Vrouw, hier op den Oudenberg, om raad kwam smeken. Een man uit het volk zegde dan aan zijn medeburgers : Bakt heden kleine koeken met het laatste meel en vist alles in de Dender op, brengt dan alles hier.Zo gezegd, zo gedaan, en wat er dan gebeurde, wel dat leest u morgen dan wel weer. Tot morgen ?
|