Vroeger, nu heel lang geleden was het de gewoonte dat de boeren het meest verhuisde rond half maart en dat ging toen altijd gepaard met feestelijkheden, bijzonder in onze Kempen. De boerenjongens uit de buurt kleden zich toen als clowns of als middeleeuwse ruiters en leiden de stoet van de verhuis. Het was een hele stoet, geheel de inboedel was geladen op de karren van de geburen, daarna kwam dan de huifkar die versierd was met bloemen en groen, waarop een plakkaat met allerlei vieze figuren was vastgehecht. In de huifkar zat de boerin met de kinderen, dan volgde het vee bewaakt(?) door de boerenmeiden en knechten die, arm aan arm dansend en springend zongen. De huifkar was doorgaans gekroond door de jonge meisjes van de naaste gebuur waar men ging wonen. Werd dit niet gedaan, dan was het een affront, de nieuwe geburen waren dan niet welgekomen. Het meest gezongen liedje klonk als volgt : Leve onze boer en hij mag er wezen, leve onze boer, en hij mag er zijn, hij wordt bemind, hij wordt bemind, hij wordt geprezen, hij wordt geprezen en bemind. Lang zal hij leven, leven zal hij lang, lang zal hij leven in gloria, den hemel zal hij erven in gloria(bis). Gebeurde de verhuizing naar een ander dorp, dan werd er halt gehouden aan de eerste herberg van het nieuw dorp. Iedereen dronk er een pint, de meisjes ene voor twee. Zij zongen maar altijd voort. Aan de laatste herberg die het dichtst bij de nieuwe woonst gelegen was, werd er nog een pint gedronken. Bij de aankomst leidde de mannen de paarden op stal en de meisjes gingen naar de huifkar en zeiden : Stap maar af, bazinne. Wanneer de pachtes afkwam, stak men de hand uit, wat ze noemde de schoenen vijgen; de pachtes taste in haar zak en gaf een fooi aan de meisjes. Er werd nog eens gezonden en allen gingen ze dan rond de pachter en de pachtes staan, en dansten in 't rond, het jonge volk trok dan naar de herberg om er op 's pachters kap te gaan drinken. Veertien dagen later had er dan een koffiefeest plaats voor de meisjes van het gehucht : krentenbrood en rijstpap, bij de boerin. De mannen werden genodigd in de herberg en ze wensten de pachter veel geluk In Limburg werd de nieuwe woonst door de jonge dochters uit de nieuwe buurt van onder tot boven gekuisd. Wanneer de nieuwe bewoners dan aankwamen, werd de bazin een versierde bezem aangeboden met de volgende toespraak : Vrouw, kom bennen, we hopen dat g'er u zult gewennen, we hopen dat g'er zult zijn kontent, aanveerd dit klein present. Daarna werd de vrouw dan het huis rond geleid om het in ogenschouw te nemen. Waar is toch die tijd naartoe ? Morgen vertel ik dan weer verder over Halfvasten, tot dan ?
|