Op Paasavond had(heeft) de wijding van de Paaskaars plaats, zij beduidt den Heiland, zo schrijft de volkskundige kalender : het " Licht van het Licht ": de vijf wierookkorrels welke kruisgewijs in de kaars werden gebracht, doelen op de reukwerken, waarmee Jezus lichaam werd gebalsemd; de vijf openingen hiervoor zijn de vijf glorierijke Wonden. De doopleerlingen werden toen onderwezen in het geloof en ontvingen het H. Doopsel. Dat was (is) de reden waarom men deze avond het doopwater wijdt. Daarna begon dan de mis, en bij het aanheffen van den Gloria luiden de klokken, klingelden de bellen en liet het orgel zich horen. Vroeger werd de Paaskaars uitgedeeld aan de inwoners van de parochie onder de vorm van kleine kaarsjes. In verschillende kerken stond een grote kandelaar waarop de paaskaars geplaatst werd. Wanneer de klok begon te luiden, keken alle kinderen naar de klokkentoren, en dan gingen ze overal, in hof en beemden, zoeken naar de Paaseieren. De klok was immers van Rome gekomen en men komt van zulke verre reis niet terug zonder een geschenk mee te brengen. De eieren waren vroeger eenvoudig gekleurde eieren en van een spreuk voorzien. Later waren ze van suiker en chocolade, nog later begonnen gewone geschenken de zinnebeeldige eieren te vervangen. Het ei was een teken der verrijzenis of herschepping, wat er in zit schijnt dood, doch wordt levend. Waar vroeger het burgelijk jaar op Pasen begon, was het tevens het zinnebeeld van het nieuwjaar. De oude eierschalen werden bewaard en in de kas gezet, de spreuk die er op stond diende tot leidraad voor het kind : het was de les die van Rome kwam. In sommige streken was het de gewoonte dat de schoolkinderen, ook wel de kerkbediende, rond Pasen eieren gingen bedelen bij de inwoners van de parochie, en ze deden dit al zingende : Vrouwke, vrouwke, doe uw best, haal een eiken uit den nest, van die witte hennen, God zal ze kennen. Een ei is geen ei, de tweede is een half ei, de derde is een paasei. De eieren werden dan verdeeld, of men bakte er een eierkoek van waaraan de schoolkinderen zich dan deugd deden. Na de dienst werd de vasten uitgeklopt. Op Paasavond pleegde men ook de HH. Oliën van het jaar te voren te verbranden. Het volk zei toen dat men Judas verbrandde en daarom dat ze deze zaterdag ook nog Judaszaterdag noemde. Ook op deze dag bestond er natuurlijk ook weer dat wangeloof. Zo zei men dat al wie heden, wanneer de klokken van Rome kwamen, naar de naastgelegen bron snelde en zich het hoofd waste, van hoofdpijn en zonnesteken zou bevrijd blijven. De lieden lieten zich hun haar snijden en hun baard afdoen, om al het oude af te leggen. Zo komen we dan bij Pasen, maar daar vertel ik u morgen dan weer wat over, tot dan ?
|