Vroeger jaren kwamen de inwoners van sommige gemeenten al in de vroege morgen samen om dan gezamelijk naar het bos te trekken waar ze Sinxenbomen, takken en groen gingen halen. Beladen met bussels en boompjes, meest berken en sparren, kwamen ze al zingende en joelende dat het dreunde, over de velden terug. De boompjes werden voor de ingang van de huizen geplant want dat bracht de zegen in huis, en het weerde ook het kwaad af, zo zei men toen. Hetzelfde geschiedde ook voor de stallen, ieder stuk vee kreeg zijn boomke. In de nok van het dak werden takken gestoken, het groen hing men op zolder, aan de wanden, aan de deur en de ramen, zowel langs binnen als langs buiten. Voor diegene die geen boompjes hadden kwamen de bedelaars er aanbieden op de hoven en ze zongen daarbij Sinxenliedjes. Ze zongen om spek en eieren te krijgen, deze spijzen werden verzameld en 's avonds was het " spek in de pan " bij de arme lieden. Net zoals op de eerste mei met de meitak gebeurde, werd er ook nu een Sinxentak geplaatst voor de deur van de huwbare meisjes. Het gewas verschilde volgens volgens het gedacht van de jongelingen over het meisje. Zo ontving een ondeugende maagd bijvoorbeeld een dorretak, ook wel eens een stro-man. Morgen vertel ik dan weer verder over de Sinxenboom, waar deze werd geplaatst en hoe hij werd versierd, tot dan ?
|