Gisteren beloofde ik u om vandaag wat te vertellen over het binnen halen van de oogst ten tijden van onze voorouders. Wel voor de landman was de oogstmaand en het inhalen van de oogst de bijzonderste kermis zegt maar. Dagen van tevoren vroegen de kinderen al wanneer de oogst zou binnen gehaald worden. Was de dag dan aangezeid, dan maakte ze rap een mei, en versierde hem met bloemen en gekleurd papier. Op het land was men naarstig aan 't werk, en wanneer de dag dan aangebroken was, om de laatste kar naar 't hof te voeren, kwamen meiden en knechten de mei halen en staken hem op het laatste voer. Op de laatste kar moest al het werkvolk zitten om zo door het dorp naar huis te rijden. Ze mochten zeker niet nalaten van te zingen, te joelen en te schreeuwen, opdat iedereen zou weten dat ze de mei inhaalde, want de mei moest begoten worden. Onderweg stonden de boerinnen in het moldervensterke gereed met volle emmers water, om bij het doorrijden het werkvolk en de mei te begieten. Gaande naar de hoeve zongen de lui : Het laatste voer is op de baan, dat in den boer zijn schuur moet gaan. Dat lied werd gezongen, begeleid door de muziek van tuithorens, ketels en marmieten, en dat duurde tot aan de hoeve, waar men dan zong : En is de boer koornschelfs en oogst nu in? Jaaaa. En gaan we gaan rijstpap eten ? Jaaaa Zo trokken ze dan binnen waar de bazin aan 't rijstpap maken was. Na het maal werd de mei op den bleeker geplant en kwamen de lieden dansen en zingen, zodat het plezier soms tot laat in de nacht duurde. Morgen vertel ik nog wat verder en neem ik u mee naar Veurne en Temse, tot dan ?
|