De almanak was dus te beschouwen als een tabel of een boek, waarop of waarin benevens andere wetenswaardigheden in verband met de tijd, dag- en maandwijzers voorkwamen. Hij heeft vooral de rijmspreuken verspreid en de almanakmakers schreven ze zeker deftig over uit andere (wetenschappelijke?) bronnen, zoals dit trouwens voor 95% van de inhoud der almanakken het geval was. Zo konden de weerspreuken door het volk ingezien en in het geheugen bewaard worden. in de middeleeuwse volksboeken ten andere, komen reeds verschillende berijmde weerregels voor, die op hun beurt geboren zijn uit oeroude mondelingen overleveringen. Zonder twijfel na de kennismaking met de weerspreuken vermeld in de almanakken, zal de gewone mens, en wel voor het merendeel de landbouwer, zijn waarnemingsvermogen verder gescherpt hebben en met nieuwe bevindingen voor de dag zijn gekomen. Vanaf morgen gaan we dieper in op de weerspreuken, tot dan ?
|