De Zondagse Drollenvanger (1955)
Vroeger heb ik de zondag altijd als de meest nare dag van de week gevonden. Niet zozeer dat we die dag niet buiten mochten spelen, of dat we ons "netjes" moesten gedragen. Die dag had ook het voordeel dat we konden uitslapen, wat voor mij een zegen betekende, omdat het bed voor mij de meest rustgevende plek in huis is, tot op de dag van vandaag. Nergens kun je zo heerlijk dwalen in je gedachten als hier. Met de dekens over je kop het vervolg van je droom beleven. Wat mij best wel lukt. Zelfs in kleur. De periode van zwart-wit dromen ben ik als volleerde dromer allang ontstegen.
 Waar denkt Kuifje aan? Bobby weet het!
Het drama op die zondagen zat 'm in de kleding en voornamelijk in de zogenaamde "nette" kleding, waarvan de plusfour mij de meeste ellende bezorgde. De bekende driekwart broek die ergens onder de knie als een lange pofbroek ophoudt te bestaan. Hoog modern in de jaren '50, en overgewaaid uit Engeland doordat de Engelse koning Edward VII er furore meemaakte tijdens een diplomatieke missie naar Amerika, eind 19de eeuw. Eigenlijk een broek voor de golfsport bedoeld, maar voor jongens in de overgangsfase van korte broek naar pantalon, het ideale kledingstuk om er als jonge jongen er pront bij te lopen.
 King Edward VII in Plusfour
Uit noodzakelijke zuinigheid had mijn moeder een lap stof gekocht op de markt, waarvan ze naar een patroon uit de Marion in al haar ijver een plusfourbroek had gemaakt. Dat ik eerst keer op keer moest passen of de maat en snit wel in orde waren. Ze was trots op het resultaat. Het lag niet aan het model, het lag ook niet de kleermakerskunst van mijn moeder. Het was de stofkeuze dat het euvel was van alle ellende. Geen zuivere scheerwol, maar een goedkoop lapje namaakwol bleek de oorzaak. Deze nepstof kriebelde en prikte aan mijn benen tot aan het kruis. Ik kon er geen moment van stilzitten. Nog erger was, dat ik wist dat mijn vriendjes mij nu zouden uitschelden voor mijn "drollenvanger." Die hoefden er 's zondags niet zo bij te lopen. Helaas, geen kind groeit op zonder trauma.
 Luisteren naar de radio deed je vroeger zo.
Dit gaf mij ook alle reden om de gang naar de kerk zolang mogelijk uit te stellen. Het vooruitzicht dat ik urenlang in de harde kerkbank ook onrustig zou zitten schuifelen, en waarschijnlijk de rest van de dag met schrale plekken op de dijbenen moest rondlopen, deed me allerlei uitvluchten bedenken. Acuut kreeg ik buikpijn rond de tijd dat we ons moesten opmaken voor de kerk. Ik kon de aandoening zo natuurgetrouw oproepen, dat ik daardoor thuis mocht blijven. Mijn moeder, die maagpatiënt was, had alle compassie voor mijn kwaal, ze voelde met me mee in het lijden. Toen ik de truc goed onder de knie had, heb ik daar meermalen succes mee geoogst.
Een andere reden van triviale aard was, dat rond dit tijdstip de avonturenhoorspelen van de KRO op de radio begonnen. Juist rond twee uur wanneer ik in de kerk zou zitten. Waarom kon die katholieke radio geen rekening houden met protestantse luisteraartjes? Want die hoorspelen wilde ik als het even kon niet missen, ook omdat telkens een vervolg kwam op de voorafgaande aflevering. En slim als kinderen kunnen zijn, ik bedacht een list.
 Waar de Plusfour echt thuis hoort
"Gaat het al een beetje,....Appie?" vroeg mijn moeder bezorgd, die meteen klaar stond met een beker warme anijsmelk. "Nou....?....Nog niet helemaal," antwoordde ik met een benepen stemmetje, waarop ik plotseling weer "krampen" voelde opkomen en met veel gekreun demonstratief het toilet opzocht. "t Is toch wat met die jongen," zei mijn moeder verontrust tegen mijn vader. "Die jongen mankeert niks, die bedenkt smoezen. De volgende keer gaat hij gewoon mee naar de kerk!" Mijn vader doorzag mijn acteertalent, dat ik toch niet tot in de perfectie beheerste.
© 2011 Albert Prins

|