Echte arme sloebers hebben enkel een plank op schragen om de spulletjes uit te stallen die ze te koop aanbieden. Erachter staat een stoel of een kruk met een parasol erboven, voor minimaal comfort. Wie zich een container langs de weg kan permitteren om zijn goederen te verkopen heeft goed geboerd.
Behalve de container waarin kapper Fred zijn handel dreef, stond aan de overkant van de straat waar ik logeerde nóg een container. Aggie verkocht er kruidenierswaren: blikken palmolie, wc-papier, maggiblokjes, rijst, jam, tomatenpuree, theezakjes, ontsmettingsmiddel, snoep etc. Dat waren producten die ik kende. Het grootste deel van de container was gevuld met voor mij onbekende artikelen. Sinds Aggie in het bezit was van een diepvries, verkocht ze ook ijs, bier, cola en ijswater. Ze had geleerd alle spullen er op gezette tijd uit te halen om ze niet te laten bevriezen en de diepvries zo weinig mogelijk te openen om energie te sparen.
Het was wel handig, zon supermarkt voor de deur. Ik sleepte er grote zakken vol kleine zakjes met water vandaan, waarvan ik in het koelkastje op mijn kamer ijswater maakte. Ik kocht er wc-papier per rol waarmee ik meestal wel een paar dagen vooruit kon, tenzij ik iets verkeerds gegeten had en een rol per dag nodig had. s Avonds zat ik er op een plastic stoeltje langs de straat met een flesje bier en zag de hele buurt passeren.
Achter de container woonde Aggie met haar familie. Op een erf waarover heel veel waslijnen waren gespannen en waar altijd was te drogen hing. Daarnaast was een houten veranda die als huiskamer fungeerde. Wat daarachter stond weet ik niet, maar veel kon het niet zijn.
Er woonden, behalve Aggie, haar broertje en haar zus, een stuk of vier vrouwen van verschillende leeftijden en omvang. Die hadden een kinderschaar geproduceerd, oplopend in leeftijd van nul tot vijftien, met een per vrouw buitengewoon hoog gemiddeld. Zelfs Aggie wist niet precies hoeveel kinderen er woonden. Voor enige privacy was absoluut geen ruimte. Het hoe, waar en wanneer die kinderen allemaal zouden zijn verwekt, riep vragen op, vooropgesteld dat elke verwekking in afzondering had plaats gevonden. Af en toe liep er een man rond. Hij leek wat sullig, maar moest ongetwijfeld heel veel in zijn mars hebben. Dan scharrelde er ook nog een graatmagere hond rond met een nest jongen.
Ik was verbaasd toen op een avond zon klein pikzwart, spiernaakt wurm zich aan mijn benen vastklemde, want de meeste peuters zijn doodsbang voor blanken, als ze het al niet op een schreeuwen zetten. Ik heb het ventje op schoot getrokken en een beetje met hem geknuffeld. Dat vond hij geweldig. Vanaf dat moment hadden we een hechte relatie. Elke avond, als ik me goed en wel met mijn biertje op straat had genesteld, vloog hij in mijn armen. Als hij er genoeg van had gleed hij van mijn schoot, zwaaide met zijn handje, dribbelde op kromme beentjes weg en verdween naar het erf achter de container.
Op een dag werd zijn blik door iets anders getrokken dan mijn oren, mijn haar, mijn bril of mijn borsten. Over mijn schouder grabbelde hij in de spulletjes, die Aggie op een tafeltje achter mij had uitgestald. Car, brabbelde hij, hoewel hij amper kon praten en ik de woordjes die hij uitsprak nooit kon verstaan omdat het geen Engels was. Car, car. In zijn knuisje had hij een plastic autootje verpakt in cellofaan. Bang dat het cellofaan zou scheuren pakte ik het af en toen hij protesteerde begon ik met het autootje over de tafel te rijden. Brrruuuum, brrruuuum. Dat vond hij wel leuk. Minder leuk was het als ik ermee stopte. Dan zette hij een gigantische keel op. Wat kost dit? vroeg ik Aggie. Threethousand. Dertig cent dus. Ik gaf het autootje aan het ventje. Hij vloog van mijn schoot, zwaaien was er niet meer bij, en schoot de hoek om.
Nog geen twee tellen later kwam een hele rij kinderen het erf afgerend. Ik begreep dat ik een kapitale fout had gemaakt. Hulpeloos deelde ik nog vier autootjes uit in een poging het tij te keren, maar het kwaad was geschied. Niet alleen raakte de voorraad van Aggie uitgeput, ook de buurtkinderen werden gealarmeerd en stoven mijn kant op. Ik gaf het op. De oudere kinderen bedelden of trokken hun trukendoos open om me over te halen. De kleintjes begonnen luidkeels te huilen.
Op dat moment diende de moeder van het kleine ventje zich aan met het autootje in de hand. Het wieltje was er al af. Smekend stond ze voor me. Ik kocht alleen nog voor haar een nieuw autootje. De huilende kinderen begonnen nog harder te huilen. Door dat tumult stormden alle vrouwen uit de buurt de straat op. Dreigend met zwiepende takken en met veel kabaal joegen ze de kinderen naar huis.
In het donker, links en rechts van de weg, achter de stalletjes en containers, klonk het geluid van kijvende vrouwenstemmen en kindergehuil. Vier kinderen werden naar me terug gestuurd. Ze kwamen me schuchter bedanken.
Een van de vrouwen kwam bij Aggie een flesje fanta kopen. De inhoud daarvan is kennelijk voldoende geweest om alle kinderen te sussen. Minder dan één slok fanta per kind; kom dáár eens om bij Europese kinderen!
Na een uur was de rust terug gekeerd.
|