......Een guesthouse in Ghana...... Dit guesthouse is fictief. Twee vijftigers hebben hun baan opgezegd om een guesthouse te exploiteren in Ghana. Een van hen bericht wekelijks over haar ervaringen in dit land
09-01-2006
In Accra waren enkele grote supermarkten, die konden wedijveren met onze Nederlandse Albert Heyn of Belgische Delhaize. Ze verkochten er soortgelijke producten, tegen prijzen waardoor ik af en toe snákte naar een Aldi of een Lidl. Maar er waren ook talloze kleinere supermarkten. Ze hadden airco, de waren stonden netjes gesorteerd in rekken of in vrieskisten, ze hadden een redelijk uitgebreid assortiment en behalve Afrikaanse producten verkochten ze er ook steeds meer westerse artikelen, zoals mayonaise, ketchup, honing, wijn en anti-muggenspray. Zelfs Magnums kon je er krijgen. Niet alleen de importproducten waren er duurder dan bij ons, maar ook veel westerse producten die in Ghana werden geproduceerd, zoals melkproducten, vruchtensappen en koffie. Dan waren er de talloze kleinere winkeltjes, van bakstenen gebouwtjes tot containers en houten stalletje, die producten verkochten die door de plaatselijke bevolking dagelijks werden geconsumeerd.
Grote markten, die zo typerend zijn voor Afrika, waren in Accra op talloze plaatsen te vinden. Meestal bevonden ze zich naast of rondom grote trotro-stations. Er werd onder begeleiding van een gigantische herrie letterlijk van álles verkocht. Tussen de kraampjes, de koopwaren op de grond en de dichte massa kopers, manoeuvreerden de trotros, de taxis, de vrachtwagens van toeleveranciers en de houten handkarren.
Door dit geweld persten zich de hawkers of straatverkopers met hun dozen, teilen en emmers vol koopwaren op hun hoofd. Ze slenterden met hun ijswater, gebakken plantain, stukken papaya, ijs, kauwgom, etc. etc., langs wachtende passagiers in de honderden trotros die pas vertrokken als ze waren volgeladen. De meeste producten konden met één hand boven uit de bak worden gehaald en door het raampje worden aangereikt, zonder dat de bak van het hoofd hoefde te worden getild. Broodjes werden met een vork boven uit de teil geprikt. Ze werden verpakt in stukken krant of afgeschreven archief, zoals oude telefoonrekeningen of salarisstroken, die in een zakje aan de arm van de hawker hingen. Nagellak was in de bak op kleur gesorteerd, zodat de koper vanuit het raampje gemakkelijk de juiste kleur uit kon pikken. Bungelende bhs hingen over de rand van een teil, waardoor op afstand een inschatting kon worden gemaakt van de juiste maat. Handdoeken en kleding lagen in een nette stapel rechtstreeks op het hoofd van de hawker gestapeld. Er waren aparte hawkers voor heren- en damespantalons, zodat de hawker zijn of haar waren niet tevergeefs hoefde af te stapelen. Ook naaimachines werden per stuk vanaf het hoofd aangeboden.
Niet alleen op de markten stikte het van de hawkers. De wandelende supermarkt was bepalend voor het straatbeeld in Accra. Op elk gewenst moment kon ik bananen, ananas, eieren of tandpasta kopen. Waar ik ook was, ik hoefde alleen maar even om me heen te kijken en de inhoud te spotten van de dozen, teilen en emmers die links, rechts, voor en achter voort bewogen.
Op drukke wegen met veel stoplichten en op trajecten waar dagelijks het verkeer muurvast zat, had zich een Afrikaanse versie van onze MacDrives ontwikkeld. De hawkers bewogen zich voort langs en tussen de rijen autos die stonden te wachten voor een rood licht of die zich in de file stapvoets verplaatsten. Stropdassen, brood, tandpasta, wc-papier, speelgoed, servies, centuren, kaarten, opbergmappen en strijkijzers, het kon allemaal vanuit de auto tijdens het wachten in de verkeersdrukte worden aangeschaft.
De voorraad van deze handel lag opgeslagen in twee schuren links en rechts achter de berm van de desbetreffende weg, zodat er snel kon worden bijgevuld als teilen, emmers, bakken, hoofden of handen leeg waren.
Sprong het stoplicht op groen, dan moesten de autos plotseling vaart gaan maken en ook de files schoten soms onverwachts flink vooruit. Voor het aftellen van appels was dan geen tijd. Daarom waren ze voorverpakt en per drie of per zes als standaard aantallen op elkaar gestapeld en in cellofaan gewikkeld. Toiletrollen waren op dezelfde manier per zes oftwaalf te koop. Telefoonkaarten van verschillende providers werden als een waaier in de hand aangeboden. Op de uitgestrekte handen van een hawker konden twee puppies per stuk worden gekocht.
En dan nog was er vaak veel wederzijds behendigheid nodig om de koop te laten plaats vinden, want soms was gigantische haast geboden. Die transactie startte op het moment dat een potentiële koper, hetzij via oogcontact, hetzij door andere signalen, had aangegeven iets te willen kopen. Voor de hawker was geen snelheid te hoog en geen enkele teil te zwaar om deze verkoopkans te laten ontglippen, als op dat moment de auto plotseling vaart moest maken. De hawker vloog met zijn handel of zijn teil op het hoofd naar het raampje. Op dat moment werd de koper geacht de prijs van het product te kennen en, indien mogelijk, gepast geld gereed te hebben. Met dezelfde hand waarmee het product werd overhandigd werd het geld uit de uitgestoken hand van de koper gegrist. Werd het echt penibel, dan gooide de koper gepast geld door het raampje de straat op waar de hawker het opraapte, of de hawker gooide het wisselgeld door het raampje de auto in.
Er gold een ongeschreven regel; een hawker werd nooit benadeeld. In het uiterste geval werd het gewenste artikel door het raampje van de auto terug naar buiten gegooid.
In hoog tempo werden in Accra wegen aangelegd, bestaande wegen verbreed en kruispunten gereconstrueerd om de aanzwellende stroom autos te kunnen verwerken. Maar net als in Europa werd steeds achter de feiten aangehold. Op elk moment van de dag zat het verkeer in de stad muurvast.
Ook buiten Accra werd hard gewerkt aan verbetering van de infrastructuur. De grotere steden door het hele land waren goed bereikbaar zijn. De villages moesten het met minder doen, hoewel er meestal wel één verharde weg doorheen liep als ze enige omvang hadden.
Op het moment dat ik er was waren de reconstructiewerkzaamheden aan de weg van Accra naar Cape Coast in volle gang. Over de hele lengte werd van de oorspronkelijke tweebaans-, een vierbaansweg gemaakt, een project dat enkele jaren in beslag nam en dat ook op weerstand stuitte, omdat er huizen voor moesten worden afgebroken.
Vanaf deze weg, die op korte afstand van de zee naar het westen liep, kon je op een aantal plaatsen af slaan, om via geasfalteerde wegen door kleine dorpjes de kust te bereiken. Het onderhoud van deze wegen gebeurde grotendeels op basis van particulier initiatief. Op plekken met diepe kuilen stonden mannen, soms oude mannen met witte baarden gehuld in oude vodden, zwaaiend met een takkenbos naast een hoop stenen. Automobilisten werden geacht hun door het raampje van de auto wat geld toe te gooien als dank voor het dichten van de kuil.
De dorpelingen deden hun uiterste best hun geiten, kippen en kindertjes te beschermen tegen snelheidmaniakken. Op talloze plaatsen hadden ze verkeersdrempels aangelegd. Niet van die drempels waarbij je vaart moest minderen en er dan overheen kon glijden. Nee, dit waren bijna lage, brede muurtjes die op de weg waren gemetseld. Het waren drempels waarvoor een personenauto helemaal moest stoppen om er dan heel voorzichtig over heen te kruipen, waarbij het chassis over de stenen schuurde.
Naast deze weg pal langs de kust, op zon vijf kilometer buiten Accra, begon zich een toeristisch strandleven te ontwikkelen. Tussen de lemen hutjes met daken van stro of houten huisjes met golfplaten van de oorspronkelijke bevolking, verrezen grote hotels, vaak eigendom van Europeanen of rijk geworden Ghanezen, die er voor de nabije toekomst wel brood in zagen. In hun kielzog bouwden minder gefortuneerde buitenlanders, onder wie veel Russen, op het strand houten huisjes die als logement werden verhuurd aan toeristen, met daarbij simpele restaurantjes, waar je vis met frites, salades en vooral langoustine kon eten. Op de stranden zag je blanke mensen op ligbedden die in de zon lagen te bruinen en zwarte verkopers die verse vis, slakken, groente, fruit, sieraden, slippers en kleding te koop aanboden.
In the slipstream en om een graantje mee te pikken, hadden enkele autochtonen, met minimale middelen, hun huisjes met golfplaten langs de weg omgevormd tot restaurant. Meestal werd er alleen maar fufu of banku geserveerd, zodat je als gast eigenlijk met de huiselijke pot mee at. Talloze borden verwezen naar resorts, die de naam niet echt verdienden; je kreeg er een stoel op het strand en je kon er een cola of een fanta bestellen. Op zondag stonden op deze plek jongens langs de kant van de weg, die op elke naderende auto af renden en met hun hand nadrukkelijke kringen beschreven. Het was een teken voor de bestuurder om vooral hier van de weg af te draaien naar de ingang van het dáár gelegen resort.
Iets verder naar het westen was het afgelopen met dit strandleven. Het centrum van eenvoudige vissersdorpjes werd gedomineerd door grote kerken met hoge torenspitsen. Voor de rest speelde het leven zich eraf, zoals het zich op die plek al eeuwenlang had afgespeeld en de vis die er gedurende de nacht in zee werd gevangen vormde er de ruggengraat van de plaatselijke micro-economie.
Op het strand werden houten boten gehouwen uit dikke boomstammen. Geen luierende, bruinende blanken, maar flink gespierde, zwarte kerels, die in de gloeiende hitte met een zwaar houweel wekenlang in het hout stonden te kappen tot er een boot was ontstaan. De boten werden geverfd in felle kleuren. Op het gele zand onder hoge kokospalmen, staken ze fel af tegen het grijzige wit van de bruisende branding en de blauwe lucht.
s Morgens staken de mannen van het dorp het strand over, recht naar de vloedlijn. Vervolgens wandelden ze pal langs de kust naar de vissersboten, die met hun volle netten aan een touw uit het water moesten worden getrokken. Als de vangst van die nacht aan wal was gebracht werd die gesorteerd naar vissoort. Vooral sardientjes werden veel gevangen. Op het strand, dat er voor de rest geel, heet en verlaten bij lag, schitterden de grote, friemelende hopen in de zon.
Op dat moment kwam geleidelijk aan vanuit het dorp een stroom met vrouwen op gang. Met grote, lege aluminium bakken op hun hoofd liepen ze dicht langs de zee. Daartussen voegden zich de vrouwen die de gelegenheid te baat namen hun etenswaren te verkopen. Het zonlicht spetterde tegen de lange rij zilverkleurige bakken, soms volgestapeld met sinaasappels en brood, die zich langzaam voortbewoog langs de brekende golven.
Bij de hopen vis begon de handel op gang te komen. De kluwen vrouwen die er zich verzamelde werd steeds groter. Soms werd de vis gewogen en werd er een prijs per gewicht bepaald. Soms werd er een prijs per bak afgesproken. De bakken werden helemaal vol geladen en door twee vrouwen op het hoofd van een vrouw getild. Ondertussen zaten de vrouwen met de bakken brood, sinaasappels en houten kistjes met oliebolletjes toe te kijken, de benen wijdbeens vanwege de warmte.
Langzaamaan verdwenen de hopen vis op het strand. De distributieketen, met op het hoofd glimmende bakken vol sardientjes waar de vonken afspatten, gleed nu langs de bulderende branding de andere kant op, terug naar het dorp.
In de nacht van maandag op dinsdag werd er niet gevist. Op dinsdag was er geen verse vis te krijgen. De dorpelingen hielden zich bezig met het onderhoud van hun boten en het boeten van de netten. Vissen op dinsdag zou ongeluk brengen.
Drie maanden lang heb ik tegenover een kerk
gewoond. Echt toevallig was dit niet. De volgende kerk stond
driehonderd meter verder. En dit zal ongeveer de gemiddelde
dichtheidsgraad van kerken in Accra zijn geweest. Niet elke Ghanees had
dan misschien het voorrecht er recht tegenover te wonen, in elk geval
woonde iedereen in de búúrt van een kerk.
Elke Ghanees was lid van een kerkgemeenschap, hetzij een katholieke,
hetzij een protestantse, waarvan er ik weet niet hoeveel verschillende
soorten waren met de meest merkwaardige namen. Onze missionarissen en
zendelingen hebben destijds uitstekend werk verricht.
In elk geval was het ook in dit land, samengesteld uit talloze
stammen met diverse culturen, hét middel bij uitstek om eenheid te
scheppen. Normen en waarden, vastgesteld door de seculiere branche ten
behoeve van het algemeen of ander belang, konden er met behulp van de
religieuze infrastructuren bij de grote massa worden ingestampt. Veel
ruimte voor het ontwikkelen van individuele normen en waarden op basis
van persoonlijke geestelijke groei leek er niet te zijn en vooral
daardoor kreeg ik het er benauwd van.
Ook de islam had goed geboerd. Moskeeën te over, evenals mannen met
baarden en vrouwen met hoofddoekjes. En dan waren er nog de
oorspronkelijke medicijnmannen voor als het echt moeilijk werd. Maar
daarvan zag je in het openbare leven niet zoveel, omdat ze zich in the villages schuil hielden.
Winkels, autos, trotros, reclameborden en overig
straatmeubilair, alles stond vol gekalkt met religieuze teksten. Op een
reclamebord van een bedrijfje dat handelde in auto-onderdelen stond "Jesus loves spare parts". Tegen een horizontale lat die twee palen rechthield, waaronder een vrouwtje enkele sinaasappels probeerde te verkopen, was "Showers of Blessing" geschilderd.Psalm 23
("De heer is mijn herder. Het ontbreekt mij aan niets") deed het ook
goed, al leek die nogal misplaatst op de achterruit van een gammele trotro, waaraan zowat alles ontbrak. Als het míjn trotro was geweest zou ik er "Bless my spare parts" van gemaakt hebben
Religieuze activiteiten vonden de hele week plaats, maar de opmaat
naar de zondag begon op zaterdagmiddag. Op straat verschenen meer
vrouwen in schone, kleurrijke traditionele kleren en mannen met zwarte
pakken en witte overhemden of met kleurige grote lappen om zich heen
gedrapeerd dan op andere dagen. Ook liepen er meer vrouwen rond met
krulspelden in het haar. Op zondagmorgen was bijna iedereen helemaal
uitgedost tot de kleine kindertjes toe.
De kerk tegenover mijn huis heette Assemblies of God. De kerk was gebouwd op een compound
van respectabele afmetingen. Het hoofdgebouw zag er vrij nieuw, solide
en goed onderhouden uit. Het bijgebouw was nog niet af was. Alleen de
muren stonden er en het dak lag erop. Al die maanden heb ik er geen
bouwactiviteiten gezien. Wel religieuze activiteiten, want op
zondagochtend zat er een juf in met een heleboel kleine kindertjes. Ik
nam aan dat er een soort zondagsschool werd gehouden.
De gemeenschap leek me redelijk bemiddeld. Ook al waren er in Accra
geloofsgemeenschappen met kerken als paleizen omzoomd door riante
parken, even zo goed zag je er bouwvallige schuurtjes die het met veel
minder moesten doen. Reden in Accra hoofdzakelijk gammele en roestige
busjes rond, de Assemblies of Godbeschikte over een
gloednieuwe, rode minibus om haar kerkgangers op te halen die niet te
voet of met eigen vervoer konden komen of die een bepaalde status
hadden. Met grote letters stond de naam van de gemeenschap op de bus
vermeld. Bovendien stond op het dak een luidspreker waarmee regelmatig
met veel kabaal al rijdend boodschappen moesten worden verspreid.
Ook op andere momenten liet de kerk van zich horen. Zeven dagen per
week stonden de deuren en ramen wagenwijd open vanwege de hitte en
zeven dagen per week werden er diensten gehouden. Uiteraard op
zondagochtend. Veel slagwerk en gezang. De preken en het zingen van de
voorganger in de microfoon droeg ver, temeer, omdat ook buiten
luidsprekers waren opgehangen om de blijde boodschap zo breed mogelijk
uit te dragen. Maar ook zonder die luidsprekers hadden wij als directe
overburen het volle vruchtgebruik. Mijn huisgenoten kenden alle gospels
en zongen en klapten vrolijk mee, als ze op dat moment niet door hun
eigen kerk dansten. Ze hadden geleerd dat je Eeeemén moest zeggen als de voorganger Hosanna of Halleluja riep
en dat deden ze dus ook, telkens als de overbuurman deze loftuigingen
in de microfoon schreeuwde. Rond een uur of twaalf was de dienst
afgelopen en werd het rustig, zowel buiten als binnen.
Elke avond waren er diensten. Ook vaak overdag op doordeweekse dagen
op wisselende tijdstippen, waarin ik geen vaste structuur heb kunnen
ontdekken. Er waren diensten waarin door de gelovigen aanhoudend werd
gejuicht als bij een voetbalwedstrijd met op elk moment een doelpunt.
Er waren diensten, waarbij in tongen leek te worden gesproken.
Gedurende een lange periode werden door elke kerkganger afzonderlijk
vreemde klanken uitgestoten, soms in de kerk, soms daarbuiten terwijl
de kerk leeg was. Ze liepen dan in groepjes rond voor de poort van mijn
huis, in zichzelf gekeerd en geconcentreerd op het produceren van de
meest ondefinieerbare klanken op het hoogst mogelijke volume en dat
allemaal door elkaar.
Op maandagavond was er een speciale dienst voor vrouwen. Daarin
werd, behalve gedanst en gezongen, geleerd hoe ze in het huwelijk met
hun man moesten om gaan. Omgekeerd hadden mannen zon dienst kennelijk
niet nodig. Die konden naar The school for men, waarin de
specifieke fysieke aspecten van een vrouwenlichaam werden uitgelegd, om
vervolgens duidelijk te maken waarom vrouwen in de menopauze soms niet
meer zoveel zin hadden om te vrijen. Daarvoor werd paginagroot
geadverteerd in de krant. Ik weet niet door welke organisatie. De religious bodies voorzagen in elk geval niet in dit soort educatie.
De munteenheid in Ghana is de cedi. Het valutasymbool
is een hoofdletter C met een verticale streep er door. Één euro is ongeveer
tienduizend cedis. Telkens wisselende ik honderd euro. Daarvoor ontving ik
meestal honderd bankbiljetten van tienduizend cedis. Niet bepaald een pak dat
je even in een avondtasje stopt. Maar ik had een grote handtas met diverse
vakken, die afzonderlijk af te sluiten waren met een rits. In een van de vakken
zat het dikke pak, in een ander vak zaten enkele biljetten van tienduizend plus
de biljetten met de kleinere valuta. Dan had ik nog een speciaal vakje voor de
muntjes, dat ik eigenlijk alleen maar gebruikte voor het kopen van zakjes ice water (spreek uit ice watta) die driehonderd cedis ( 0,03)
kostten.
Er zijn bankbiljetten van 20.000, 10.000,
5.000, 2.000 en 1.000 cedis, die respectievelijk
2,00, 1,00, 0,50 en 0,10 waard zijn. Voor minder dan 1.000 cedis zijn er
muntjes. No problem als je
levensmiddelen op straat koopt. Tomaten, 8.000 cedis, brood 6.000 cedis, uien
5.000 cedis. Nóg interessanter, een pakje sigaretten 8.000 cedis ( 0,80) en
een fles gin 13.000 cedis ( 1,30)!
De problemen begonnen als ik boodschappen ging
doen in een supermarkt met Europese producten. Dat hakte erin. Een stukje kaas
kostte al gauw 50.000 cedis. Met de boter, de yoghurt en het vlees erbij stond de
teller bij de kassa zo op zon 250.000 cedis. Het leek een klap geld als in de
handtas het vak met het dikke pak geld moest worden open geritst en er
vijfentwintig biljetten van tienduizend moesten worden neergeteld. Het betekende,
dat ik voor 25,00 vijfentwintig briefjes stond af te tellen, die door de caissière
vervolgens zorgvuldig moesten worden nageteld.
Echt erg begon het te worden bij het kopen van
producten, anders dan voor de primaire levensbehoeften. Producten die onder
meer te maken hadden met transport, telecommunicatie en dienstverlening.
Producten die een Europeaan en een redelijk bemiddelde Ghanees eigenlijk niet
konden missen. Een telefoonkaart, waarmee ik kon een week kon telefoneren als
ik me tot de meest noodzakelijke telefoontjes beperkte, kostte 80.000 cedis, wat
ongeveer overeenkwam met zes flessen gin met een alcoholpercentage van 42%. En
al kostte de benzine dan maar zestig cent per liter, voor een volle tank had je
wel driehonderdduizend cedis nodig en dat zijn even dertig bankbiljetten die afgeteld
moeten worden.
Voor de aanschaf van een mobieltje, een
koelkast of een pc moest vooraf wat georganiseerd worden. Het ging dan over aankopen
voor bedragen van miljoenen cedis, want honderd euro is één miljoen cedis. Grof
gezegd had je voor een mobieltje één miljoen, voor een koelkast driemiljoen en
voor een pc tienmiljoen cedis nodig. Je moest dan eerst naar een wisselkantoor
met een paar biljetten in euros in je handtas. Op de terugweg volstond een
rugzakje om het geld te vervoeren voor de aanschaf van een mobieltje. Maar met de
vracht geld in een grote plastic zak voor een pc was niet meer discreet om te
gaan. En dan heb ik nog niet eens een auto gekocht! Tegen die tijd zal ik een
bestelbusje moeten huren om het geld vervoerd te krijgen. De huur daarvan zal
ik misschien vanuit een rugzak kunnen betalen.
En maar tellen. Eerst bij het wisselkantoor.
Dat gebeurde met een machine. Ik hield de teller in de gaten en was te lui om
de stapels van honderdduizend met de hand na te tellen als ze door het loketje
naar me werden toegeschoven. In de winkel telde ik ze de verkoper voor, die
telde ze vervolgens na en hoe vaak en waarvoor ze daarna weer werden geteld,
voordat ze uit de winkel waren verdwenen, weet ik niet. Zeker is dat ze
vervolgens weer talloze keren werden geteld op alle volgende locaties.
Op de televisie was een commercial.Eerst zag je een
vrouw zeulen met een boodschappentas vol met geld. Vervolgens liep een man te
wankelen met een kruiwagen, waar de pakken geld vanaf vielen. Als laatste
probeerde een man bij een auto, waarvan de achterbak volgestóuwd was met geld,
met grof geweld de klep dicht te krijgen. Tot slot werd de visacard gepromoot,
die dit probleem kon oplossen. Dit voor the
happy few, want de gemiddelde Ghanees heeft niet eens een bankrekening.
Ik had nog het geluk dat ik over een
voorraadje euros beschikte die miljoenen cedis waard waren, maar die ik,
totdat ze omgewisseld waren, vrij onzichtbaar in huis kon opbergen. Mijn
huisgenoten waren minder gelukkig.
De eigenaresse van het huis zat in België en
verdiende de kost met de inkoop van tweedehandse schoenen, die naar Ghana
werden verscheept om er vervolgens te worden verkocht. Voor de afhandeling in
Ghana had ze haar mannetje die haar moest betalen als de container was
gearriveerd. Om de een of andere reden stonden de schoenen uiteindelijk in de
haven in Tema en moest het geld uit Kumasi komen. Vanuit België belde ze de housemaid, die het geld vierhonderd
kilometer verder moest gaan ophalen. Die vertrok met de bus naar Kumasi en kwam
een dag later terug met een boodschappentas die ze amper kon dragen omdat er
vijfenzestigmiljoen cedis in zaten.
Er logeerde een vrachtwagenchauffeur in huis,
op momenten dat hij bezig was een lading vracht te krijgen in de haven van
Tema. Als hij die had weten te bemachtigen en de vrachtwagen was geladen, dan
was hij enkele dagen weg om de handel af te leveren in Kumasi of in Cape Coast.
Ik had geen idee wat het allemaal opleverde, maar er waren momenten dat ik,
samen met het geld van de tweedehandse schoenen, in huis struikelde over het
geld, dat discreet in grote tassen was opgeborgen. Regelmatig moest het
afgevoerd worden, maar dan moest het eerst worden geteld. Drie mensen waren een
hele avond bezig om de pakken per honderdduizend te tellen en na te tellen.
Vervolgens werd het weer in tassen gestopt. Met handdoeken werden vergeefse
pogingen gedaan de werkelijke inhoud te camoufleren. Vervolgens sloop de
rechtmatige eigenaar met zijn zuur verdiende centjes als een dief de donkere
nacht in.
Afrikaanse huizen, gebouwd volgens westerse standaarden, hebben een keuken met een deur naar een binnenplaats. Want buiten moet de fufu worden gestampt en de banku worden gekookt. Fufu en banku zijn dé nationale gerechten van Ghana, naast ampesie met yam of plantain. Twee keer per dag wordt een van deze gerechten gegeten. Met de bereiding ervan zijn vrouwen bijna de hele dag bezig.
Ook het huis waarin ik drie maanden logeerde, had een keuken met een deur naar een binnenplaats. De keuken had een aanrecht met twee gootstenen, keukenkastjes, een grote koelkast met diepvries, een gasfornuis met oven, een koffiezetapparaat, een food processor, een waterkoker, een friteuse plus volop pannen, bestek en servies. Alleen een pedaalemmer ontbrak. Monica, the housemaid, liep voor elk kwakje afval de deur uit naar een vuilnisbak op het einde van de binnenplaats. Op het moment dat ik het huis betrok hing ik een plastic zak aan de knop van een keukenkastje.
Voor mij waren alle faciliteiten aanwezig om gevarieerd en smakelijk Europees voedsel te bereiden, als ik er de ingrediënten voor had kunnen krijgen. Nou waren die er wel, want in Accra zijn een paar supermarkten, speciaal voor verwende Europeanen en Amerikanen. Ik kocht er mijn vlees, mijn kaas, mijn boter en mijn yoghurt. Met mijn spulletjes in een plastic zakje liep ik uit de ruimte met airco naar buiten waar het zon vijfendertig graden was. Ik nam een tro tro, waarin het, zeker als die een tijd stilstond, nog veel heter was. Als alles mee zat was ik ruim een uur later thuis. Op dat moment begon de boter uit het papier te lekken.
Koffie kocht ik nooit, want die koste ruim vijf euro per pak en daar was ik te krenterig voor. Dus toen ik door mijn voorraad heen was die ik vanuit een Belgische Aldi had meegenomen, werd het koffiezetapparaat niet meer gebruikt, want Ghanezen drinken geen koffie. Met de friteuse kon ik ook niets, want er zijn in Ghana amper aardappels te krijgen. Met de groenten, het fruit, de eieren en het brood dat ik op straat kocht en de vis die op het strand te krijgen was, slaagde ik erin geïmproviseerde maaltijden te bereiden op het gasfornuis.
Regelmatig at ik, uit gemakzucht want echt lekker is het niet, mee met de Afrikaanse pot, die door Monica was bereid. Voor de bereiding van deze gerechten werd de keuken amper gebruikt. De banku moest worden gekookt in een speciale grote pot, waarbij tijdens het koken een dikke, taaie massa moest worden omgeroerd. Een gasfornuis, ook al zou de pot op vier pitten worden geplaatst, was te hoog en bovendien zou hij tijdens het roeren ervan af kunnen vallen. Daarom werd buiten, op de binnenplaats naast de keuken, een houtskoolvuurtje aangestoken en daarop werd de aluminium pot geplaatst. De pot had twee oren. Daarin werden de haken gestoken van twee ijzeren stokken, die steunden op de grond. Monica ging op een houten krukje zitten en plaatste haar voeten op de stokken om een uur lang de massa met een lange, houten schep te kunnen om roeren zonder dat de pot omviel.
De fufu werd gekookt op het gasfornuis. Daarna werd die naar buiten gedragen en in een houten schaal geschept die op de grond stond. Tegen de muur stonden een aantal stampers. Er waren twee personen nodig om de fufu te stampen. Een persoon stampte, de ander zat op een houten krukje naast de schaal om het deeg om te klappen elke keer als de stamper werd opgeheven.
Per persoon was er alleen maar een bord nodig om te eten. Bestek werd niet gebruikt want Afrikanen eten dit voedsel met hun handen. Eigenlijk werden in de keuken alleen de pannen, wat servies, messen, het gasfornuis en de koelkast gebruikt. De rest stond, hing of lag te verstoffen.
Er stond ook nog een wasmachine in het huis. Ik was de enige die hem gebruikte. De andere bewoners zaten enkel keren per week op een krukje op de binnenplaats met grote teilen water en zeep om hun was schoon te boenen.
Buiten tegen de muur stond ook een bezem. Dagelijks veegde Monica, voorover gebogen als een winkelhaak, de binnenplaats schoon met een takkenbos.
In Ghana kreeg ik een telefoontje uit België.
Een vriend, de laatste Europeaan zonder pc en internetverbinding, vertelde me
dat hij me een e-mailtje had willen sturen. Het internetcafé in Antwerpen, waar
hij naar toe was gegaan, zat vol met tieners die zaten te chatten, te gillen en
te lullen in hun mobieltje. Hij was er gevlucht en had thuis de telefoon maar
gepakt om contact met me te krijgen.
In Accra schieten de internetcafés als
paddestoelen uit de grond. Want bijna niemand, bedrijven uitgezonderd, heeft
een pc of een eigen aansluiting. De aanschaf van een pc is voor de meeste
Ghanezen onbetaalbaar. En internetverbindingen zijn dan wel redelijk goedkoop
te regelen via het telefoonnet, maar buitenwijken van Accra zijn daar nog niet
op aangesloten.
Er was een internetcafé in de wijk waar ik
logeerde. De oppervlakte zal niet groter zijn geweest dan vier bij vier, zeg
maar de afmetingen van een gemiddelde slaapkamer. Daarin stonden zes houten
tafels met een houten schot in het midden. Achter elke tafel stonden twee, dus
totaal twaalf, stoelen met kunststof zittingen. Er stonden twaalf pcs. Dan was
er ook nog ruimte voor een tafel met stoel voor de beheerder die beschikte over
een pc en een printer. Bovendien stond er een kopieerapparaat. Kortom, je kon
er je kont niet keren. Aan het plafond draaide een ventilator langzame rondjes.
Elke pc droeg de naam van een ander merk en
was samengesteld uit de nog werkzame onderdelen van allerlei andere pcs.
Daarop was ook weer verschillende software geïnstalleerd, zodat het bij elke pc
steeds even zoeken was om een internetverbinding tot stand te krijgen.
Ook de toetsenborden functioneerden bij elke
pc anders. Soms lagen er wat toetsen los die je af en toe weer goed moest
leggen. In het slechtste geval kwamen de tekens op de toetsen niet overeen met
de letters die verschenen op het scherm. Je had dan eerst wat uit het hoofd te
leren voordat je een e-mail had gecomponeerd dat voor de ontvanger leesbaar
was.
In het begin kwam ik daar elke dag en het zat
er vol, op elk tijdstip van de dag. Ik maakte me zo klein mogelijk om struikelend
over stoelpoten tussen surfende lijven het mij toegewezen werkplekje te
bereiken. Ik las er mijn post en verstuurde er mijn reacties, met de ellebogen
stijf tegen het lijf om de buurman/-vrouw niet te raken. Maar de verbinding was
er zo ontzettend traag dat ik soms een uur nodig had om twee e-mails op te
halen. Koppensnellen op www.volkskrant.nl
was echt een brug te ver. Ondertussen dreef ik weg op de kunststof stoelen. Toen
ik er ook nog eens bijna ben opgevreten door de vlooien en me geen raad meer
wist van de jeuk ben ik naar een andere mogelijkheid gaan uit zien.
Coolnet bevond zich op Spintex Road.
Met de trotro was ik er in tien
minuten. Bovendien sprak, na mijn vorige verhitte ervaringen, de naam me wel
aan. Coolnet had wel vijftig werkplekken
en elke werkplek was wat ruimer bemeten. Mozilla
firefox was de naam van de software die op elke pc was geïnstalleerd voor
een verbinding met het internet. Het
was kennelijk software uit het een of andere Aziatische land, want eerst
verschenen er allemaal onleesbare karakters op het scherm. EN was het enige dat leesbaar was. Je had geen bijzonder hoog IQ
nodig om te kunnen veronderstellen dat de onleesbare karakters vertelden dat je
de taal moest kiezen. En inderdaad, klikte je op EN dan verscheen er tekst die voor elke Afrikaan en Europeaan, die
het Engels beheerste, te lezen was.
Overal in het internetcafé hingen briefjes met
de tekst dat bellen en gebeld worden verboden was. Regelmatig klonk er muziek
van een ringtone als er weer een
gebruiker werd gebeld, die zich dan braaf naar buiten repte om zijn gesprek te
kunnen voeren. Op een dag werd ik uit mijn concentratie gehaald door een zeer
bekend melodietje. Omdat de eigenaar zijn
mobieltje niet zo snel kon vinden begon het steeds luider te klinken. Totdat De vogeltjesdans op polonaise-volume door
het internetcafé schalde.
Coolnet had ook airco. Ik ben er veertien dagen snipverkouden van geweest.
Beter
gesitueerden in Accra wonen in grote huizen. Er zijn héél erg veel van
die huizen, tot kapitale villas toe. Maar er zijn nóg meer hutjes van
drie keer niks en massas mensen die op straat leven. Kortom, het
verschil tussen rijk en arm is beangstigend groot. Vanzelfsprekend
heeft dit grote gevolgen voor de criminaliteit. Armed robberies komen
nogal eens voor. Vandaar de muren om de dure huizen, soms afgezet met
prikkeldraad of punten van glasscherven. Zelfs buitendeuren binnen de
ommuring zijn voorzien van hekwerk dat achter de deur wordt geschoven
als de deur op slot gaat. En alle ramen zijn van binnen voorzien van
tralies.
Tussen
de ommuringen en de poort is vaak een huisje geplaatst voor de
bewaking. Het huisje is zon twee bij twee meter met ramen voor
uitzicht op zowel de buitenkant als de binnenkant van de poort. De deur
is gericht naar het mainhouse dat meestal uit één of twee verdiepingen bestaat. Achter het mainhouse liggen de houseboyquarters, waar het personeel verblijft dat daar kan slapen, douchen en koken.
Ik
heb een aantal maanden in zon huis gelogeerd. De Ghanese eigenaresse
verbleef in België en ik kon over haar huis beschikken. Omdat het mainhouse nog niet was ingericht nam ik mijn intrek in de houseboyquarters:
twee slaapkamers, twee badkamers, een grote keuken met alle
faciliteiten, een woonkamer en een terras. Het kan beroerder. Soms
wandelde ik wel eens door het lege mainhouse van twee verdiepingen met talloze slaapkamers en badkamers met jacuzzi en grote terrassen.
Het geheel werd dag en nacht bewaakt door Samuel, die was aangesteld als security guard
en die zijn status ontleende aan het feit dat er nog nooit een dief het
erf had betreden. Maar eigenlijk was dit niet zozeer de verdienste van
Samuel. Want zo spookte het er niet, in deze keurige wijk met ook nog
eens constant politiebewaking, waar je rustig midden in de nacht
doorheen kon wandelen.
Samuels
voornaamste capaciteiten waren eigenlijk gelegen in het vermogen om de
hele dag niets te doen. Hij liet mijn bezoekers binnen, kondigde ze aan
en bracht ze dan naar het terras waarop ik kantoor hield. Dat gebeurde
gemiddeld zon vier keer per week. Verder deed hij de poort voor me
open als ik weg ging, waarbij hij me soms waarschuwde.
Let nobody catch you.
Ik verzekerde hem dan dat ik me door niemand zou laten pakken. Hij deed de poort voor me open als ik thuis kwam.
Welcome, welcome, welcome, my sister.
Hij
nam mijn tassen over - nadat ik er in de hitte soms kilometers mee had
gesjouwd - en zette die in de keuken op het aanrecht. En verder liep
hij s nachts enkele keren een rondje om alle gebouwen binnen de
ommuring.
Hij verdiende er 40,00 per maand mee, exclusief kost en inwoning. Baden deed Samuel in een van de vele badkamers in het mainhouse. De housemaid kookte voor hem. Zijn matras lag op een van de verandas van het mainhouse,
op een plek die verschoof, naargelang de stand van de zon, naar een
koele plek met een stevige bries. Sliep hij als ik weg ging, dan maakte
ik hem niet wakker. De poort openen en achter me weer sluiten kon ik
gemakkelijk zelf. Achteraf vroeg hij me dan verontwaardigd waarom hij
me niet had gezien toen ik weg ging.
Because you were asleep.
Hij keek dan verongelijkt.
You know ..all night .I walk and walk around the house......Many times. During daytime.....sometimes I feel very sleepy.
Ik knikte dan begrijpend.
Het was een man van een jaar of vijftig met grijzend kroeshaar dat door de housemaid werd zwart geverfd. Dat gebeurde heel eenvoudig. De housemaid
had daarvoor een potje met zwart spul dat op schoenpoets leek en dat ze
met een kam door het haar van Samuel haalde. Na elke wasbeurt werd de
schoenpoets er weer in gekamd zodat hij nooit last had van uitgroei.
Hij miste twee voortanden, wat nogal opviel omdat hij vaak lachte. Hij
was uitermate correct, sprak redelijk Engels en straalde uit dat hij
iedereen het allerbeste wenste.
Ik
had geen idee of Samuel wist wat de reden was van mijn verblijf in dit
huis. Maar ook al zou niemand hem iets hebben verteld, dan zouden het
bezoek van makelaars die hij binnen liet en de gesprekken die hij af en
toe zal hebben opgevangen hem gaandeweg wel duidelijkheid hebben
verschaft.
Op een dag schuifelde hij de woonkamer binnen, waar hij zich zelden liet zien. Hij ging naast me op de bank zitten.
Madam ..you and I.....we have to talk.
Ik keek hem vragend aan.
Madam here
in Ghana, ...........you have to know, ..some people are
good ......some are bad .Some are good..........some are
bad...............You have to know this.........If you are
here,............ to buy property, ........keep it to your heart.
Daarbij legde hij zijn hand op zijn hart.
Dont tell ànybody en hij schudde zijn hoofd.
Keep it to your heart..........keep it into your head en hij tikte met zijn vinger tegen zijn hoofd.
But dontt tell ànybody ..Keep it to your heart.
Er had een advertentie gestaan in The Daily Graphic (een dagblad in Ghana), waarin een aantal huizen en stukken grond te koop werden aangeboden. Steve King Ventures
was de naam van het bedrijf dat de advertenties had geplaatst. Alex was
de contactpersoon die je kon bellen. Ik belde en kreeg Alex aan de
telefoon. We maakten een afspraak voor drie dagen later bij mij thuis.
De volgende morgen om 6.00 uur (!)
rinkelde de telefoon. Alex belde om te checken of hij het juiste
telefoonnummer had. Ik kon hem gerust stellen en kroop weer in bed.
Op de afgesproken dag meldde Alex
zich al een half uur eerder dan we hadden afgesproken. Het was een
mooie, jonge kerel met een prachtig atletisch lichaam. In zijn oor zat
een oordopje met een kabeltje naar het mobieltje aan zijn riem. We
namen plaats op de veranda. Ik schonk water in, informeerde Alex over
mijn wensen aangaande het huis dat ik zocht en het te besteden budget.
Alex had talloze huizen aan te bieden, die allemaal aan mijn wensen
voldeden. Het zou het beste zijn als we ze samen zouden gaan bekijken.
Maar eerst moest hij een vriend bellen. Zonder het mobieltje van zijn
riem te halen voerde hij zijn telefoongesprek alsof hij luid tegen
zichzelf aan het praten was.
Buiten had ik eigenlijk een auto
verwacht, maar die stond er niet. Ik liep dus maar dezelfde kant op als
Alex. We liepen de straat uit, sloegen rechtsaf en vervolgens linksaf. Where are we going to? vroeg ik Alex. De
auto van Alex bleek in reparatie en we zouden een taxi moeten nemen.
Even later zaten we in een taxi die ons naar een punt bracht waar veel trotros stoppen. Alex betaalde de taxichauffeur. We namen de trotro en Alex betaalde de kosten. Vervolgens stapten we weer in een taxi en reden naar Kaneshie*.
We stopten in een vervallen buurt. Alex stapte uit de taxi en vroeg mij
te wachten. Even later stapten er nog twee kerels in de taxi. Een van
hen leek een beetje op Bob Marley met de dreadlocks verstopt onder een
gehaakte muts. Ik zat tussen hem en Alex ingeklemd op de achterbank. We
reden. Uiteindelijk kwamen we bij een gigantisch groot complex, reden
door de poort en stopten voor de ingang. Het was een ziekenhuis. We need the doctor. Ik bleef wachten in de taxi. Even later kwamen ze alle drie uit het ziekenhuis en we reden het terrein af.
In een weiland stonden twee houten barakken. Ik was even bang dat dit de property
was waarvan werd gedacht dat die aan mijn wensen zou voldoen, want ik
moest uitstappen en mee komen. Ik stapte een donker zaaltje binnen.
Verpleegsters met kapjes op hun hoofd verzorgden de patiënten in
bedden. Achter in het zaaltje stond een bureau en daaraan zat de
dokter. Hij bleek de eigenaar van het pand dat we gingen bekijken en we
kregen van hem de sleutel.
We stapten allemaal weer in de
taxi en gingen op zoek naar het pand. Over stoffige zandwegen probeerde
de chauffeur diepe kuilen te ontwijken. We stopten bij een van de vele
houten hokjes met roestige golfplaten langs de kant om de weg te
vragen. Uiteindelijk reden we een gammele poort binnen en kwamen bij
een gebouw dat voor een stal zou kunnen doorgaan. Ik wierp een korte
blik in alle vertrekken, inclusief in the masterbedroom waar iemand op de grond lag te slapen en door de deur van the bathroom.
Toen we weer buiten stonden vroeg ik de prijs. $ 55.000. En we konden
meteen terug rijden naar de dokter voor de papieren. Ik stelde voor om
daar toch maar even mee te wachten, want ik had even tijd nodig om na
te denken. Kijk, je kocht toch niet binnen één dag een huis. Nee, dat
was waar en daar hadden ze allemaal begrip voor. En ze hadden nog meer properties die ik beslist moest zien. We stapten weer in de taxi en reden naar North Kaneshie*. Alex wees me op een gigantisch gebouw. Thats the property. Door
de poort kwamen we op een groot terrein vol potten met prachtige
planten. Behalve het gigantische gebouw waren er talloze bijgebouwen
met grote keukens. Voor het hoofdgebouw dat er uit zag als een luxe
hotel was een veranda met een bar en metershoge planten die de veranda
overschaduwden. Ik maakte kennis met de eigenaar. Well, maybe this place is too big for you. Nooooo, .not too big Maybe too expensive. En dat klopte. De vraagprijs was $1.200.000.
Al die tijd had de taxichauffeur
buiten staan wachten. Ik kroop weer op de achterbank; Alex en Bob
Marley schoven naast me. Plotseling voelde ik de arm van Alex om mijn
schouder. Ik kreeg het nog warmer dan ik al had. We stopten bij een
restaurantje, want er moest gegeten worden. Ik kreeg een flesje cola.
Alex betaalde en verdween met zijn vrienden. Na verloop van tijd kwamen
ze terug en we gingen weer rijden. Naar La Paz* gingen we en ze
lieten me een gebouw zien dat gebruikt werd als kerk; de rest van het
gebouw was nog niet af. We reden weer verder.
Opeens ontstond er discussie. De
taxichauffeur stopte en Alex verzocht me uit te stappen because we
have to talk. We liepen een eindje op. Kijk, de taxichauffeur moest
betaald worden en waarschijnlijk zou hij 100.000 cedis ( 10) vragen
als we ons door hem terug naar mijn huis zouden laten rijden. En the boys
moesten natuurlijk betaald worden. Alex stelde voor hen 50.000 cedis (
5) te geven. Kortom, of ik 150.000 cedis ( 15) wilde ophoesten. Geen
probleem. Ik overhandigde Alex het geld. We liepen terug naar de auto.
Alex sprak met de chauffeur door het open raampje. De stemmen werden
luider. De chauffeur stapte uit met een heel boos gezicht. Ook the boys stapten
uit. Het gesprek ging over in geschreeuw. Alex hield de taxichauffeur
mijn 150.000 cedis onder zijn neus. Hij weigerde het geld aan te nemen.
Omstanders gingen zich ermee bemoeien.
Een passerende taxi werd
aangehouden. Alex duwde me er in. Ook de twee vrienden sprongen erin en
we reden weg, achtervolgd door de vorige taxi. Zo reden we achter
elkaar aan door La Paz*. We stopten bij een restaurantje. De
discussie met de taxichauffeur begon van voren af aan. Uiteindelijk
kwam er een compromis. Of ik nog even 20.000 cedis (2) wilde betalen.
De chauffeur kreeg 170.000 cedis. En dan moest ik nog 100.000 cedis (
10) voor the boys geven natuurlijk. Natuurlijk! En met de
nieuwe taxichauffeur was afgesproken, dat hij ons voor 50.000 cedis (
5) naar huis zijn brengen. Het uitje had me 32 gekost.
We namen hartelijk afscheid van the boys. Alex ging met mij mee. Voor de poort van mijn huis nam ik afscheid van Alex. Hij keek heel ernstig. From
the moment that you called me......I had this special feeling. You are
such a nice lady.......I love you sooo much......And I really want to
tell you something......I want to marry you.
De auteur van deze artikelen is weer in Ghana. Gedurende drie maanden zal ze haar tijd hoofdzakelijk besteden aan het bezichtigen van panden die te koop worden aangeboden. Ondertussen blijft ze schrijven.
Een Belgische vriend had me een afgedankte mobiel gegeven. Het ding was een jaar of vijf oud, solide en schokbestendig. Een andere vriend had nog een sim-kaart uit Ghana. Ik hoefde alleen nog maar een prepaidcard van telefoonmaatschappij Buzz te kopen.
Makkelijk genoeg. Overal langs de straat staan tafeltjes in het zand, waar je telefoonkaarten kunt kopen van diverse maatschappijen. Ik kocht een kaart van Buzz en stopte hem in mijn tas. Thuis trok ik het plastic eraf, krabde de coating weg en toetste de nummers in. Helaas. Op de display verscheen het bericht unkown. Ik probeerde het nog een keer en nog een keer. Steeds hetzelfde bericht als resultaat.
Och, iedereen liep hier met een mobieltje rond en iedereen had er meer verstand van dan ik. Ik schoot een meisje aan dat ik kende.
I cant recharge my telephone.
Ze griste ongeduldig het mobieltje en de kaart uit mijn handen en toetste de nummers in.
It doesnt work, riep ze verontwaardigd.
Ze probeerde het nog een keer. Helaas. Ze maakte de telefoon open en bestudeerde de sim-kaart. Buzz moest gebeld worden want misschien was de sim-kaart verlopen. Natuurlijk had ze zelf een mobieltje, maar daarmee kon ze niet bellen. Veel Ghanezen hebben een mobieltje waarmee ze niet kunnen bellen, want ze kunnen geen nieuwe kaart betalen als het beltegoed op is.
Het meisje ging ergens bellen met een vaste telefoon. Even later kwam ze terug. Mijn sim-kaart was inderdaad verlopen, maar een nieuwe was voor 35.000 cedis ( 3,50) te koop. Ze stuurde een kleuter op pad die ik 50.000 cedis in zijn knuisje drukte. Ik besloot ondertussen een ommetje te maken.
Toen ik terug kwam was er een nieuwe sim-kaart geplaatst en bij deze aankoop had ik een aantal vrije unities gekregen. Ik kon bellen. Na twee telefoontjes waarschuwde een stem me.
You have to recharge your mobile
Ik toetste de cijfers van de prepaidcard in. Op de display verscheen de tekst unknown. Voorlopig had ik er schoon genoeg van.
Af en toe maakte ik een praatje met een vrachtwagenchauffeur die in de buurt verbleef als hij niet op de weg zat. Steevast had hij zijn mobieltje in de hand. Soms zat hij er eindeloos in te leuteren. Op een avond kwam hij weer een babbeltje maken. Het mobieltje zat in zijn hand geklemd alsof het zijn ziel was. Misschien had hij ook nog verstand van die dingen.
I cant recharge my telephone, zei ik.
Hij trok het mobieltje en de kaart uit mijn handen en toetste de nummers in.
It doesnt work, riep hij verontwaardigd.
Hij probeerde het nog een keer. Helaas. De telefoon werd open gemaakt en de sim-kaart werd bestudeerd.
Im going to call a friend.
Hij drukte zijn mobieltje tegen zijn oor en ratelde wat in voor mij onverstaanbaar Twi.
My friend, hes coming, vertelde hij me. Hes a professional.
Even later verscheen vanuit het donker een man op een fiets. Hij negeerde me volledig, graaide de telefoon en de kaart naar zich toe en toetste de nummers in van de prepaidcard.
It doesnt work! riep hij verontwaardigd.
Hij maakte de telefoon open, haalde de sim-kaart eruit, stopte die in zijn mobiel en toetste weer de nummers in van de prepaidcard.
This cart is used, constateerde hij
No, no, protesteerde ik. It never worked. I never could use it.
I mean....... that you...... en hij wees op mijn borst, bought a used card.
Sufferd, was wat hij werkelijk bedoelde. Ik schoot in de verdediging.
It was sealed and I scraped the coating off.
Where?
Where?........Here, at home.
Ik was een nóg grotere sufferd dan hij had gedacht.
You have to do this in the shop!! D-o.. y-o-u... h-e-a-r... m-e! In the shop! So they can n-e-v-er, e-v-e-rsell you a used card!
Ik knikte.
Where did you buy this card?
Ik wees naar het einde van de straat.
Ahh!
Hij keek op zijn horloge. Acht uur in de avond. Vastberaden gingen we op weg naar de shop. Ze zouden die juffrouw eens een poepje laten ruiken.
Links en rechts zaten mensen voor hun huis langs de straat, de meeste met een mobieltje in de hand waarvan de displays oplichtten in het donker.
Gedrieën stapten we af op het tafeltje met de juffrouw, de heren voorop met veel bravoure. De juffrouw verbleekte of verbloosde bij deze nogal assertieve benadering. De heren weken meteen uiteen en lieten mij het woord voeren.
Do you remember me?vroeg ik.
Ze knikte.
You bought a Buzz, zei ze.
Ik knikte.
It doesnt work en ik overhandigde haar de telefoon en de kaart. Ze toetste de nummers in.
How many times did you try?
Ik was vergeten de keren te tellen.
More than three times?ondervroeg ze me streng.
Yes, antwoordde ik.
Ah.
Ik zou dus meer dan drie keer het verkeerde nummer hebben ingetoetst. Dan werd de kaart geblokkeerd. Ik protesteerde, maar ze luisterde niet eens. Ze draaide een nummer en legde mijn kaart terug op het tafeltje. Dat was het dan. Ik keek niet begrijpend van links naar rechts en van voor naar achteren. Plotseling was ik mijn kaart kwijt.
Where is my card?
Niemand had hem.
De winkeljuffrouw pikte hem ergens op van de grond. Ik nam hem aan en liep naar de vriend.
Try to recharge my telephone?commandeerde ik.
Hij griste de kaart uit mijn handen.
This ..card .is useless! riep hij, op de maat waarmee hij de kaart versnipperde. Bij het laatste woord smeet hij de stukjes op de grond.
Mijn mond viel open. Hij barstte in lachen uit en overhandigde me mijn mobieltje.
De kaart was gedeblokkeerd, het beltegoed opgewaardeerd.
Accra is een miljoenenstad, die zich vanaf de zee uitstrekt over een gigantisch oppervlak. Gaandeweg zijn voormalige dorpen en afgelegen dorpjes als James Town, Osu, Madina, Gwabe, Lashibi, Haatso, Teshie, Nungua etc. etc. met geasfalteerde hoofdwegen aan elkaar vastgeknoopt en gedegradeerd tot wijken van Accra. Binnen de wijken zijn veel zandwegen. Langs geasfalteerde wegen staan bordjes met de naam van de straat. Er zijn gedetailleerde plattegronden verkrijgbaar met vermelding van de straatnamen. Dus ook zonder GPS zou je er je weg moeten kunnen vinden, zou je zeggen. De praktijk leert anders.
Ghanezen gebruiken de straatnamen helemaal niet. Belangrijk is de wijk en in die wijk een plek die iedereen kent. Dat kan een school zijn, een kerk, een bank, een restaurant of gewoon een huis met een groen dak dat The green house wordt genoemd. Vanaf dat punt geven ze aan waar je links, rechts of rechtdoor moet. In de krant staan advertenties van bedrijven met als adres Gwabe, Ecobank, second street left, opposite King Salomon. Langs de weg staan reclameborden van restaurants met in grote letters, als beginpunt van de speurtocht, de naam van een concurrent met een betere reputatie!
Ik had een groot probleem, toen ik voor de eerst keer een makelaar wilde gaan bezoeken. De afspraak werd gemaakt in de container van Fred, waar ik verhit telefoneerde met een zekere Chris van Ghanaproperties. Fred zette de muziek zachter toen hij signaleerde dat het geen eenvoudig telefoongesprek was. Chris vertelde me, dat hij in Kaneshie was gevestigd. Ik had nog nooit van Kaneshie gehoord en verstond de naam amper en niet alleen omdat er net een vrachtwagen voorbij denderde. Laat staan dat ik die naam kon onthouden. De makelaar had hem al drie keer herhaald. Hij schoot me te hulp door de weg te wijzen vanaf Thirty Seven. Ik reageerde opgelucht; eindelijk een aanknopingspunt. Vanaf Thirty Seven moest ik rechts. Dan kwam ik in Kaneshi. Bij de Ecobank moest ik dan de zoveelste straat links en de zoveelste straat rechts. Hij heeft onzekerheid in mijn stem bespeurd, want hij verzekerde me dat ik hem zeker zou weten te vinden.
Om elf uur s morgens nam ik de tro-tro en stapte uit bij Thirty Seven. En nu rechts naar jezus, hoe heette die wijk ook alweer. Ik hield een taxi aan en vroeg aan de chauffeur of hij wist waar de dichtstbijzijnde Ecobank was. Hij fronste even zijn wenkbrauwen en toen wist hij het. Voor veertigduizend cedis zou hij me er naar toe brengen. We koersten naar het zuiden en ik begon onmiddellijk te protesteren.
That way, dirigeerde ik.
No, no.
De chauffeur was vast besloten. Na vijftien minuten stopte hij bij de Ecobank aan de Ring Road. Ik wist zeker dat dit niet de plaats was waar de makelaar gevestigd was.
Ik stapte uit en belde de makelaar vanaf een telefoontoestel op een tafel in het hete zand langs de straat.
Ring Road? No, no, Khaneshie. Go to Thirty Seven and then to the right.
Naar Kaneshie moest ik. Eindelijk had ik het verstaan en kon ik het uitspreken. De taxichauffeur keek beangstigend. Zover ging zijn actieradius niet.Ik loodste de taxi met een zenuwachtige chauffeur terug naar Thirty Seven. We parkeerden op een taxistandplaats. Dat was dan tweemaal veertigduizend is tachtigduizend cedis. De chauffeur was zo gedienstig een collega aan te klampen, die kennelijk gespecialiseerd was in transport naar Kaneshie. Ik wisselde van taxi.
We reden naar Kaneshie, zon vijf kilometer van Thirty Seven, hoewel de makelaar de indruk had gewekt dat ik dat stukje wel even had kunnen lopen. De taxichauffeur had geen idee waar de Ecobank was. We reden ons klem op een verschrikkelijke drukke markt. Tussen kraampjes, koopwaar in het zand en hordes mensen die links en rechts probeerden uit te wijken liet ik de chauffeur stoppen en weer betaalde ik veertigduizend cedis. Ik zou proberen te voet mijn weg te vinden.
Inmiddels was het twee uur in de middag. Ik had verschrikkelijke dorst. Eerst maar even een colaatje. Zuigend aan het rietje vroeg ik passanten naar de Ecobank. Niemand kon me helpen. Ik maakte een wandeling door de wijk in de hoop bij toeval op de Ecobank en in het beste geval, op Ghanaproperties te zullen stuiten. Ik heb nog een aantal hulpeloze poging gedaan willekeurig mensen te vragen naar Ghanaproperties. Of ze het in Keulen hoorden donderen.
Om drie uur gaf ik het op. Ik nam een taxi terug. Om vier uur betaalde ik de chauffeur zeventigduizend cedis. Totaal had deze vergeefse rit me zon vijftien euro gekost.
Ik belde Chris. Jammer dat ik zijn kantoor niet had kunnen vinden. We spraken af dat hij me de volgende ochtend om elf uur een bezoek zou komen brengen. Ik heb nooit meer iets van hem vernomen.
Echte arme sloebers hebben enkel een plank op schragen om de spulletjes uit te stallen die ze te koop aanbieden. Erachter staat een stoel of een kruk met een parasol erboven, voor minimaal comfort. Wie zich een container langs de weg kan permitteren om zijn goederen te verkopen heeft goed geboerd.
Behalve de container waarin kapper Fred zijn handel dreef, stond aan de overkant van de straat waar ik logeerde nóg een container. Aggie verkocht er kruidenierswaren: blikken palmolie, wc-papier, maggiblokjes, rijst, jam, tomatenpuree, theezakjes, ontsmettingsmiddel, snoep etc. Dat waren producten die ik kende. Het grootste deel van de container was gevuld met voor mij onbekende artikelen. Sinds Aggie in het bezit was van een diepvries, verkocht ze ook ijs, bier, cola en ijswater. Ze had geleerd alle spullen er op gezette tijd uit te halen om ze niet te laten bevriezen en de diepvries zo weinig mogelijk te openen om energie te sparen.
Het was wel handig, zon supermarkt voor de deur. Ik sleepte er grote zakken vol kleine zakjes met water vandaan, waarvan ik in het koelkastje op mijn kamer ijswater maakte. Ik kocht er wc-papier per rol waarmee ik meestal wel een paar dagen vooruit kon, tenzij ik iets verkeerds gegeten had en een rol per dag nodig had. s Avonds zat ik er op een plastic stoeltje langs de straat met een flesje bier en zag de hele buurt passeren.
Achter de container woonde Aggie met haar familie. Op een erf waarover heel veel waslijnen waren gespannen en waar altijd was te drogen hing. Daarnaast was een houten veranda die als huiskamer fungeerde. Wat daarachter stond weet ik niet, maar veel kon het niet zijn.
Er woonden, behalve Aggie, haar broertje en haar zus, een stuk of vier vrouwen van verschillende leeftijden en omvang. Die hadden een kinderschaar geproduceerd, oplopend in leeftijd van nul tot vijftien, met een per vrouw buitengewoon hoog gemiddeld. Zelfs Aggie wist niet precies hoeveel kinderen er woonden. Voor enige privacy was absoluut geen ruimte. Het hoe, waar en wanneer die kinderen allemaal zouden zijn verwekt, riep vragen op, vooropgesteld dat elke verwekking in afzondering had plaats gevonden. Af en toe liep er een man rond. Hij leek wat sullig, maar moest ongetwijfeld heel veel in zijn mars hebben. Dan scharrelde er ook nog een graatmagere hond rond met een nest jongen.
Ik was verbaasd toen op een avond zon klein pikzwart, spiernaakt wurm zich aan mijn benen vastklemde, want de meeste peuters zijn doodsbang voor blanken, als ze het al niet op een schreeuwen zetten. Ik heb het ventje op schoot getrokken en een beetje met hem geknuffeld. Dat vond hij geweldig. Vanaf dat moment hadden we een hechte relatie. Elke avond, als ik me goed en wel met mijn biertje op straat had genesteld, vloog hij in mijn armen. Als hij er genoeg van had gleed hij van mijn schoot, zwaaide met zijn handje, dribbelde op kromme beentjes weg en verdween naar het erf achter de container.
Op een dag werd zijn blik door iets anders getrokken dan mijn oren, mijn haar, mijn bril of mijn borsten. Over mijn schouder grabbelde hij in de spulletjes, die Aggie op een tafeltje achter mij had uitgestald. Car, brabbelde hij, hoewel hij amper kon praten en ik de woordjes die hij uitsprak nooit kon verstaan omdat het geen Engels was. Car, car. In zijn knuisje had hij een plastic autootje verpakt in cellofaan. Bang dat het cellofaan zou scheuren pakte ik het af en toen hij protesteerde begon ik met het autootje over de tafel te rijden. Brrruuuum, brrruuuum. Dat vond hij wel leuk. Minder leuk was het als ik ermee stopte. Dan zette hij een gigantische keel op. Wat kost dit? vroeg ik Aggie. Threethousand. Dertig cent dus. Ik gaf het autootje aan het ventje. Hij vloog van mijn schoot, zwaaien was er niet meer bij, en schoot de hoek om.
Nog geen twee tellen later kwam een hele rij kinderen het erf afgerend. Ik begreep dat ik een kapitale fout had gemaakt. Hulpeloos deelde ik nog vier autootjes uit in een poging het tij te keren, maar het kwaad was geschied. Niet alleen raakte de voorraad van Aggie uitgeput, ook de buurtkinderen werden gealarmeerd en stoven mijn kant op. Ik gaf het op. De oudere kinderen bedelden of trokken hun trukendoos open om me over te halen. De kleintjes begonnen luidkeels te huilen.
Op dat moment diende de moeder van het kleine ventje zich aan met het autootje in de hand. Het wieltje was er al af. Smekend stond ze voor me. Ik kocht alleen nog voor haar een nieuw autootje. De huilende kinderen begonnen nog harder te huilen. Door dat tumult stormden alle vrouwen uit de buurt de straat op. Dreigend met zwiepende takken en met veel kabaal joegen ze de kinderen naar huis.
In het donker, links en rechts van de weg, achter de stalletjes en containers, klonk het geluid van kijvende vrouwenstemmen en kindergehuil. Vier kinderen werden naar me terug gestuurd. Ze kwamen me schuchter bedanken.
Een van de vrouwen kwam bij Aggie een flesje fanta kopen. De inhoud daarvan is kennelijk voldoende geweest om alle kinderen te sussen. Minder dan één slok fanta per kind; kom dáár eens om bij Europese kinderen!
In Accra en omgeving stikt het van de tro-tros, openbaar vervoer op basis van particulier initiatief met een organisatie waarvan De Lijn nog wat zou kunnen leren.
Tro-tros zijn busjes, die uit Europa worden geïmporteerd als ze daar zijn afgedankt. In Ghana wordt de motor opgelapt met onderdelen van ondefinieerbare herkomst en kwaliteit. Het interieur wordt voorzien van eveneens afgedankte banken. Zo worden tweeëntwintig zitplaatsen gecreëerd: twee naast de chauffeur op de voorbank en drie per bank op de vijf banken daarachter. Aan elke bank is een uitklapbaar stoeltje bevestigd waarmee het gangpad kan worden opgevuld.
De eigenaar verhuurt een busje aan een chauffeur en is bij panne verantwoordelijk voor reparatie. De chauffeur huurt een maid, zeg maar een soort conducteur, en het busje gaat elke dag steeds dezelfde route rijden. Uiteraard kiest een chauffeur de meest rendabele route.
Er zijn enkele grote tro-trostations. Bewegwijzering is er niet; iedereen weet gewoon waar ze zich bevinden. Ze liggen in kale, zanderige valleien, ergens tussen knooppunten van belangrijke doorgaande wegen. Bij winderig weer bijt het stof in je gezicht, bij regen zak je tot je enkels of verder weg in de modder. Het krioelt er van de mensen, niet alleen van passagiers, maar ook van handelaren die van alles te koop aanbieden. Vuilnisbakken staan er niet; afval wordt gewoon op de grond gegooid. Er staan soms honderden busjes zonder enige verwijzing naar de bestemming. De juiste tro-tro kun je vinden door die aan willekeurige mensen te vragen.
Mensen met dezelfde bestemming stellen zich op een vaste plek op in een keurige rij. Die rij kan wel eens heel lang worden. De frequentie waarmee de busjes komen aan rijden ligt erg hoog, hoewel, nooit hoog genoeg als je moet wachten in de bloedhete zon zonder schaduw. Je kunt uitrekent na hoeveel busjes je aan de beurt zult zijn. Zodra een busje arriveert, gaan mensen in stappen, op volgorde van hun plaats in de rij. Soms wordt er voorgedrongen en ontstaat er ruzie. Maar op de drukke trajecten is een man aangesteld, die zorgt voor de ordehandhaving ter plekke. Blanke, blonde vrouwen krijgen van hem soms een voorkeursbehandeling. Ze worden uit de rij getrokken zodra het eerst busje moet worden gevuld. Protesteren tegen deze koloniale behandeling heeft geen enkele zin en door de hitte ontbreekt daartoe de motivatie.
Een tro-tro vertrekt pas als alle plaatsen zijn bezet. Als er geen rij is stap je in het busje dat klaar staat of komt voorrijden. Het busje wacht tot er zich nog eenentwintig mensen hebben aangemeld. Op dat moment is de chauffeur spoorloos en zorgt de maid voor het werven van klanten. Onafgebroken roept hij luidkeels de eindbestemming.
Accracracra!
Het lijkt het geschreeuw van een kraai, maar het is bedoeld om duidelijk te maken dat dit busje Makola Market in het centrum van Accra als bestemming heeft.
Surksurksurk!
Het busje heeft Circel ofwel Nkrumah Circel als eindbestemming.
Ondertussen passeren langs de open raampjes verkopers en verkoopsters met op hun hoofd schalen en bakken met zakjes ijswater, brood, bananen, snoep, fruit, wc-papier, groente etc. etc. In deze wandelende supermarkt kunnen vanuit het raampje van de tro-tro de dagelijkse boodschappen worden gedaan, terwijl het binnen steeds heter wordt door de brandende zon op het dak en het zweet wegdrijft langs het plastic van de bank. Als het busje vol is duikt onmiddellijk de chauffeur op.
Vaak moet er nog een hoop bagage op het dak worden geladen voordat er gereden kan gaan worden. Dan probeert het zwaar beladen busje uit de zanderige vallei naar de weg te kruipen. Af en toe lukt dat niet en moet eerst iedereen weer uitstappen en instappen.
De enige staanplaats is voor de maid, die gedurende de rit of half gebogen over een passagier, of met zijn hoofd door het raam naar buiten hangt. Het busje maakt vaart en dat brengt verkoeling. Het busje scheurt door de chaotische verkeersdrukte, waarbij de chauffeur met zijn arm door het open raampje signalen geeft dat hij voorrang gaat nemen. Meestal worden die genegeerd en geldt het recht van de sterkste. Eenmaal weg uit de grootste chaos drukt de chauffeur het gaspedaal steeds dieper in. In volle vaart worden in rap tempo de kilometers weggevreten. Op dat moment komt de maid in actie. Hij tikt op de schouder van een persoon op de voorbank. In een vaste volgorde worden door de passagiers bankbiljetten doorgegeven richting maid en het wisselgeld terug gesluisd naar de passagiers, vanaf de achterste banken met behulp van alle overige inzittenden.
Iedereen in het busje heeft een bestemming ergens in de buurt van het eindpunt op vaste plaatsen langs de weg, waar ook mensen wachten die een tro tro nodig hebben. Haltebordjes zijn er niet.
Maid?
De maid knikt naar degene die hem heeft geroepen en geeft de chauffeur een teken. Het busje stopt bij de volgende halte.
Uitstappen zonder eerst een aantal medepassagiers de tro-tro uit te jagen is bijna onmogelijk. Toch heeft iedereen bij het instappen zijn best gedaan om, afhankelijk van de bestemming, een strategische plaats te kiezen. Als passagiers zijn uit- en ingestapt heeft zich een herschikking van plaatsen voltrokken. De volgenden die willen uitstappen zitten nu het dichtst bij de deur.
Op het moment dat er plaatsen vrij komen schiet de maid in actie. Hij hangt met zijn hoofd uit het raam, schreeuwt: Accracracra of Surksurksurk en maakt met zijn handen bewegingen die kenmerkend zijn voor één bepaalde bestemming. Vóórdat het eindpunt is bereikt schakelt hij over op geschreeuw van de eindbestemming op de terugrit.
Je weet nooit wanneer s avonds de laatste tro-tro vertrekt. De chauffeur stopt met rijden als hij het busje niet meer vol kan krijgen.
s Zondagsmorgens rijden er geen tro-tros. Dan zit heel Ghana in de kerk.
Tegenover mijn logeeradres (waarvoor de naam hotel te veel eer zou zijn) stond een container. De container lag met de lange kant op de grond en had een deur. Binnen stond een bank. Aan een wand hing een spiegel. Daarvoor stond een stoel. En er hing een rekje waarop een gettoblaster stond.
Dit was de nering van Fred. Hij baatte er een kapsalon annex telefooncel uit. Langs de straat stonden twee billboards waarop hij zijn activiteiten aan voorbijgangers kenbaar maakte.
Van de eerste activiteit heb ik geen gebruik gemaakt omdat hij alleen heren kapte. Bovendien knipte hij maar één model; elke klant werd door hem met de tondeuse kaal geschoren. Hij had geen bijscholing nodig om de jaarlijkse nieuwe trends te kunnen volgen en hij hoefde zich niet te abonneren op glossy magazines waaruit de klant een model zou kunnen kiezen. Daardoor hield hij de vaste kosten laag, zodat hij zijn klanten sterk concurrerende prijzen kon bieden.
Daarnaast had hij een oud telefoontoestel dat met plakband bij elkaar werd gehouden. Daar kon je bellen, althans, je kon in eerste instantie proberen een verbinding te maken. Dat die meestal niet tot stand kwam lag niet aan Fred, maar was een gevolg van de viering van vijfenveertig jaar onafhankelijkheid. Provider Busy Phone had dit jubileum opgeluisterd met het verstrekken van gratis chips voor gsms, die zo razend populair werden dat het hele telecommunicatienetwerk was plat gelegd.
De openingsuren van Fred waren niet helemaal duidelijk. In principe was hij open als ik s morgens op straat verscheen en nog steeds open als ik s avonds op straat enkele biertjes had gedronken en naar bed ging. Tussendoor was de deur wel eens op slot of hij was de hele dag op slot. Ook trof ik hem wel eens slapend aan, maar het was geen enkel probleem als ik hem wakker maakte om te kunnen bellen.
Meestal stapte ik onverrichter zake bij Fred naar buiten en als ik geen verbinding had gekregen hoefde ik hem ook niets te betalen. Daardoor had Fred meer klanten aan wie hij niets verdiende dan klanten aan wie hij wél wat verdiende. Lukte het plotseling om verbinding te krijgen dan ging het snel geld kosten. Want de gettoblaster van Fred stond op een erg hoog volume en bovendien lag de container aan een drukke weg waar veel vrachtwagens voorbij denderden. Dus werd de meeste tijd besteed aan vragen en herhalingen.
Wie had ik zoal te bellen? Makelaars met wie ik een afspraak wilde maken, eigenaren die een huis te koop aanboden, advocaten en taxateurs van wie ik informatie nodig had voor de aankoop van een huis, kortom, ik voerde er gesprekken die zelfs in een rustig kantoor al niet echt gemakkelijk zouden zijn geweest. Bovendien was de hitte in de container niet te harden en ik dreef er weg op de bank van skai. Ondertussen schoor Fred rustig de een na de andere kroeskop kaal.
Op een keer vroeg hij me of ik tijd had om eens met hem te praten. Ik maakte meteen tijd èn nam plaats op de bank van skai waarvan ik net was opgestaan. Fred ging naast me zitten.
Your doing business in Ghana?
Ik knikte.
What kind of business?
Ik vertelde hem dat ik een pand wilde kopen waarin ik een guesthouse wilde exploiteren.
Hij knikte en zweeg even.
Toen vroeg hij: Can I help you?`
Ik aarzelde.
May be.
---------
What are you looking for?
---------
Mijn ogen dwaalden door de container terwijl ik nadacht en hechtten zich aan een strookje papier waarop met de hand geschreven stond dat knippen (omgerekend) zeventig eurocent kostte.
Ik zei: I´m looking for a house with about six bedrooms, six badrooms, airco and a lot of space to built a restaurant and a internetcafe.
Yes, antwoordde ik en sjokte in een korte broek, met een badlaken en een ananas naar de zee.
Het was zondag, tegen het einde van de middag. Ik was een eind voorbij Labadi Beach net uit de tro tro gestapt. Er is daar een rustig strand maar het pad ernaar toe kon ik niet vinden. Ik had een vrouw de weg gevraagd die me vervolgens had herinnerd aan mijn zondagse plichten.
Het pad kwam uit bij een rots. Ik stroopte de kleren van mijn lijf dat zweette onder het badpak dat ik droeg. Behalve zeer religieus zijn de Ghanezen nog preuts ook en ik wilde niemand choqueren door daar in mijn blote kont te moeten staan, ook al was dat maar een fractie van een seconde. Met de kleren in een zakje en de sandalen in de hand wandelde ik over het strand.
Het was er ontzettend smerig. Alles was bezaaid met plastic zakjes en andere smurrie, die bij eb de zee was ingezogen en nu bij vloed weer over het strand werd uitgespuugd. Een eind verder werd het schoner. Ik vouwde het badlaken uit.
Zwemmen in de golf van Guinee is voor minder ervaren zwemmers niet ongevaarlijk. Er staat een sterke onderstroom en de golven zijn hoog. Meedeinen met de golven dicht langs de kust is aangenaam. En daarna opdrogen in de zon bij een lichte bries en de bulderende zee op de achtergrond. Ik doezelde weg.
Plotseling klonk in de verte het geluid van trommels. Ik tilde mijn hoofd op. Er was niets te zien. Het geluid kwam dichterbij, nu vergezeld van gezang. Ik ging rechtop zitten. In de verte was een heuvel begroeid met gras en lage struiken. Tussen het groen schemerden kort felle kleuren. Toen dook een gezelschap op van zon vijftien personen, mannen, vrouwen en kinderen in de leeftijd van vijftig tot vier, plusbabys in draagdoeken op de rug van de vrouwen. Iedereen had zich voor de zondag geweldig uitgedost. De vrouwen droegen kleurige jurken, omslagdoeken, doeken geknoopt rond hun hoofd en vlammende sieraden in de oren, om de hals en de polsen. De mannen en jongens waren gekleed in krakend witte overhemden en zwarte pantalons met daaronder glanzende schoenen met punten.
Traag bewoog het gezelschap zich voort. Een man en een jongen droegen een djembee. Ze stopten, zetten de djembee tussen hun knieën, trommelden kort en liepen weer verder.
Het groepje kwam steeds dichter bij, passeerde mij en lachte naar mij. Bij deze overdaad aan kleuren en kleren voelde ik me erg wit en naakt in mijn badpak op mijn handdoek.
Bij de vloedlijn hield het gezelschap halt. Een van de mannen gaf een teken. Iedereen stond korte tijd doodstil met gebogen hoofd. Toen zetten de man en de jongen de djembee tussen hun knieën en begonnen te trommelen. Eerst rustig en kalm. Af en toe wierpen ze elkaar een blik toe, waarna het tempo en het volume werden opgevoerd. Aanvankelijk trommelden ze luchtig en relaxt met de vingertoppen, daarna harder en gespannen met de handpalmen. De groeiende hartstocht balde zich samen in de krommingen van hun rug, ontlaadde zich in de kracht en de razende snelheid waarmee de zijkanten van hun handen de djembees ranselden en spoot uit hun ogen naar buiten. De rest van het gezelschap gaf zich met voeten, heupen, hoofd, keel, handen en tenslotte met het hele lichaam over aan het genadeloze en keiharde ritme van de djembees. Het werd een wervelend vlak van fel rood, groen, paars en blauw waar vonkende zonnestralen op afketsten, tegen het geelgrijze schuim van bulderende golven als een krachtmeting met de natuur.
Opeens hield het op. Langzaam zette de groep zich weer in beweging. Ze slenterden terug, langzaam en vrolijk en verdwenen tussen het groen. Alleen de zee bleef rusteloos razen.
Overal, zowel in België als in Ghana, zijn bepaalde voorzieningen en omstandigheden nodig om een huis te kunnen kopen. Geld is meestal de meest noodzakelijke voorziening, of een gegarandeerd inkomen om een hypotheek te kunnen krijgen. Daarnaast moet er een huizenaanbod zijn, dat aan de gestelde eisen en wensen voldoet en zal een infrastructuur nodig zijn om kopers en verkopers bijeen te kunnen brengen. Omdat de aanwezige infrastructuur in Ghana nauwelijks werkt of onbetrouwbaar is, valt het niet mee om geld, grote bedragen wel te verstaan, te besteden aan de aankoop van een huis.
Maar voordat ik dáár last van kreeg had ik al heel wat barrières moeten nemen waar een Europeaan in het dagelijkse leven nauwelijks bij stil staat. Gedurende vier weken heb ik dagelijks geworsteld met, en bijna alle tijd besteed aan de meest primaire basisbehoeften: eten, drinken, hygiëne, gezondheid, vervoer en communicatie, onder omstandigheden, waarin de aanwezigheid van water en elektriciteit niet tot de standaarduitrusting kon worden gerekend. Futiliteiten werden serieuze problemen die alle creativiteit opslorpten om ze opgelost te krijgen, om een beetje comfortabel te kunnen leven. Zon futiliteiten die een serieus probleem kan opleveren is bijvoorbeeld .een kopje koffie op zijn tijd!
Om een dag te kunnen beginnen heb ik een flink shot koffie nodig. Marcel bewoonde een kamer naast mij. Hij was een maand eerder in Accra gearriveerd en hij had uit België een aantal grote potten oploskoffie meegenomen. Want koffie in Ghana, samen met Ivoorkust hét Afrikaanse exportland van koffie, is belachelijk duur. Achter in het hotel was een keuken. In die keuken had Marcel aan een van de deurtjes van een keukenkast een hangslotje gehangen. Daarachter bewaarde hij de potten koffie, een kookplaatje en een pannetje.
s Morgens liep hij, recht uit bed, met het sleuteltje door lange, donkere gangen naar de keuken, kookte water, goot het in een mok met een schep oploskoffie en borg zijn spulletjes weer netjes op, echter, pas na verloop van tijd als het kookplaatje was afgekoeld. Ook ik mocht gebruik maken van deze faciliteiten en Marcel regelde ook nog een mok voor me.
Na een paar dagen bleek, dat onze klokken niet gelijk stonden. Het was toch lastig om elkaar steeds voor dat sleuteltje achterna te moeten rennen, om op het gewenste moment aan ons gerief te kunnen komen.
We besloten een waterkoker te kopen. Op de markt stonden ze te koop voor twintig euro, althans voor blanken. Wij stuurden Lucy erop af, die als autochtoon simpel kon afdingen tot twaalf euro. Op de gang tussen onze kamers stond een ouderwets dressoir. Blij als kleine kinderen plaatsten we de waterkoker op het dressoir, zodat die op elk moment onafhankelijk van elkaar beschikbaar was. Dat we deze methode niet toe hadden gepast op het kookplaatje, had te maken met de prijs ervan.
Twee dagen ging het goed. Elke dag genoot ik op het juiste moment van mijn shot. De derde dag werd er in alle vroegte hard op mijn deur gebonsd. Ik schrok wakker en vloog naar de deur. Marcel stond zich in paniek af te vragen of de waterkoker misschien op mijn kamer stond. Ik had echter de slaap nog in mijn ogen. Onze waterkoker weg? Dat kon niet.
Marcel beende naar Andrew. Om Marcel te kalmeren beloofde Andrew plechtig, dat hij successievelijk alle kamers zou gaan inspecteren. Gezien het tempo waarmee Andrew zich doorgaans voort bewoog was dit niet de juiste reactie om Marcel rustig te krijgen.
We maakten elkaar wijs dat onze waterkoker zich in elk geval zeker binnen de muren van het hotel zou bevinden. En we waren zelfs zo naïef te veronderstellen dat een van de studenten hem misschien wel even zou hebben geleend. Elk kwartier wierpen we een blik om de deur in de hoop dat onze waterkoker weer op het dressoir zou staan.
In de loop van de dag kreeg Marcel een slim idee. Demonstratief zette hij de doos waarin de nieuwe waterkoker had gezeten op het dressoir. Daarop plakte hij een brief met de dwingende oproep de geleende waterkoker terug te zetten.
De doos heeft er nog geen uur gestaan. Toen was ook de dóós weg! Pas toen hebben we de realiteit onder ogen gezien. Onze waterkoker was gewoon gejat . voor geld. In de oorspronkelijke verpakking zou hij nóg meer gaan opbrengen. We bleken niets te hebben nagelaten om deze kraak voor de dief zo profijtelijk mogelijk te maken.
Toen we ons verlies eindelijk hadden geaccepteerd hebben we Lucy opnieuw op pad gestuurd. De nieuwe waterkoker kreeg een vaste plek in mijn kamer. Marcel keerde terug naar de oude situatie met zijn kookplaatje in de keuken. Vóór ons vertrek terug naar België hebben we de waterkoker aan Lucy in bewaring gegeven.
Ook al hebben we nog geen guesthouse, een waterkoker hebben we in elk geval wél!
De eigenaar van het hotel in Accra had ik in België leren kennen. Het was een Ghanees met een Belgische verblijfsvergunning, een woning van de sociale dienst en de handjes vrij voor het realiseren van allerlei wilde ambities. Voor tien euro per nacht kon ik bij hem een kamer krijgen.Het hotel had hij destijds gekocht met behulp van leningen verstrekt door twee Belgen, die veel vertrouwen hadden gehad in zijn doorwrochte businessplan.
Aanvankelijk leek het iets te worden. Het hotel had een receptie met lounge, bar en zes tweepersoonskamers op de begane grond. Op de eerste verdieping waren mogelijkheden om met tien kamers uit te breiden. Op de tweede verdieping lag een kantoorruimte naast een grote zaal. Daarboven was een gigantisch, volledig betegeld dakterras.
De eigenaar was gestart met de verbouwing. De receptie, lounge en bar werden vernieuwd, de bestaande kamers op de begane grond werden voorzien van nieuw sanitair en meubilair. Op het dak werd een restaurant gevestigd en uitgerust met alle horecamateriaal voor het organiseren van bruiloften en partijen.
Vervolgens gebeurde er jarenlang niets anders meer, dan dat de werklieden hem bleven achtervolgen omdat hun salaris nooit was uitbetaald en leveranciers weigerden nog ooit iets aan hem te leveren vanwege de openstaande schulden. Voor noodzakelijk onderhoud was geen geld. Gaandeweg raakten toiletten en douches verstopt, brak het sanitair af, werden elektriciteitsdraden willekeurig door amateurs aan elkaar geknoopt en werd het meubilair met plakband bijeen gehouden. Ondertussen hadden de schuldeisers niets nagelaten om hun rechten in natura uit het hotel weg te slepen.
Toen werd het beleid omgegooid. Haastig werden op de eerste verdieping een stuk of tien kleine kamertjes getimmerd. Alle kamers werden verhuurd aan studenten die niet meer dan zeven euro per maand aan huisvesting konden betalen. De studenten deelden voor dat bedrag een kamer met vier anderen en ze moesten het doen met de faciliteiten zoals die op dat moment functioneerden.
De eigenaar startte met de export van Afrikaanse levensmiddelen naar Europa. De grote zaal op de tweede verdieping werd volgestouwd met balen meel en andere granen, waar de ratten grif op af kwamen. Daar werden de levensmiddelen omgepakt naar handzame zakjes, bestemd voor transport naar de Europese detailhandel.
Op het dakterras lag het horecamateriaal, dat nog niet was gejat, weg te roesten of te verrotten. Een gedeukte koelkast, voorzien van een hangslot, was door iemand in gebruik genomen als klerenkast. Hopen cement, die er ooit waren gedropt met een ander doel, lagen te verwaaien. Over alle troep heen hadden de studenten provisorische waslijnen gespannen om er hun was te kunnen drogen.
Zo was de situatie toen een van de Belgen me er bij mijn vorige bezoek aan Ghana een rondleiding gaf, om daarmee zijn twijfels over het rendement op het door hem geïnvesteerd vermogen te illustreren.
Na een autorit van vijftien minuten vanaf de luchthaven Kotoka stapte ik uit een buitentemperatuur van 35 graden een kamer binnen waar vrieskou uit de zoemende airco me deed verstijven. Na lang geflikker sprong een felle TL-buis aan. Toen ik in de badkamer mijn handen wilde wassen kwam er helaas geen water uit de kraan. In de lounge hing beheerder Andrew in een stoel voor een tv met een wazig beeld. Even later kwam hij een emmer water brengen. Ondertussen had ik een kakkerlak doodgetrapt en mijn tandenborstel in een champagneglas gezet omdat er niks anders was.
Niet lang daarna lag ik op een vieze wollen deken, op een schone kussensloop en onder een schoon laken met een groot gat. De komende maand was dit de basis van waaruit ik zou opereren om een mooi huis te gaan kopen.
Mijn businesspartner, Marcel, zat voor drie maanden in Ghana. Voordat hij vertrok hadden we op Internet gespeurd naar makelaars en de panden in de buurt van Accra die op hun sites te koop werden aangeboden. En we waren ons dood geschrokken van de vraagprijzen.
Het actuele en voor ons relevante aanbod hadden we uitgeprint en Marcel was met dit mapje in het vliegtuig gestapt. Hij werd opgehaald door Bart, een Belg die al meer dan tien jaar in Accra woont.
Drie weken lang probeerden Bart en Marcel afspraken te maken met makelaars of mensen die zich daarvoor uitgaven. Meestal kwam de makelaar niet opdagen op de afgesproken plaats en tijd. Werd de afspraak wél nagekomen en volgde een gesprek, waarin de klant zijn wensen en budget kenbaar maakte, dan werd vervolgens van de makelaar niets meer vernomen.
Drie weken lang toerden Bart en Marcel door Accra. Ze probeerden de aangeboden panden te vinden. Soms slaagden ze daarin. Vaak betrof het panden in aanbouw van een eigenaar, wiens ambities bij aanvang te hoog hadden gelegen en die nu geen geld meer had om het huis af te bouwen. Ook doordat aansluiting op het elektriciteitsnet en de waterleiding een aandachtspunt was vielen veel panden af. En in Accra is de ligging in de nabijheid van een geasfalteerde weg niet vanzelfsprekend, terwijl wij toch wel graag, ook in het regenseizoen, ons huis zouden willen kunnen bereiken. Enfin, een voor een werden de panden in het mapje van Marcel afgewerkt. Het laatste pand bleek zelfs door de makelaar die het te koop had aangeboden niet meer terug te vinden.
Bart plaatste een advertentie in The Daily Graphic. Er werd gereageerd door de een of andere Steven met wie een afspraak werd gemaakt. Trots leidde hij Bart en Marcel door zijn grote huis op een ruime lap grond. Het beloofde iets en de vraagprijs was redelijk. Een paar dagen later slaagde Bart erin een praatje te maken met de buurman. Die vertelde hem dat Steven helemaal de eigenaar niet was! Het is in Ghana geen zeldzaamheid dat een huizenkoper, nadat hij een huis heeft gekocht en betaald, wordt geconfronteerd met een luchtkasteel omdat de verkoper niet de eigenaar blijkt te zijn.
Toen arriveerde ik op Kotoka, de luchthaven van Accra, met een nieuw mapje onder de arm, in de naïeve veronderstelling dat ik het team kwam versterken om met Europese voortvarendheid ons plan te gaan realiseren.
Op deze blog wordt regelmatig een artikeltje geplaatst over zwart Ghana vanuit een wit perspectief.
Akwaaba*
Bij een site met als titel The White House zal niet onmiddellijk worden gedacht aan een guesthouse in Ghana. De naam krijgt echter betekenis doordat dit guesthouse wordt gerund door twee blanke Belgen te midden van een volledig zwarte Ghanese populatie. Beide blanken zijn begin vijftig en ze hebben, onafhankelijk van elkaar, hun baan eraan gegeven met alle financiële consequentie van dien. Ze maakten kennis met elkaar, nadat ze hadden besloten de rest van hun leven in Ghana door te brengen en ze alle twee met plannen rondliepen om in de hoofdstad Accra een guesthouse te vestigen. Ze besloten dit plan samen te gaan verwezenlijken.
Hun doel is de verhuur van maximaal zes kamers in een comfortabel en aangenaam guesthouse, aan toeristen, studenten of bezoekers van Ghanese instellingen of bedrijven. Door hun uitgebreide kennis van het land, de bevolking, de cultuur en het netwerk dat ze er hebben opgebouwd zijn ze in staat toeristen interessante reizen aan te bieden, studenten te coachen en relevante contacten te leggen met bedrijven, instellingen, politici en juristen. Op deze wijze zijn ze in staat anderen kennis te laten maken met een uiterst authentiek land dat zoveel moois en waardevols te bieden heeft en waarvan de bevolking respect afdwingt. Ghana is een land met een hoge beschaving. Het wordt bevolkt door diverse Afrikaanse stammen, elk met hun eigen identiteit en trots, die vreedzaam samen leven. Ghana is politiek stabiel, veilig en gastvrij. De Ghanezen zijn uitermate toegankelijk en behulpzaam.
Op dit moment is The White House is een fictief guesthouse. De partners hebben hun businessplan gemaakt en ze hebben door Ghana gereisd om de gewenste locatie te bepalen. Op dit moment zijn ze in onderhandeling over de aankoop van grond met een geschikt pand. Dit pand zal smaakvol worden ingericht en worden voorzien van faciliteiten waardoor de gast zich er aangenaam zal voelen.