Blog als favoriet !

Een variant van deze blog is te vinden op bloggen.be op het volgende adres:

https://www.bloggen.be/tisallemaiet/

Foto
Foto
Foto
Foto

het-grote-interview-met-omsk-van-togenbirger-en-andere-teksten

Foto

Nieuwe uitgavePanopticum Corona:BESTELLEN

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
CAHIERS
  • blogtekst de verenigde staten van amerika en Het antwoord van Seattle
  • inbrekers en inbrekers e a
  • Smeren ze ons kanker aan e a
  • Water - een verhaal & Over de klimaatsverandering - een commentaar
  • Foto
    Foto
    Muziekpartituren
  • Daer zat een sneeuwwit vogeltje. Pianoconcerto n° 14
  • Juan de la Cruz' Canciones
  • PORTRETTEN
  • Tisallemaiet
    Deze blog beoogt een duplicaat en/of een voortzetting van de blog Tisallemaiet (https://www.bloggen.be/tisallemaiet) - © J. Bauwens, Serskamp
    Deze blog beoogt een duplicaat en/of een voortzetting van de blog Tisallemaiet (https://www.bloggen.be/tisallemaiet ) - © J. Bauwens, Serskamp
    08-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 5

    Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the
    Missing Science of Consciousness.
    Synthese en bedenkingen (in de voetnoten)
    Deel 5: zie de PDF:

    Bijlagen:
    penrose_5-1.pdf (82.5 KB)   


    07-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 4

    Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the
    Missing Science of Consciousness.
    Synthese en bedenkingen (in de voetnoten)
    Deel 4
    Zo belanden we bij het tweede deel: What New Physics We Need
    to Understand the Mind. The Quest for a Non-Computational
    Physics of Mind. (p. 211)
    Heeft de geest een plaats in de klassieke fysica? We nemen aan
    dat ons lichaam onderworpen is aan de wetten van de klassieke
    fysica, maar wat dan gezegd van onze geest? Als de geest het
    lichaam zou kunnen beïnvloeden, zodat het lichaam gaat ageren
    los van de wetten van de klassieke fysica, dan zou zulks de
    accuraatheid van die zuivere fysische wetenschappelijke wetten
    verstoren. Het is Penrose’s overtuiging dat de geest deel moét
    uitmaken van het (materiële) universum, want anders zou er geen
    wisselwerking tussen lichaam en geest kunnen bestaan. (1)
    De wetten van de fysica zijn heel precies, maar niets wijst op het
    bestaan van niet computationeel simuleerbare activiteiten.
    Nochtans is het dat wat Penrose zoekt. Vandaar moet gezocht
    worden naar een nieuwe benadering naast die van de klassieke en
    die van de quantumfysica.
    De klassieke fysica beschouwt een fysisch systeem met z’n
    gegevens op basis waarvan ook zijn toekomstige toestanden
    kunnen berekend worden middels Turing-computation. Daartoe
    moeten die gegevens gedigitaliseerd kunnen worden teneinde
    discrete parameters te verkrijgen (zoals in computers). Verder zijn
    heel wat systemen chaotisch: praktisch onvoorspelbaar maar
    niettemin principieel berekenbaar. Vandaar: de vraag of onze
    precisiegraad adequaat is, hangt af van het feit of we hetzij actueel
    gedrag, hetzij een type van gedrag berekenen. Initiële minimale
    afwijkingen kunnen de berekeningen totaal onbruikbaar maken.
    Het blijft mogelijk dat ook in het precies chaotisch gedrag een
    factor van bepaalde continue wiskundige systemen niet door een
    discrete benadering kan gevat worden. In de quantumfysica
    bestaat een vrijheid die random is, naast alle gedetermineerd en
    berekenbaar gedrag, zoals voorzien door de vergelijkingen van de
    quantum-theorie. Vandaar: noch in de klassieke noch in de
    quantum-fysica is plaats voor niet-berekenbaar gedrag. Vandaar de
    vraag: kan het bewustzijn verklaard worden door een nieuwe
    fysica of is het een emergent fenomeen?
    Het bewustzijn veronderstelt een niet-computationeel fysisch
    proces in de hersenen. Dit proces is ook eigen aan de activiteit van
    de dode materie (waaruit ook de hersenen zijn opgebouwd). Dat
    leidt Penrose tot de volgende vragen: waarom is er pas bewustzijn
    in verbinding met de hersenen? En waarom is het nietcomputationeel
    gedrag tot nog toe aan de aandacht van de fysici
    ontsnapt? Penrose: de organisatie van de hersenen (dus: hun
    computationaliteit) biedt geen afdoende verklaring. Ook in de
    dode stof bestaat er niet-computationaliteit, maar de fysica heeft er
    geen oog voor. Een voorbeeld is de Einstein-trechter m.b.t. het
    tijd-ruimte-continuum.
    In 1647 komt Newton’s gravitatiewet. In 1865 Maxwell’s
    electrische en magnetische velden. In 1915 verklaart Einstein de
    gravitatie niet langer als een kracht maar als een ‘geplooidheid’
    van de tijd-ruimte. Houdt dit verband met niet-computationaliteit?
    Alvast is het zo dat het computationeel denken de fysica sterk in
    zijn greep heeft. Verwezen wordt naar de confirmatie in de
    sterrenkunde van Einsteins ‘voorspelling’ in 1974, wat de
    algemene relativiteitstheorie tot de meest accurate ooit maakt.
    Anderzijds is er ook de tweede wet van de thermodynamica (alle
    systemen evolueren naar een toestand van maximale entropie).
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 10 oktober 2021)
    Verwijzingen:
    (1) In de vier standpunten die Penrose onderscheidt, verwerpt hij
    onder meer het dualisme. Zijn hoofdargument luidt: de geest moét
    deel uitmaken van het (materiële(*)) universum, want anders zou
    er geen wisselwerking tussen lichaam en geest kunnen bestaan.
    (Zie: R. Penrose, Shadows of the Mind, onder meer: pag. 213:
    “But if the mind were able to influence the body in ways that
    cause its body to act outside the constraints of the laws of physics,
    then this would disturb the accuracy of those purely physical
    scientific laws. It is thus difficult to entertain the entirely
    ‘dualistic’ view that the mind and the body obey totally
    independent kinds of law. Even if those physical laws that govern
    the action of the body allow for a freedom within which the mind
    may consistently affect its behaviour, then the particular nature of
    this freedom must itself be an important ingredient of those very
    physical laws. Whatever it is that controls or describes the mind
    must indeed be an integral part of the same grand scheme
    which governs, also all the material attributes of our universe”).
    In acht genomen Penrose’s uitgangspunt, namelijk: dat het
    bewustzijn ontspringt uit de hersenwerking - lijkt het ons dat hij
    zo doende de zaken op hun kop zet. We verduidelijken met nog
    een andere vergelijking. We vergelijken de geest met de
    (levende) pottenbakker en het lichaam met de klei. De klei
    behoort tot het materiële universum, de pottenbakker is een
    mens. We stellen vast dat de pottenbakker de klei kan
    beïnvloeden, maar mogen we daarom ook zeggen dat hij behoort
    tot het universum van de materiële dingen, zodat er dus geen
    wezenlijk verschil zou zijn tussen hem en de klei? Het is precies
    andersom: de klei, en al het materiële vormt een
    deelverzameling van het levende, en dààrom is een beïnvloeding
    vanwege de pottenbakker op zijn klei mogelijk! Met andere
    woorden: de (levende) pottenbakker kan de (dode) klei
    bewerken, niet omdat ook hij behoort tot het universum van de
    dode dingen, maar, andersom, omdat de klei behoort tot (of: een
    aspect is van) het universum van de levende dingen. Op analoge
    wijze kan de geest het lichaam beïnvloeden, niet omdat de geest
    wezenlijk stoffelijk van aard zou zijn, maar: omdat het
    stoffelijke behoort tot (of: een deel-aspect is van) het
    geestelijke! Het lagere moet gedacht worden als product van het
    hogere in plaats van andersom; we mogen immers niet (zoals
    Carnap wél doet) de werkelijkheid beschouwen als opgebouwd
    uit zijn deelaspecten! (**)
    (*) Penrose zegt niet dat het universum materieel van aard is -
    zie het laatste zinsdeel van het opgenomen citaat waarin het
    gebruik van de term ‘also’ Penrose redt van dit reductionisme -,
    maar het lijkt er wel op dat hij bij zijn behandeling van de geest
    denkt aan stoffelijke, of dan toch ‘fijnstoffelijke’ werkelijkheden
    (hij gelooft dat het bewustzijn ontstaat uit de fysische activiteit
    van het brein), dus: dat zijn wereldbeeld in wezen geschoeid
    blijft op de leest van de fysica die, klassiek of niet, de
    werkelijkheid als object blijft beschouwen - tenzij de
    Kopenhaagse interpretatie van de quantumfysica, ten eerste, zeer
    ernstig wordt genomen en, ten tweede, op de ene of andere wijze
    geëxtrapoleerd wordt naar de ganse werkelijkheid toe - wat ons
    inziens pas mogelijk is mits het ‘heropbouwen’ van de
    werkelijkheid als zijnde het resultaat van zuiver ethische
    activiteit. Zo’n ‘werkelijkheidsreconstructie’ blijft echter
    onmogelijk voor de quantumfysica omdat deze willens nillens
    gedacht wordt vanuit de uitgangspunten van de klassieke fysica,
    en dus: als een object.
    (**) Het glas is geen wezenlijk onderdeel van (/geen eigenschap
    van) ‘de’ zandloper: er zijn er uit glas, uit plastic, enz.


    06-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 3

    Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the
    Missing Science of Consciousness.
    Synthese en bedenkingen (in de voetnoten)
    Deel 3
    De paragrafen 2.6. Possible technical objections to G (pp.77-88)
    tot en met Appendix A: An explicit Gödelizing Turing machine (pp.
    88-126) slaan we hier over, en we beschouwen nu enkele
    paragrafen uit het derde en laatste hoofdstuk van deel 1, over de
    niet-berekenbaarheid in het wiskundige denken.
    Zoals we zagen, is het wiskundige begrip geen product van een
    algoritme. Maar kan het niet zo zijn dat de wiskundige overtuiging
    het resultaat is van een onbekend, onbewust algoritme, of van een
    kenbaar algoritme dat echter miskend wordt als zijnde datgene wat
    schuilgaat achter de wiskundige overtuiging? En in dit hoofdstuk
    toont Penrose aan dat zulks uitgesloten is.
    De vraag is dus of wiskundigen onbewuste regels of onwrikbare
    waarheden volgen. Zo hebben Gödel en Turing dezelfde
    wiskundige evidenties, maar ze komen tot verschillende, zelfs
    tegengestelde conclusies (m.b.t. G). Volgens Gödel wordt de geest
    niet beperkt door z’n rekenvermogen en evenmin door de
    eindigheid van het brein: de geest kan los van de stof bestaan.
    Turing echter vecht die stelling aan. Penrose schrijft: “Gödel
    rejected Turing’s other contention ‘that there is no mind separate
    from matter’, referring to it as ‘a prejudice of our time’. Thus,
    Gödel appears to have taken it as evident that the physical brain
    must itself behave computationally, but that the mind is something
    beyond the brain (...). He did not regard G as a proof of his
    viewpoint that the mind acts non-computationally, for he allowed
    that: “On the other hand, on the basis of what has been proved so
    far, it remains possible that there may exist (and even empirically
    discoverable) a theorem-proving machine which in fact is
    equivalent to mathematical intuition, but cannot be proved to be
    so, nor even proved to yield only correct theorems of finitary
    number theory.” (Wang (1993), p. 118, Penrose, p. 128). Het zou
    dus mogelijk zijn dat er een theorema-bewijsmachine is die
    equivalent is aan de mathematische intuïtie, terwijl ook niet kan
    bewezen worden dat dit zo is of dat ze correct werkt. Gödel nam
    de logische mogelijkheid van zo’n ‘onkenbaar sound algoritme
    aan, maar hij geloofde er niet in; hij geloofde in het losstaan van
    de geest van de stof. Turing zegt ook dat een machine die feilloos
    is, niet intelligent kan zijn. Hij had ook een eigen computer-versie
    van het Gödel-theorema. Turings visie was consistent met Gödel,
    en volgens standpunt A. Penrose wil nu A en B uitsluiten, en een
    basis geven voor het wiskundig begrip.
    Zijn vraag luidt als volgt: kan het wiskundig begrip resulteren uit
    een algoritme dat onkenbaar en unsound is of dat onkenbaar
    sound is? Met andere woorden: is een vermeende algoritmische
    procedure F, die zou schuilgaan achter dit wiskundig begrip,
    kenbaar? Nog anders gezegd: stel dat het wiskundig begrip berust
    op een algoritmische procedure F; is F dan kenbaar?
    Penrose, die dus verwerpt dat zulks mogelijk is, onderscheidt drie
    standpunten (- we gaan er hier niet verder op in):
    (1°) F is bewust kenbaar, ook in de rol van algoritmische
    procedure achter het wiskundig begrip;
    (2°) F is bewust kenbaar, maar niet in de rol van algoritmische
    procedure achter het wiskundig begrip;
    (3°) F is onbewust en onkenbaar.
    Uit de conclusies bij hoofdstuk 3 (pp. 201-208) onthouden we nog
    dat, met betrekking tot de in het begin van het boek geschetste vier
    standpunten, A en B aldus verworpen worden. Maar ook D levert
    problemen op, want als men aanneemt dat lichaam en geest niets
    met elkaar te maken hebben, hoe komt het dan dat onze geest zo
    onlosmakelijk verbonden is met onze hersenen - ja, dat hij de
    hersenen blijkbaar nodig heeft? Of waarom dan kunnen
    medicijnen of handicaps de geestestoestand beïnvloeden? (1) Maar
    ook standpunt C levert problemen op, want het heeft een zeer
    speculatief karakter. Alle tot nog toe ontdekte natuurwetten
    worden immers computationeel beschreven. We moeten dus
    kiezen, aldus Penrose, voor de harde eerder dan voor de zachte
    versie van C. Penrose blijft echter geloven in het bestaan van nietcomputationele
    activiteit in fysische systemen. En we kunnen die
    ontdekken door de zwakke plekken in de wetten te onderzoeken -
    vooral de quantummechanica leent zich daartoe.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 10 oktober 1999)
    Verwijzingen:
    (1) O.i. zijn deze tegenwerpingen onterecht. De geest heeft het
    brein nodig op dezelfde manier waarop hij de rest van het lichaam,
    en ook al zijn andere instrumenten (werktuigen) nodig heeft om
    zijn plannen uit te voeren. Een goede schrijnwerker kan geen goed
    werk leveren als de snee van zijn zaagblad is, maar daarom is hij
    nog geen slechte schijnwerker. Zo ook zal zelfs een groot retor die
    zijn gebit mist, moeite hebben om te praten, en nog meer moeite
    heeft hij wanneer zijn hersenen beschadigd werden door een
    beroerte. Indien men de proef of de som zou nemen, en men zou
    van een welbespraakt iemand dat gedeelte van de hersenen
    wegnemen waar zich de spraak situeert, om er nadien ‘nieuwe’ en
    ‘lege’ hersenencellen in te planten, dan zou men tot de vaststelling
    komen dat zich de spraakkundigheid van die man alras zou
    herstellen, net zoals de schrijnwerker, aan wie men de oude, botte
    zaag zou ontnemen om hem een nieuwe en goede in de plaats te
    geven, wel even zou moeten wennen aan het nieuwe werktuig,
    doch weldra weer zijn vakkundigheid zou kunnen bewijzen.
    Immers, we ervaren toch allen dat het de oefening is die de kunst
    baart, dit wil zeggen: de herhaling, het telkens weer trekken van
    nieuwe, betere of diepere sporen en verbindingen. Intelligentie
    wordt grofweg gedefinieerd als ‘aanpassingsvermogen’,
    waaronder niets anders verstaan kan worden tenzij ‘snelheid van
    aanpassingsvermogen’, want zich aanpassen doet alles en
    iedereen, en ook de efficiëntie is uiteindelijk een zaak van snelheid
    en van herhaling. Die snelheid zal dan wel te maken hebben met
    een specifieke chemische huishouding, net zoals de mogelijke
    snelheid van een wagen van zijn constructie en van de toestand
    van het wegdek afhankelijk is, maar élke wagen heeft snelheid,
    anders was het geen wagen. Wij kunnen in ons denken inderdaad
    belemmerd worden door stoffelijke dingen, maar evenzeer stemt
    het tot nadenken dat wij in ons denken ook beïnvloed kunnen
    worden door geestelijke dingen: wie bijvoorbeeld door zijn
    geweten bezwaard wordt, is niet in staat om een gedicht te lezen,
    en wie een compliment gekregen heeft voor vlijt, zal nog beter
    presteren dan voordien. En waarom dan richt onze geest zich op
    onze hersenen? Duidelijk om dezelfde reden waarom de
    schrijnwerker, als hij wil werken, zijn zaag vastneemt, en niet de
    zaag van een ander, of een pen. Onze geest heeft de hele evolutie
    lang geïnvesteerd in onze hersenen, zoals de schrijnwerker zijn
    arbeid toegespitst heeft op zijn schrijnwerkerij. Het is geen
    betreurenswaardige zaak dat de geest door de beperkingen van de
    hersenen ‘gevangen’ wordt, net zomin als het betreurenswaardig is
    dat ikzelf, als auteur van deze tekst, ‘gevangen’ word door deze
    tekst - door wat ik reeds neergeschreven heb. De tekenaar die een
    cirkel afbeeldt op een blad papier, beperkt zichzelf, want hij kan
    daarvan geen vierkant meer maken, en hoe verder hij vordert in
    zijn kunstwerk, hoe meer hij zichzelf beperkt. Uiteindelijk blijkt
    hij bij de afwerking totaal afhankelijk geworden te zijn van wat er
    reeds staat, zodat zijn leermeester, op grond van wat hij ziet, hem
    dan wellicht beter dan hijzelf kan zeggen welke retouches hij nog
    moet aanbrengen om het werk te voltooien. Alle vrijheid is
    zelfbeperking, en het botvieren van de vrijheid (in de goede zin
    van het woord), resulteert uiteindelijk onafwendbaar in een
    confrontatie met externe en daarom absolute ‘wetten’ waaraan
    men zich wel moét onderwerpen, wil men z’n werk tot een goed
    einde brengen. Op precies dezelfde wijze ‘onderwerpt’ ook de
    geest zich aan de stof; het zou absurd zijn als hij dat niet deed.
    Voor derden die onbetrokken zijn met wat er gaande is, kan het er
    dan uitzien alsof de stof de geest domineert, maar zo’n
    beoordeling mist de pointe. Daarom beschouw ik de genoemde
    argumenten van Penrose tegen standpunt D als irrelevant.


    05-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 2

    Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the
    Missing Science of Consciousness.
    Synthese en bedenkingen (in de voetnoten)
    Deel 2
    Gödel houdt zich bezig met de axiomatische gronden van de
    wiskunde. Penrose wil middels Gödel aantonen dat ons begrijpen
    geen algoritmische activiteit kan zijn. De gewaarwording van
    ‘rood’ kan niet computationeel worden opgewekt. Dieren rekenen
    niet, maar zij worden wel ‘rood’ gewaar.
    Wat is nu het verband tussen Gödels theorema en het gezond
    verstand? Een niet berekenbaar proces is een onmiddellijk
    bewustzijn van iets. Daardoor kan men iets ‘visualiseren’ of een
    ‘direct begrip’ hebben van iets, een ‘mentaal beeld’. Dat hoeft niet
    noodzakelijk ‘visueel’ van aard te zijn. We ‘begrijpen’ de
    betekenis van een woord direct, we krijgen er ‘onmiddellijk’ vat
    op, alsof we de ervaringen van diegene die ons de mededeling
    doet, delen. Een kind krijgt begrip van getallen, geabstraheerd van
    de getelde dingen. Dit is geen berekenen meer, maar ‘awareness’.
    Penrose geeft voorbeelden met visuele getalbeelden om het
    ‘begrip’ van de commutativiteit van de vermenigvuldiging
    duidelijk te maken. Gödel toont aan dat het onmogelijk is om alle
    evidente redeneerstappen in één systeem te steken dat dan bij
    machte zou zijn om alles op te lossen: de behoefte aan nieuwe,
    vanzelfsprekende begrippen kan niet en nooit weggewerkt
    worden. Het wiskundig begrijpen is iets anders dan (be)rekenen.
    (1).
    Tot hier een herhaling van het hoofdstuk Consciousness and
    computation, dat loopt tot pagina 63. Hierna wordt middels Gödel
    uiteengezet dat ons begrijpen geen algoritmische activiteit kan
    zijn, in: The Gödelian case (pp. 64-126).
    Penrose zegt dat de wiskunde het duidelijkste aantoont dat iets in
    ons denken ontsnapt aan het loutere ‘berekenen’. Gödel’s stelling
    komt hierop neer: Geen enkel formeel systeem van ‘sound’
    wiskundige bewijsregels kan (principieel) alle ware uitspraken
    van de ordinaire rekenkunde voortbrengen. Wat dus betekent dat
    het menselijk verstaan niet kan gereduceerd worden tot een
    verzameling van rekenregels. Geen dergelijk systeem kan
    bewijzen leveren van die rekenkundige uitspraken waarvan de
    waarheid principieel toegankelijk is voor menselijke intuïtie en
    begrip. Intuïtie en begrip kunnen dus niet herleid worden tot een
    verzameling van regels.
    Algoritmes kunnen voorgesteld worden door wiskundig formele
    systemen, en een Turing-machine is een wiskundig geïdealiseerde
    computer, een stap-voor-stap-procedure. Een ‘universele Tmachine
    is er een die om het even welke T-machine kan
    nabootsen, en die dus elk algoritme kan uitvoeren, zoals
    bijvoorbeeld onze moderne computer.
    Berekeningen (computations, algoritmes, logische operaties) zijn
    de activiteit van een T-machine. Willen we bijvoorbeeld een getal
    zoeken dat niet de som is van drie kwadraten, dan bouwt de
    machine de rij van de natuurlijke getallen op (“rij1”), en de rij van
    de kwadraten ervan (“rij2”), en daaruit de rij van de som van drie
    kwadraten (“rij3”); vervolgens overloopt ze “rij1” en stelt aan elk
    getal de vraag of het ook tot “rij 3” behoort; is dat niet het geval,
    dan hebben we te maken met één van de gezochte getallen.
    Nu zijn er ook oneindige berekeningen: stel dat we een getal
    zoeken dat niet de som is van vier kwadraten, dan zal de machine
    aan het werk gaan en nooit ophouden met zoeken. Nooit zal zo’n
    getal gevonden worden (Lagrange bewees in 1770 dat het niet
    bestaat), maar de machine zal daarover nooit uitsluitsel kunnen
    geven, want de getallenrijen zijn oneindig lang. Een ander
    voorbeeld is het vermoeden van Goldbach (1742), dat door de
    oneindige berekeningen van de machine noch weerlegd noch
    bewezen kan worden.
    Hoe kunnen we nu uitmaken of berekeningen oneindig zijn? Soms
    kunnen we dit intuïtief inzien. Soms kunnen we dit ook formeel
    bewijzen middels mathematische inductie (waarbij één enkele
    berekening relevant wordt geacht voor àlle (natuurlijke) getallen).
    Maar deze procedure is ontoereikend om oneindige berekeningen
    als dusdanig te ontmaskeren, omdat élke verzameling van regels
    ontoereikend is om dat te doen (- wat volgt uit Gödel’s stelling).
    M.a.w.: er zijn berekeningen die nooit stoppen, maar dat dit zo is
    kan niet altijd wiskundig bewezen worden. De regels kunnen dus
    het inzicht nooit vervangen!
    Penrose toont nu hoe Gödel deze waarheid demonstreert:
    Beschouwen we Penrose’s vereenvoudigde bewijs van de stelling
    van Gödel. De conclusie tot welke Gödel in zijn theorema
    uiteindelijk komt (en die moet illustreren dat het menselijk denken
    en begrijpen de activiteit van het loutere rekenen kwalitatief
    overtreft), luidt als volgt: in de rekenkunde bestaan er stellingen
    (en die zullen er altijd zijn) waarvan wij de waarheid duidelijk
    kunnen inzien, maar waarvoor geen bewijs bestaat.
    Penrose geeft een voorbeeld van zo’n ware en onbewijsbare
    stelling, namelijk de volgende stelling, genaamd G (waarbij n een
    element is van de natuurlijke getallen N):
    (G): “Er bestaat geen enkel oneven getal dat de som is van n
    aantal even getallen”.
    Het is duidelijk want evident voor ons, zegt Penrose, dat deze
    stelling waar is, maar wij kunnen deze waarheid niet bewijzen.
    Stel dat wij een poging zouden ondernemen om de waarheid van
    (G) te bewijzen, dan zouden wij dat moeten doen middels een
    algoritme dat alle mogelijkheden narekent.
    Na een oneindig lang aantal berekeningen zouden wij nog steeds
    geen falsificatie van deze stelling gevonden hebben, maar ook
    zouden wij nog steeds geen bewijs gevonden hebben.
    Dat bewijs zou er pas zijn op het ogenblik dat we àlle
    mogelijkheden onderzocht hebben, en dat zijn er oneindig veel.
    Het is dus een bewijs dat nooit eindigt, nooit voltooid is,
    onvoltooibaar is.
    Welnu, zegt Penrose: misschien kunnen we wel bewijzen dàt zo’n
    bewijs nooit eindigt. Stel eens dat we dat zouden kunnen, dan
    zouden we dat doen middels een rekenprocedure, genaamd A.
    Vanzelfsprekend zou die rekenprocedure A dan wel eindig zijn,
    want anders hervielen we in hetzelfde probleem.
    Penrose toont nu aan (pp. 72-77): als wij veronderstellen dat A
    bestaat, dan leidt A tot een contradictie, dus kunnen we niet
    veronderstellen dat A bestaat, met andere woorden: zo’n
    rekenprocedure die de oneindigheid van het bewijs van (G) moet
    aantonen, bestaat zelf niet. Dus we kunnen niet bewijzen dat (G)
    waar is. Ziehier een beknopte weergave van de gedachtengang.
    We gaven zopas enkele voorbeelden van de werking van de Tmachine.
    Beschouwen we nu zo’n berekening (C) die het
    natuurlijk getal n betreft, dus: C(n) = C(0), C(1), C(2), C(3),...,
    wat wil zeggen dat C(n) gelijk is aan de activiteit van de Tmachine
    op het getal n. De vraag luidt of die activiteit ooit stopt:
    bestaat er een procedure die kan beslissen of die berekening ooit
    stopt?
    Stel dat we een procedure A hebben die zegt dat C(n) nooit stopt.
    A moet dus alle mogelijke procedures bevatten. (A is sound,
    d.w.z.: geeft altijd correcte antwoorden). Als A zelf ooit eindigt,
    dan weten we zeker dat C(n) nooit eindigt.
    Als A sound is, dan moet dit kunnen uitgemaakt worden door een
    berekening. Er zijn verschillende berekeningen: C0(n), C1(n),
    C2(n),... Zo bijvoorbeeld is Cq(n) de activiteit van de q-de Tmachine
    op n. Procedure A(q,n) is de specifieke berekening die
    bewijst dat Cq(n) nooit stopt; stopt Cq(n) wél, dan hebben we
    bewezen dat Cq(n) onjuist is. Dus: als A(q,n) stopt, dan stopt Cq(n)
    nooit. Maar stel nu dat q=n. Dan geldt dus: als A(n,n) stopt, dan
    stopt Cn(n) nooit. A hangt dus af van één getal en zal dus één van
    de volgende rekenprocedures zijn: C0, C1, C2, C3,... Stel dat het Ck
    is: A(n,n) = Ck(n). Stel nu dat k=n, zodat geldt: A(k,k) = Ck(k). Dan
    geldt dus: als Ck(k) stopt, dan stopt Ck(k) nooit. En dat is een
    contradictie. Procedure A kan dus nooit uitmaken of Ck(k) al dan
    niet stopt. Als we dus weten dat A sound is, dan weten we dat
    Ck(k) nooit stopt. We weten dus iets dat A niet kan bewijzen. Dus
    kan A ons begrip niet omvatten! Gödel zegt nu dat wiskundigen
    geen enkel sound algoritme kennen dat in staat is om een
    wiskundige waarheid te bewijzen. (2)
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 10 oktober 1999)
    Verwijzingen:
    (1) Een bedenking bij het abstraheren, bvb. inzake het tellen van
    dingen, het verkrijgen van een begrip van kwantiteit onafhankelijk
    van de dingen die worden geteld: o.i. is hier cruciaal dat het gaat
    om een afbeelden van de tijd in het niet-tijdsgebondene. Tellen is
    een activiteit die tijd vergt, een handeling die zich in de tijd
    afspeelt. Het getal daarentegen is aan de tijd onttrokken, terwijl
    het toch refereert naar een activiteit die tijd in beslag neemt, naar
    een duur dus. In het getalbegrip wordt een act, of een duur, of iets
    tijdsgebonden, onttrokken aan de tijd en ingepast in een tijd-loos
    kader, bijvoorbeeld het kader van de natuurlijke getallen.
    Kwaliteiten worden dus afgebeeld naar kwantiteiten. Men kan dus
    zeggen dat de kwantiteit een bijzondere kwaliteit is, namelijk deze
    die kwaliteit van de tijd (of van de activiteit) afbeeldt in een
    tijdloze ruimte (hetzij een Euclidische ruimte, hetzij een ruimte
    van getallen, hetzij eender welke ‘ruimte’ van specifieke ‘mentale
    beelden’). De activiteit van het abstraheren is dan niets anders dan
    het via de ervaring terugvinden van kwaliteiten (wezenheden) in
    een wereld van mentale beelden, in een mentale ruimte, waardoor
    precies die mentale ruimte ‘zichtbaarder’ of ‘werkelijker’ wordt.
    Precies dit zo doende ‘zichtbaar maken’ van de mentale ruimte(n)
    is bewustzijn. Bewustzijn is dus participeren aan (een bestaande)
    ‘mentaliteit’ of geest. Abstraheren is dan het positief
    beantwoorden van de uitnodiging tot participatie aan de
    geest(eswereld) - een uitnodiging die spreekt uit de dingen vanuit
    bvb. hun schoonheid.
    De visuele verbeeldingskracht waarover Penrose het heeft,
    heeft dus zeker niets te maken met virtuele realiteit. Mentale
    beelden zijn niet-computationeel, maar waar blijft het sterke
    argument? O.i. Moet onze hele opvatting/wetenschap op zijn kop
    worden gezet of binnenste buiten worden gedraaid om dat te
    kunnen verstaan: het hogere brengt het lagere voort en in geen
    geval is het andersom. Het lijkt alleen andersom wanneer wij onze
    menselijke constructies verwarren met het geschapene.
    (2) Penrose geeft een voorbeeld van zo’n ware en onbewijsbare
    stelling, namelijk de volgende stelling, genaamd G (waarbij n een
    element is van de natuurlijke getallen N):
    (G): “Er bestaat geen enkel oneven getal dat de som is van n
    aantal even getallen”.
    Het is duidelijk want evident voor ons, zegt Penrose, dat deze
    stelling waar is, maar wij kunnen deze waarheid niet bewijzen.
    Stel dat wij een poging zouden ondernemen om de waarheid
    van (G) te bewijzen, dan zouden wij dat moeten doen middels een
    algoritme dat alle mogelijkheden narekent.
    Na een oneindig lang aantal berekeningen zouden wij nog
    steeds geen falsificatie van deze stelling gevonden hebben, maar
    ook zouden wij nog steeds geen bewijs gevonden hebben.
    Dat bewijs zou er pas zijn op het ogenblik dat we àlle
    mogelijkheden onderzocht hebben, en dat zijn er oneindig veel.
    Het is dus een bewijs dat nooit eindigt, nooit voltooid is,
    onvoltooibaar is.
    Welnu, zegt Penrose: misschien kunnen we wel bewijzen dàt
    zo’n bewijs nooit eindigt. Stel eens dat we dat zouden kunnen, dan
    zouden we dat doen middels een rekenprocedure, genaamd A.
    Vanzelfsprekend zou die rekenprocedure A dan wel eindig
    zijn, want anders hervielen we in hetzelfde probleem.
    Penrose toont nu aan (pp. 72-77): als wij veronderstellen dat
    A bestaat, dan leidt A tot een contradictie, dus kunnen we niet
    veronderstellen dat A bestaat, met andere woorden: zo’n
    rekenprocedure die de oneindigheid van het bewijs van (G) moet
    aantonen, bestaat zelf niet. Dus we kunnen niet bewijzen dat (G)
    waar is.
    Het “wonderlijke” van de stelling van Gödel bestaat er dus in,
    dat we kunnen inzien dat bepaalde stellingen waar zijn, terwijl we
    tevens kunnen aantonen dat we nooit zullen kunnen bewijzen dat
    die stellingen waar zijn.
    Ik nodig U nu uit tot deelname aan de “ontmaskering” van dit
    “wonder”, in de volgende, korte uiteenzetting. Ik zal namelijk
    aantonen dat de stelling van Gödel uiterst triviaal is. Met andere
    woorden zal ik het volgende betogen: de stelling van Gödel is niet
    fout, maar ze zegt in feite niets. Ziehier onze gedachtengang.
    Een eerste vaststelling is de volgende:
    In de klassieke rekenkunde nemen wij aan dat de rij van de
    natuurlijke getallen oneindig is. Dat N een oneindig aantal
    elementen bevat, kunnen wij niet bewijzen, maar we nemen het
    wel aan als zijnde waar en onbetwistbaar. We poneren hiermee iets
    waarvan we eisen dat het waar is, terwijl we ons er op voorhand
    bij neerleggen dat we het niet kunnen bewijzen.
    Een tweede vaststelling is deze:
    De telling is een vorm van bewijs. Als ik de stelling poneer
    dat 3 opgeteld bij 4 gelijk is aan 7, dan bestaat een bewijs van
    deze stelling daarin, dat ik III + IIII gelijkstel aan IIIIIII , waarbij
    ik tel hoeveel IIIIIII werkelijk is, en dan kom ik tot de vaststelling
    dat IIIIIII werkelijk gelijk is aan 7, en heb ik de waarheid van deze
    stelling bewezen.
    Correcter, kunnen wij de axioma’s van Peano ten berde
    brengen, en tot hetzelfde besluit komen, maar wat we daarbij doen
    is eigenlijk reduceerbaar tot telling, en wat ons hier aanbelangt is
    het bewijs door telling.
    Nu hebben we aangenomen dat de rij van de natuurlijke
    getallen ontelbaar is, met andere woorden, dat er een oneindig
    aantal natuurlijke getallen bestaat, terwijl we die niet kunnen
    tellen. Een grondstelling van de rekenkunde, en laten we ze (N)
    noemen, luidt dus als volgt: “Er bestaat een oneindig aantal
    natuurlijke getallen”. We nemen ook aan dat deze stelling waar is.
    Stel dat wij een poging zouden ondernemen om de waarheid
    van (N) te bewijzen, dan zouden wij dat moeten doen middels een
    algoritme dat alle mogelijkheden narekent.
    Na een oneindig lang aantal berekeningen zouden wij nog
    steeds geen falsificatie van deze stelling gevonden hebben, maar
    ook zouden wij nog steeds geen bewijs gevonden hebben.
    Dat bewijs zou er pas zijn op het ogenblik dat we àlle
    mogelijkheden onderzocht hebben, en dat zijn er oneindig veel.
    Het is dus een bewijs dat nooit eindigt, nooit voltooid is,
    onvoltooibaar is.
    Welnu, zou Penrose zeggen: misschien kunnen we wel
    bewijzen dàt zo’n bewijs nooit eindigt. Stel eens dat we dat
    zouden kunnen, dan zouden we dat doen middels een
    rekenprocedure, genaamd B.
    Vanzelfsprekend zou die rekenprocedure B dan wel eindig
    zijn, want anders hervielen we in hetzelfde probleem.
    Het is nu duidelijk dat wij geen eindige B kunnen vinden,
    tenzij B zich kan beroepen op het axiomatisch karakter van (N).
    Wij moeten dus aannemen dat (N) waar is, zonder bewijs. (N) is
    een grondstelling, een axioma.
    Stel nu eens dat we die grondstelling (N) zouden verwerpen
    als grondstelling. Welnu, dat kunnen we gerust doen... mits we
    maar een andere stelling als grondstelling poneren, bijvoorbeeld
    de stelling (G), of een andere, of een combinatie van andere
    (onbewijsbare) stellingen waarvan we eisen dat ze waar zijn.
    We zien nu duidelijk het volgende in:
    (G) is onbewijsbaar omdat (G) “verwant” is aan (N), en
    omdat we met betrekking tot (N) hebben aangenomen dat (N)
    waar is terwijl we de waarheid van (N) niet hoeven te bewijzen.
    (G) is onbewijsbaar omdat ook (N) onbewijsbaar is. En (G) is
    waar omdat ook (N) waar is. Maar de onbewijsbare waarheid van
    (G) is helemaal niet verwonderlijk, want we hebben zelf
    onbewijsbare waarheden in de rekenkunde ingestopt!
    Vergelijk deze stand van zaken met het schaakspel. Elke zet
    die men doet kan men verantwoorden met betrekking tot eventuele
    tegenzetten en uiteindelijk met betrekking tot het doel, namelijk
    het winnen van het spel. Maar men kan geen enkele zet doen als er
    niet eerst spelregels bestaan, en deze spelregels verantwoordt men
    vanzelfsprekend niet met het argument dat men wil winnen, maar
    enkel met het argument dat men wil kunnen spelen (dat is: hetzij
    winnen, hetzij verliezen; het argument is dus: “kunnen winnen” en
    niet: “winnen”). De spelregels zijn als het ware één pool van het
    spel: men kan bijvoorbeeld argumenteren: “Deze zet mag je niet
    doen, want hij is ‘verboden’, dit wil zeggen: “hij ‘bestaat niet in
    dit spel’; hij ‘kan’ niet”. Dit is iets anders dan argumenteren:
    “Deze zet mag je niet doen, want dan zal je verliezen” - je zegt
    dan dat de zet wel ‘kan’ maar dat het toch niet je bedoeling kan
    zijn om te verliezen, en dat je hem daarom voor jezelf moet
    beschouwen als verboden. Noemen we deze twee polen de
    objectieve en de subjectieve pool, dan kunnen we de analogie met
    de rekenkunde gemakkelijk maken: in de rekenkunde mag je niet
    de waarheid aan (N) ontzeggen, want anders kan je niet meer
    rekenen. Word je geconfronteerd met bijvoorbeeld (G), dan moet
    je ook inzien dat je hier weer op (N) botst, en dat het dus
    vanzelfsprekend is dat (G), hoewel waar, toch onbewijsbaar is. Je
    kan moeilijk verwachten dat (G) bewijsbaar zou zijn als (N) dat
    per definitie niet is omdat (N) een grondstelling, een axioma, een
    spelregel is. (G) is geen zet, maar een spelregel die zich voordoet
    in een wat minder goed herkenbare vorm.
    Een opmerking met betrekking tot Penrose’s bewijs:
    Penrose’s bewijs is ons inziens eenvoudiger weer te geven, en
    wel als volgt.
    We gebruiken de volgende symbolen:
    C: de bewerking C op n
    A: de rekenprocedure die wil bewijzen dat C nooit
    eindigt
    eindigt nooit
    eindigt ooit wel.
    Stel dat C oneindig is en dat A bestaat en A zegt dat C
    oneindig is, dan moet A eindig zijn en ook sound, wat betekent dat
    het niet zo mag zijn dat, als C oneindig is, een eindige A zou
    zeggen dat C eindig is. In formulevorm krijgen we dan het
    volgende:
    {((CC)) & ((CC))}
    of {((CC)) & ((CC))}
    met andere woorden:
    ((CC)) & ((CC))
    met andere woorden:
    CC)
    Dus: als A zegt dat C oneindig is, dan moet A sound zijn;
    Dus: als A sound is, dan kan A niets anders dan zeggen dat C
    oneindig is.
    Dus: A is niet hetzelfde soort berekeningen dat kan uitmaken dat C
    oneindig is. Dus: alle berekeningen die kunnen uitmaken dat C
    eindig is, zijn uitgesloten om van kracht te kunnen zijn om aan te
    tonen dat C oneindig is. Dus: A als berekening bestaat niet.
    Een alternatief:
    Als we er van uit gaan dat de verzameling van natuurlijke
    getallen altijd eindig is, dus als we er van uit gaan dat een getal
    pas bestaat als het geteld wordt, dan duikt dit probleem niet op.
    Gödel zegt: ge kunt niet aantonen dat een bepaalde
    berekening nooit stopt. Maar tegelijk aanvaardt men het als
    bewezen dat de rij van de natuurlijke getallen nooit stopt. Hier zit
    dus de contradictie.


    04-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 1

    Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the
    Missing Science of Consciousness.
    Synthese en bedenkingen (in de voetnoten)
    Deel 1
    In Hoofdstuk 1, getiteld: Consciousness and computation, van het
    eerste deel, getiteld: Why We Need New Physics to Understand the
    Mind. The non-computability of Conscious Thought, situeert
    Penrose zijn standpunt en zegt hij wat hij wil bewijzen: dat ons
    bewustzijn een uiteindelijk niet-computationele aangelegenheid is,
    en dus niet simuleerbaar door computers. Hij wil dat aantonen
    door te wijzen op de aanwezigheid van dat niet-computationele in
    het wiskundige begrijpen.
    De wetenschap, zegt Penrose, bekommert zich om het stoffelijke
    aspect van het heelal, niet om de geest. Volgens sommigen
    nochtans is de geest wetenschappelijk verklaarbaar: het is alleen
    een kwestie van complexiteit. Volgens anderen is de geest van een
    andere orde en dus buiten het bereik van de wetenschap. Penrose
    volgt de eerstgenoemden, maar merkt op dat de wetenschappen
    nog iets mankeren om dat doel (het verstaan van de geest) te
    bereiken: het bewustzijn behoort tot het universum, maar we
    hebben een andere fysica nodig om de geest te kunnen begrijpen.
    Hij stelt de veel gehoorde vraag of wij de redding van de wereld
    ooit aan ‘almachtige’ robots zullen kunnen overlaten. We zien
    immers steeds ‘slimmere’ computers op de markt komen. Penrose
    antwoordt hier voorlopig met de opmerking dat dan de artificiële
    intelligentie de mens ook overbodig zou maken.
    Ter situering van het eigen standpunt brengt Penrose de gangbare
    meningen onder in vier perspectieven:
    A. Alle denken is louter berekenen; het heelal is in dat opzicht
    vergelijkbaar met een grote computer. (Functionalisme - Turing).
    B. Een computer kan de werking van het brein nabootsen maar
    zonder bewustzijn te hebben.
    C. De breinactiviteit brengt bewustzijn voort, maar een computer
    kan het brein dit niet nadoen. (Penrose).
    D. Het bewustzijn staat volledig los van de stof en is
    onbereikbaar voor elke wetenschappelijke benadering.
    (Mentalisme - Mysticisme).
    A is verwerpelijk alsook D, zegt Penrose. M.b.t. B merkt hij op,
    met J. Searle, dat de simulatie van een fysisch proces helemaal
    niet hetzelfde is als dat fysisch proces zelf. C rest: we hebben een
    nieuw begrijpen, een nieuwe fysica nodig. De wetenschap geeft
    het dus niet op, maar moet rekening houden met de realiteit van
    het bewustzijn (- ze moet dus ergens ‘veranderen’) teneinde haar
    naam waard te kunnen blijven.
    Berekening is ‘computation’ - de activiteit van een Turingmachine
    -, dit is een algoritme. Men onderscheidt top-down en
    buttom-up procedures. De eerst genoemde kennen we van de
    rekenmachines die sneller rekenen dan de mens; de laatste wordt
    in de A.I. benut; zij maakt gebruik van ‘ervaringen’ in een soort
    geheugen (- een soort feed-back?).
    Turing verwerpt C, maar Church, die in 1936 tot een analoge
    stelling kwam laat plaats voor C. De stelling van Church-Turing
    zegt dat elk algoritme in een -calculus kan uitgedrukt worden.
    Turing zegt dat dat het geval is voor alle fysische activiteiten.
    Church niet. Volgens C is het bewustzijn onbereikbaar voor
    computers; C vloekt niet met Church.
    Een chaotisch systeem is een dynamisch systeem dat zeer
    nauwkeurig afhankelijk is van beginvoorwaarden (bvb. het weer),
    zodat het lijkt alsof het niet-gedetermineerd én onberekenbaar is.
    Dit is echter fout: principieel is het wél berekenbaar, alleen is
    zoiets meestal praktisch onuitvoerbaar. Is dus ook de geest
    principieel berekenbaar? Penrose zal bewijzen dat dit niet zo is: de
    geest is principieel onberekenbaar!
    Rijst de vraag welke soort activiteit dan principieel onberekenbaar
    zou kunnen zijn. Heeft de uniciteit van omgevingsfactoren hier
    iets mee te maken? Neen, want ook ons eigen brein is een unieke
    ‘omgevingsfactor’. Penrose geeft nu enkele voorbeelden van
    principiële onberekenbaarheid in de wiskunde zelf. Vooreerst
    Hilbert’s tiende probleem. Een Turingmachine (= een algoritmemachine)
    kan uitmaken of bepaalde soorten van problemen een
    oplossing hebben of niet. Maar Hilbert laat zien dat de Turingmachine
    van geen nut is voor bepaalde vormen van Diophantische
    vergelijkingen. Een ander voorbeeld is het tegelprobleem. Iets
    (bvb. het heelal) kan dus gedetermineerd zijn doch tegelijk niet
    voorspelbaar, want niet berekenbaar. Gedetermineerdheid is dus
    iets anders dan berekenbaarheid. (1)
    Zo zullen dan volgens A de computers de mens overtreffen;
    volgens B zullen ze mensen kunnen nabootsen, terwijl het dan een
    irrelevante vraag is of ze ook bewustzijn hebben, want in dit
    standpunt wordt bewustzijn geïdentificeerd met uiterlijk gedrag;
    volgens C en D blijven computers ondergeschikt aan de mens,
    ongeacht wat ze kunnen presteren, want de mens is niet
    ‘berekenbaar’.
    In het antwoord op de vraag of computers rechten en
    verantwoordelijkheden kunnen hebben, komt o.m. het essentiële
    verschil tussen wettelijkheid en ethiek tot uiting, want volgens A
    kunnen computers wettig of onwettig handelen, dat wordt immers
    uitgemaakt op grond van uiterlijke ‘gedragingen’ (‘bewegingen’).
    Volgens B mankeert een computer daarvoor gevoelens e.d.
    Intelligentie kan niet zonder dat er eerst begrip (understanding) is,
    en dit kan op zijn beurt niet zonder gewaarwording of besef
    (awareness), wat de passieve component is van bewustzijn (- de
    actieve component van bewustzijn is volgens Penrose the feeling
    of the free will).
    Computers rekenen vaak sneller en beter dan mensen, maar wat zij
    missen, terwijl een mier dat wél heeft, is: gezond verstand. De
    slimheid van bvb. schaakcomputers is vanzelfsprekend alleen te
    danken aan wat experten daar ingestopt hebben. Doen zich
    situaties voor die een beroep doen op gezond verstand, dan slaat
    de sterkste schaakcomputer de bal mis. Penrose zal nu ook
    aantonen dat computers ook geen wiskundig begrip hebben, want
    wiskundig begrip is iets helemaal anders dan het kunnen
    berekenen van dingen. Dit is nu wat Gödel aantoont. En daaruit
    volgt dat, zoals ook J.R. Lucas betoogt, bij wie Penrose zich
    aansluit, dat A en B de mentale activiteit niet kunnen verklaren en
    dus verwerpelijk zijn.
    Waarom moeten we nu ook D verwerpen? Omdat , aldus Penrose,
    elke geest die wij ontmoeten verbonden blijkt met een fysiek
    brein. Anderzijds is het ook zo dat wiskunde en wetenschap
    mysterieuze dingen bevatten. Penrose volgt Plato hier: onze
    ideeën staan los van de materiële wereld, maar de materiële
    wereld kan pas in termen van ideeën worden uitgedrukt en worden
    verstaan. Maar verstaan is niet hetzelfde als berekenen!
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 10 oktober 1999)
    Verwijzingen:
    (1) O.i. Kunnen we hier zeggen dat we moeten vaststellen dat er
    een kloof is en blijft tussen onze kennis en de werkelijkheid,
    m.a.w.: deze conclusie houdt in dat de werkelijkheid niet
    objectiveerbaar is.
    (2) Cf. de zgn. third person account van Shaffer.
    (3) O.i. Zijn die eigenschappen niet cruciaal want ook gevoelens
    kunnen worden teweeg gebracht zonder dat ze echt zijn (zie onze
    kritiek bij Guy Sircello’s A theory of beauty) en dus kunnen ook
    onechte reacties op die onechte gevoelens ingebouwd worden:
    men komt dan in de situatie die wij kennen van de zgn.
    ‘electronische troeteldieren’ die gedijen op grond van een
    gesofisticeerd zelfbedrog, vergelijkbaar met de poppenkast
    waarbij men vragen stelt aan de poppen en ze zelf beantwoordt
    terwijl men ze zodanig laat bewegen dat het lijkt alsof zij het zijn
    die antwoorden. O.i. Is er geen essentieel verschil tussen de
    computer zoals beschreven in standpunt B en de pop van de
    buikspreker. Het is dus wél een relevante vraag of computers
    bewustzijn hebben, en dat zal altijd een relevante vraag blijven,
    omdat wij op zijn minst altijd graag willen weten of het de pop is
    die de buikspreker bedient, of de buikspreker die de pop bedient:
    ten minste één van de twee bedient de andere als er gesproken
    wordt. Vanzelfsprekend komen alleen C en D in deze context als
    relevante standpunten naar voren.
    (4) Maar is ook het omgekeerde het geval??? Verder is dit ook nog
    eens een argument door inductie: het is niet omdat we een
    ‘losstaande’ geest nooit zouden hebben waargenomen, dat hij er
    niet zou kunnen zijn.


    03-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Tiende deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Tiende deel)

    – Is dat niet een beetje oneerbiedig uitgedrukt?
    OVT: Pardon?
    – Je spreekt over onze leiders als over potentaten die zichzelf als
    goden beschouwen en die ons als hun vee behandelen.
    OVT: Leiders? Zei je dat? Leiders?
    – Tja, dat zijn ze toch?
    OVT: Ben je het ermee eens dat het leiderschap, tenminste als er
    zoiets kan bestaan, een voorbeeld moet nemen aan het goede
    ouderschap?
    – Jazeker...
    OVT: Het ouderschap met verantwoordelijkheidszin en
    zelfopoffering?
    – Vanzelfsprekend...
    OVT: Op dat vlak kunnen we trouwens nog wat leren van de
    dieren! Heb je al eens gezien hoe de dieren zorg dragen voor hun
    jongen?
    – Ja, dat is instinct...
    OVT: Dat begrip is achterhaald, mijn beste: je moet dringend gaan
    bijlezen!
    – Ik heb zo weinig tijd...
    OVT: Vissen, zoals je weet, zwemmen in scholen en de kleintjes
    zwemmen aan de binnenkant, ze worden beschermd door de grote
    vissen die aan de buitenkant van de school gaan zwemmen, zo
    omsluiten ze de kleintjes als een levend schild. Alle comfort voor
    de kleintjes, zelfopoffering voor de ouderen.
    – Inderdaad, ja...
    OVT: En om maar het nu maar te houden bij het maritieme: de
    reddingssloepen van de Titanic waren gevuld met volwassen
    mannen!
    – Tja...
    OVT: De pausen achten zich de vertegenwoordigers van Christus
    op aarde, nietwaar? De leiders van de kerk die naar hun eigen
    zeggen het opgestane lichaam van Christus is. Zo is het toch?
    – Kennelijk...
    OVT: Als wij de oude teksten mogen geloven, was Christus een
    leider voor de mensen: hij had zijn leven veil voor hen. Hebben de
    pausen hun leven veil voor de mensen?
    – Je gaat toch niet weer vertellen over die opalen?
    OVT: Inderdaad, ik had het al verteld. Maar je begrijpt toch wel
    waarom ik het herhaal?
    – Je hoeft dat verhaal niet te herhalen want ik ken het al.
    OVT: Mijn beste, denk je echt dat ik het vertel opdat jij het zou
    kennen?
    – Waarom anders?
    OVT: Kijk, dat is wat ik nu precies bedoel: dit gaat helemaal niet
    over informatie.
    – En waarover gaat het dan wel?
    OVT: Als die opalen konden spreken, dan zouden zij ons vertellen
    dat ze elk vijftigduizend euro waard zijn. Dat is een bedrag
    waarvan welgeteld de vijfentwintigduizend mensen die dagelijks
    van honger omkomen, een OCMW-maaltijd kunnen genieten.
    – Ja?
    OVT: De zaak is nu dat die opalen inderdaad ook kunnen spreken.
    Het staat ergens in oude teksten die ik niet meteen kan citeren
    omdat mijn geheugen achteruitboert, het zijn teksten waarover
    men zegt dat ze figuurlijk moeten opgevat worden omdat iedereen
    wel weet dat stenen niet in staat zijn om te spreken, ook niet als
    het edelstenen zijn. Maar ik verklap je nu, mijn beste, dat stenen
    wél in staat zijn om te spreken. Meer zelfs: stenen zijn in staat om
    te getuigen in rechtszaken. De opalen op de mijters van de pausen
    en de andere hoogwaardigheidsbekleders in de kerk maar ook de
    edelstenen op de kronen van koningen en koninginnen en in de
    ringen, in de pols- en halsbanden van miljardairs... zij zijn de
    directe getuigen van een niet meer te tellen aantal
    volkerenmoorden! En stenen kunnen niet alleen spreken en
    getuigen, zij zijn ook perfect geloofwaardige getuigen want stenen
    kunnen helemaal niet liegen, mijn beste, ze zijn immers van steen,
    begrijp je? De beesten dragen zorg voor hun jongen, zij geven hen
    het voedsel uit hun bek en zij beschermen hen met hun eigen lijf.
    Maar onze leiders, zoals jij hen noemt: dragen zij mijters met
    parels van geslepen glas? Worden zij gekroond met doornen?
    Rijden zij rond met een Toyota Corolla?
    – Dat is allemaal reeds gekende informatie.
    OVT: Toch niet. Het zijn convocaties.
    – Convocaties?
    OVT: Meer nog: het zijn aantijgingen.
    – Aantijgingen?
    OVT: Tenlasteleggingen, beschuldigingen.
    – En waarvan beschuldig jij onze leiders dan wel?
    OVT: Zie je wel hoe diep de leugens zitten? Je hebt het weer over
    leiders, mijn beste! Leiders, zo zeg je maar dat zijn ze niet! Het
    zijn commerçanten of zelfs platte bedriegers. Zij geven zich uit
    voor leiders, maar dat leiderschap is slechts een voorwendsel om
    je in de doeken te kunnen doen. Ze hebben limousines nodig om je
    ervan te overtuigen dat zij leiders zijn: limousines, mijters, kronen,
    paleizen, dienaren, parades: het dient allemaal om te verbergen dat
    zij ordinaire dieven zijn terwijl zij dat zodoende etaleren. Zij
    blijken niet eens te weten dat leiderschap, dienaarschap is en dat
    bevelen hun kracht halen uit het feit dat zij het goede beogen van
    diegenen aan wie zij gericht zijn. Nu, zij weten dat natuurlijk wel.
    Wat ze doen is helemaal niet leiden maar imponeren, manipuleren,
    onder druk zetten, intimideren en afpersen. Heb je al eens gezien
    hoe naarstig politici hun ronde doen in de weken voorafgaand aan
    de verkiezingen? Handjes geven in de OCMW-rusthuizen, briefjes
    uitdelen waarbij zij 'de gewone mensen', zoals zij hen zo graag
    noemen, bij de voornaam aanspreken? Als dat geen intimidatie is,
    dan ben ik de paus van Rome! Zij doen exact hetzelfde wat Poetin
    deed toen hij grote, bemande oorlogsschepen voor de kuststeden
    op de Krim liet aanmeren in de aanloop naar het referendum
    waarop de bevolking zich 'vrij' kon uitspreken over haar
    onderwerping aan Rusland! En nu ga jij wellicht tegenwerpen dat
    men onze vriendelijke dorpspolitici niet mag vergelijken met de
    dictator van een grootmacht?
    – Wij hebben onze politici zelf verkozen.
    OVT: Mijn beste: zie je nu zelf niet hoe diep het zit? Wij stemmen
    voor zekere politici zoals wij ook zekere merken kopen en dat
    doen wij vaker dan wij zelf toegeven onder invloed van reclame.
    En is dat niet iets heel anders dan handelen uit vertrouwen? Het
    schenken van vertrouwen vereist vrijheid. Reclame is een aanval
    op de vrijheid.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 3 mei 2021)


    02-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Negende deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Negende deel)

    – Omsk Van Togenbirger, je vertelt dat de mens wegvlucht in
    wanen omdat hij niet bij zichzelf kan blijven. Pascal zei dat
    trouwens ook al: de ergste kwaal van een mens is dat hij niet op
    zijn kamer kan blijven. Maar worden de zaken in deze voorstelling
    niet op hun kop gezet? En is het niet veeleer zo dat de mens niet
    bij zichzelf kan blijven precies omdat hij zoekt naar... neen, niet
    naar waanzin maar naar zin? Met andere woorden: laat de mens
    zich met allerlei zaken in omdat hij geen rust vindt in zichzelf of
    vindt hij geen rust in zichzelf vanwege die drang naar anders en
    naar meer? Jij spreekt dan over waanzin, maar kan je het voor
    hetzelfde geld ook niet hebben over zin? Zoekt de mens zin omdat
    hij onrustig is of is hij onrustig omdat hij naar zin zoekt?
    OVT: Het is een feit dat de mens onrustig is en dat hij daarom
    hetzij vlucht hetzij zoekt. Waar hij van zichzelf wegvlucht, is
    sprake van waanzin; waar hij zoekt, zoekt hij uiteraard naar zin.
    En dat wil zeggen dat hij die zin niet in zich heeft. Of tenminste,
    dat hij gelooft dat hij die zin niet in zich heeft.
    – En wat van de twee is dan het geval?
    OVT: Dat is een zeer goede vraag. En misschien is het wel
    wezenlijk voor de mens dat hij door zijn natuur wordt aangezet
    om te gaan zoeken. Kijk, kinderen voelen zich nog goed in hun
    vel, zij zijn als het ware nog altijd tentakels van hun moeder. Maar
    eenmaal de puberteit is ingezet, voelen mensen zich niet langer
    tevreden bij zichzelf: zij worden onrustig vanwege een ingeboren
    verlangen, een verlangen naar... een wederhelft. De Oud-Griekse
    wijsgeer Plato verklaarde dat verlangen vanuit de mythe dat de
    koppels die zich vormen, in de oertijd ooit één en dezelfde mens
    waren. Het verlangen van geliefden naar elkaar is in feite de
    heimwee naar een verloren eenheid. De menselijke onrust wordt
    althans aangevoeld op een vergelijkbare manier, namelijk als het
    besef iets kostbaars verloren te hebben. En niet zomaar iets
    waardevols, zoals een geldbeugel, maar wel het meest waardevolle
    dat men zich maar bedenken kan: zichzelf! De mens kan niet in
    zichzelf rusten totdat hij zijn wederhelft gevonden heeft en dan
    lijkt het voor hem alsof hij zichzelf gevonden heeft.
    – Dat is alvast een mooie uitleg...
    OVT: Iedereen kan bij zichzelf nagaan dat die gevoelens van
    heimwee, verliefdheid en het terugvinden van zichzelf of het
    herstel van een verloren geluk, waarachtig zijn.
    – Ontegenzeggelijk.
    OVT: De mythe van Orpheus en Euridicè zoals verhaald door
    Vergilius en door Ovidius heeft het over de noodlottigheid in die
    werkelijkheid: wanneer Orpheus' geliefde Euridicè na een
    adderbeet sterft en in het dodenrijk belandt, is Orpheus danig
    ongelukkig dat hij naar haar op zoek gaat in de Hades zelf: liever
    is hij dood dan zonder zijn wederhelft te moeten verder leven. Zijn
    smeekbede maakt de harten van de meest hartelozen, de heersers
    van de onderwereld, week en zij staan Orpheus uiteindelijk toe dat
    hij zijn Euridicè terughaalt. De voorwaarde is wel dat hij
    gedurende de terugweg naar het leven, zijn ogen van haar af
    houdt. Edoch, dezelfde begeerte die hem naar haar doet verlangen,
    maakt dat hij haar weer verliest en dit keer voor immer: hij kijkt
    om. Hij wordt verscheurd en zijn geluk is definitief voorbij.
    – Ik las het verhaal in een boek dat de Griekse mythologie vertelt
    in honderdzesendertig verhalen. (*)
    OVT: Met zijn verhaal over de oorspronkelijke oertijd-mensen
    waarvan wij in feite slechts helften zijn, verklaart Plato overigens
    evenzeer dat sommige koppels bestaan uit mensen van hetzelfde
    geslacht: niet een mogelijk gemeenschappelijk doel, zoals
    kinderen krijgen, brengt mensen samen maar een
    gemeenschappelijke oorsprong. Mensen vinden elkaar niet vanuit
    een verlangen naar kinderen maar vanuit een terugverlangen naar
    zichzelf. Het verlangen naar kinderen dat het verlangen is naar het
    vereeuwigen van die eenheid, komt gebeurlijk later. Dat laatste is
    natuurlijk, het eerste heeft iets dat het louter natuurlijke te boven
    gaat.
    – Inderdaad...
    OVT: Uiteraard gaat de onrust waarvan sprake niet over de
    menselijke wederhelft maar wellicht is er geen betere vergelijking
    mogelijk om het aangeboren gemis dat ons doet zoeken aan te
    duiden, dan de vergelijking met het zoeken naar zijn wederhelft.
    – Het zoeken naar zin is geen waanzin?
    OVT: Niet te vlug hier! Sommigen hebben het over de mens als
    zingever en dat zou ik ten stelligste willen tegenspreken. Ik geloof
    niet dat mensen in staat zijn om geheel uit zichzelf zin toe te
    voegen aan de dingen, het lijkt mij op zijn zachtst gezegd een
    beetje aanmatigend om zoiets te geloven. We kunnen uiteraard wel
    zin ontdekken en dat is iets helemaal anders.
    – Wat is dan het verschil?
    OVT: Hun zin ligt reeds in de dingen zelf besloten: wij kunnen er
    niet iets uit halen wat er niet al in zit, begrijp je?
    – Toch niet...
    OVT: Wel, kijk jij soms televisie?
    – Dat gebeurt, ja.
    OVT: Rij je met de auto?
    – Soms.
    OVT: Heb je lampen hangen thuis?
    – Jazeker... Jij wil het hebben over elektriciteit.
    OVT: Bijvoorbeeld! En is elektriciteit een uitvinding of is het een
    ontdekking?
    – De bliksem was altijd al in de natuur aanwezig en in 1752 heeft
    Benjamin Franklin de bliksemafleider... uitgevonden en de
    elektriciteit... ontdekt.
    OVT: Eigenlijk kenden de Oude Grieken dat al, ze wekten
    statische elektriciteit op door met wol over barnsteen te wrijven en
    dat noemden ze dan barnsteenkracht. Elektron is trouwens het
    Griekse woord voor barnsteen. Sommige vissen, zoals de
    sidderaal, kunnen elektrische vonken opwekken en zelfs
    bombardeerkevers kunnen vuur maken. De vuurspuwende draken
    lijken in die context helemaal geen verzinsels meer te zijn: net
    zoals de kabouter en de reuzen blijken heel wat werkelijkheden uit
    de sprookjes alles behalve verzonnen. Het is opnieuw
    aanmatigend om zomaar te gaan veronderstellen dat de dingen die
    wij niet kennen, ook niet bestaan, alsof ze bestonden omdat we ze
    kenden. Alsof wij het natuurrecht hadden om alles te kennen.
    Alsof het de dingen verboden was om te bestaan totdat wij er
    kennis van namen. Maar wat ik wilde zeggen, is dit:
    televisiekijken, stofzuigen, het huis verlichten: het zijn dingen die
    als mogelijkheden sinds het begin der tijden in de natuur besloten
    lagen en ons aandeel erin bestaat enkel uit het vinden van die
    dingen, het ontdekken ervan. Het gaat om een zin die wij
    gevonden hebben, niet om een zin die zijn oorsprong vindt bij ons.
    Wij hebben de elektriciteit ontdekt, dat wil zeggen: wij hebben
    hem gevonden maar hij was er al, het is alsof hij lag te wachten
    om ontdekt te worden. Die vindingsdrang ligt wellicht in de
    menselijke natuur besloten, zoals ook de plant het voedsel zoekt
    en vindt dat zij dan omzet in haar levensvormen. Wat dan ook niet
    betekent dat bijvoorbeeld het paard geschapen is om de kar te
    trekken, zoals sommigen geloven. Wijzelf kunnen bedoelingen
    hebben maar we moeten ons ervoor hoeden om ze in de dingen
    buiten ons te projecteren want ook dat is waanzin.
    Zijn degenen die geloven dat er een pandemie aan de gang is,
    waanzinnig?
    OVT: In geen geval: er zijn ontelbare pandemieën aan de gang en
    dat is ook altijd al het geval geweest: alle wezens strijden
    onderling om een zo groot mogelijk stuk van de koek. Waanzinnig
    is wel het fenomeen waarvoor Ivan Illich waarschuwt in een van
    zijn laatste teksten: mensen die gaan denken dat het normaal is om
    te verlangen naar een perfecte gezondheid. Het is volstrekt
    uitgesloten dat iemand altijd 'gezond' is omdat het leven een
    voortdurend gevecht is tegen ziekte, aftakeling en dood, waarbij
    het niet alleen normaal is maar tevens onvermijdelijk dat wij dit
    gevecht vroeg of laat zullen verliezen. Wie zich daar niet kunnen
    bij neerleggen, zijn waanzinnig en aan die waanzin lijden ook
    steeds meer mensen omdat zij van de realiteit vervreemd zijn.
    Verregaande vervreemding is ook wat maakt dat men tegen corona
    aankijkt zoals men dat nu kennelijk wereldwijd doet. De actuele
    visie op de mens, de wereld en de toekomst is een constructie van
    een aantal potentaten die van de werkelijkheid vervreemd zijn
    door het aanhangen van een wereldbeeld waarin zij zichzelf zien
    als goden en waarin zij de mensen behandelen als hun vee.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 2 mei 2021)
    Verwijzingen:
    (*) Zie: Kris Vansteenbrugge, Uit het schuim van de zee. De
    Griekse mythologie in 136 verhalen. Zie ook:
    https://www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=3168481


    30-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Achtste deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Achtste deel)

    – Omsk Van Togenbirger, als ik na je interessante uitweiding mag
    terugkeren naar het onderwerp van ons gesprek, het einde van de
    wereld... Moeten wij nu vrezen dat de door corona verkapte
    machtsgreep het einde van de mens wordt?
    OVT: Er is, zo vrees ik, veel meer aan de hand en de kenteringen
    die uiteraard bespoedigd worden door de coronastrategie zijn al
    een tijdje aan de gang...
    – Je had het over de cultus van de waanzin die ons moet
    beschermen tegen de waarheid die anders geheel ondraaglijk
    wordt?
    OVT: Kijk eens hier, mijn beste... Rome is de hoofdstad van Italië,
    nietwaar?
    – Jazeker...
    OVT: En middenin de stad Rome ligt een staat, genaamd
    Vaticaanstad, ja, een heuse staat, geheel ommuurd, met een
    staatshoofd, een eigen wetgeving, een quasi uitsluitend mannelijke
    bevolking, ambassades alom ter wereld...
    – Zo is dat, ja...
    OVT: Die staat wordt geregeerd door pausen die tevens regeren
    over het verrezen lichaam van Christus waarmee de zogenaamde
    kerk samenvalt, nietwaar?
    – Dat wordt gezegd, inderdaad...
    OVT: Samen met zijn curiekardinalen zit de paus vergaderingen
    voor waarin door hooggeleerde geestelijken wordt beslist om
    bijvoorbeeld de goudkleurige mijter in het wapenschild van de
    regerende paus te vervangen door een meer modieuze en
    eenvoudige witte mijter.
    – Ja...
    OVT: Dat heeft uiteraard allemaal heel wat voeten in de aarde
    maar eenmaal men erin geslaagd is om desbetreffend tot een
    consensus te komen in de heilige congregatie welke zich het
    thema behartigt, en er wordt overgegaan tot het vervangen van de
    gouden door de witte mijter, spreekt men over een progressief
    pausschap en is dit wereldnieuws, begrijp je?
    – Ja...
    OVT: Weet je trouwens dat pauselijke mijters bezet zijn met
    allerlei edelstenen, zoals opalen, tientallen opalen, zoals men op
    recente prentjes kan zien?
    – Juist, ja...
    OVT: Ken je ook de waarde van zo één opaal?
    – Ik heb geen flauw idee...
    OVT: Ik heb het onlangs nagekeken: één opaal heeft een waarde
    van ongeveer 50.000 euro.
    – Dat wist ik helemaal niet.
    OVT: Hoeveel mensen kan men met dat bedrag te eten geven?
    – Een normale maaltijd?
    OVT: Een doordeweeks middagmaal.
    – Twee euro besteedt men daaraan in de OCMW-rusthuizen... dat
    maakt dan 25.000 maaltijden.
    OVT: Goed gerekend. En hoeveel mensen sterven dagelijks door
    honger?
    – Vijfentwintigduizend ongeveer.
    OVT: En is het u al opgevallen dat die opalen in die mijters
    blijven staan, ondanks de wereldwijde hongersnood?
    – Zo is dat ja.
    OVT: Mag men dan niet dat zeggen dat die edelstenen de
    schuldbewijzen zijn voor een aanslepende genocide?
    – Tja...
    OVT: Is genocide een christelijke deugd?
    – Niet bepaald...
    OVT: Beweert de paus de plaatsvervanger te zijn van Christus?
    – Inderdaad...
    OVT: Kijk, dat bedoel ik nu juist, begrijp je? Dat is klinkklare
    waanzin en niets anders, of vergis ik mij ergens in mijn
    redenering, mijn beste?
    – Ik denk het niet...
    OVT: Als ik mij vergis, zou ik heel graag willen dat je het ook
    zegt, ik zal dan met veel plezier mijn visie herzien, het zou al te
    jammer zijn mocht een mens door een domme vergissing gek
    verklaard worden, vind jij dat ook niet?
    – Uiteraard...
    OVT: Zie je wel! Want dat gebeurt wel elke dag, weet je dat? Men
    zegt dan: die persoon daar lijdt aan grootheidswaanzin, hij gelooft
    dat hij de paus de les moet spellen. De paus is namelijk het hoofd
    van de katholieke kerk, de plaatsvervanger van God zelf op aarde,
    begrijp je? Wie een zo hoogstaand persoon durft aan te vallen,
    moet wel niet goed bij zijn hoofd zijn, zo zegt men. Of vergis ik
    mij?
    – Tja, zo is dat...
    OVT: Pausen, presidenten, koningen... kritiek is daar helemaal uit
    den boze! Of vergis ik me, mijn beste?
    – Welnee, ik zie niet in waar je je zou vergissen...
    OVT: De kinderen kwamen vorig jaar op straat voor de gezonde
    lucht van morgen maar op de milieutop wees de Amerikaanse
    president hen terecht: hebben de kinderen zich dan vergist, mijn
    beste? Is het milieu proper en geloven zij alleen maar dat het vuil
    is? Worden de mensen er ziek van of is dat allemaal
    kwaadsprekerij en achterdocht?
    – Toch niet...
    OVT: Hoort het niet dat een kind een president aanvalt of is het
    heel terecht dat kinderen wantrouwig worden jegens ouderen als
    die ouderen gewoon doorgaan met vervuilen omdat dit hun almaar
    rijker maakt? Vind jij ook dat kinderen sowieso gehoorzaam
    moeten zijn aan ouderen?
    – Euh...
    OVT: De zaak is dat zij niet ongehoorzaam kunnen zijn, mijn
    beste en dat betekent dat het recht van de sterkste het hier haalt op
    de redelijkheid en op de deugdzaamheid.
    – Ja...
    OVT: De waanzin, de onverschilligheid, de stompzinnigheid: het
    bestaat allemaal al duizenden jaren, het is er heus niet gekomen
    door het virus maar net andersom: het virus is er gekomen door de
    waanzin. Als de mensen niets om handen hebben, als ze zich
    beginnen te vervelen, vinden ze altijd zo'n dingen uit. De ene keer
    is het oorlog, dan fabriceren ze een economische crisis, dan weer
    wordt er naar de maan gereisd... Het zijn allemaal waanzinnige
    bezigheden en daarin vlucht men weg van zodra men zich begint
    te vervelen, begrijp je?
    – Niet zo goed, nee.
    OVT: Stel eens... een aantal mensen zijn aan het werk in een
    fabriek. Er is een elektriciteitspanne en er wordt beslist een pauze
    in te lassen. Nu zou men denken: het harde labeur wordt
    onderbroken, men heeft de gelegenheid om te rusten en men rust.
    Maar wat doet men? Men begint te kaarten! Jawel, mijn beste: gij
    hoort het goed: kaarten doet men! En waartoe dient dat spel? Tot
    niets, tot twee keer niets en het is nog inspannend ook. Maar liever
    dat dan bijvoorbeeld rusten. Men doet ongeacht wat om de tijd te
    verdrijven die men anderzijds zegt tekort te hebben, de meest
    waanzinnige activiteiten vindt men uit. Kaarten, bidden,
    telefoneren, ook als men helemaal niets te zeggen heeft, kletsen,
    leugens verzinnen, men kan het zo gek niet bedenken of men doet
    het. Wordt de bezigheid onderbroken, dan vlucht men hals over
    kop in een andere, het doet er niet toe welke, de meest
    waanzinnige is beter dan helemaal niets. Men vlucht. En voor wat
    vlucht men dan eigenlijk? Weet je dat?
    – Voor de stilte?
    OVT: De mens vlucht voor zichzelf, bijna niemand wil met
    zichzelf geconfronteerd worden, men vlucht in een personage,
    men vlucht achter een masker, heel letterlijk trouwens in deze tijd,
    men vlucht in een werk of in een spel, als men maar niet met
    zichzelf geconfronteerd wordt. De meeste mensen kunnen niet
    alleen zijn en om die reden zijn zij kuddedieren. En zie je hoe men
    dan zegt 'kuddedieren' en niet 'kuddemensen'? Want dat is wat er
    gebeurt met mensen die vluchten voor zichzelf: zij vluchten voor
    hun mens-zijn en zij doen dat door te vluchten in hun dierlijkheid
    en dat doen ze door zichzelf te herleiden tot een lid van een kudde.
    Het is immers lastig om mens te zijn. Niet het alleen zijn als
    zodanig is lastig, ook niet de rust of de stilte maar wel de
    confrontatie met zichzelf: het dier dat zijn spel ineens onderbroken
    ziet worden, wordt ermee geconfronteerd dat het bovendien mens
    is. Mensen willen hoe dan ook hun mens-zijn uit de weg gaan.
    – Waarom?
    OVT: De kat legt zich in haar mand in een draai en slaapt bijna de
    klok rond. De worm knaagt een blad af tot bij de nerf en herbegint
    dan met het volgende blad. Alle dieren doen wat voor hen voor de
    hand ligt. Alleen de mens is en blijft onrustig: hij wil vooruitgang,
    hij wil tijd winnen, hij wil een hogere productie, hij wil records
    breken, hij wil naar Mars. Dieren en planten, mijn beste, willen
    dat allemaal niet. Zij groeien en bloeien, eten en slapen, en de
    kous is af. Ze zijn in vrede. Geen vooruitgang voor de katten, de
    koeien, de insecten en de bomen: zij zijn perfect tevreden met het
    leven dat ze leiden. De mens wil altijd hoger, sneller en sterker. En
    dat maakt hem ongelukkig want ook hij veroudert en verdwijnt.
    Zelfs de soort is gedoemd om te verdwijnen, het leven op aarde,
    het zonnestelsel: het heeft allemaal een beperkte houdbaarheid, het
    einde ervan staat in de sterren geschreven. Maar de mens wil
    hiermee niet geconfronteerd worden: hij weigert zich neer te
    leggen bij de werkelijkheid. Hij vlucht weg in wanen. En dat is
    zijn ongeluk. Daedalus en Icarus en al die andere oeroude
    verhalen etaleren de menselijke overmoed, de onrust, het
    grenzeloze streven, de wil.
    – Is dat dan geen goede zaak?
    OVT: Ben jij een fan van Don Quichot?
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 30 april 2021)


    27-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zevende deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zevende deel)
    Plotseling zie ik dat de zuster die de koffie heeft gebracht weer in
    het deurgat staat. Van Togenbirger heeft de blik verdroomd gericht
    op de toppen van zijn schoenen, de zuster knipoogt, nijgt zich naar
    me toe en fluistert me in het oor:
    – Het lijkt erop dat hij weer goed op dreef is, eigenlijk is het tijd
    voor zijn pillen, ik zal nog een beetje wachten tot het interview
    gedaan is...
    – O, daar is nog lang geen sprake van, zo antwoord ik haar: tenzij
    u daar anders over beslist natuurlijk, u zegt het maar als u vindt
    dat dit onderhoud te lang duurt...
    – Nee hoor, doen jullie maar rustig verder, zegt ze, en als jullie mij
    nodig hebben: hier is de bel!
    Zij wijst naar een sinaasappelvormige plastic bol die vast hangt
    aan een touw en demonstreert het mechanisme door er eens aan te
    trekken. In de verte, elders in het gebouw, is een gerinkel hoorbaar
    dat door dit museumstukje voortgebracht wordt en zij lacht, wuift
    en verlaat de kamer. Pas nu lijkt Van Togenbirger weer uit zijn
    gedachten te ontwaken.
    – Als ik het goed begrijp, beste Omsk Van Togenbirger, is er op de
    een of andere manier dan toch wel sprake van de door de religies
    voorspelde apocalyptische tweestrijd? De lang verwachte
    eindstrijd tussen goed en kwaad? En dan zouden, volgens jouw
    uitleggingen, de verkondigers van de pandemie, de
    wetenschapslui en de politici, in feite de Luciferianen zijn, terwijl
    hun tegenstanders, aan wie spreekrecht wordt ontzegd en die
    ervan beschuldigd worden complotdenkers te zijn, eigenlijk
    moeten worden beschouwd als de redders van de mensheid? Ik
    kan mij daarbij echter niet van de indruk ontdoen dat wie de
    zaken op die manier voorstellen, zich blootstellen aan de kritiek
    dat zij wel bijzonder aanmatigend zijn. Heb je daar al aan
    gedacht en heb je daar een antwoord op?
    OVT: Mijn beste, luister nu eens hier. De vraag die men zich moet
    stellen wanneer men het hele gebeuren in ogenschouw neemt, is
    de volgende: wat beogen degenen die onverschrokken de
    pandemie verkondigen en wat beogen zij die zich met al hun
    hebben en houden tegen hen keren? Wat drijft vooreerst diegenen
    die ons komen te vertellen dat wij bedreigd worden door een
    welbepaald kwaad en dat zij de oplossing daarvoor in petto
    hebben? Je begrijpt toch dat die handelwijze helemaal niet nieuw
    is? Dat zij zich alsmaar herhaalt in een ontelbaar aantal vormen?
    Op de keper beschouwd gaat het hier om een bijzonder goedkoop
    en doortrapt maar even beproefd patroon dat een tactiek verraadt
    die zonder uitzondering alle potentaten hanteren om de massa aan
    zich te onderwerpen en vervolgens uit te buiten.
    – Hoe dan wel?
    OVT: Ik maak jou bang voor een zeker kwaad en vervolgens
    verkoop ik jou de ultieme oplossing voor een zo dik mogelijk pak
    geld! Wel, is dat niet de tactiek waarmee bijvoorbeeld de
    katholieke kerk de halve wereldbevolking al tweeduizend jaar lang
    aan het lijntje houdt? De katholieke kerk maar ook alle andere
    religies? De potentaten in de verschillende religies maar ook de
    machtswellustelingen in de politiek en in zowat alle sectoren?
    – Tja...
    OVT: Mijn beste: waar figuren opduiken die angst zaaien, zijn
    gezonde mensen extra op hun hoede want instinctief weten zij heel
    goed wat daar op volgen zal. Elke verkoper, of moet ik zeggen:
    elke dief, weet dat hij zijn product pas kan slijten als hij bij zijn
    potentiële klant een behoefte daaraan kan opwekken. In de huidige
    wereld poogt men vooral veiligheid te verkopen, een product dat
    goed in de markt ligt na enkele jaren van opgeklopt terreurnieuws
    over och arme een paar honderd slachtoffers wereldwijd of waren
    het er een paar duizend? Er wordt een kwaad geschapen en een
    remedie volgt tegen een prijs die uiteindelijk niemand meer bij
    machte is om te betalen omdat, als puntje bij paaltje komt, het om
    het eigen leven van de betrokkene gaat. Ja, van niets minder tracht
    elke potentaat zijn prooien te beroven dan van hun eigen leven en
    als zij het weigeren om hun leven aan hem te schenken, lopen zij
    het gevaar bij iedereen voor lafaards door te gaan! Of heb je niet
    onthouden wat de leiders rondbazuinen over het volk? “Hebben ze
    dan iets nodig om voor te leven?” - zo schreeuwen ze: “Welnee, ze
    hebben iets nodig om voor te sterven!”
    – We weten pas zeker of we voor een zaak willen leven als we ook
    bereid zij er voor te sterven: zijn dat niet de woorden van Erneste
    Che Guevara?
    OVT: Maar mijn beste: tallozen hebben variaties gemaakt op
    datzelfde thema! Martin Luther King, Dag Hammarsjold, Fjodor
    Dostojevski, Albert Einstein, Gilbert Chesterton, Arthur
    Schopenhauer...
    – En spreken zij dan de waarheid niet?
    OVT: Mijn beste, ik noem het doen van dergelijke uitspraken een
    vorm van de aan mannen eigen drang om te paraderen en sta mij
    toe dat ik dit met enkele voorbeelden illustreer. Onlangs zijn
    bijzonder betrouwbare getuigenissen vrijgegeven over de
    bemanning van de reddingssloepen van de Titanic die in de nacht
    van 14 op 15 april van het jaar 1912 tegen een ijsberg aan vaarde
    en zonk. Los van het feit dat de opvarenden van tweede of derde
    klasse met het neerlaten van hekkens verhinderd werden om het
    dek te bereiken waar zich de reddingssloepen bevonden, heeft zich
    onder de elite op het dek een nog groter drama, een drama van
    eerste klasse afgespeeld. In weerwil van de morele regel dat
    vrouwen en kinderen eerst gered moeten worden, bleken de
    overlevenden in de schuiten die het schip dat ter hulp kwam,
    bereikten, bijna allemaal mannen te zijn.
    – Daarvan heb ik inderdaad gehoord, ja...
    OVT: Nog een mooi prentje is dit. Er bestaan op televisie
    verspreide beelden van een gezin dat in een drive-in natuurpark
    niets vermoedend de auto verlaat. Alras wordt het kind belaagd
    door een tijger en raad nu eens wat er gebeurt! Terwijl de moeder
    haar kind overigens met succes tegen het wilde beest verdedigt,
    vlucht de vader snel de auto in.
    – Ja, ik heb die beelden ook gezien...
    OVT: Ik vermoed niet dat het hier om uitzonderingen gaat en
    daarom ook geloof ik dat men hieruit misschien wel met recht en
    rede het besluit mag trekken dat ook de gezegdes over de nood aan
    een zaak waarvoor men zijn leven veil heeft, berusten op
    zelfoverschatting en grootspraak. De befaamde uitspraak over de
    nood aan een zaak om voor te sterven dient dus een weinig
    aangepast te worden, vind je ook niet?
    – Misschien wel, ja...
    OVT: Wat dacht je dan van de volgende: “De mensen... of beter:
    de mannen... hebben een zaak nodig waarover ze kunnen zéggen
    dat ze bereid zijn om er voor te sterven!”
    – Klinkt wel cynisch...
    OVT: Mannen zijn met andere woorden supporters en dat is iets
    heel anders dan helden. Supporters zijn meelopers, massamensen
    zo men wil, kuddedieren die een leider volgen.
    – Misschien heb je wel gelijk.
    OVT: Zeer onlangs las ik in het nieuws dat een burgemeester en
    tevens een vooraanstaand lid van een partij met een macho-imago,
    nadat hij beschuldigd werd van geldverduistering, zichzelf nu een
    slachtoffer van oplichting noemt en luister nu goed, mijn beste:
    het was niet een leeuw door wie hij zich liet temmen maar een
    vrouw, zij het er een met het kapsel van een leeuw!
    – Ha...
    OVT: De parade wijkt hier zelfs voor het persoonlijke gewin want
    iedereen weet dat een man die door een vrouw geveld werd en dat
    ook nog toegeeft, volgens de regelgeving van macho's afgedaan
    heeft als leider en dat wie hem dan nog volgen, niet goed snik zijn.
    De kerel staat trouwens niet alleen met zijn opportunistische
    bekentenis: een partijgenoot van hem zat onlangs in hetzelfde
    schuitje en kwam weg met een gelijkaardige uitleg. En zie je nu
    wat nog het ergste is?
    – Euh...
    OVT: Die mannen blijven paraderen op de buis alsof er geen
    vuiltje aan de lucht is. Of heb je dan de stoelendans van Ankara
    gemist?
    – Tja... en wat...
    OVT: “Een zaak om voor te sterven”: dat is gewis het aas
    waarmee de leider zijn kuddedieren vangt, waarna hij hen prompt
    naar het front stuurt om daar met hun leven voor zijn eer te gaan
    betalen want zijzelf zijn bittere sukkelaars, zij drentelen achter een
    vlag aan die niet eens de hunne is. En dit is exact de manier
    waarop vandaag godbetert wereldwijd de massa in het gareel
    wordt gehouden door een bende, en ik wik mijn woorden,
    gewetenloze megalomane blasé miljardairs.
    – Ja?
    OVT: Niemand immers, mijn allerbeste, kan de bedoeling hebben
    om uitgerekend diegenen bij te staan die hij aan het bestelen is.
    Quod erat demonstrandum.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 27 april 2021)


    26-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zesde deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zesde deel)
    OVT: Op het ogenblik dat je een steen werpt, ligt het al vast waar
    hij terecht zal komen: het einde zit vervat in het begin. Dat komt
    uiteraard doordat de steen zelf niets in de pap te brokken heeft met
    betrekking tot zijn vlucht, die daarom louter een val is. Had de
    steen vleugels, dan kon hij zijn vlucht nog sturen maar een steen
    kan helemaal niets doen, hij is overgeleverd aan degene die hem
    werpt, de werper is de enige die hem stuurt, de steen zelf
    ondergaat alles volstrekt passief: hij valt. Begrijp je?
    – Jawel.
    OVT: Welnu, ons onderhevig zijn aan de tijd is gelijkaardig: de
    tijd gaat in één richting, hij verloopt even rap voor iedereen, wij
    bevinden ons allen in dezelfde tijd die gelijk een trein op weg is en
    niemand is in staat om hem te laten stoppen. Niemand kan de tijd
    rapper of trager doen gaan, niemand kan de tijd doen stilstaan,
    niemand kan een stukje wegknippen uit de tijd of er een uur aan
    toevoegen. Wij zijn onderhevig aan de tijd zoals de steen
    onderhevig is aan de val. Precies zoals de steen zijn val niet kan
    sturen, kunnen ook wij helemaal niets ondernemen met betrekking
    tot de tijd. De tijd is niet de onze; wij zijn van de tijd. We zitten in
    de tijd gevangen. We zijn gevangenen van de tijd. Wij belanden
    daar waar de tijd ons heen brengt en niemand die daar wat kan aan
    verhelpen. Op die manier gaan wij het einde tegemoet dat vastligt
    van bij het begin, net zoals de plek waar de steen zal vallen. De
    tijd is zoals de steen en wij zitten vast in die steen, ons lot wordt
    bepaald door dat van de steen des tijds die op zijn beurt helemaal
    geen zeg heeft over zijn bestemming.
    – Ik vind dat griezelig!
    OVT: Dat is het ook, mijn beste: het is in feite ondraaglijk voor
    een mens om dit te moeten ondervinden. Wij kunnen er niet naast
    kijken dat wij helemaal niets te zeggen hebben over ons eigenste
    lot en dat het vastligt op de meest absurde manier. Uitgerekend om
    die reden geven wij dan ook de vrije teugels aan de waanzin, de
    leugens en het bedrog. Alleen met de fictie kunnen wij ons bestaan
    een beetje draaglijker maken: wij hongeren naar dromen en naar
    leugens en wij leven er echt van, ja, de sprookjes en de verzinsels
    zijn gewis onze allerheiligste waarheden. Het bedrog is in feite
    een pijnstiller. En herinner u nu wat wij eerder zegden: de pijn valt
    samen met het bewustzijn en met de waarheid. Derhalve brengt de
    pijnstiller die het bedrog is, ons in een droomtoestand, een roes,
    ver van de waarheid vandaan.
    – Dat klinkt logisch, dat klinkt redelijk... Ik zei bijna... dat klinkt
    Luciferiaans... Lucifer, zo vertelde je net, is het meest redelijke
    schepsel en zijn tegenstrever, Jezus, is dan... onredelijk!?
    OVT: De Jezusfiguur overstijgt de tweespalt van het redelijke en
    het redeloze omdat hij helemaal niet rekent, hij is ook geen retor,
    de retorica is de kunst van het liegen. Jezus spreekt in parabels of
    gelijkenissen, argumenten kent hij niet omdat argumenten behoren
    tot het instrumentarium van wie gehoor geven aan de wetten van
    de strijd, van de natuur, begrijp je?
    – Niet zo goed, neen...
    OVT: Lucifer, het jodendom en ook alle andere religies met hun
    zonder, schulden en straffen, de retorica, de wiskunde en de
    wijsbegeerte met al haar telgen, incluis de Verlichting: zij zijn
    opstandelingen die de allereerste wet verworpen hebben, die in
    feite helemaal geen wet is, maar we drukken het nu wel zo uit: de
    wet van het vertrouwen of de liefde. Lucifer denkt in termen van
    recht, maat en orde. Hij verkoopt en koopt en betaalt en ontvangt
    een loon overeenkomstig zijn prestaties. Jezus daarentegen betaalt
    aan de arbeider van het elfde uur hetzelfde bedrag dat ook de
    arbeider van het eerste uur ontvangt. Volgens het principe van de
    wraak moet de schuldenaar worden beboet en de zondaar bestraft
    maar volgens dat van de liefde kunnen schulden en zonden
    vergeven worden, uiteraard mits er berouw over bestaat. De
    volgelingen van Lucifer bouwen voort op de natuur waarvan de
    wetten deze zijn van een oog voor een oog en een tand voor een
    tand en wetenschapslui of Luciferianen aanbidden de natuur en
    leren die kennen... om hem op hun beurt te kunnen verschalken.
    Zo geloven zij dat zij datgene tot buit kunnen maken wat in feite
    hun leven draagt. Zij zagen de tak op waarop zij zitten, mijn
    allerbeste! De koffie is niet warm meer, zal ik wat verse laten
    zetten?
    – Voor mij niet, dank je...
    OVT: Je herinnert je beslist de Franse revolutie van 1789? Het
    opstandige volk komt aan de macht, de leden van de clerus en de
    adel worden allemaal onthoofd en er wordt een nieuwe kalender
    opgesteld: het jaar 1 is niet langer dat van de geboorte van Jezus.
    In 1792 wordt het koningschap afgeschaft en herbegint de
    tijdrekening. De maanden krijgen nieuwe namen. Er is de
    instelling van lekenfeestnamen en kerken worden omgedoopt tot
    wetstempels. Er komt een burgerlijke liturgie en een heuse cultus
    van de Rede! Ja, de godsdienst wordt verboden en in de plaats
    komt de dienst aan Lucifer, de drager van de Rede!
    – Zo had ik het nog niet bekeken...
    OVT: Vandaag, mijn beste, maken wij precies hetzelfde mee.
    Corona is een toverwoord dat de ganse wereldbevolking met angst
    verlamt. Religieuze praktijken worden verboden voor de bestwil
    van het volk, de doop wordt vervangen door de vaccinatie, de
    religie door de wetenschap, het hiernamaals maakt plaats voor het
    hiernumaals en ziekten komen in de plaats van zonden. De heilige
    hostie uit het tabernakel staat haar plaats af aan de pil van bij de
    apotheker, de biechtvader is voortaan de huisarts, de nieuwe bijbel
    is de encyclopedie, de televisie is de nieuwe preekstoel, de
    camera's zijn de nieuwste kettingen, men vloekt nog slechts op
    straffe van torenhoge boetes en zij vervangen de beloofde
    hellestraffen van weleer, er is omerta of zwijgplicht bij hen die
    weten en biechtplicht bij alle anderen die niet beseffen dat zij door
    de belijdenis van hun zonden zichzelf beroven van hun diepste
    geheimen en derhalve van hun eigen ziel. Het nieuwe
    machtsapparaat parasiteert op de kennis en op de structuren van
    het oude, alleen de namen zijn veranderd.
    – Dat lijkt mij allemaal wel steek te houden...
    OVT: De strijd die heden wordt gevoerd, is heel beslist een
    wereldoorlog, mijn beste, en onze vijand is allerminst een virus!
    Het gaat hier om een strijd tussen dezelfde machten die ook in de
    begintijd vochten zoals Vondel het beschreef en zo weze het
    herhaald dat wij pas kennis van het einde kunnen hebben als wij
    ook weten hoe het er aan toe ging bij de start. Beseft men wel
    hoezeer de Rede de wereld in haar wurggreep houdt? Merkt men
    het wel, hoe de huidige economie wat schoon en waar en goed is,
    corrumpeert en vernietigt zonder mededogen? Is men zich daar
    wel terdege van bewust hoe in de stelsels die zich heel diep in de
    wereld hebben geworteld, dezelfde Lucifer aan het werk is die ook
    in het begin der tijden de mens ten val bracht? Als hij zijn werk
    voltooien kan, dan zullen wij niet alleen het eeuwig leven moeten
    derven maar ook het leven zonder meer. Er zullen dan alleen nog
    enerzijds de dode stof zijn, de sterren in het ijskoude firmament en
    de planeten en anderzijds de zuivere geesten die hun banen sturen.
    En uiteraard de zielen van wat eens de mensen waren, in de hel.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 26 april 2021)


    25-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vijfde deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vijfde deel)

    OVT: Dat het einde vervat zit in het begin, is een wijsheid die
    reeds voorkomt in het apocriefe evangelie van de apostel Thomas,
    ook genoemd 'de ongelovige Thomas'. Twee boeren vonden nabij
    de Egyptische stad Nag Hammadi in 1945.
    – Daar heb ik over gehoord, ja...
    OVT: In feite gaat het om een Griekse vertaling uit de vierde eeuw
    van een oudere tekst waarvan reeds eerder fragmenten opdoken,
    maar dat is voer voor kenners. Maar wat mij van belang lijkt, is
    dit: de overtuiging groeit bij een aantal onderzoekers dat dit
    evangelie, dat alleen bestaat uit opgetekende losse, raadselachtige
    uitspraken die doen denken aan de zogenaamde 'koans' uit het
    Zen-Boeddhisme, behalve het oudste ook het meest betrouwbare
    evangelie is. De vier synoptische evangeliën zouden maaksels zijn
    van latere datum, aanpassingen als het ware van de feiten aan de
    wensen van de kerk.
    – Macht corrumpeert...
    OVT: Inderdaad. Het Thomasevangelie verwerpt overigens het
    Oude Testament en noemt Jezus ook nooit 'zoon van God' maar
    wel 'de Levende', 'de Zoon van de Levende', 'het Licht' en 'het Al'.
    Het rijk Gods is alleen weggelegd voor aseksuele enkelingen die
    verzaken aan de wereld en het is er reeds, men moet het alleen
    zien!
    – Vreemd...
    OVT: Vind je? Welnu, in dat evangelie vragen Jezus' apostelen
    hem hun te willen vertellen hoe het einde zal zijn. Zijn antwoord
    luidt als volgt...
    Omsk Van Togenbirger spreekt nu de woorden van 'de Levende'
    traag, luid en op een heel geprononceerde wijze uit:
    OVT: “Hebben jullie het begin ontdekt, dat jullie zoeken naar het
    einde? Want waar het begin is, daar zal het einde zijn. Gezegend
    hij die staat in het begin, hij zal het einde kennen en de dood niet
    smaken.”
    – Het klinkt belangrijk... maar wat betekent het?
    OVT: Het is een koan, mijn beste, en dat wil zeggen dat niemand
    de betekenis ervan beter kan uitdrukken dan zoals dat gebeurd is
    in de koan zelf. Je moet er dus over nadenken en misschien komt
    er een dag waarop je ineens een licht opgaat zodat je zegt: nu snap
    ik het!
    – Je laat ons nu wel op onze honger zitten met de vraag naar de
    toekomst. Op welke manier moeten wij dan eerst het begin
    begrijpen teneinde het einde te kunnen kennen?
    OVT: Ken je de grote Nederlandse dramaturg Joost van den
    Vondel? In feite is hij een Duitser, hij werd immers geboren in
    Keulen maar hij leefde en werkte in Mokum...
    Omsk Van Togenbirger begint zowaar te zingen:
    OVT: “Brand in Mokum! Brand in Mokum! Zie 't is ginder! Zie 't
    is ginder! Brand, brand! Brand, brand! En daar is geen water!” Die
    canon ken je toch nog, mijn beste?
    – Jazeker...
    OVT: Maar dat er geen water zou zijn in Amsterdam dat menig
    literator vergeleken heeft met de hel vanwege het water van de
    wallen die zich naar verluidt concentrisch schikken zoals de
    hellekringen in de Comedia van Dante Alighieri: wat een grap!
    Maar wat ik wilde vertellen: Vondel schreef heel veel, de man
    werd eenennegentig. Een van zijn toneelwerken heet 'Lucifer' en
    het handelt over het begin dat meteen het einde in zich heeft. Ken
    je het stuk?
    – Lang geleden lazen we een fragment ervan op school...
    OVT: Sint-Thomas ken je toch? Ik bedoel niet de ongelovige, de
    apostel, maar de grote middeleeuwse theoloog, Thomas van
    Aquino? Je kent toch de Thomistische wijsbegeerte? In zijn
    Summa Theologiae wist hij naast de neoplatonici ook Aristoteles
    voor zijn kar te spannen en zelfs de grote Islamitische filosofen
    zoals Averroes en Avicenna?
    – Dat herinner ik me, ja...
    OVT: Thomas beschreef de schepping als een groot en strikt
    geordend geheel waarin alles en iedereen zijn vaste stek en
    bestemming heeft...
    – Ja, inderdaad...
    OVT: Welnu, deze orde was er van bij het begin maar toen God de
    mens schiep, oordeelde de burgemeester van het heelal, de engel
    Lucifer, dat die orde grondig verstoord werd.
    – En waarom? Had de Schepper dan een fout gemaakt?
    OVT: Volgens Lucifer wel. Lucifer is namelijk de meest redelijke
    onder alle schepselen en daaraan dankt hij ook zijn naam. 'Lucifer'
    betekent: 'drager van het licht' of 'drager van het verstand'. Je weet
    dat God zijn engelen gebood de mens te dienen? Welnu, voor
    Lucifer was dat een stap te ver. De mens is immers deels stoffelijk
    terwijl de engelen pure geesten zijn: de pure geesten horen boven
    de half geestelijke, half stoffelijke mens te staan. Wat de Schepper
    gebood, verstoorde de orde! Het was totaal onredelijk! En Lucifer
    kwam in opstand. De rest van het verhaal ken je zeker en vast:
    Lucifer met zijn volgelingen, zowat een derde deel der engelen,
    gaat in de hemel een strijd aan met Michaël en zijn legerschare.
    Lucifer verliest en tuimelt naar beneden in de hel waar hij nu nog
    altijd zit. Om zich te wreken, heeft hij in de vorm van een slang
    Eva verleid door haar ertoe te brengen te eten van de verboden
    vrucht en op haar beurt laat zij ook Adam eten, wat de mens ten
    val brengt. De mens wordt verjaagd uit het paradijs en zal
    voortaan een aards en sterfelijk wezen zijn dat zijn brood eet in het
    zweet van zijn aanschijn. Maar God heeft medelijden en belooft
    een Verlosser te zullen zenden. Zijn Zoon neemt de zonden van de
    mens op zich en boet ze uit aan het kruis waarna wie in Hem
    geloven, opnieuw toegang krijgen tot het eeuwig leven.
    – Wanneer je dat zo vertelt, Omsk Van Togenbirger... bespeur ik
    terecht een verband tussen Lucifer en de grote kerkleraar Thomas
    van Aquino?
    – Zeer terecht, mijn beste! Dat heb je trouwens goed gezien! De
    grote Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski merkte
    het ook al op. In De grootinquisiteur van Sevilla, een
    raamvertelling in zijn beroemde roman De Gebroeders
    Karamazov, laat hij de kerkvorst kleur bekennen: ons geheim is
    dat wij aan de kant staan van de duivel, zo verklaart daar de
    vertegenwoordiger van de paus.
    – Een ware mythologie!
    OVT: Zeg dat wel, alleen gaat het hier niet om mythen maar om
    waarachtige feiten.
    – Hoezo!?
    Pausen, mijn beste, zijn geen mythologische figuren maar politici
    van vlees en bloed, wereldlijke machthebbers die te beslissen
    hebben over het leven en de dood van tallozen. Zij tooien zichzelf
    met mijter en staf en dure gewaden en zij marcheren niet wanneer
    zij zich verplaatsen maar zij schrijden en als zij op draagstoelen
    liggen, glijden zij voorbij; zij spreken Latijn in een door gewone
    mensen volstrekt onverstaanbaar jargon en dat alles doen zij om
    de bedrieglijke indruk te wekken dat zijzelf geen mensen zijn doch
    engelen of dan toch semi-engelen. Na hun dood verklaren zij,
    zoals onderling afgesproken, elkander zalig.
    – Geven zij niet het voorbeeld aan de mensen?
    OVT: Over hen kan niemand zeggen dat ze, zoals Jezus die zij
    hier zeggen na te volgen en te vertegenwoordigen, geen steen
    hebben om daarop het hoofd te laten rusten: zij slapen in
    ebbenhouten ledikanten met zijden baldakijnen tussen
    kunstwerken waarvan de waarde niet kan uitgedrukt worden in
    tonnen goud en hun corpulentie verraadt een leven van alles
    behalve onthouding en vasten. De Vaticaanse en hoog ommuurde
    luxe waarin zij hun ondermaans bestaan doorbrengen, grenst aan
    het fabuleuze. Ja, het lijkt erop dat zij hun hemel hier al zullen
    hebben gehad en zo behoren zij waarschijnlijk tot degenen die hun
    loon al hebben ontvangen.
    – Maar er is godsdienstvrijheid! Niemand hoeft dat toch te
    geloven?!
    OVT: De christelijke beschaving breidde zich in luttele eeuwen
    over zowat de ganse aardbol uit: die sprookjes waren voor het
    grootste deel van de wereldbevolking altijd bittere ernst.
    – Je denkt dus dat er, zoals voorspeld in het christendom, een
    apocalyps komt?
    OVT: Helemaal niet! De apocalyps is van alle tijden, zoals ook het
    rijk Gods en de hel: het is, zoals door de ongelovige Thomas
    wellicht heel correct genoteerd, allemaal hier en nu aanwezig. Je
    ziet toch dat de tijden de gestalte hebben van een spiraal? Het
    geheim van het leven, het DNA, zit in een dubbele helix maar de
    tijden vormen zich in een spiraal, en wel van buiten naar binnen,
    naar de kern toe.
    – Wat wil je daarmee zeggen?
    OVT: Als wij een voorstelling maken van de tijd, doen wij dat met
    een lijn, een tijdlijn, nietwaar?
    – Ja...
    OVT: Maar zo loopt de tijd niet, mijn beste. Sommigen zeggen dat
    de toekomst steeds het nieuwe en het onverwachte brengt en dat
    alles doorgaat, vandaar de lijn; in de religies van het Boek gaat zij
    zelfs van een beginpunt naar een eindpunt toe, een lijnstuk dus, al
    moet gezegd dat na het eindpunt voor de mens de eeuwigheid
    begint. Anderen geloven dat alles zich herhaalt. Maar geen van de
    twee opvattingen strookt met de werkelijkheid: wij moeten kijken
    naar de banen der planeten om te verstaan hoe ook de tijd zich
    door de nacht ontrolt: de tijd valt, precies zoals de massa's vallen.
    De maan valt naar de aarde toe, de aarde naar de zon, vandaar de
    schijnbare cirkelgang, die in wezen een spiraal is. Twee spiralen
    eigenlijk, van de beide massa's, naar elkaar toe. Een oneindig
    aantal spiralen, alle massa's in de kosmos in beschouwing
    genomen. En zo ook loopt de tijd: hij lijkt alles te herhalen maar
    niets keert op exact dezelfde manier terug; wij gaan altijd een
    beetje dieper, gestaag maar zonder weerga, met in het vooruitzicht
    niets anders dan de eeuwigdurende verstarring. Ken je Das Lied
    von der Erde? De tekst is in feite oorspronkelijk in het Chinees en
    de dichter heet Li Tai Po. Gustav Mahler heeft het op toon gezet.
    Ken je het, mijn beste?
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 25 april 2021)


    24-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vierde deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vierde deel)

    Na een hoestbui die enkele lange en bange minuten aanhoudt,
    neemt Omsk Van Togenbirger een slok van het glas water dat de
    dame die eerder ook voor de koffie heeft gezorgd, hem is komen
    brengen van zodra zij kennelijk gealarmeerd was door het
    luidruchtige voorval en hij zet zijn betoog verder met een ietwat
    schorre stem:
    OVT: Ik zal mij zo dadelijk nader uitdrukken maar er schiet mij nu
    iets te binnen dat ik zopas nog las, het illustreert de
    leugenachtigheden en het echt groteske bedrog waaraan wij
    geslachtofferd worden in dit niets en niemand meer ontziende
    tijdperk van het gouden kalf... Het gaat over de manier waarop
    plegers van genocide hun vel alsnog weten te redden wanneer zij
    op heterdaad betrapt worden... Misschien heb je er ook over
    gehoord, het zogenaamde nepnieuws over een mentor van de
    Franse presidenten, een woordvoerder van het World Economic
    Forum...
    – Je bedoelt Jacques Attali?
    OVT: Ik wil geen namen noemen, inderdaad. De zaak is alleen dat
    zekere nieuwssites die terecht bekend staan als nep en die er
    inderdaad nogal eens met de grove borstel door gaan, de man in
    kwestie foutief citeerden uit een boek van hem dat veertig jaar
    geleden is verschenen. Attali zou geschreven hebben dat
    wereldleiders het plan hebben opgevat om alle economisch
    onproductieven te gaan euthanaseren en hij wordt dus 'geciteerd'
    waar hij het heeft over de mensen met pensioen, de zieken, de
    werklozen, kortom al degenen die alleen maar geld kosten aan de
    maatschappij: beter korte metten maken dan alles maar laten
    aanmodderen, zo ongeveer worden de woorden hem in de mond
    gelegd...
    – En klopt het ook?
    OVT: Wel, de econoom heeft tegen wie hem al dan niet foutief
    citeerden, een proces aangespannen en hij heeft het ook
    gewonnen. De rechter oordeelt namelijk dat de econoom de
    mensen alleen maar gewaarschuwd heeft dat in een samenleving
    waarvan de ultieme maatstaven economisch van aard zijn, de
    euthanasie van de onproductieven die ons alleen maar geld kosten,
    als oplossing uit de bus zal komen. (1)
    – De rechter heeft dan toch gelijk?
    OVT: Zie je dan echt niet op welke manier er gelogen wordt?
    – Niet echt...
    OVT: De econoom in kwestie is een vooraanstaande figuur van
    het World Economic Forum, mijn beste: wanneer hij het heeft over
    euthanasie om economische redenen op de onproductieve massa,
    dan spreekt hij helemaal niet over een bizarre fascistische
    economie op de maan of op Mars maar over uitgerekend onze
    eigenste wereldeconomie die hij persoonlijk voorzit in Davos,
    samen met een congregatie van gelijkgezinden. Het gaat met
    andere woorden om het verhaal van de boze wolf en de zeven
    geitjes, alleen is het zo dat de rechter de wolf vrijpleit omdat hij
    oordeelt dat de boze wolf de geitjes gewaarschuwd heeft voor
    boze wolven.
    – Vreemd...
    OVT: Ik wil slechts zeggen: de hardnekkigheid waarmee gelogen
    en bedrogen wordt, lijkt nu wel grenzeloos. De arrogantie en de
    onbeschaamdheid van de criminelen die ons met de huidige
    wereld hebben opgezadeld overtreft in hoge mate wat figuren
    zoals Nero en Hitler presteerden, begrijp je?
    – Misschien is daar wel iets van...
    OVT: Maar je bent hier om mij te vragen wat er in mijn glazen bol
    te lezen staat, nietwaar?
    – Dat raad je goed, Omsk Van Togenbirger.
    OVT: Ja, maar om het einde van de wereld te kunnen kennen,
    moet je eerst het begin begrijpen, zie je? Het einde zit vervat in het
    begin en het begin in het einde, ken je dat chiasme?
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 24 april 2021)
    Verwijzingen:
    (1) https://factuel.afp.com/attention-cette-fausse-citation-dejacques-
    attali-sur-leuthanasie-des-seniors


    23-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Derde deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Derde deel)

    OVT: Begrijp mij nu niet verkeerd, zo verbreekt Omsk de stilte:
    niemand beweert dat kennis een illusie is. Wel is het zo dat kennis
    die niet in betrekking staat tot de werkelijkheid, helemaal geen
    kennis is. Als men eerst afspreekt wat getallen zijn en wat
    bewerkingen op die getallen zijn, dan doet men eigenlijk niets
    anders dan spelregels vastleggen en het spel dat men dan speelt
    wanneer men aan het rekenen gaat, kan best leuk zijn maar over
    de werkelijkheid buiten het spel zelf, wordt helemaal niets gezegd
    of gekend. Wel is het soms mogelijk om een spel met de
    werkelijkheid te verbinden en dan lijkt het alsof men orde in de
    dingen brengt maar dat blijft allemaal heel relatief. Het
    aanbrengen van orde is tenslotte niets anders dan het
    vereenvoudigen van zaken die op zich chaotisch zijn: men
    verandert de dingen om ze te kunnen inpassen in vaste begrippen
    zoals men kleren opvouwt om ze in een kast te kunnen leggen.
    Maar zoals men zich met die kleren pas terug kan aankleden als
    men ze eerst weer ontvouwt, zo ook verandert onze ordening de
    dingen in die mate dat men er eigenlijk nog weinig kan mee
    aanvangen.
    – Als ik het goed begrijp, zijn er dus twee werelden die eigenlijk
    onderling onverenigbaar zijn: enerzijds de werkelijkheid buiten
    ons en anderzijds... wat wij er binnen in onszelf over denken?
    OVT: Ha, dat is natuurlijk een bijzondere valstrik! Lang heeft men
    dat volgehouden, die opvatting over de twee werelden: stof en
    geest, lichaam en ziel, aarde en hemel, zelfs de tweedeling van
    goed en kwaad had er mee te maken!
    – Er zijn geen twee werelden?
    OVT: Welnee, beslist niet! Hoe zou dat nu het geval kunnen zijn?
    – Is er dan één wereld?
    OVT: Dat is wat sommigen beweren, ja. Er zijn er die zeggen dat
    alles stof is, materie en energie, en onze gedachten zouden dan
    afscheidingen zijn van onze hersenen. Anderen beweren dat alles
    geest is: de materiële wereld bestaat vooral in onze geest maar of
    hij ook op zichzelf bestaat, valt nog te bezien. En als wij geloven
    dat hij wel moet bestaan buiten ons, bijvoorbeeld om het mogelijk
    te maken dat wij allen dezelfde buitenwereld beleven, dan is het
    de heilige geest die daarvoor borg staat. Zowel de ene als de
    andere opvatting is verdedigbaar, zij het met een beperkte
    houdbaarheid. Maar alleen al het feit dat twee tegengestelde
    uitgangspunten voor mogelijk gehouden worden, ondermijnt hun
    geloofwaardigheid. We zitten daar duidelijk in een doodlopend
    straatje.
    – En wat is dan wel het geval?
    OVT: Het hemd is nader dan de rok: die vaststelling moet ons
    uitgangspunt wezen. Wij moeten datgene als waarheid erkennen
    wat wij onmogelijk kunnen ontkennen, datgene wat noodzakelijk
    waar is, wat niet onwaar kan zijn.
    – En dat is?
    OVT: Dat weet je zelf goed genoeg en wel uit eigen ondervinding.
    Wat is het meest nader aan uzelf? Het hemd is nader dan de rok
    maar wat is nog nader dan het hemd?
    – Het lijf.
    OVT: Precies, maar wat dan aan het lijf kan men onmogelijk
    negeren?
    – De pijn.
    OVT: Zie je wel dat je het weet. Niemand is in staat om te
    ontkennen dat hij pijn heeft als hij die heeft. Maar wat betekent
    dat?
    – Geen idee.
    OVT: Het wil uiteraard zeggen dat niemand in staat is om zijn
    eigen bestaan te ontkennen.
    – Dat is niet makkelijk om te vatten...
    OVT: Denk dan aan het volgende: waarom grijpen sommigen naar
    euthanasie wanneer hun einde nadert en het lijden zich
    aankondigt?
    – Ze willen dat het lijden ophoudt?
    OVT: Ja, maar hoe willen ze dat doel bereiken?
    – Door zichzelf van het leven te beroven of te laten beroven...
    OVT: Zij geloven dat het lijden zal ophouden van zodra zij zelf
    ook ophouden met bestaan, begrijp je?
    – Lijkt me logisch, ja.
    OVT: Het probleem is wel dat niemand met zekerheid kan weten
    of hij of zij inderdaad ophoudt met bestaan op het ogenblik dat hij
    ophoudt met leven.
    – Dat lijkt moeilijk te bevatten...
    OVT: Zeker, maar is het ook moeilijk te bevatten dat de zekerheid
    ontbreekt over het feit of men wel ophoudt met bestaan van zodra
    men ophoudt met leven?
    – Als men ervan uitgaat dat het leven de
    mogelijkheidsvoorwaarde is voor het bestaan, dan is het ook
    logisch dat men ophoudt met bestaan van zodra men niet langer
    leeft.
    OVT: Daar zeg je het, mijn beste: als, als, als... je ervan uitgaat
    dat! Maar dat is één uitgangspunt en wie zegt dat dit de waarheid
    is? Kun je dat weten of kun je het alleen geloven?
    – Je kunt dat alleen maar geloven, zo lijkt het mij.
    OVT: Inderdaad: wie zich euthanaseren of zelfmoorden, die
    hopen dat ze er na die daad niet meer zijn. De kwestie is nu of die
    hoop volstaat om te bewerken dat men er dan inderdaad niet
    langer is! Is het met andere woorden voldoende om iets te hopen
    opdat het ook nog waar zou zijn?
    – Beslist niet.
    OVT: Welaan dan: dit misverstand moge nu alvast opgeruimd zijn.
    Het hemd is nader dan de rok, het lijf is nader dan het hemd, maar
    tevens geldt dan ook dat het bestaan nader is dan het leven,
    nietwaar?
    – Ik weet niet zeker of ik het wel helemaal begrijp...
    OVT: Je veronderstelt dat je bestaat bij de gratie van het leven
    maar zeker weten doe je dat niet: je veronderstelt dat op grond van
    een zekere opvatting over het leven terwijl je niet weet of die
    opvatting ook nog de waarheid is.
    – Ik zie niet hoe ik dat zou kunnen tegenspreken...
    OVT: Maar voel je dan niet dat de ervaring dat je bestaat, nader is
    dan de ervaring dat je leeft?
    – Ik begrijp niet wat je bedoelt...
    OVT: Voel je niet dat het gevoel dat je bestaat en dat je uitdrukt
    door te zeggen: “Ik ben”, directer is of dichter bij jezelf staat dan
    de opvatting dat je leeft en dat je er bent omdat je leeft?
    – Wel...
    OVT: Is het niet uitgerekend in de pijn dat je jezelf bent, dat je
    niet meer kan negeren dat je bestaat? Val je niet samen met je pijn,
    als je pijn hebt? En is het niet uitgerekend dat wat pijn zo erg
    maakt? Je kan de pijn niet vluchten omdat je die zelf bent, als je
    die hebt.
    – Ja...
    OVT: De pijn is de kennis die in betrekking staat tot de
    werkelijkheid. De pijn is de kennis van de werkelijkheid. De pijn
    is de ware kennis. De waarheid is dat de ware werkelijkheid
    samenvalt met de pijn én met je eigenste bestaan. Je kunt jezelf
    niet bevrijden van je pijn omdat je ermee samenvalt en pas als je
    pijn hebt, kun je niet meer betwijfelen dat je bestaat. De pijn wordt
    noodzakelijk ervaren door het ik en alleen daar is elke twijfel aan
    het feit of dit waar is, uitgesloten. Je twijfelt slechts op straffe van
    nog meer pijn en dat wil je niet, dus ben je op dat punt heel zeker.
    Volg je nog?
    – Maar dan worden wij gedwongen om met de werkelijkheid in
    betrekking te staan?
    OVT: De pijn dwingt ons daartoe. En dat is een goede zaak.
    – Waarom?
    OVT: Anders bleven wij in een droom gevangen zitten.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 23 april 2021)


    17-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Tweede deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Tweede deel)
    Plotseling viel een schaduw in de kamer binnen en stond daar kennelijk op haar kousenvoeten een nogal corpulente vrouw van middelbare leeftijd en in witte schort in het deurgat:
    – Kan ik jullie iets te drinken brengen?
    – Wat aardig, antwoordde van Togenbirger, en dan wendde hij zich tot mij: best aardige mensen hier. Wil jij ook koffie? Als je zo goed wilt zijn ons een kannetje te brengen, zuster?
    Geen minuut later reed zij een karretje op wieltjes naar binnen, kant en klaar gedekt met kopjes, suiker, melk en geurige koffie, ook de koekjes ontbraken niet.
    – Dankjewel!
    OVT: Ja, dankjewel! Waar waren we gebleven?
    – Je stelde mij de vraag om je in alle eerlijkheid te vertellen of ik weet waar je bent.
    OVT: Inderdaad, en weet je het?
    – Ik heb geen flauw idee, zei ik.
    Daarop neeg Omsk Van Togenbirger zich voorover, stootte bijna de kan koffie om en fluisterde: ik zal het je verklappen maar zeg mij eerst eens: waaraan dacht je hierheen gebracht werd?
    – Eerlijk gezegd... het is een beetje akelig om zeggen maar... ik dacht aan de Griekse mythologie...
    OVT: Je bedoelt Hades!
    – Eigenlijk wel, ja, inderdaad, ik dacht: dit is de Styx, dit zijn Charon en de hellehond Cerberus en nu belanden wij in de onderwereld...
    OVT: Wel, ik zal het je vertellen, mijn beste: ik bevind me hier exact in het gebied waarin het 'malin génie', de boze geest van René Descartes heerst, het gebied tussen droom en werkelijkheid! Je herinnert je dat toch nog, neem ik aan?
    – Misschien wel, als je mij eventjes helpt om het geheugen op te frissen...
    OVT: Rudolf Boehm had het erover in zijn Kritik der Grundlagen des Zeitalters. De grote Franse filosoof René Descartes ontdekt een gigantisch geheim, hij komt namelijk tot de vaststelling dat wiskundige waarheden zodanig waar zijn, dat ze zelfs gelden in de droom en dus in de onwerkelijkheid. Immers, ook in de droom is twee plus twee vier en tellen vierkanten vier zijden; ook in de droom is de som van de hoeken van een driehoek altijd honderdtachtig graden; ook in de droom is de kortste afstand tussen twee punten, een rechte. En Descartes weet wat dit betekent: de wiskundige waarheden en de zogenaamd zuiver theoretische of goddelijke kennis in het algemeen trekken zich kennelijk helemaal niks aan van het onderscheid tussen werkelijkheid en droom! Het kan de allerhoogste kennis klaarblijkelijk helemaal niet schelen of de zaken waar zij het over heeft wel echt bestaan! En dat, mijn beste, en luister nu goed: dat wil zeggen dat de allerhoogste kennis het niet aan haar hart laat komen of zij al dan niet betrekking heeft op de werkelijkheid; zij is er helemaal niet mee verbonden, precies zoals de retorica, die daarom de kunst is van het liegen, zoals al bleek uit de colleges van Michel Foucault over het vrijmoedige spreken of de parrhêsia. De kunst van de retorica, de wiskunde, de Euclidische meetkunde, de wijsbegeerte, kortom al datgene wat wij houden voor de abstracte, verheven, goddelijke kennis is in wezen onwaarachtig: het slaat allemaal op niets! Die zogenaamde wetenschap is zonder meer waanzin! Wel, in dat gebied van de waanzin bevinden wij ons hier ter plekke, in dit... instituut!
    – Wat vreemd!
    OVT: Dit bastion is het bastion van de kennis, mijn allerbeste! En in het bastion van de kennis worden degenen gehuisvest die de kennis dragen. Meteen zijn zij om de door René Descartes ontdekte redenen de dragers van de waanzin en de leugen. En zij worden hier heel goed verzorgd, zoals je zelf kunt zien: wil je nog wat koffie?
    – Dank je...
    OVT: De dragers van de waanzin worden hier heel goed verzorgd, zoals ik zei, en de reden daarvoor spreekt voor zich: zonder de waanzin is de werkelijkheid ondraaglijk.
    – Is dat zo?
    OVT: Wel, overdenk maar eens de woorden van de grootinquisiteur van Sevilla in de parabel van Fjodor Michajlovitsj Dostojevski. De paus is wereldheerser in Gods naam maar staat aan de zijde van de duivel.
    – Dat is inderdaad de uitleg van de grootinquisiteur: de kerk beliegt de mensen voor hun eigen bestwil.
    OVT: De grote geleerden geloven inderdaad dat zonder de waanzin, de werkelijkheid ondraaglijk is. Maar uiteraard hebben wij het nooit over waanzin: wij spreken over kennis alsof er geen vuiltje aan de lucht was! Wij hebben het over de waarheid, ook al weten wij heel goed dat de waarheid gelogen wordt, zie je? De werkelijkheid is dermate ondraaglijk dat wij niet anders kunnen dan liegen dat wij zwart zien. Wij worden geboren en wij gaan weer dood, maar wij zweren bij alles wat ons lief is dat wij niet sterven doch verrijzen naar het eeuwig leven en om die waarheid te kunnen grondvesten, bouwen wij ingewikkelde filosofieën, theologieën, gigantische hoofdstukken die samen een heilsleer vormen... Gigantische leugens! Begrijp je?
    – Misschien een heel klein beetje...
    OVT: Uiteraard is het geloof in tussentijd in duigen gevallen, leugens hebben nu eenmaal een beperkte houdbaarheid, ook al worden zij gedragen door een heel leger aan geniale kardinalen. Maar kijk: de kerk is nog niet kopje onder of zij heeft reeds een remplaçant. Wat zeg ik? Een opvolgster! De heilige wetenschap! Neen, wij laten ons niet meer dopen, velen laten zich in deze tijden zelfs ont-dopen! Wij laten ons nu vaccineren, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt.
    Omsk Van Togenbirger neemt een koekje uit het tinnen schaaltje op het karretje, hij doopt het in zijn hete koffie, er breekt een stuk af en het tuimelt in de zwarte drank. Hij neemt zijn lepeltje en doet een poging om het stukje koek op te vissen maar het is te laat: de structuur van de speculaas heeft het begeven, er rest alleen nog gruis. De oude man roert het gruis onder de koffie en slurpt dan ongestoord luidruchtig van zijn kopje. Wanneer hij het kopje neergeplaatst heeft in het schaaltje, zucht hij diep, zoals mensen doen na het leveren van een zware inspanning. Mijn zijn betoog heeft er kennelijk niet van te lijden.
    OVT: “Welkom in het gemeentelijke vaccinatiecentrum!”, zo klinkt de indrukwekkende uitnodiging van hogerhand, op grote borden in zeven haasten in elkaar getimmerd op het dorpsplein voor de kerk. Inderdaad, de kerkgebouwen van weleer werden omgedoopt tot vaccinatiecentra. Nu het hiernamaals plaats gemaakt heeft voor het hiernumaals, heeft het doopsel waarbij met de duivel uit de ziel het kwaad verdreven werd waarmee elkeen geboren wordt, plaatsgemaakt voor de vaccinatie: het exorcisme van het virus uit het lijf. Want ook het woord 'virus' betekent 'duivel', het is namelijk het Latijnse woord voor 'gif' ofwel 'ziekteverwekker'.
    – Ik moet bekennen dat ik het allemaal niet zo goed kan vatten...
    OVT: Kijk, mijn beste: ik zal een poging doen om het je uit te leggen. Getallen zijn in feite schimmen, evenals meetkundige figuren en al die andere ideeën die de hoofden vullen van dat soort van mensen die hoeden dragen om hun schedelomvang nog wat groter te doen lijken en aldus nog meer te kunnen imponeren met hun leugens. Inzake algebra, meetkunde, wijsbegeerte en wetenschappen spreken wij over zuivere ideeën weliswaar maar in wezen gaat het om zaken die helemaal geen stek hebben in de echte wereld en om die reden moeten wij belijden dat zij zich bevinden in de schimmenwereld of de Hades.
    – Is dat dan zo?
    OVT: Ongetwijfeld! Denkers, filosofen, theologen, wetenschappers, zij die de welsprekendheid beoefenen en nog vele andere zogenaamde waarheidszoekers en geleerden: zij zijn allen lieden die zich inlaten met niets dan schimmen en zo onttrekken zij tenslotte ook zichzelf aan het werkelijke leven, ja, worden zij zelf schimmen; zij bevolken het bastion van de wetenschappen en van al die andere telgen van de wijsbegeerte; het bastion van de kennis dat het bastion is van de waanzin, de wereld van de mistigheid, de duisternis, de schemering, de nevelen, het ongrijpbare en het transparante: Hades!
    Hij wijst in de richting van een raampje dat ik nu voor het eerst opmerk en dat uitgeeft op de donkere wal die het gebouw helemaal in haar greep houdt.
    OVT: Het water waar wij ons nu middenin bevinden, in dit eigenste esbattement, drukt deze toestand tussen werkelijkheid en onwerkelijkheid bijzonder goed uit want water is tegelijk echt stoffelijk en ongrijpbaar; wij kunnen het niet grijpen maar het water zelf kan ons wel grijpen, terwijl het tegelijk de bron is van het leven, precies zoals de ijle droom, waaruit nochtans alles voortspruit dat een tastbare gestalte heeft gekregen. En het is die gestalte die nog van de droom getuigt en van het schimmige van de stof, het dodenrijk. Elke stof immers heeft een vorm en de vorm is het geestelijke dat vastzit aan de stof en er toch los van is; de vorm is het ongrijpbare aan de stoffelijke dingen, datgene wat zich voortplant als het stoffelijke waarop het vastzit, zelf vergaat. Het schimmige, begrijp je, is tegelijk het blijvende, dat wat helemaal niet onderhevig is aan de tand des tijds! Uitgerekend om die reden en om geen andere zijn het schimmen die het dodenrijk bevolken: alleen zij ontsnappen aan het lot dat al het vermeend werkelijke is beschoren!
    – Vreemd, wat je allemaal zegt...
    OVT: Zie je: als de woorden die ik tot je spreek, nu worden neergeschreven, dan zijn dat tekens en tekens zijn onstoffelijke dingen die om zich te manifesteren ongeacht welke materie te baat kunnen nemen: inkt, krijt, lichtpixels, welbepaalde klanken, noem maar op. Tekens zijn schimmen maar het bestaan van schimmen is standvastiger en duurzamer dan dat van de stof waarop de tekens parasiteren. Daarom staat de stoffelijke wereld helemaal ten dienste van het bastion van de waanzin dat de wereld draaglijk maakt, precies zoals de duisternis het licht draaglijk maakt omdat zij het dempt. Begrijp je? De wereld staat ten dienste van het dodenrijk omdat het uitgerekend de schimmen zijn die de wereld leefbaar maken. Het leven en de dood: alle kinderen in de ganse grote kosmos ontspringen aan de liefde van dit niet te temmen koppel. Begrijp je dat, mijn allerbeste? En wil je nog een kopje koffie? En begrijp je nu ook dat de koffie een kopje behoeft zoals het ijle en voorbijgaande, stoffelijke leven nood heeft aan de standvastigheid van het dodenrijk?
    Ik begrijp het niet maar ik knik gedwee omdat ik geloof te begrijpen dat dit de zuiverste waanzin is die men maar kan bedenken. Ik geloof dat ik begrijp dat zij past in de kennis zoals de koffie in het kopje en zoals de vorm van het kopje in de steen waaruit het bestaat. En als ik mij afvraag of het nu de vorm is van het kopje die de koffie draagt ofwel de steen, herinner ik mij Plato die Socrates aan iemand de vraag laat stellen of het dan het hoofd is dat ervoor zorgt dat de ene een kop groter is dan de andere, ofwel de benen.
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 17 april 2021)


    16-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Eerste deel)

    Het interview met Omsk Van Togenbirger. (Eerste deel)
    Uiteindelijk is het ons gelukt om een bezoek met hem te regelen. Over de details kan hier verder niet veel worden gezegd. De plek waar de heer Van Togenbirger zich bevindt, is afgelegen, geen mens zou er geraken zonder een gedetailleerd plan. Onze gesprekspartner logeert in wat men een instituut zou kunnen noemen. Het gaat om een niet al te groot doch tamelijk indrukwekkend bouwwerk, vermoedelijk daterend uit het begin van de vorige eeuw. Het geheel doet een beetje denken aan een kasteel, vooral vanwege de wal er rond: het gebouw staat in het water. Er is een ophaalbrug maar op het ogenblik van onze aankomst is deze buiten gebruik zodat we moeten overvaren. Het is avond en al donker en koud en het water doet mij een beetje denken aan de beschrijvingen van de Styx uit de Griekse mythologie maar dat heeft dan vooral te maken met de veerman die immers vergezeld is van een grote, zwarte hond. Ik wacht mij er overigens van om daar een toespeling op te maken omdat de man in kwestie niet bijzonder vriendelijk overkomt en nog minder vriendelijk is de hond: hij gromt wanneer ik in het bootje stap, waarop de veerman mompelt dat hij totaal ongevaarlijk is, wat, zoals iedereen weet, alle bazen zeggen over hun geliefde monsters. Het bootje vaart door een open poort het kasteel naar binnen tot in een kleine ruimte die net genoeg verlicht is om daar zonder ongelukken aan te kunnen meren. De veerman helpt mij uit de boot en mompelt andermaal waaruit ik begrijp dat hij wacht op een fooi maar omdat ik dit scenario helemaal niet voorzien heb en slechts beschik over mijn betaalkaartje, moet ik hem teleurstellen. Een bediende wacht mij al op bij een nu hel verlicht portiek en wij komen in een gang terecht waarvan een zijdeur uitgeeft op een klein wachtzaaltje dat slechts wat klaarte vangt door de openstaande deur vanuit de gang. Na ruim een half uur hoor ik naderende voetstappen, niet van schoenen maar van sloffen en ik heb helemaal niet verwacht dat de sukkelachtige gang die ik uit de geluiden wel moet afleiden, deze van Omsk Van Togenbirger is. De verschijning in de deuropening grijpt mij naar de keel: Omsk is niet meer van de jongsten en het is niet bepaald lang geleden dat we elkaar nog gesproken hebben maar indien het niet de man was op wie ik wacht, dan zou ik Omsk Van Togenbirger helemaal niet meer hebben herkend in de fragiele, ineengedoken schaduw die zich nu bewegingsloos aftekent tegen het licht in de gang. Anders dan gewoonlijk wordt de aanvang van ons weerzien vergezeld van een kennelijk wederzijdse emotie die zich verraadt in zijn stem maar die binnen de paar seconden plaatsmaakt voor nuchterheid en rede. Van Togenbirger neemt plaats op de bank tegenover mij en op het ogenblik dat hij teken doet naar mij dat ik mijn mondmasker mag afdoen, merk ik dat hijzelf er helemaal geen draagt, al kan ik in deze halve duisternis van zijn gezicht nauwelijks meer zien dan de contouren. Hij maakt geen aanstalten om een licht op te steken en ten slotte werkt licht alleen maar storend als aandachtig luisteren de boodschap is. En dat moet ik doen, nu ik ineens voel dat dit misschien wel ons allerlaatste gesprek kon zijn, dat tevens een gesprek zal worden over het einde van de wereld.
    - Dit lijkt wel het einde van de wereld waar u bent beland, mijn beste Omsk Van Togenbirger, zo probeer ik geheel onhandig en fout het gesprek op gang te brengen maar het is eruit voor ik goed en wel besef wat ik gezegd heb. Hij antwoordt niet meteen doch knikt een hele poos nadenkend en zijn zwakke stem maakt andermaal dat ik met hem te doen heb:
    OVT: Het einde van de wereld, ja, zo kun je het wel stellen. Weet je hoe ik hier terecht gekomen ben?
    - Euh... neen...
    OVT: Met een vloot! Reusachtige zeilschepen! En middenin de nacht! Ik weet heus niet, mijn beste, hoe deze plek er van buiten uit gezien uitziet, ik ken alleen de binnenkant... voor zover ik de binnenkant ken, natuurlijk. Ziet u?
    - Zeker, zeker... Verblijven hier veel... mensen?
    Het scheelde niet veel of ik had 'patiënten' gezegd en ik vermoed dat Van Togenbirger dit niet op prijs zou stellen.
    OVT: De bediening is hier redelijk maar men merkt wel dat het er allemaal niet heel veel meer toe doet, nu de tijd bijna op is, ziet u?
    Ik weet niet goed wat hierop te antwoorden. Gelukkig neemt hij weer het woord:
    OVT: Aan alles komt een einde, aan alles en aan iedereen, dat weten wij uit ondervinding, maar wij realiseren het ons niet vooraleer het inderdaad zover is en dat maakt dat wij belanden in een waanzin, een collectieve waanzin die de waanzin van de wereld is. De paradox wil nu dat, eenmaal wij uit die waanzin stappen, wij als waanzinnig worden weggezet. En zo bang is men voor diegenen die de schellen van de ogen zijn gevallen, dat men hen wegbrengt naar afgelegen plekken aan de andere kant van de oceaan. O-ce-aan: vind je dat niet een prachtig woord? Van in mijn kindertijd vond ik dit al een prachtig woord, misschien voorvoelde ik wel dat er ooit een dag zou komen... Maar vertel nu eerst eens: wat heeft je hierheen gebracht? Toch niet de vraag wat er nu met de wereld zal gebeuren?
    - Je raadt het goed, ja: wij vragen ons wellicht allen af wat er te gebeuren staat, zeker sinds blijkt dat de gesneuvelden steeds jonger worden. En waar zal dat eindigen? Als iemand daar een verklaring voor heeft, dan wel Omsk Van Togenbirger, zo dacht ik, en vandaar...
    OVT: En waarom vraag je geen raad aan virologen? Ik ben helemaal geen viroloog!
    - Het lijkt mij dat het om veel meer gaat dan alleen maar om virussen. Ik heb het gevoel dat men zich blind kijkt op die dingen...
    OVT: Misschien heb je wel gelijk. Maar ikzelf ga te rade bij de viroloog! We hadden het al over Luc Montagnier, nietwaar?
    - De nobelprijswinnaar die het virus dat aids veroorzaakt, afzonderde?
    OVT: Inderdaad.
    - Ik herinner me het interview met de man op televisie, ja.
    OVT: Wel, vertelde hij dan niet dat het coronavirus in een lab gemaakt werd en dat er twee fragmenten van het aidsvirus in zitten?
    - Dat herinner ik me, ja.
    OVT: Mensen die het aidsvirus opgelopen hebben, sterven niet meteen: de zwaksten sterven na relatief korte tijd, de sterksten blijven soms nog jaren in de waan dat hen helemaal niets schort.
    - Kennelijk is dat het geval, inderdaad.
    OVT: Wel, waarom zou het er dan anders aan toe gaan met het coronavirus dat eigenlijk aidsfragmenten transporteert?
    - Wat bedoel je?
    OVT: Eerst heeft men verteld dat er alleen ouderlingen aan sterven met onderliggende aandoeningen, nietwaar?
    - Ja, dat hebben wij inderdaad vernomen in het nieuws: het virus heeft een voorkeur voor vijfentachtigplussers met onderliggende aandoeningen...
    OVT: Juist. En vervolgens vertelde men dat de mensen die medische hulp nodig hebben omwille van besmetting met corona, steeds jonger worden, nietwaar?
    - Inderdaad... Het lijkt erop dat het virus het ineens gemunt heeft op een andere leeftijdscategorie, een categorie van wat jongere mensen: zestigers...vijftigers...
    OVT: Maar dat kan toch niet!?
    - Hoezo?
    OVT: Je ziet toch wel direct dat dit gezichtsbedrog is?
    - Ik vrees dat ik je niet helemaal begrijp...
    OVT: Mijn beste: het virus wordt overgedragen met niesbuien, door aanrakingen, rechtstreeks én onrechtstreeks en via de lucht: het besmet kortom iedereen en wel binnen de kortste keren, laat daarover niet het minste misverstand bestaan!
    - Is dat zo?
    OVT: Precies! Maar eerst sterven de zwaksten onder ons. Eenmaal die dood zijn, laat ons zeggen na een half jaar, komen diegenen aan de beurt die een klein beetje sterker waren dan de allerzwaksten en dat zijn dan door de band diegenen die een beetje jonger zijn dan de zieke ouderlingen, of vergis ik mij?
    - Dat lijkt mij correct, ja...
    OVT: Vervolgens, laat ons zeggen na een jaar, komen degenen aan de beurt die sterk genoeg waren om nog een jaar lang gezond te blijven met het virus.
    - Lijkt mij logisch, ja.
    OVT: Dan volgen na bijvoorbeeld anderhalf jaar diegenen die nog sterk genoeg waren om het anderhalf jaar te overleven.
    - Ja...
    OVT: Zie je? Het lijkt alsof het virus het gemunt krijgt op steeds jongere mensen maar wat in feite gebeurt, is veel redelijker dan dat: het virus blijft zichzelf en het besmet iedereen maar de zwaksten worden eerst geveld en dan volgen de minder zwakken, totdat op een dag ook de allersterksten aan de beurt zijn.
    - Bedoel je nu echt dat je denkt dat het mensdom zal uitsterven?
    OVT: Niet noodzakelijk, mijn beste: de allersterksten zullen wellicht oud zijn als zij bezwijken en in tussentijd hebben zij zich al voortgeplant, zie je? Want op die manier is het in feite altijd al gegaan!
    - Maar het coronavirus is toch nieuw?!
    OVT: Ha, dat zeg jij! Volgens mij bestaat het al millennia. Zoals alle andere virussen trouwens behoort het wellicht tot de alleroudste levensvormen! Want ook hier is gezichtsbedrog in het spel, zie je?
    - Neen...
    OVT: Zie je dat echt niet?
    - Neen...
    OVT: Er zijn ontelbare virussen die ons ziek kunnen maken maar uiteraard sterven wij altijd van het kwaadste virus en nooit van het meest goedaardige. Meer zelfs: wij sterven altijd van het allerkwaadste virus en nooit van het virus dat in de rangorde van kwaad naar goedaardig op nummer twee staat. Want hoe kon iemand nu het kwaadste virus overleven en dat wat al was het maar een beetje goedaardiger is, niet? Dat ware toch onzin? Hoe kon een bokser het gevecht winnen tegen de wereldkampioen boksen en verliezen tegen de nummer twee? Als wij moeten opboksen tegen een leger virussen, mijn beste: denk jij dan ook niet dat wij zullen verslagen worden door het kwaadste en niet door de nummers twee, drie of vier? Meer nog: van de nummers twee, drie, vier en al die ontelbare andere, weten wij helemaal niets af zolang de nummer één aan de macht is, om het zo te zeggen. Het is pas nadat de nummer één helemaal verslagen is, dat de nummer twee opduikt als uit het niets en op zijn beurt aan de haal gaat met de zwaksten onder ons. Zolang de nummer één heerst, weten wij zelfs niets af van het bestaan van de ontelbare rij volgelingen. Zolang kijken wij ons gewoon blind op nummer één en geloven wij dat eenmaal wij één hebben bedwongen, wij veilig zijn, ha! Maar dan herbegint het spel natuurlijk! En het is altijd zo geweest!
    - Daar zit iets in... Maar wat vinden de medici van die uitleg, of heb je er nog met niemand over gesproken?
    OVT: Mijn uitleggingen hebben daarin geresulteerd dat ik hier nu mijn verblijf heb, mijn beste. Maar zeg mij eens in alle eerlijkheid: waar ben ik?
    (Wordt vervolgd)
    (J.B., 16 april 2021)


    12-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe de Oekraïne haar kernarsenaal werd ontfutseld en nu ook haar landbouwgronden

    Hoe de Oekraïne haar kernarsenaal werd ontfutseld en nu ook haar landbouwgronden

    Als wij ons vanuit België zo'n 1400 km naar het oosten toe verplaatsen, bereiken we de grenzen met Oekraïne, 'de graanschuur van Europa' en sinds 1986 uiteraard bekend vanwege de kernramp in Tsjernobyl dat nabij de hoofdstad Kiev is gelegen.
    Oekraïne is na Rusland het grootste Europese land: België kan er twintig keer in en haar zeer vruchtbaar landbouwgebied, de 'zwarte aarde' genoemd, is zo groot als Frankrijk en Duitsland samen.
    Duizend jaar geleden stichtten het Scandinavische volk de Varjagen het Kievse Rijk dat Byzantijns Christelijk werd en dat nu nog steeds overwegend christelijk is. In 1240 vielen de Mongolen er binnen, vervolgens viel het onder Litouwen dat met Polen fusioneerde en het raakte verdeeld in een oosters en een westers stuk.
    Na de Oktoberrevolutie van 1917 en de Russische burgeroorlog (1917-1922) maakte Oekraïne als SSR deel uit van de USSR. Oekraïne kwam onder het juk van twee volkerenmoordenaars: Stalin brak het verzet van de boeren tegen de toe-eigening van de landbouwgrond door de staat door de Oekraïners uit te hongeren en deze zogenaamde 'holodomor' kostte in 1932-'33 aan tien miljoen mensen het leven. En onder Hitler verloor het land in 1941 een zesde van zijn bevolking. Pas na 1945 werd de Oekraïense SSR opnieuw welvarend. Onder Chroetsjov werd de Krim bij Oekraïne geannexeerd 'als gebaar van vriendschap'.
    De recente geschiedenis van de Oekraïne is weer woelig. Na de staatsgreep in Moskou in 1991 waarbij gepoogd werd om de regering Gorbatsjov omver te werpen, riep het parlement van Oekraïne de onafhankelijkheid van het land uit. Die werd bevestigd door een referendum en ook de Krim stemde zich onafhankelijk. Een afschrikwekkend feit was echter dat de Oekraïne naast de Europese graanschuur ook een nucleaire kernmacht was met een gigantisch arsenaal aan kernwapens.
    In 1994 bekwamen de VS, Rusland en Engeland dat Oekraïne zijn 1800 kernraketten liet vernietigen in ruil voor zijn soevereiniteitsgarantie... waar de huidige president Zelensky naar verwijst, nu de Russen zijn land lijken binnen te vallen. De gewezen TV-komiek kwam nota bene aan de macht in 2019 waarmee hij zijn Russisch gezinde voorganger van de troon stootte maar niet alle boeren zijn opgezet met zijn komst omdat hij multinationale geldschieters faciliteert om de Oekraïense landbouwgronden op te kopen terwijl een eerdere regeling de grond onder het volk had verdeeld zodat de boeren er konden van leven.
    Overigens ook in andere gewezen Oostbloklanden blikken sommigen na een wat overhaaste aansluiting bij het westen met wat heimwee terug naar de 'goede oude tijd' en dat verdeelt uiteraard de gemoederen.
    (J.B., 12 april 2021)
    Geraadpleegde bronnen:
    (*) https://nl.wikipedia.org/wiki/Oekra%C3%AFne
    (**) https://www.trouw.nl/nieuws/oekraine-kan-zich-nu-echt-ontwikkelen-tot-europese-graanschuur-tot-woede-van-zelfstandige-boeren~b7608ab4/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F


    11-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wordt de westerse vrijheid hoe dan ook bedreigd?

    Wordt de westerse vrijheid hoe dan ook bedreigd?

    Het door opportunistische potentaten geïnstalleerde panopticum dat ons berooft van privacy is net zoals de geïnstitutionaliseerde religie en de theocratie uit vroegere eeuwen een aanslag op onze vrijheid en derhalve ook een aanslag op de mens als zodanig.
    Dezer dagen echter verdubbelt zich de vernietigingskracht van die aan de gang zijnde ramp door een zich aankondigende fysieke geopolitieke oorlog ingevolge een zich herschikkend evenwicht (of onevenwicht) in de wereldpolitiek. Dictaturen moeten het namelijk hebben van volgzame massamensen en gewillige, gemakkelijk programmeerbare soldaten.
    In het verleden nam de kerk de programmeerbaarheid van het volk voor haar rekening, in de zogenaamde Verlichting geschiedde conditionering vooral middels geld en een bijkomende derde factor welke de bestuurbaarheid van de massa in de hand werkt, voltrekt zich via de manipulatie middels de nieuwste technologieën. Vandaag echter nemen de potentaten al deze elementen samen te baat waardoor hun effectiviteit zich verveelvoudigt.
    Nu de Russen hun troepen naar de grens met Oekraïne sturen, kennelijk met de bedoeling om daar met de tactieken, beproefd bij de annexatie van de Krim, een gelijkaardige slag te slaan die zij dan hopen te herhalen op het grondgebied van de landen die zich na de Tweede Wereldoorlog van het Oostblok hebben losgetrokken om aldus het verloren gebied terug te winnen, dringen de Amerikanen er bij hun Europese NAVO-partners op aan om de Oekraïne militair te gaan verdedigen. Echter, nu Europa daar niet toe in staat blijkt omdat de landen waaruit de Unie samengesteld is, er tegen hun zin deel van uitmaken, bieden plotseling de Turken hun diensten aan.
    Of was men dan vergeten dat Turkije met een troepenmacht van 735.000 plus een reserve van 380.000 beschikt over het grootste Europese leger en een van de grootste legers ter wereld? Met een dienstplicht voor alle mannen tussen 20 en 41 jaar, bestaat het Turkse leger uit troepen die, heel anders dan de ondergedisciplineerde en ongeoefende Europese eenheden, dankzij hun semi-theocratie met sterk nationalistische tendensen, nog altijd bereid blijken om gevechten op leven of dood aan te gaan waarin zij trouwens geoefend zijn door hun deelname aan verschillende recente conflicten zoals de nog aan de gang zijnde oorlog met Syrië die eveneens een geschil is aan de grens van de Oosterse met de Westerse invloedssfeer.
    Een grondige herschikking van de machtsverhoudingen in het Westen ligt voor de hand nu de Russische dictator de internationale destabilisering van vooral de meest ontwikkelde samenlevingen, die immers ook de meest broze zijn, lijkt te zullen aangrijpen om een slag te kunnen slaan. De pogingen van Amerika om Europa te destabiliseren sinds haar oprichting en vooral sinds de opkomst van de Europese munt die de Amerikaanse dollar als investeringsmunt dreigde voorbij te steken, hebben hun vastberadenheid niet kunnen verhullen waar zij middels verholen activiteiten steun verleenden aan de Europese nationalisten teneinde de verbrokkeling van de EU te kunnen bespoedigen. Het daaruit volgende tanende enthousiasme van het westerse gedeelte van de Europese NAVO-partner blijkt, paradoxaal genoeg, het oosten en met name het vaak als dictatuur weggezette Turkije een mooie kans te bieden om zich als onmisbare toeverlaat van het 'vrije westen' naar het voorplan te werken. Als zich eerlang en dichter bij huis meer grensgeschillen gaan ontrollen naar het model van het conflict in Syrië en van dat over de Krim, zal door zijn bondgenootschap met Amerika, de Turkse staat aan invloed winnen binnen Europa en wellicht valt dan te verwachten dat in het zog daarvan ook culturele en religieuze invloeden zich gaan doen gelden, zodat wat in Europa overblijft van de christelijke cultuur en van de Verlichting, de duimen zal moeten leggen voor de een islamitische theocratie. De weerstand van de massa tegen het acute gevaar van een fatale vrijheidsberoving van de westerse burgers, dreigt echter definitief gebroken te worden als zich het spookbeeld manifesteert waarbij een op religie en nationalisme gebaseerd fascisme een pact zou sluiten met het panopticum van de technocraten.
    (J.B., 11 april 2021)


    04-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geweldloos verzet

    Geweldloos verzet

    Bijlagen:
    Geweldloos verzet.pdf (2.1 MB)   


    19-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het eeuwige vuur geïllustreerde verhalen

    Het eeuwige vuur geïllustreerde verhalen

    Bijlagen:
    geïllustreerde verhalen 145x210 14092014 verbeterd op 16102014.pdf (8 MB)   


    15-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pc hypertxt

    ps hypertxt

    Bijlagen:
    verbeterd PANOPTICUM CORONA met VERWIJZINGEN LITERATUUR en hyperlink index.pdf (3.7 MB)   




    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    kerststal 2021


    Inhoud blog
  • Verschijnt binnenkort:
  • PANDAMNED - DOCUMENTAIRE (MARIJN POELS)-
  • (VOSTFR) Arrogance, Communication & Pandémi
  • Neoliberalisme, een miskleun vanjewelste
  • PANDAMNED - DOCUMENTAIRE (MARIJN POELS)
  • s
  • geen woord hierover in het 'officiële nieuws':
  • https://www.mo.be/nieuws/7-op-de-10-milieujournalisten-aangevallen-vanwege-hun-werk
  • Krieg und Leichen Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
  • Martinu
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • JS Bach over de lente
  • Smeren ze ons kanker aan e a ()
  • Het nationalisme en de dood
  • Het nationalisme en de dood (deel 3)
  • Het nationalisme en de dood (deel 2)
  • Het nationalisme en de dood
  • De neuzen van Tsjernobyl
  • Extreemrechts en drogredeneringen
  • De lugubere sprookjes van extreemrechts
  • Isfahan en het sprookje van de kernbom (4 delen)
  • Waar komen al die tumoren toch vandaan? (prof. Pierre Capel)
  • Farid Sheek en Moshen Masoumi
  • Farid Sheek: "Free Spirit"
  • Isfahan en het sprookje van de kernbom (deel 4)
  • Isfahan en het sprookje van de kernbom (deel 3)
  • Isfahan en het sprookje van de kernbom (deel 2)
  • Isfahan en het sprookje van de kernbom
  • De grote gijzeling Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid (10 afleveringen)
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 10: De afgrond
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 9: De slang die zichzelf in de staart bijt
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 8: De ballade van Arie Hop of de consumptie van het eigen lijf
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 7: Massa-suïcide
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 6: De droom van volmaaktheid
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 5-
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 4
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 3
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 2
  • Massa-executie verkapt als volksgezondheid Aflevering 1
  • -
  • Paternalisme
  • IJZEREN LOGICA MET OMSK VAN TOGENBIRGER
  • hitler
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 7: De uithangborden van de doodsangst
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 6: God en Mammon: twee handen op één buik
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 5: De shoa: het plan van een occulte sekte
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 4: Voortekenen van de genocide
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 3: De megalomanie van de junkie
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 2: Seksuele frustratie, machtswellust en oorlog
  • Adolf Hitler en extreemrechts Deel 1: Frustratie, haat en waanzin
  • 9 juni 2024, extreemrechts en de tradities
  • Bomen - Het korte leven van witte abelen langs de Scheldedijk te Wetteren
  • Nosferatu
  • Pasen
  • 9 juni 2024 en de frontsoldaten
  • 9 juni 2024 en de stomme kinderen
  • 9 juni 2024 en Sint-Grobian
  • 9 juni 2024 en de 'vrije' mening
  • Het wrange wringen van de macht
  • congohistorie-
  • Democratie en mensenrechten - in 8 delen
  • congohistorie
  • Democratie en mensenrechten?
  • t5
  • teksten4
  • teksten3
  • teksten2
  • teksten1
  • De cultus van Mammon
  • Democratie en mensenrechten - in 8 delen
  • De cultus van Mammon (deel 5)
  • De cultus van Mammon (deel 4)
  • De cultus van Mammon (deel 3)
  • Van ruilmiddel tot god
  • De cultus van Mammon (deel 2)
  • Aan welke ziekte lijdt het geld? en andere artikels
  • De cultus van Mammon (deel 1)
  • De cultus van Mammon (deel 1)
  • opmerking leesbaarheid blogteksten
  • Democratie en mensenrechten (deel 8)
  • Democratie en mensenrechten (deel 7)
  • Democratie en mensenrechten (deel 6)
  • Democratie en mensenrechten (deel 5)
  • Democratie en mensenrechten (deel 4)
  • Democratie en mensenrechten (deel 3)
  • Democratie en mensenrechten (deel 2)
  • Democratie en mensenrechten
  • Het wordt geregeld. Over abortus en euthanasie
  • Volstrekt gewetenloos
  • Misschien het laatste interview
  • joelia-navalnaja
  • Het licht en de duisternis (deel 5)
  • Het licht en de duisternis (deel 4)
  • Het licht en de duisternis (deel 3)
  • Het licht en de duisternis (deel 2)
  • Het licht en de duisternis (deel 1)
  • Over Navalny
  • Een gelaat van zand
  • Het kaf en het koren
  • Benjamin Britten's War Requiem | Full Concert in HD
  • Gorecki – Symphonia No 3, Beth Gibbons & Polish National Radio Symphony
  • Gorecki Symphony No. 3 "Sorrowful Songs" - Lento e Largo
  • Gustav Mahler: 2. Sinfonie, Auferstehung
  • Olivier Messiaen: Quatuor pour la fin du temps
  • Het Dorp
  • Oorlogsgeleerden
  • Die Todesfuge, Paul Celan
  • De held en het geld
  • Extreemrechts, symptoom van zwakte
  • Kannibalisme en Lebensraum. Een interview met Omsk Van Togenbirger
  • Dr. Erwin Annys
  • Aftroggelaars
  • Uw geld of uw leven!
  • 5G
  • Ondoorgrondelijke wegen
  • Verschijnt binnenkort: "Over de productie van frontsoldaten"
  • De duistere kant van de democratie
  • Over voorwendsels en motieven
  • Verschijnt binnenkort: "Over de productie van frontsoldaten"
  • Zo begint het
  • Faites votre jeu, messieurs! (karikatuur uit 1904)
  • Vreselijk lot
  • De toekomst wordt gewis nog zwarter
  • Jean Ziegler: Pourquoi il faut détruire le capitalisme ?
  • Voodoo
  • Het perverse van aanzien
  • Struisvogelpolitiek
  • Over het jodendom (herhaling)
  • Genocide in Gaza
  • Zes bedenkingen bij de 'zaak' Conner Rousseau
  • Extase en andere verhalen
  • Aan de ontbijttafel
  • Genosuïcide
  • klimaat (2007)
  • Water (d.d. 2007)
  • droog blijven
  • Een middel tegen onderlopende huizen
  • John Heartfield video
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 10
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 9
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 8
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 7
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 6
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 5
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 4
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces - Aflevering 3
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces Aflevering 2
  • Kerst 2023
  • Deshumanisatie: het nieuwste proces
  • hannah arendt
  • Eigen zak eerst: niets nieuws onder de zon!
  • fragment film
  • "Uninformed Consent"
  • Daarom is de waarheid een zaak van leven of dood
  • Gevaren van extreemrechts (8) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Zesde fragment: pp. 481-484
  • Gevaren van extreemrechts (7) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Vijfde fragment: pp. 460-481
  • Feiten en meningen omtrent de pandemie: een gesprek met een journalist
  • Gevaren van extreemrechts (6) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Vierde fragment: pp. 449-460
  • De verdwaalde mens
  • Gevaren van extreemrechts (5) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Derde fragment: pp. 443-449
  • Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld
  • Gevaren van extreemrechts (4) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Tweede fragment: pp. 435-442: Verdoken massamoord
  • Gevaren van extreemrechts (3) Enkele fragmenten uit “Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld” Eerste fragment: pp. 427-434
  • Gevaren van extreemrechts (2)
  • Gevaren van extreemrechts (1)
  • Volksgezondheidszorg versus gezondheidszorg - een bedenking
  • Dead-line
  • Stof en as (2010)
  • cnn 25/11/2023: uitbarsting van de Etna
  • Vulkanengeroffel IJsland hoorbaar op 24 november 2023 om 22 uur
  • Een zesde bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau: De sublieme chantage en de mythe van Sisyphus
  • Een vijfde bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau: De moordende eenzaamheid van de vogelvrij verklaarden
  • Een vierde bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau: “Non posse peccare”
  • Een derde bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau: “Alles van waarde is weerloos”
  • Een tweede bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau: grove nalatigheden vanwege de rechtsstaat
  • Het Boek (J.B., 2007)
  • Wie brandmerkt wie en waarom? Een bedenking bij de 'zaak' Conner Rousseau
  • Over het jodendom - Aflevering 6: Der Judenstaat
  • Over het jodendom - Aflevering 5: Theodor Herzls zionisme, het Russische antisemitisme en de geschiedenis van de “Protocollen van de wijzen van Sion”
  • Over het jodendom - Aflevering 4: “Der Judenstaat” (1896) van Theodor Herzl
  • Over het jodendom - Aflevering 3: Op weg naar het 'beloofde' land: utopie en werkelijkheid
  • De gemeenschappelijke drijfveer van jodenhaters en IS-strijders — een speculatie (d.d. 16/11/2015, herhaling)
  • Israël - een beknopte geschiedenis & De Syriëcrisis in een notedop (d.d. 2012, herhaling)
  • W.O. III, een ruzie om de Tempelberg? (d.d. 24/9/2012, herhaling)
  • Barbarij
  • Theodor Herzl
  • Over het jodendom - Aflevering 2: De atoombom, de nieuwe Ark des Verbonds
  • Over het jodendom - Aflevering 1: beknopte historiek
  • Over het misbruik van macht (J.B., 1-19 oktober 2019)
  • Extase en andere verhalen
  • Christendom, wraak en vergeving
  • Drie verhalen over vergankelijkheid
  • Is er leven na de dood? (J. Bauwens, 2006-2007-2014)
  • water
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw
  • Wat met osteopathie? Aflevering 4
  • Wat met osteopathie? Aflevering 3


    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2010
  • 2001
  • 2000
  • 1990
  • 1984


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!