De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910
Aflevering 5: Het inpalmen van het grondgebied
Koning Leopold zette juridische constructies op en organisaties waarmee hij bewust verhinderde dat aan het licht kwam dat hijzelf persoonlijk de opkoper was van de Congo. “Het publiek heeft dat niet in de gaten” (1), zo schrijft hij letterlijk. Hij verschool zich achter aandeelhouders en achter bankier Maximilien Strauch. Terwijl hij zich voordeed als filantroop en deed alsof hij “een confederatie van vrije negerrepublieken” stichtte (2) en alleen maar gastverblijven bouwde, wetenschappelijke centra, en de slavenhandel bestreed in dienst van de vooruitgang (3), zorgde hij ervoor dat “de contracten die Stanley zijn Europese personeel liet tekenen hun verbood iets over het echte doel van hun werk in de openbaarheid te brengen”. (4) Maar in feite minachtte hij de inboorlingen: “zoals een van Leopolds ondergeschikten botweg schreef aan Stanley: 'Er is geen sprake van dat ook maar de geringste politieke macht wordt gegund aan negers. Dat zou absurd zijn (...)'” (5) Stanley bracht een machtig privé-leger op de been (6) en was wreed voor de negers in zijn dienst en hij schrijft aan Brussel: “'De beste straf is die van de boeien, want zonder het lichaam te verwonden, te verminken of te martelen, brengt het schaamte en ongemak met zich mee'” (7)
Leopold liet zich juridisch bijstaan door de geleerde sir Travers Twiss uit Oxford. Het was hem te doen om een zo groot mogelijk grondgebied en om ivoor en hij schrijft: “Ik verlang te zien dat u alle ivoor die aan de Congo te vinden is opkoopt, en laat kolonel Strauch weten welke goederen hij naar u moet sturen om ervoor te betalen en wanneer. Ik beveel u ook aan slagbomen en tolheffingen in te stellen (...)” (8) Een gebied “zo groot als de hele Verenigde Staten ten oosten van de Mississippi” (9) werd van de Afrikaanse stamleiders afgesnoept met methoden die even bedrieglijk waren als de huidige waarmee multinationals vandaag zowat iedereen inpakken, met als voornaamste wapen de onwetendheid van de gedupeerden omtrent hun eigen rechten. “Slechts enkelen hadden ooit eerder het geschreven woord gezien”, aldus Adam Hochschild, “en hun werd gevraagd hun X te zetten onder documenten in een vreemde taal en vol juridisch jargon”. (10) Hochschild: “In Isangila, niet ver van de grote stroomversnellingen, tekende Stanley op dat hij in staat was geweest land te kopen voor een handelspost door een paar stamhoofden te betalen met 'een ruime hoeveelheid fraaie kleren, lakeienjassen en met klatergouden galons versierde uniforms, met (...) goederen (…) niet te vergeten een paar flessen gin'. De veroveraars van Afrika waren er, net als die van het Amerikaanse Westen, achter gekomen dat alcohol even doelmatig kon zijn als een machinegeweer”. (11) De inboorlingen hadden er geen flauw idee van dat ze hun land verkochten. De belangrijkste nederzetting ging Leopoldville heten en op de landkaarten verschenen ook de 'Leopoldheuvel', het 'Leopold-II-meer' en de 'Leopold-rivier'. (12) Naast het grondgebied en het ivoor werd na verloop van tijd ook de hoogstaande Congolese kunst waaraan Matisse, Picasso en andere groten zich inspireerden, weggeroofd.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 november 2022)
Verwijzingen:
(1) Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 71.
(2) Ib., p. 73
(3) Ib., p. 72.
(4) Ib., pp. 70-71.
(5) Ib., p. 73.
(6) Ib., p. 77.
(7) Ib., pp. 73-74.
(8) Ib., p. 76.
(9) Ib., p. 78.
(10) Ib., p. 78.
(11) Ib., pp. 77-78.
(12) Ib., p.73.
(3) O.c., p. 69-70.
|