De mot in het geloof - Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
De mot in het geloof
Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
Minderheden moeten onrecht verduren dat vaak structureel is en zij zijn dankbare zondebokken in crisistijd: men wil daders om controle te krijgen, bij voorkeur weerlozen die tegen hun wil gemarteld worden. Het gemak waarmee zij beschuldigd worden, is even verbluffend als het vrijpleiten van tirannen: verraad voltrekt zich in samenzweringsverband en blijft zo onbestraft. Maar de sympathie voor tirannen wordt voorgewend, zoals ook het geloof: de belijdenis wendt het geloof voor zoals de lach voorafgaat aan de pret en krokodillentranen aan het verdriet.
Hetzelfde gebeurt met de extase: zij kan ontstaan bij heldendaden maar ook naar aanleiding van pure fictie. Voor wie extase zoeken, wordt de oorsprong ervan algauw bijzaak en uiteraard komen ook geloofszaken aldus op losse schroeven.
Tot de extase die heldendaden begeleidt, komen wie door idealen en derhalve via inzicht de natuurlijke levensdriften naast zich neerleggen: het waardevolle kan met het pijnlijke samengaan, wat in de pedagogie 'uitstel van bevrediging' heet. De extase zelf wordt verwekt door het vertrouwen, dat berekening en direct nut in haar schaduw stelt, wat echter taboe is in een wantrouwige wereld. Maar het trotseren van pijn en schade of zelfs de keuze voor de dood kunnen alsnog getuigen van een extatische 'heilige waanzin'.
In Sterven voor een idee1van Costica Bradatan wordt de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen onderzocht (ook religieus en politiek martelaarschap komen er aan bod), waar zij omwille van hun geloofwaardigheid de daad bij het woord voegen. Ook als zij de messias niet hebben gekend, gelijkt het bovenmenselijke van hun daden op het zoenoffer van Jezus Christus. Maar waar Bradatan uitvoerig uitweidt over het keurig in scène zetten van de marteldood met het oog op het slaan van maximale winst uit wat tenslotte zelfmoord is, rijzen spontaan vraagtekens die ons herinneren aan het bij de aanvang van onze bedenkingen opgeworpen probleem van de hypocrisie, met name waar het gevoel wordt uitgelokt door (aanvankelijk voorgewend) gedrag of zelfs door fictie en op dat punt kunnen wij Bradatan helemaal niet volgen.
Het schenken van vertrouwen kan het op wantrouwen berustende berekenende van het wereldlijke overstijgen maar die 'extase' kan evengoed worden uitgelokt door een (al dan niet aanwezig of zelfs geheel fictief) publiek dat immers kan supporteren, ondersteunen of verheffen. Want succes kan van mensen helden maken of hen althans het gevoel geven dat zij dat zijn. En daar wringt alweer het schoentje.
Om elke twijfel weg te nemen omtrent het mogelijk hypocriete in het martelaarschap, moet men maar denken aan het heldendom van frontsoldaten: zij begeven zich naar de loopgraven onder een tweevoudig verpletterend gewicht: enerzijds handelen zij onder sociale druk of plichtsgevoel en anderzijds onder de dreiging van de schande van desertie die als lafheid geldt, bestraft met de kogel of met sociale uitsluiting. Daarentegen rept het monument van de gesneuvelden op een bijzonder leugenachtige wijze enkel over idealen. Het feit dat de elite der hoogwaardigheidsbekleders die de oorlog regelt, er meestal niet aan denkt om mee te vechten, brengt de samenzwering in het vizier die middels een heimelijke omerta garandeert dat het aldaar toepasselijke verdict 'lafheid' nooit zal worden uitgesproken.
Met betrekking tot het Oekraïense oorlogsfront worden van oostelijke kant slachtoffers in de strijd geduwd door het devies van de orthodoxe patriarch die aanmaant tot vechten zonder angst voor de dood (!) terwijl aan westelijke zijde katholieke bisschoppen de heldendaden van westerse troepen bejubelen als daden van ultieme naastenliefde. Paus en patriarch onderonsen in tussentijd vriendschappelijk, ongetwijfeld aan een rijkelijke dis. John Heartfield, toch?
(J.B., 24 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
23-04-2025
De mot in het geloof - Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
De mot in het geloof
Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
Bradatan, beschrijft hoe Socrates zijn dood heel bewust kiest en aanwendt om er munt uit te slaan, omdat dit zijn stem krachtiger maakt, wat hem ook lukt.2“'Ik sterf liever', zegt Socrates, 'dan dat ik in leven blijf door slaafs om een langer leven te vragen en daarmee, in ruil voor de dood, een veel slechter leven te winnen.'”3
Als volgend voorbeeld neemt hij de dood van Thomas More. Omdat hij, loyaal aan de katholieke kerk, in geweten weigerde met een eed te erkennen dat de koning kerkvorst kon zijn, werd More in 1534 van hoogverraad beschuldigd, waarop de doodstraf stond, en tot aan zijn gebeurlijke marteling en gewisse onthoofding zat hij 15 maanden lang opgesloten in de Tower waar hij ter zelfvertroosting en ter zelfversterking de allegorie A Dialogue of Comfort against Tribulation schreef dat hij bij stukjes en beetjes liet buiten smokkelen.
De lotgevallen van More gelijken op die van Boëtius (ca. 480-524 of 525) die, eveneens beschuldigd van hoogverraad en terechtgesteld, zijn De consolatione philosophiae schreef en waarin hij opwerpt wat hem nog meer dwars zit dan zijn lot: “als God (…) goed is, waarom bestaat het kwaad dan, en waarom gaan slechte mensen vrijuit? 'Want terwijl de slechtheid heerst en bloeit, blijft de deugd niet alleen onbeloond, maar ligt hij zelfs vertrapt onder de voeten van de boosdoeners' (...)”4
In zijn cel klaagt hij tot Vrouwe Filosofie dat hij op devies van Plato die de wijzen in het stadsbestuur wilde, politicus werd maar zij antwoordt hem dat hij een foute kijk heeft op de dingen: werelds en aards geluk (geld, eer, roem en genot) is wankel, verwijdert ons van het geluk en maakt ons dierlijk; men moet daarentegen gelukzaligheid nastreven, die “'zit van nature in de menselijke geest'”5“[Slechte mensen] bestaan niet echt, en hun daden vormen hun straf. Uiteindelijk zijn 'de goeden machtig en de slechten zwak' (…) 'het geluk valt altijd de goeden ten deel en het ongeluk de slechten' (…).”6
More daarentegen ziet de zin van zijn lot pas in het licht van de 'vier laatste dingen' (de dood, het laatste oordeel, de hemel en de hel): de dood is in deze tijd nog onze grootste troost en zijn verschrikking is niets vergeleken bij die van de hel.7 Maar tegenover zijn “dodelijke angst voor de laatste dingen”8 staan de vele verzoekingen van het kwaad.9“Deze wereld is waarlijk een slagveld”10 maar God treedt op als beschermer van de gelovige.11 Voor More is de wereld een gevangenis waaruit we niet weg kunnen met God als cipier. “Zelfs 'de grootste koning ter wereld', zo zegt hij, kan geen gratie krijgen en wordt 'door de ordinantie van God' gedwongen zijn straf uit te zitten in de gevangenis van de wereld 'waaruit niemand kan ontsnappen.'”12“We zijn ter wereld gekomen om te sterven”13, is More's wrede inzicht dat hij deelt met tijdgenoot Jeroen Bosch; de wereld is voor hem een absurd toneel, een gevangenis waarvan de muren onze fysieke beperkingen zijn.14
Moore was overigens ook een mensenvervolger, hij joeg op ketters en eigenlijk was het martelaarschap voor hem een soort van 'oplossing'. Zijn medemensen kon hij voor de gek houden, God nimmer.15 Na zijn Dialogue schreef More teksten over de passie van Christus. Hij vertroost zich ermee, zijn geest is meester over zijn vlees.16
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
De mot in het geloof - Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De mot in het geloof
Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De geest is onlosmakelijk met het vlees vervlochten en het denken veronderstelt het lichaam, zoals duidelijk wordt in de fenomenologie, maar de geest van de martelaar-filosoof richt zich tégen zijn lichaam en derhalve moeten zij “hun belichaming transcenderen. Hun lichaam is dan niet meer iets om mee te leven, maar iets om te overstijgen, een nieuwe betekenis te geven en tijdens dat proces te vernietigen.”2
Bradatan citeert Simone Weil: “'De mens is zo gemaakt dat degene die verplettert niets voelt; het is de verpletterde persoon die voelt wat er gebeurt'”3 Hij doet bewust wat hij doet en vastberaden en zo zegt Giordano Bruno tot zijn vervolgers: “'U bent ongetwijfeld banger om dit vonnis tegen mij uit te spreken dan ik om het te horen.'”4 Maar de betrokkene heeft geen andere keuze en omtrent “'de meest Socratische van de moderne filosofen'”5, Jan Patocka, merkt Havel op “dat hij zich er steeds meer van bewust werd dat er een beslissend moment zou aanbreken waarop hij 'zijn denken zou moeten testen door te handelen [...] dat hij dit niet kon vermijden of eeuwig voor zich uit kon schuiven, omdat het zijn filosofie uiteindelijk in twijfel zou trekken.'”6 Bradatan: “Dat moment kwam toen hij betrokken raakte bij de Charta-beweging.”7 Op dat moment kan iemand zijn geloofwaardigheid alleen behouden door ervoor te kiezen om te sterven.8
Bradatan verduidelijkt dit middels een personage uit Dostojevski's Duivels, namelijk Kirillov, die inziet dat onze doodsangst verbonden is met het heilige en dat is de zelftranscendentie, de vrijheid, de wil. De martelaar plaatst zichzelf buiten het begrijpelijke maar tegelijk ook buiten de menselijke samenleving (“hij gaat in tegen het overlevingsinstinct waarop het leven gebaseerd wordt”9) en veroorzaakt aldus fascinatie en afkeer (het fascinans et tremendum van het heilige sec. Rudolf Otto).10
Dat lot onderging ook Jan Palach die zichzelf in brand stak op de protesten tegen de inval van de Sovjets (Praag, 1969): zijn ontoegankelijkheid verschaft hem tevens “de mysterieuze macht die voortkomt uit het feit dat hij de dood nabij is.”11 Dat gebeurde ook met de hongerstakende Gandhi.12 Het offer maakt heilig: 'sacrifice' is een samenstelling uit 'sacrum' en 'facere'.13
Ook de filosofe en mystica Simone Weil kwam om doordat ze zich uithongerde: “Dat ze zich uit solidariteit met de onderdrukten van voedsel onthield, moet voor haar (…) een kwestie zijn geweest van trouw blijven aan zichzelf, ongeacht de gevolgen. Ze moet het zelfs als een opperste bevrijding hebben ervaren. Want de ware vrijheid (…) 'wordt niet bepaald door een relatie tussen begeerte en bevrediging daarvan, maar door een relatie tussen denken en handelen.'”14“Zo is datgene wat hier het hardst nodig is en ons in leven houdt misschien wel de honger, niet het eten. Het eeuwige deel van de ziel, zo zegt Weil, 'voedt zich met honger.'”15 Maar het beste is “gegeten worden - verslonden worden door God.”16 Weil gaat daarin zo ver dat ze zegt: “(...) door te bestaan nemen we een plaats in die ons niet toekomt.”17 Weil: “'Moge dit alles (…) mij ontnomen worden (…) en te eten worden gegeven aan gekwelde mensen [die] elke voeding ontberen. (...)'”18
Betreft het godsdienstige martelaarschap betekent het Griekse 'Martys' 'getuige' maar tijdens vervolgingen kreeg het de betekenis van “iemand die gedood werd om zijn geloof[sgetuigenis]”19, zo verklaart Bradatan. Het martelaarschap kan van alles betekenen, zelfs terrorisme. Jezus Christus promoot het: “'Niemand ontneemt mij [mijn leven], maar ik leg het uit mezelf af. (...)'”20 De navolging daarvan verenigt met de verrezen Christus.21“In de kern is het martelaarschap een dematerialisatieproject”22, zo schrijft Bradatan en hij geeft het voorbeeld van Ignatius van Loyola die dronken wordt van het vooruitzicht op de martelaarsdood... “(...) als ik Jezus Christus maar bereik.”23 Zelfrealisatie vergt hier fysieke zelfvernietiging of dematerialisatie. In de islam is een martelaar wie sterf in de (gebeurlijk gewelddadige) strijd tegen ongelovigen (defensief of offensief24).
Godsdienstig martelaarschap voltrekt zich met het oog op een beloning in het hiernamaals.25 Het filosofisch martelaarschap daarentegen biedt geen garanties en is gericht op deze wereld.26“Het is iets groots om voor God te sterven, maar het is misschien wel grootser om te sterven voor geen God.”27 Dat geldt ook voor het politiek martelaarschap, door onder meer de hongerdood, de zelfverbranding of de zelfmoordaanslag die door Bradatan worden besproken.
Voor Gandhi was hongerstaking geweldloos verzet of 'satyagraha' waarmee macht gegeven wordt aan de machtelozen en zo speelde hij vaker met paradoxen. “'Armoede is gezegender dan rijkdom'”28, zei hij en: “'elke mislukking is voor mij een duwtje in de rug geweest.'”29Er zijn treffende gelijkenissen met Weil waar zij zegt: “'eeuwige gelukzaligheid is een staat waarin kijken eten is'”30, terwijl Gandhi zegt: “'vasten is voor de binnenwereld wat de ogen zijn voor de buitenwereld.'”31 Bradatan: “Wat de honger uiteindelijk onthult, is ons schepsel-zijn, en wat hij tot stand brengt is zelftranscendentie.”32
Zelfverbranding was het politieke wapen van Thích Quàng Dúc (Saigon, Vietnam, 1963), Jan Palach (Praag, 1969), Mohammed Bouazizi (Tunesië, 2010). “Op Palachs begrafenis merkte iemand op: 'In wat voor land leven we! Waar het brandende lichaam van een jongen het enige licht voor de toekomst is.'” In enkele jaren tijd (2009-2014) hebben 127 Tibetanen zichzelf in brand gestoken maar ze haalden het nieuws niet (meer)... 33
De “vreselijke, traumatische slachting”34 van zelfmoordaanslagen beogen de dood van anderen, in een “publiciteitsindustrie.”35“Hun eerste doelwit zijn (…) de toeschouwers voor wie ze hun kunststukje opvoeren.”36“De samenleving wordt geterroriseerd maar niet geroerd.”37“Je kunt niet tegelijkertijd echte wapens gebruiken en van je lichaam een symbolisch wapen maken; het een doet het ander teniet.”38 Het is lafheid.39 Overigens is de religie (e.g. de islam) bij terreurdaden louter een dekmantel, betoogt Bradatan want in de Koran is daar nauwelijks iets over te vinden.40
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
33.O.c., p. 173. Nota bene: het merendeel van dergelijke zelfmoordprotesten blijft echter geheel onopgemerkt ingevolge algemene onverschilligheid, wat laat vermoeden dat ze legio zijn en hetzelfde geldt voor de ontelbare slachtoffers van de 'ingeburgerde' aanslagen met onder meer auto's, vergiften, drugs en 'medicijnen'.
De mot in het geloof - Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
De mot in het geloof
Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
Het trotseren van wereldlijk nadeel, fysieke pijn en schade tot en met het risico van om te komen, gedood te worden of zelfs het bewust kiezen voor de dood zijn niet slechts waanzin, zij getuigen van een 'heilige waanzin' welke gepaard gaat met extase. In Sterven voor een idee1onderzoekt de Roemeense filosoof Costica Bradatan de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen, meer bepaald waar dezen belanden op een punt waar zij hun geloofwaardigheid zouden verliezen als zij de beker (van het lijden) aan zich lieten voorbijgaan.
Het toonbeeld hier is uiteraard Socrates die zich in zijn verdedigingsrede aldus richtte tot het volk: “Schaamt u zich niet dat u zich bekommert om geld (…) en om aanzien en eer, zonder zorg of aandacht te hebben voor bezonnenheid en waarheid en voor uw ziel (…)?”2 Met het ledigen van de gifbeker vereeuwigde Socrates zijn filosofie: de dood in dienst van de onsterfelijkheid.
Een gelijkaardig lot deelden de Alexandrijnse heidense platoniste Hypatia wiens lichaam in 415 werd uiteen gereten door een knokploeg van het regime van patriarch Cyrillus, de Dominicaan Giordano Bruno die in 1600 als ketter op een Romeinse brandstapel belandde en de Tsjechische fenomenoloog en woordvoerder van de mensenrechtenbeweging Charta 77, Jan Patočka, die in 1977 bezweek aan een hersenbloeding ingevolge uitputtende politieverhoren.
De betrokkenen blijken 'gewogen' te worden en Bradatan spreekt inzake het doorstaan van de 'test'3 over zelfverwerkelijking (c.q. Hadot) en 'zelftranscendentie'4 maar ook over 'martelaarschap'5, (c.q. Girard) over 'sacralisatie' en 'sacrificatie'6 en (c.q. Patočka en Foucault) over de 'zorg voor de ziel'7 die tegelijk een zorg is voor de gemeenschap, waarbij filosofen (sec. Rilke, Marx en Hadot) uiteindelijk het leven en de wereld moeten veranderen.8 Het trotseren van de last van het leven vindt zijn kracht in het doel, de hoogten waarin [e.g. Friedrich Nietzsche] triomfeert over alle kwellingen en vertwijfeling.9
“Filosofie is vleesgeworden woord”10, zo schrijft Bradatan. “Indien Socrates de Atheense rechtbank bijvoorbeeld om vergeving had gevraagd, zou dit (…) zijn gehele filosofische onderneming ondermijnd hebben.”11 Ook Montaigne vreest de dood niet: “'We moeten hem telkens weer voor ons geestesoog oproepen, in al zijn verschijningsvormen.'”12 Bradatan verwijst naar de gewoonte van de oude Egyptenaren om hun banketten te onderbreken met het te voorschijn halen van een menselijk skelet13 en naar het Zelfportret met knekelarm van Edvard Munch.14
Heidegger vergelijkt in zijn Sein und Zeit het leven als 'Sein-zum-Tode' met een rijpingsproces: “Een vrucht is niets tenzij hij rijp is, maar zodra hij zijn rijpheid nadert, is hij zo goed als dood.”15 Hij wijst erop dat het onpersoonlijke ('das Man') ons van de dood vervreemt ('Seinsvergessenheit') en Bradatan wijst op gelijkenissen met Leo Tolstoj in De dood van Ivan Iljitsj. Het hoofdpersonage uit die roman heeft geleefd volgens de eisen van het 'men' dat de dood verdoezelt alsof die gold voor iedereen behalve voor hem. “'Het 'sterven' wordt [in het licht van het 'men'] genivelleerd tot een voorval […] dat aan niemand in het bijzonder toebehoort.'”16, zo citeert Bradatan het commentaar van Heidegger. Tolstoj verhaalt “over de fundamentele leugen waarop de 'publieke opinie' is gebaseerd en de effecten die deze kan hebben op het leven. Het is het verhaal van de meesten van ons.”17 Met het onpersoonlijk maken ervan geloven wij de dood te beheersen maar “de dood ontsnapt ons (…) [terwijl] niemand van ons aan de dood ontsnapt.”18
En dan richt de auteur zich met het mysterie tot de christelijke denker Paul-Louis Landsberg die, in een reactie op Heidegger, de dood (van de ander) ziet als een mystieke ervaring. Op het doodsbed wordt de persoon geboren: “Ons vitale medelijden (…), wordt [bij het doodsbed, direct na het overlijden] vervangen door het diepe besef dat dit wezen, in al de uniciteit van zijn persoon, er niet meer is en niet langer in dit lichaam kan terugkeren.'”19 De plotse en onomkeerbare afwezigheid van de overledene brengt ineens de unieke persoon aan het licht. “We ontdekken dat ons bestaan een brug tussen twee werelden is.”20 Landsberg spreekt (met Plato) over een extatische ervaring en verwijst verder naar het mystieke christendom dat “geen godsdienst van het leven is, de conventionele zienswijze, maar een godsdienst van de dood - van de dood als toegangspoort tot het eeuwig leven.”21 In de dood ervaart de mysticus volgens Landsberg “'de anticipatie op de dood in extase.'”22
Zoals de stier de arena in stormt, onwetend over het gevecht en zijn gewisse dood, zo komt de boorling spelend “'in een lichte wereld die hem onwetend laat over zijn bestemming en over de gevaren ervan'”23, aldus citeert Bradatan Landsberg, wiens 'ontmoeting' met de dood (d.d. 1936) in Ingmar Bergmans Det sjunde inseglet (d.d. 1957 en geïnspireerd door de vijftiende-eeuwse Zweedse schilder Albertus Pictor) werd verfilmd. “Alvorens hem te vernietigen, 'speelt' de dood een tijdje met de mens - bij Bergman speelt hij schaak, bij Landsberg corrida; de mens speelt het spel wanhopig, hij blijft tegen beter weten in hopen dat hij op de een of andere manier een kans heeft (…) de dood behaalt uiteindelijk een verpletterende overwinning.”24
Nota bene: een indrukwekkende variatie op het thema waarbij schaak gespeeld wordt voor het leven (in de gedaante van de liefde) en waarbij de ingewanden van de dood het leven een voetje lijken te lichten, vindt men terug in Kris Vansteenbrugges meesterlijke vertelling, getiteld: “Pat, godverdomme”25.
In de beide verhalen primeert de waardigheid waarmee de dood tegemoet getreden wordt. “Het is de wijsheid van Sisiphus [verwijzend naar Albert Camus]”, aldus Bradatan: “Het absurde van de situatie, het feit dat er geen ontsnappen aan is, de onvermijdelijkheid van de afloop; uiteindelijk doet dit alles er niet toe. Wat ertoe doet, is de daad zelf [het gevecht]. De daad is zijn eigen beloning.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 april 2025 - Paasmaandag)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
2O.c., p. 46, verwijzend naar: Plato, Apologie 29d-e.
De 'ek-stase' die heldendaden begeleidt, is zoals het woord het zegt een 'buiten-zichzelf-staan' maar dat is een toestand waartoe men gedwongen wordt van zodra men wordt gedreven door idealen die maken dat men de natuurlijke levensdriften naast zich neerlegt of tegenspreekt. Immers, geesteszieken buiten beschouwing gelaten is niemand in staat om zichzelf pijn te berokkenen of om te brengen als daar niets tegenover staat dat zo'n verregaande uitdaging van het fysieke verantwoordt en om die reden ook wordt heldendom vaak verkeerdelijk met geestesziekte verwisseld.
De mogelijkheid om aldus 'tegennatuurlijk' te handelen is er uiteraard bij de gratie van het menselijk verstand dat ons het inzicht kan verschaffen in het gebeurlijk onvermijdelijke samengaan van het waardevolle met het pijnlijke of zelfs in het onoverkomelijke coëxisteren van het waardevolle met wat het eigen lichaam kan schaden of vernietigen.
Het inzicht in de noodzaak is zoals Spinoza suggereert wat het ons mogelijk maakt om vrede te nemen met zekere beperkingen, waartoe ook deze behoren die wij onszelf opleggen, en dat zijn dan handelwijzen van morele aard: zij tillen ons boven het louter dierlijke deel van ons mens-zijn uit en brengen ons in de sociaal-morele sfeer waarin die daden een zekere vanzelfsprekendheid en wenselijkheid genieten. Van zodra de morele kwaliteit van een gemeenschap een zekere graad van rijpheid bereikt, wordt het voor de geassocieerden zelfs bijzonder ónvanzelfsprekend of zelfs onmogelijk om 'immoreel' te handelen, al is de term 'asociaal' hier verkieslijk.
De sociale dimensie van het mensdom wordt gedragen door het algemeen verbreide vermogen tot 'uitstel van bevrediging' dankzij de werking van het verstand en uiteraard ook van de opvoeding, zoals reeds lange tijd bekend in de psychologie. Het leed dat dit moreel gegronde 'uitstel' begeleidt, wordt aanvaardbaar in het licht van de maatschappelijke veroordeling in geval van immoraliteit maar de dreiging van de genoemde (en niet geringe) sociale bestraffing is een negatieve sanctionering terwijl daar waar authentieke ek-stase moreel hoogwaardig gedrag faciliteert, nog heel andere krachten aan het werk zijn waarvan het verstandelijke inzicht het meest voor de hand liggende maar niet het enige en ook niet het belangrijkste is. Men kan vrede nemen met uitstel van bevrediging omdat men anders sociaal gesanctioneerd wordt (en dan is sprake van een geconditioneerde vrede) maar ook omdat men inziet dat dit door elkeen gewenste gedrag ook loont (waarbij de instemming dan resulteert uit inzicht, wat neerkomt op zelfconditionering) maar de drijfveer kan ook vrijheid zijn en dan niet zozeer de individuele keuzevrijheid maar de menselijke vrijheid als zodanig waaraan men door het stellen van de morele handeling in kwestie, geloof schenkt.
De ek-stase waarvan sprake wordt nu precies verwekt door de genoemde schenking (van geloof) en ook andersom versterkt de ek-stase het faciliteren van de schenking van geloof en van vrijheid omdat zij de onzekerheid die gepaard gaat met het uit de hand geven van controle of dus met het schenken van vertrouwen, in haar schaduw stelt. Geloof, vrijheid, vertrouwen en ek-stase vallen samen in een daad waarvan de kwaliteit niet langer meetbaar is in termen van nut of van inzicht. Temeer daar die daad in het licht van de wetten die de huidige wereld beheersen, het leven eist van wie hem stellen en in dat licht ook 'waanzin' heet, daar het wereldlijke in de greep is van het kwaad.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20 april 2025 - Pasen)
19-04-2025
De mot in het geloof
De mot in het geloof
Het is een waarheid als een koe dat wie tot een minderheid behoren, onrecht worden aangedaan. Niet per definitie, soms per ongeluk en ook niet om de haverklap maar vaker genadeloos en tot het bittere eind omdat de pikorde een onmiskenbare maatschappelijke realiteit is. Soms zijn onrechtplegers zich niet bewust van wat zij doen omdat het onrecht dikwijls structureel van aard is. Een rolstoelgebruiker ervaart onrecht waar een trap hem de toegang tot een openbaar gebouw belet of waar anderszins gepaste infrastructuur ontbreekt. Onrecht wordt ervaren waar voorrechten ingeburgerd zijn of voor vanzelfsprekend worden gehouden en waar niet wordt opgetreden tegen discriminatie.
Komt daarbij dat minderheden dankbare zondebokken zijn terwijl de nood aan zondebokken toeneemt evenredig aan de aanwas en de ernst van maatschappelijke frustraties die altijd van de partij zijn in crisistijden, waaronder in de eerste plaats moet verstaan worden: tijden van laagconjunctuur of perioden van stijgende levensduurte, geringe koopkracht, toenemende onveiligheid, onzekerheid en vrijheidsbeperking. Waar leed is, wordt naar schuldigen gezocht want het geloof in heuse daders achter ongewenste toestanden volgt uit de wens om de situatie onder controle te krijgen: het volstaat dan om de vermeende daders te vatten teneinde verder leed te voorkomen of alvast die illusie op te kunnen hangen.
Opvallend daarbij is dat vermeende daders door de band helemaal niet op grond van feiten en middels rationeel onderzoek worden opgespoord, aangeduid en beschuldigd: die methode is alleen gangbaar bij professioneel opgeleide specialisten in gerechtszaken. In de goegemeente wordt het onheil, vaak zelfs als het veroorzaakt wordt door ontij of door plagen, direct aan daders toegeschreven en dan kijkt men in de eerste plaats in de richting van individuen die reeds met één been buiten de gemeenschap staan: verschoppelingen, vreemdelingen, mensen in wie men zich schaamt omwille van hun eigenaardigheden of lui die meestal onterecht gewantrouwd worden, kortom: minderheden.
Men doet dat ook heel bewust omdat men weet dat als men deze lieden iets aandoet, men van hen maar weinig te vrezen heeft, zij vormen immers een minderheid en uiteraard is hun weerbaarheid navenant. Het lijkt onlogisch en het is oneerlijk maar het zijn uitgerekend degenen die reeds onrecht te verduren hebben, die als zondebokken worden uitgekozen. De hypocrisie daarrond is mateloos, kijk maar hoe premier De Wever, nu men wenst dat werkloosheid zal beperkt worden in de tijd, zich haast om alsnog wie de dupe zijn van het onrechtvaardige arbeidsmarktsysteem de schuld daarvan te geven en laf na te trappen met de uitspraak dat België “zo goed als het laatste land ter wereld was waar inactief zijn een levenskeuze kon zijn.”1
Argumenten voor de beschuldigingen zijn er niet, of beter: de argumenten die worden opgedist, snijden geen hout, het zijn ofwel verzinsels waar spontaan iedereen geloof aan hecht om tot een 'oplossing' te kunnen komen (“We hebben de dader(s) gevat!”) ofwel hebben ze te maken met bijgeloof en zijn ze irrationeel (“Die lui zijn behekst!”). Het gemak waarmee onschuldigen die in de onmogelijkheid verkeren zich te verweren of die dat weigeren te doen, beschuldigd worden, is even verbluffend als de vrees om daders die zich bovenaan op de sociale ladder bevinden, met de vinger te wijzen.
Wie opkomen voor zekere rechten moeten bereid zijn om te werken aan het bijstellen van de voor het onrecht verantwoordelijke structuren. Daar het dan meer bepaald gaat om een actiebereidheid, kunnen wie helemaal niets ondernemen, zich nimmer vrijpleiten van schuld, ook niet als zij vredelievend zijn, pacifistisch, of zelfs behulpzaam. Een vreedzame toeschouwer van een valpartij is schuldig omdat hij toeschouwer is. De wet gebiedt hulp aan burgers in nood, alleen zijn nood alsook onrecht niet altijd even zichtbaar. En de meeste zaken zijn helemaal niet in wetten te verankeren.
Noch de 'camera obscura' van Hildebrand noch de hedendaagse niet te tellen onbemande camera's alom zijn in staat om vast te stellen dat iemand een ander negeert terwijl dit een gangbare vorm van pesten is. Niemand kan uitmaken of iemand met opzet op andermans tenen trapt. En soms verkapt een banaal ongeluk een aanslag met ernstige gevolgen zonder dat ook maar iemand het merkt, behalve de getroffenen. De mannen die vrouwen en kinderen lieten verdrinken op het schip dat zij eerder hadden uitgeroepen tot 'the unsinkable' waren voor immer onbesproken gebleven zonder de getuigenissen van overlevenden over de bemanning van de reddingssloepen en over het meedogenloze neerlaten van de hekken door passagiers van eerste klas. Dit verraad tekende zelfs de meest trouwe aanhangers van Christus in zijn doodstrijd, zoals de overleveringen getuigen en zij komen er allemaal mee weg, kennelijk geholpen door een vreemdsoortige solidariteit.
Dat Nero's, Napoleons, Trumpen en Poetins dag in dag uit mogen liegen en moorden terwijl zij kunnen blijven rekenen op sympathie en bijval van de massa, laat zien dat het wezen van de sympathie allerminst een authentiek gevoel is doch een toneel waarin de spelers zichzelf met voorgewende lofbetuigingen dermate voor de gek houden dat zij gaan geloven dat echte bewondering aan de oorsprong daarvan ligt. Precies hetzelfde gebeurt met geloofsbelijdenissen: door iets almaar te belijden, gaat men op den duur aan zijn bewering geloof hechten, precies zoals een aanvankelijk groene lach uiteindelijk vrolijk maakt en voorgewende tranen gaan bedroeven, zelfs als zij geplengd worden op de uitvaart van een dictator-massamoordenaar want mensen in de greep hebben, houdt in dat men hen kan doen liegen.
Componisten vertellen ons dat de beste muziek zichzelf schrijft en romanciers hebben het over personages die op den duur hun eigen gangetje gaan terwijl zij wie hun schepper is, prompt degraderen tot hun verslaggever. Het is niet per definitie zo dat blijheid ons doet lachen en droefenis tranen doet vloeien maar heel vaak andersom maakt zinloos lachen blij en wenen triestig. De verzinsels of verhalen gaan vooraf aan een authentieke vervoering in de ziel van wie ze aanhoren en of zij verzonnen zijn of waar, interesseert dan helemaal niemand meer omdat de extase die zij teweegbrengen niet wordt onderscheiden van de vervoering welke echte heldendaden begeleiden. En uitgerekend daar zit de mot in het geloof.
Trump en Harvard: de politiek die de wetenschappelijke waarheid stuurt. Tenminste, als het zo is dat er nog een wetenschappelijke waarheid bestaat. Kijk maar naar de coronacrisis die het kamp der wetenschappers in twee verdeelde, en welhaast fifty-fifty, aangezien de helft van de huisartsen eraan dachten om hun praktijk op te doeken. Alleen werd die politiek rebelse helft geweerd uit de media, die immers politiek bezit zijn.
Maar die malaise bestaat al langer, getuige de verdeeldheid omtrent onder meer het darwinisme. En dat aldaar de politiek de wetenschappelijke waarheid stuurt, mag ontegenzeggelijk blijken uit het pleidooi destijds van Johan Braeckman die van de politiek een subsidie in de wacht sleepte voor de promotie van het darwinisme, daarbij voorbijgaand aan het aperte onverstand waarvan die daad getuigd heeft want wie zou het in zijn hoofd halen om pakweg de stelling van Pythagoras te gaan promoten?
Komt daarbij dat deze overijverige lui de postjes bezetten die boven elke discussie verheven principieel voorbehouden zijn aan mensen die de universaliteit van de waarheid verdedigen en derhalve de open debatcultuur. Wat betreft dat laatste zorgde de genoemde 'wetenschapper' er ook al voor dat reuzen zoals Heinrich Heine en Voltaire zich omdraaiden in hun graf, met name door te pleiten voor een spreekverbod voor mensen met een visie die afwijkt van de 'politiek gestuurd wetenschappelijke' (!) die zich in de media (die de hare is) aanprees met het inmiddels beruchte devies, recht uit het dystopische universum van George Orwell: “Luister alleen naar het officiële nieuws!”
In het zog van Chomsky en Herman, incluis hun voorgangers uit het begin van de twintigste eeuw, en zij allen geruggensteund door Karl Marx, wijst Jaap Kruithof er in “Het neoliberalisme” op dat in een kapitalistisch bestel, gedreven door blinde hebzucht, uiteindelijk een suïcidale economie elke handel en wandel africht op de bodemloze put waarmee zij samenvalt.
Via de corrupte massa in het democratisch bestel dicteert het geld de wet en de waarheid. Zelfvoldane doch impotente politici mogen doen alsof zij het zijn die deze zaakjes regelen: dat is het overeengekomen loon dat zij ontvangen in ruil voor hun hoererij. Niet Trump is aan de macht, niet de politici: in het kapitalisme regeert de economie en wel als een heuse 'religie', wat 'overgave' betekent, want de hebzucht is zoals elke andere verslaving onverzadigbaar en zij wordt niet gestuurd door mensen doch door begeerte die, zoals wij allen heel goed weten, blind is.
(J.B., 16 april 2025)
14-04-2025
Hedendaagse kunst: Dirk D'Hulster: De geboorte van de oorlog
Slachtoffers zijn quasi onzichtbaar zoals de dode rat in het grint omdat het fascisme zelf zich verschuilt achter nepdoctrines.
In het woord fascisme zit het Latijnse 'fasces', wat wil zeggen 'roeden' of 'stokken' maar het kan ook 'bende' betekenen: fascisme is slaan of dwingen met geweld. In het Oud-Griekse woord 'crypto' zit het woord 'kruipen' of 'wegkruipen', 'zich verbergen'. Cryptofascisme is verborgen dwingelandij die maakt dat wij onvrij zijn terwijl we het niet eens weten omdat de ketenen die ons verankeren, aan het oog onttrokken blijven.
We verkeren dan in de illusie van vrijheid omdat we de dwang niet voelen, zoals in de hebzucht. We geloven dan dat we geld verwerven terwijl andersom het geld ons te grazen neemt.
Verhalen over moorddadige mensen, economie en politiek illustreren dit cryptofascisme. Ze tonen de leugen als dienstmaagd van de moord en hoe lastig verzet hiertegen is omdat het kwaad rondwaart in krochten.
In Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte wordt de andere kant op gekeken, in Het neoliberalisme van Jaap Kruithof verschuilt zich verknechting onder de vlag van 'libertas' (vrijheid) en inManufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward Herman blijken onze informatiekanalen geperverteerd, desinformatief.
Onder het voorwendsel van zelfverdediging besteelt een zelfverklaarde, verwaande elite het volk om de oorlogen te bekostigen die zij met dat doel in scène zet en maakt meteen korte metten met haar overschot aan levend speelgoed.
Zij voederde haar vee met de illusie van zelfbestuur en door het democratisch verkozen fascistisch bewind in de waan gebracht dat het zichzelf verdedigt, brengt het zichzelf nu om teneinde alsnog te ontkomen aan de schande van desertie. “Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 13 april 2025)
12-04-2025
Verschijnt binnenkort-
Verschijnt binnenkort:
10-04-2025
De transformatie van de wereld
De transformatie van de wereld
– Ziet gij hoe de wereld nu veranderd is? Ik moet moeite doen om Van Togenbirger te kunnen verstaan en neig mij wat voorover. Op het tafeltje waaraan wij zitten, staan een waterkruik en twee volle glazen.
– Ze hebben het eerst geprobeerd met de preekstoel, dan met onderwijs, met televisie, met de computers en tenslotte met de pandemie maar het sluitstuk is steeds weer de oorlog, dat is de oude beproefde methode om van alle mensen puppets on a string te maken. Je kent die hit toch nog?1
– De preekstoel is de voorloper van de televisie en met de preekstoel wordt het gesprek van weleer, de dialoog die al uit de Oudheid stamt en waarmee Plato zich een plek heeft veroverd aan de sterrenhemel, eens en voorgoed verminkt: de tweespraak, de gedachtewisseling, die aan de oorsprong van ons denken ligt, wordt verarmd tot éénspraak, en als dat woord nog niet bestond, dan bestaat het nu en éénspraak betekent bevel, imperatief, woord van de imperator, de heerser over het imperium: hij spreekt en duldt geen wederwoord, geen tegenspraak, zijn woorden zijn bevel, de legerscharen luisteren en voeren uit wat hij dicteert, zij gehoorzamen met de monden dicht, hij heeft alle tongen afgehakt, alleen de zijne weergalmt over het strijdperk, alleen zijn taal telt.
De imperator heeft zich voorzien van duizenden tentakels, onderwijzers, schriftgeleerden, geleerden van zijn schrift, zijn heilige schrift, de enige, heilige algemene schrift en zij zijn zijn duizend echo's die zijn woord nabootsen, vermenigvuldigen, over alle strijdperken ter wereld laten galmen zodat iedereen gehoord heeft wat hij heeft bevolen en zodat iedereen gehoorzaamt en doet wat hij beval. Hij beveelt de massa zoals een hoofd van een lichaam de ledematen beveelt en zij gehoorzamen en voeren uit wat hij zegt, het lichaam onder het hoofd is a puppet on a string. Het onderwijs is geboren, de echo's van de imperator worden op hun beurt nagebootst door alle mensen als zij nog kinderen zijn die in blind vertrouwen na-apen wat hen wordt voorgezegd en voorgedaan.
En dan komen de radio en de televisie en met hun komst begint het allemaal een beetje toverachtig te worden: de mensen trachten naar de avond en zij eten snel om dan voor het kastje te gaan zitten, het testbeeld, eerst begeleid door een hoge la, een pieptoon die aanhoudt totdat het uur is aangebroken om dan over te gaan in muziek, want de Tv-zender heeft een orkest dat wijsjes speelt die de show inleiden. Er staan knoppen aan het kastje en door eraan te draaien krijgt men het testbeeld recht, de cirkels rond, de rechthoeken mooi vierkantig, de schakeringen van grijs tussen wit en zwart, zo alles op een rijtje, in afwachting van een presentatrice die toch zeker niet vervormd mag zijn daar zij een filmster is, de filmster immers wordt geboren met de komst van de Tv, zij is een machtig wapen, heeft gezag vanwege het feit van de toverij want allen kunnen wij haar zien, de duizenden kijkers in het ganse land en zij ziet ons niet, al krijgt men wel die verdomde illusie.
– Ten tijde van de preekstoel was er ook eenrichtingsverkeer maar het was nog niet zo geperfectioneerd als in het begin van de voorgaande eeuw dat met de kijkbuis het geval werd: men werd geacht te zwijgen en te luisteren naar meneer pastoor en dat deed men ook, één enkele uitzondering niet te na gesproken, zij heette 'de blauwe madam' vanwege haar liberale overtuiging, en op een keer tijdens de preek veerde zij plots recht en riep waar gans de kerk het hoorde: “Waar er zo gelogen wordt, blijf ik niet!”, waarop zij prompt naar buiten stapte uit de kerk, een vreemde stilte nalatend van twee of drie seconden. Welnu, de televisie heeft de éénspraak geperfectioneerd: reageren is niet langer verboden, het is immers onmogelijk geworden om de dictator van antwoord te dienen. De kijkers kijken en als de filmster overschakelt van praten naar zingen, veranderen zij allemaal in kleuters en zij zingen gewoon mee.
– Computers verbieden de antwoorden van de massa niet en zij maken ze ook niet onmogelijk want zij gaan nog een stapje verder: zij schenken, te nemen of te laten, de illusie dat iedereen antwoorden kan en gehoord wordt door de imperator, de imperator mundi, en als kers op de taart spotten ze ook nog eens met jan met de pet door hem in een onmogelijk keurslijf te dwingen: jan met de pet denkt te kunnen antwoorden en dat doet hij ook maar er wordt hem wel gevraagd dat hij zijn mond houdt als hij antwoordt; zijn stem telt immers helemaal niet mee, hij dient les te halen bij een instructrice, typeles zoals dat heet, om op een toetsenbord zijn krom gewerkte handen, zwijgend en alleen door norse vloeken onderbroken, wat hij zeggen wilde om te zetten in een getokkel vanjewelste totdat hij er de kramp van, krijgt. Ja, zo spotten ze andermaal met jan met de pet en met an met de pet.
– En dat was nog niet genoeg, er moest dan ook nog een pandemie komen en wat niemand geloven kon, gebeurde, en nu zijn er nog mensen die niet geloven kunnen dat het effectief gebeurd is: iedereen, de wereld rond, werd letterlijk gemuilkorfd. Verboden uit uw kot te komen en wie het toch doet: duizend euro boete. Verboden nog op straat te lopen. Verboden elkaar te naderen op minder dan anderhalve meter. Verboden te praten. Verboden het masker af te zetten (uitgezonderd de rokers). En na, hoe lang heeft het geduurd, dat spel? Hoeveel doden heeft het gemaakt? Na dat spel een andere wereld, en dat wilde ik zopas zeggen maar niet zonder het eens op te rakelen omdat wonder boven wonder de meeste mensen het allang vergeten zijn. Maar zij vergaten ook, mijn beste, hoe het was voordien, en bijgevolg zien zij niet meer wat er veranderde, wat hen ontnomen werd, wat ons allemaal ontnomen werd. Hier en daar is er nog eentje die zegt: maar waar zijn allemaal die cafés naartoe? Als we met iemand willen praten, moeten we ons abonneren op hoe heet die provider ook weer? En moeten we achter een klavier gaan zitten, tikken, wat zeg ik? Tikken met een robot, ja, een robot staat ons nu te woord en het is net een mens, zo zegt men ons: gij zult het verschil niet eens merken!
Bij die woorden slaat Van Togenbirger met een vuist op tafel, de twee glazen vallen om alsook de kruik, het drietal rolt van het tafelblad, wij doen geen moeite om de ramp te voorkomen, de glazen breken in stukken tegen de stenen vloer, het water maakt mijn broek nat en mijn mouwen en ook die van Van Togenbirger en hier be-eindigen wij dan ook het gesprek en gaan wij elk ons weegs om ons te gaan verversen en terwijl wij naar buiten lopen, horen wij de bommen ontploffen in de straten, op de pleinen en op het tuinpad van mijn vader.2
Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
De vierde filter: Flak en de handhavers
Flak of negatieve reacties op mediazaken brengen schade toe (b.v. boycot) en moeten voorkomen worden. Hoe machtiger een organisatie, hoe groter het vermogen om flak te produceren en aldus linkse reacties te fnuiken, wat gebeurt middels gespecialiseerde bedrijven zoals AIM (Accuracy In Media): “AIM heeft als functie om de media lastig te vallen, en ze ertoe aan te zetten zich te houden aan de agenda van het bedrijfsleven en een onverzoenlijk, rechts buitenlands beleid te steunen.”1
De vijfde filter: anti-communisme als controlemechanisme
Anti-communisme is een ideologie waarmee het volk kan gemobiliseerd worden tegen ongeacht welke vijand. “Als de overwinning van het communisme het ergst denkbare resultaat is, kan de overheid de steun voor het fascisme elders in de wereld rechtvaardigen als het minste van twee kwaden.”2 Iedereen staat onder grote druk om te laten zien hoe anticommunistisch men wel is. Zo bijvoorbeeld pakte de regering van Juan Bosch op de Dominicaanse Republiek de corruptie aan, lanceerde massa-educatie en handhaafde burgerlijke vrijheden voor o.m. communisten en radicalen maar de VS onder Kennedy keerden zich van hem af en vielen de Dominicaanse Republiek binnen om te verhinderen dat hij opnieuw aan de macht kwam.3 Onder het voorwendsel van het anticommunisme vielen de VS binnen in Guatemala (1947-1954), in Brazilië (1964) en in Nicaragua (1981-1987). Als de haat groot genoeg is, worden bewijzen omtrent misstanden overbodig. Roddel neemt de plaats in van analyses.
Tweedeling en propagandacampagnes
De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.4
Slotwoord
In de vijfhonderd pagina's die nog volgen, worden de (schokkende) gevalstudies (waarvan in de eerste afleveringen alhier reeds de actualiseringen bij de nieuwe uitgave van Manufacturing Consent aan bod kwamen) bijzonder gedetailleerd en gedocumenteerd behandeld. Zij zijn onderwerp per onderwerp afzonderlijke besprekingen waard doch hier moeilijk samen te vatten op een min of meer leesbare wijze aangezien het gaat om buitenlandse politiek uit het verleden waarmee wij hier niet zo vertrouwd zijn, meer bepaald de politieke terreur van de VS. We onthouden de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de VS maar ook in de overige staten in het 'Westen' in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De vuurlinie werd reeds gecreëerd en het aantal slachtoffers neemt gestadig toe, met gulzige teugen slorpt de bewapening de welvaart van weleer op: eerst de bijeen gespaarde miljarden, vervolgens de kinderen en alle toekomstdromen. Frappant maar helemaal niet verwonderlijk is wel dat de agressie van het westerse egocentrisme en egoïsme zich niet langer richt of kan richten op de uitgebuite werelddelen van weleer en derhalve suïcidaal of beter: genosuïcidaal is geworden. De Westen brengt zichzelf ten onder.
Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
De derde filter: nieuwsgaring in de massamedia
De media hebben uiteraard niet het geld om overal reporters ter plekke te betalen: zij moeten kunnen rekenen op informatiebronnen, vooral te vinden in het Witte Huis, het Pentagon, de ministeries, het stadhuis en de politiekantoren alsook bij grote bedrijven. Journalisten zijn geneigd (ze kunnen moeilijk anders) om dat allemaal voor waar aan te nemen. “Overheidsorganen en grote bedrijven, de primaire nieuwsbronnen dus, investeren veel in publieksvoorlichting en krijgen daardoor een directe lijn naar de media. Zo heeft het Pentagon een afdeling voor informatie en voorlichting met vele duizenden werknemers en een budget van honderden miljoenen dollars per jaar. Daarbij vergeleken verzinken de middelen van een andersdenkende of een actiegroep in het niet.”1“Alleen het bedrijfsleven heeft de middelen om openbare informatie en propaganda te produceren op dezelfde schaal als het Pentagon en andere overheidsinstanties.”2
Om hun positie als nieuwsbron te behouden doen zijn veel moeite om het de journalisten makkelijk te maken. “Persvoorlichters 'geven de journalisten op het juiste moment het materiaal dat door hun team in zijn eigen tempo is geproduceerd'”,3 wat neerkomt op subsidiëring maar wel met belastinggelden. “De burgers betalen er dus voor om te worden bestookt met propaganda in het belang van machtige groepen zoals militaire aannemers en andere sponsors van staatsterrorisme.”4
“Het is erg moeilijk om autoriteiten waar je afhankelijk van bent voor het dagelijks nieuws leugenaars te noemen, ook als ze totale onzin verkopen.”5 Een van de talrijke voorbeelden van de auteurs: “Zo weigerde het ministerie van defensie om deel te nemen aan gesprekken over defensiekwesties op de nationale radio als er deskundigen van het Center for Defense Information in het programma zouden zitten.”6“Ze slagen erin om met dreigementen de toegang tot een medium te monopoliseren.”7
Wars van het bestaan van uiterst respectabele bronnen die met veel gezag een afwijkende mening verkondigen, bieden overheid en bedrijven ook 'deskundigen' aan die worden ingehuurd. “Je koopt ze en zorgt er zo voor dat (…) het terrein van de opinievorming 'overspoeld wordt met diepgaande academische onderzoeken', voorzien van de gewenste conclusies.”8“Door mensen die het gewenste standpunt verkondigen veel aan het woord te laten, verlenen de media ze een zekere status en worden ze vanzelf de eerste keuze als er een mening of analyse nodig is.”9 Een dankbare spreekbuis van het establishment zijn ook de overlopers die 'het licht hebben gezien'.10
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
“In een wereld waarin de rijkdom ongelijk verdeeld is (…) moeten [de media] systematisch propaganda verspreiden om [hun] functie [amuseren, informeren, waarden en normen bijbrengen] te kunnen vervullen.”1 In een staatsbureaucratie is het makkelijk aan te tonen dat de media in dienst staan van de elite maar waar de media in particuliere handen zijn en er geen officiële censuur is, blijft “de gigantische ongelijkheid in middelen waarover diverse media beschikken”2 buiten beeld, alsook “de gevolgen voor de toegang tot [het] bestel (…) en voor het gedrag en functioneren daarvan.”3Het propagandamodel laat zien hoe de macht het nieuws selecteert. Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: “(1°) de omvang, de concentratie van eigendom en de winstgerichtheid bij de belangrijkste mediaondernemingen, en het kapitaal van de eigenaren; (2°) reclame als belangrijkste inkomstenbron van de massamedia; (3°) afhankelijkheid van de media van informatie verstrekt door de regering, bedrijven en 'experts' die gefinancierd en goedgekeurd zijn door deze primaire bronnen en machthebbers; (4°) flak4 als middel om de media te disciplineren en (5°) 'anticommunisme' als nationale geloofsleer en controlemechanisme.”5 Die censuur is “zodanig ingeburgerd (…) dat journalisten (…) zichzelf ervan kunnen overtuigen dat ze het nieuws 'objectief' (…) selecteren (…).”6 Pas in macroperspectief komen manipulatie en partijdigheid aan het licht.7
De eerste filter: omvang, eigenaren en winstgerichtheid van de massamedia
Het verwerven van media wordt belet door het grof geld. Een voorbeeld is de opkomst in het Engeland van de eerste helft van de negentiende eeuw van de radicale arbeiderspers: de elite beschouwde die als een bedreiging en drukte ze met allerlei dwangmaatregelen (o.m. belastingen) de kop in. Toen begin twintigste eeuw Labour opkwam, werd die partij door geen enkele krant gesteund wegens te hoge investeringskosten (o.m. in machines).8 De auteurs tonen met cijfermateriaal aan dat ook in de VS zelfs kleine kranten onbetaalbaar werden. De theorie van Ben Bagdikian dat een kleine groep mediabedrijven “'een nieuw particulier ministerie van Informatie en Cultuur', vormt dat de nationale agenda kan bepalen”9 strookt niet met de feiten die door de auteurs bij naam, nauwkeurig en cijfermatig worden beschreven: de 24 winstgerichte topmediabedrijven die 3 televisienetwerken, de grootste kranten en tijdschriften alsook de uitgeverijen van boeken in handen hebben, zijn gemiddeld 2,6 miljard dollar waard en hebben een gemiddelde nettowinst van 183 miljoen dollar. Ze zijn volledig geïntegreerd in de markt, staan onder druk van bankiers, speculanten en adverteerders en zijn derhalve volledig gecommercialiseerd of dus helemaal niet bezig met de waarheid doch slechts met de winst.10 Ze zijn ook technisch en juridisch afhankelijk van de overheid die hen via die weg disciplineert. Uit cijfers blijkt “dat 15 van de 95 externe bestuurders van tien grote mediaconcerns vroeger voor de overheid hebben gewerkt. (…) De draaideur - waarbij werknemers van de regelgever vertrokken naar de gereguleerde bedrijven en omgekeerd - was een gangbare praktijk in de periode waarin de oligopolistische structuur van de media en netwerken tot stand kwam.”11
De tweede filter: de financiering komt van de adverteerders
“Adverteerders kregen de macht om kranten te maken of te breken, aangezien kranten zonder hun steun economisch niet langer levensvatbaar waren.”12 Niet de keuze van de koper maar die van de adverteerder stuurt de media die zich daardoor ook verder concentreert (grotere oplage, minder keuze). Adverteerders hebben minder belangstelling in armere lezers (die geen kopers zijn) zodat de komst van reclame de radicale kranten en de arbeiderspers benadeelt: de pers van het establishment slokt alles op en de Labourpartij verliest stemmen. Vandaar focussen de media ook op de 'kwaliteit' van hun lezers en kijkers: ze gaan na of ze koopkrachtig zijn (met de nieuwe salestool CAP of 'Client Audience Profile'.)13“Het idee dat de massamedia 'democratisch' zijn omdat ze een groot publiek willen bereiken, krijgt hierdoor een stevige knauw. Ter vergelijking: de tegenhanger van dit systeem in de politiek zou een naar inkomen gewogen kiessysteem zijn.”14 Adverteerders programmeren televisie omdat zij de programma's kopen. “Bijgevolg concurreren de media met elkaar om adverteerders binnen te halen: ze leiden gespecialiseerd personeel op dat adverteerders benadert en zien zich verplicht om uit te leggen hoe hun programma's de behoeften van de adverteerders vervullen.”15 Concreet: “Voor een televisieomroep betekent en stijging of daling van de kijkcijfers met één procentpunt een verandering in de reclame-inkomsten van tachtig tot honderd miljoen dollar per jaar.”16 Zo leidde in 1985 de vertoning van Hungry for profit waarin kritiek geleverd werd op de activiteiten van multinationals in de derde wereld tot anticiperende zuivering van het programma en zware sancties. De uitzending werd 'antibusiness' en 'anti-Amerikaans' genoemd. Adverteerders zijn conservatief, steunen het establishment, zijn tegen milieukritiek, pro militaristisch en dictatoriaal. Zo werden geplande milieudocumentaires van NBC opgedoekt wegens gebrek aan sponsoring ingevolge kritiek op bedrijven. Intussen worden ze vrijwel onmogelijk.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Laten we maar meteen de auteurs citeren uit hun voorwoord tot de eigenlijke tekst: “In dit boek schetsen we een 'propagandamodel' en passen dat toe op het functioneren van de massamedia in de Verenigde Staten. Na vele jaren onderzoek naar de werking van de media zijn we er namelijk van overtuigd geraakt dat ze dienen om steun te werven voor de speciale belangengroepen die de staat en de privésector in handen hebben, en dat we vaak het beste kunnen begrijpen waarom de media bepaalde onderwerpen selecteren, benadrukken of juist verzwijgen, als we ze vanuit dat perspectief analyseren.”1 De media houden hun objectiviteit staande “en de meeste intellectuelen geloven dat.”2 Maar de machthebbers bepalen wat wij mogen weten, hun propaganda kneedt de publieke opinie en reeds Lippmann schreef over hoe een consensus wordt gefabriceerd.
Het eerste hoofdstuk geeft het propagandamodel, de volgende gaan over de toepassingen. Het is een uitvlucht van het establishment om dit weg te zetten als 'complottheorieën'.3 Meestal zorgen partijdigheid, rechtse ideeën, vooroordelen en kuddegedrag reeds voor de gewenste 'consensus'. Ongewenste opvattingen worden op voorhand uitgesloten uit de massamedia.
Een voorbeeld is de berichtgeving over Nicaragua dat door de VS werd aangevallen, zogezegd om het te democratiseren: de media verzwegen dat daartoe geen enkele reden was. Vergelijkbaar was de invasie van de VS in Guatemala in 1954 waar ze de staatsterreur steunden. De VS ondermijnden er daarentegen de democratie, alsook in o.m. Brazilië, Chili en de Filipijnen en lieten de media het tegendeel verkondigen. De bevolking kreeg een vertekend beeld van Midden-Amerika én van de bedoelingen van de VS. “De propagandist mag de ware intenties van zijn opdrachtgever uiteraard niet onthullen.”4
De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.5 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 6 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 69. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)