VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE - Over de uitbraak van WOIII
VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE - Over de uitbraak van WOIII
Jan Bauwens Serskamp maart 2023
09-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 3)
Plato en de opstanding (aflevering 3)
Is het geloof als zodanig vergezocht en verraadt het een paranoïde ingesteldheid, ja, een geestesziekte, zoals sommigen het stellen? Een soort van achterdocht, een wantrouwen tegenover al datgene wat voor de hand ligt en het zoeken naar een andere betekenis daarachter, misschien ook omdat men stiekem hoopt op een verrassing van formaat die 'eindelijk' een antwoord kon bieden op de duisternissen van onwetendheid en wanhoop waarin mensen dan toch verstrikt en verstikt zitten sinds het begin der tijden, zoals onder meer de oude tragediespelen het verraden welke de contraproductiviteit van al ons streven etaleren?
Plato is lang niet de enige die de materiële, zintuiglijke en zo vergankelijke wereld wantrouwt om daarachter dan te gaan zoeken naar een andere, hogere en onvergankelijke werkelijkheid. In de vierde eeuw (na Christus) heeft Augustinus van Hippo hem herhaald met zijn symbolisme, zijn leer over de schepping als symbool van een daarachter verborgen goddelijke realiteit die ontdekt wil worden - een leer die model stond voor de grondslag van de katholieke theologie van zeshonderd jaar later, namelijk het Thomisme, het wereldbeeld van Thomas Aquinas, met daarin enerzijds de aardse werkelijkheid (civitas terrena) en anderzijds de Godsstaat (civitas Dei) waarbij de kerk dan als lichaam van Christus met één been in de ene, vergankelijke, en met het andere been in de andere, onvergankelijke realiteit staat zoals ook de mens als evenbeeld van God (imago Dei) een sterfelijk lichaam heeft en een onvergankelijke ziel.
De idee dat de mens naast een lichaam ook nog een ziel zou hebben, alsof dat lichaam alleen niet genoeg was, is waarschijnlijk ontstaan vanuit allerlei ervaringen die te maken hebben met extase, ek-stasis, wat betekent: het buiten zichzelf treden - een toestand die uiteraard vereist dat men zichzelf (of zijn ziel) van zijn lichaam ontkoppelt.1
In feite heeft ieder mens de ervaring van extase wanneer hij (al dan niet slapend) droomt en zich daarbij met zijn geest als het ware verplaatst zonder daarvoor aanspraak te maken op (de krachten van) zijn lichaam. Maar ook de intermenselijke communicatie brengt een vorm van extase teweeg en wel een hogere vorm omdat zij wezenlijk bestaat in het delen van de eigen ervaringen en gedachten met anderen. Beter uitgedrukt: de communicatie bestaat in het delen van de eigen geest met de geest van anderen waarbij men, terwijl men met anderen converseert, kan ervaren hoe de eigen gedachten niet vastzitten aan het eigen lichaam maar middels de taal overgaan van het eigen lichaam naar dat van de gespreksgenoot en omgekeerd, zodat dezelfde geest, die dan aanwezig lijkt in de inhoud van de woorden die men spreekt en hoort, gedeeld wordt met de ander.
Men gelooft zijn lichaam te verlaten in de droom maar mogelijkerwijze ook in de dans of in de zang en in de vele vormen van communicatie die nota bene een dermate extatisch karakter kunnen hebben dat zij het vermogen om op het eerste gezicht onmogelijke zaken te realiseren en meer bepaald blijken zij onmetelijke afstanden in tijd en ruimte te kunnen overbruggen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is waar wij vandaag de Politeia lezen die Plato schreef in de vierde eeuw voor Christus of daar waar Pythagoras de wiskundige stelling neerschrijft die hij op dat eigenste ogenblik bewust deelt met principieel alle mensen in de toekomst van de mensheid en in feite nog meer met degenen die nog niet bestaan dan met zijn Helleense tijdgenoten.
Door te communiceren wordt men zich bewust van het bestaan van zijn ziel maar tevens ervaart men dan dat de eigen ziel in feite geen persoonlijk bezit is doch dat zij met anderen gedeeld kan worden. En wat bij uitstek met anderen gedeeld kan worden, is de rede, die in de filosofie - 'moeder van alle wetenschappen' - ontwikkeld wordt. In de Dialogen van Plato komt nu heel duidelijk tot uiting dat de rede of het redeneren in wezen ontstaat in de conversatie, in het tweegesprek, de dialoog, waarvan het redeneren of kortom het denken een verinnerlijking is. Denken is spreken met zichzelf. Maar denken is ook meer dan dat.
Immers, over dromen zou men eveneens kunnen zeggen dat het spreken is met zichzelf, doch de droom onderscheidt zich van de werkelijkheid omdat men in de droom alleen staat terwijl men de wakkere wereld deelt met iedereen en dat doet men meer bepaald met de rede. Meer nog: zoals Socrates dat in de Dialogen aantoont, kan in principe ieder mens de stelling van Pythagoras in zichzelf terugvinden en de waarheid ervan bewijzen middels eenvoudig, waarachtig redeneren. Op die manier is de redelijke ziel van de mens niet alleen in staat om buiten zichzelf te treden of om haar inhouden met anderen te delen maar bovendien kan zij participeren aan een zaak die haar en ook de ziel van alle anderen overstijgt, namelijk de Waarheid als zodanig, waarvan derhalve de oorsprong goddelijk geacht wordt: de Waarheid bestaat los van het individuele, zij is voor iedereen dezelfde, zij bestaat derhalve onafhankelijk van ons allen, boven ons allen en op zichzelf. De extase middels de rede brengt de mens dichter bij de Waarheid die een identiteit is van God zelf en waar mensen zich als redelijke wezens verenigen, waar zij dialogeren, filosoferen of wetenschap beoefenen, verenigen zij zich - alvast voor de duur van deze bezigheden - met de godheid.
Het verband met de opstanding zal nu meteen al duidelijker worden omdat de sterfelijkheid waarmee het lichaam behept is, in geen geval geldt voor de ziel die zich immers noch door individualiteit, noch door tijd en ruimte laat beperken: wie zich inlaten met de redelijke ziel, treden buiten zichzelf, zij verliezen hun individualiteit omdat zij hun zijn met allen anderen delen en tevens versmelten zij met de Waarheid waar zij deze ook zoeken en derhalve met het goddelijke.
De tactiek die de leraar Socrates in de Dialogen aanwendt om zijn leerlingen tot het niveau van de waarheid te verheffen, is deze van de maieutiek of de vroedkunde, waarbij men zichzelf systematisch vragen stelt en ze beantwoordt met het oog op het laten geboren worden van de waarheid in de ziel van de leerling die zodoende op zijn beurt in de onsterfelijke waarheid herboren wordt waar hij haar vindt.
Zoals Plato betoogt is er naast de wereld van de materiële en vergankelijke dingen nog de wereld van de wiskundige objecten - de getallen en de meetkundige figuren - die op zich geheel onstoffelijk zijn terwijl zij toch (ongeacht welke) materiële zaken nodig hebben om die dan te tellen maar daarnaast is er ook nog de geheel immateriële wereld van het goddelijke, waarbij deze drie werelden zich dan onderling verhouden als volgt: de wiskundige wereld is een schaduw van de goddelijke en de materiële wereld is een schaduw van de wiskundige. Met de allegorie van de grot die het eerste stuk beslaat van het zevende boek van Plato's Politeia verduidelijkt hij met Socrates hoe wij slechts de materiële afschaduwing zien van de ware, goddelijke werkelijkheid die zelf aan ons oog onttrokken blijft omdat wij gevangen zitten in ruimte en tijd en gebonden zijn aan onze zintuigen en aan de rest van onze lichamelijkheid. Wij zitten als het ware gevangen in een grot, de echte wereld buiten de grot blijft aan ons oog onttrokken en wij zien slechts op de grotwanden geprojecteerde schaduwen die wij verkeerdelijk voor de echte dingen houden.
Die leer is in feite afkomstig van de wiskundige Pythagoras (570-500 A.X.) die (volgens Jamblicus) geboren was uit de maagd Parthenis als zoon van de zonnegod Apollo om de mensheid te verlossen. De gelijkenis met Jezus is opvallend en zo belanden we bij de leer der archetypen van de Zwitserse dieptepsycholoog Carl Gustav Jung (1875-1961). Want messiasfiguren zijn er doorheen de geschiedenis bij de vleet en hun levensverhalen volgen opvallend genoeg vaak tot in de kleinste details hetzelfde patroon. Messiasfiguren maar ook alle andere archetypen die dan opduiken in sprookjes, tragedies, epossen en zo meer.
Pythagoras kreeg onderricht van Anaximander alsook van de negentigjarige Thales die op zijn beurt zijn kennis opdeed bij Egyptische astronomen terwijl hij voor de getallenleer ook bij de Phoeniciërs en de Chaldeeën in de leer ging en bij de magiërs uit Perzië, de thuis van Zarathustra. Hij richtte een religieus broederschap op om de geest van de mens van zijn ketenen te bevrijden. In zijn mysterieschool onderwees hij in het kader van de astronomie bijvoorbeeld dat het planetenstelsel een toonladder vormde, de zogenaamde 'harmonie der sferen', waarvan gezegd werd dat Pythagoras die kon horen.
In zijn geheime leer verkondigde Pythagoras onder invloed van onder meer de Orfische mysteriecultus de onsterfelijkheid van de ziel en het geloof in de reïncarnatie, de metempsychosis of de zielsverhuizing. 'Re-in-carnatie' betekent letterlijk het 'terug in het vlees (komen)'.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 8 oktober 2023)
07-10-2023
Plato en de opstanding (aflevering 1)
Plato en de opstanding (aflevering 1)
Quasi alle grote wijsgeren zijn het erover eens dat de ganse geschiedenis van de filosofie niet meer kan zijn dan een voetnoot bij Plato. De Griekse wijsgeer Plato leefde en werkte in Athene van 427 tot 347 voor Christus en wij kennen hem vooral van zijn zogenaamde ideeënleer, ons bijgebracht door het hoofdpersonage van zijn dialogen, Socrates, en dan in het bijzonder in de allegorie van de grot.1
Dat alle mensen en dingen uit deze wereld ook nog, en wel eerst en vooral, bestaan als volmaakte vormen in een ideeënwereld is een theorie waaraan ook vandaag nog herinnerd wordt met de regelmaat van de klok en zo bijvoorbeeld kennen wij in de dieptepsychologie (van Carl Gustav Jung) de archetypen of de oervormen waarvan in alle tijden en culturen emanaties opduiken; in de biologie spreken wij over het in elke celkern aanwezige DNA dat in staat is om (als ei) het wezen in kwestie integraal te reproduceren; in de informatica hebben we het over de immateriële vormen die zich volledig boven elk materieel medium verheffen en in de ideologieën kwam nog niet zo lang geleden de term 'meme' in zwang: allemaal geven zij uitdrukking aan een bijzondere waarheid welke verwijst naar een immer en alom ervaarbare werkelijkheid of zelfs naar de essentie van al wat is.
Wanneer vandaag vorsers aan de universiteit kikkerdril mixen om daarop vast te stellen dat de onderdelen van de vernielde cellen elkaar opnieuw gaan opzoeken om zichzelf te herorganiseren volgens een vastgestelde orde die bijna onnaspeurbaar maar even daadwerkelijk in alles wat leeft aanwezig blijkt, lijkt het wel alsof de dood onbestaande is of eerder nog een illusie die plaats moet maken voor de idee van een wel bijzonder hardnekkige levensdrang die van veel dieper komt dan tot nu toe kon worden vermoed. Men zou haast gaan vrezen voor wie zich na hun dood willen laten verassen omdat het er in het licht van die recente proef gaat op gelijken dat men de sporen van het leven nog wat speling of krediet dient te geven na de dood voor het geval dat het geloof in de opstanding van het vlees mettertijd terecht zou blijken. Eerder maakten we de vergelijking met de engerlingen die na een onderaards bestaan van drie of vier jaar, zich een weg graven naar het licht en meikevers worden2 en ook denkt men nu aan de verzen van Dante Alighieri over de rups die verpopt en vlinder wordt3 maar wellicht nog veel meer dingen die wij niet denken en die wij helemaal niet denken kunnen, zijn waar en manifesteren zich terwijl wij alsnog niet in staat zijn om dit ook vast te stellen en te beamen.
Minister Van Quickenborne speelt luchtgitaar en Theo Francken op stap met Bart De Wever vindt geen muur om tegen te wateren, het voltallige Vlaams Belang adverteert op grote reclameborden op straat ongegeneerd zijn afkeer voor al wie uit den vreemde komen en illustreert die afkeer ook met een bezem, Dries Van Langenhove noemt de regenboogvlaggen 'pedofielenvlaggen', nog andere rechts extremisten brengen de groet aan Adolf Hitler die zes miljoen joden, Roma-zigeuners en homo's vermoordde, de burgemeester van Aalst weigert zebrapaden in regenboogkleuren onder het motto 'ik ben normaal' maar als Conner Rousseau onder vrienden op café het woord Roma in zijn mond durft te nemen in een context van netheid op de openbare weg, lijkt een hedendaagse Gestapo of een of ander BurgerInformatieNetwerk in actie te zijn geschoten en blijken al zijn bewegingen met bodycams gefilmd te worden en zijn woorden opgenomen, ten vierden male met het oog op het klissen van de door jaloerse politieke rivalen gevreesde toekomstige leider van dit land.
Omsk Van Togenbirger en het vaccin Uit: “Panopticum Corona”, pp. 1060-1065. ( Tekst d.d. Pasen 2021)
Omsk Van Togenbirger en het vaccin
Uit: “Panopticum Corona”, pp. 1060-1065.( Tekst d.d. Pasen 2021)
- Omsk Van Togenbirger! Loop niet weg, wij hebben u nodig: heb je twee minuten alsjeblieft?
OVT: Een heel goeie avond ook ja! Wat nu weer?
- Ik wil niet vervelend zijn maar...
OVT: Aber die Weltnisse sind nicht so?
– Je neemt mij de woorden uit de mond!
OVT: Ga gerust uw gang, ik ben een en al aandacht!
– Ik wilde graag weten of je nog steeds voet bij stuk houdt inzake vaccinatie...
OVT: Jij wilt weten of ik nu alsnog een vaccin wil? Neen, dat wil ik niet!
– En waarom niet?
OVT: Ik ben al oud maar ik wil graag toch nog een tijdje mee, zie je?
– Hoezo?
OVT: Ik volg degenen niet die de waarde van een mensenleven reduceren tot wat men gemiddeld nog te gaan heeft, begrijp je? Ik weet dat er zo'n heertjes rondlopen die alles door een geldbrilletje bekijken en die ook willen dat wij dat brilletje allemaal gaan dragen, alsof het ook nog normaal was om dat te doen.
– Wat bedoel je?
OVT: Mensen zijn net zoveel waard als ze nog kunnen opbrengen, zo beweren zij, en daarom denken zij niet in termen van mensenlevens maar in termen van levensjaren en meer bepaald: levensjaren die men nog te gaan heeft. Daarom vinden ze het niet zo erg om een mens van jaren te verliezen.
– Vreemd dat u dit zegt want de vaccinatie is er net op gericht om senioren te sparen!
OVT: Jazeker, dat is het uithangbord! Indien dat waar was, ik liet me onmiddellijk vaccineren!
– Jij denkt dat het niet waar is?
OVT: Hebben we het niet al eens uitgebreid gehad over de middeldoelomkering?1 Het sparen van senioren: dat is het voorwendsel, niet het doel. Het doel wordt immers verkapt omdat men wil dat het onttrokken blijft aan de ogen van het volk. Het doel, mijn beste, is vaccineren! Je kijkt verwonderd?
– Waar zie jij die middeldoelomkering dan?
OVT: Jagers zeggen dat zij een haas willen schieten, om die dan op te eten, nietwaar? Want wat zouden ze anders aanvangen met een geschoten haas? Het doel, zo vertellen zij ons, is de haas, het stillen van de honger, en is dat niet een zaak van leven of dood en dus een goede en rechtvaardige zaak? En het middel is de jacht. Wij weten wel beter, nietwaar? Het schieten van de haas is niet het doel maar het voorwendsel! Het doel is jagen! Het botvieren van een primitief instinct! Moordlust! Of vergis ik mij? Het idee en het voorbeeld zijn afkomstig uit Pensées van Blaise Pascal2 en je weet dat Pascal niet de eerste de beste is! Je ziet nu natuurlijk direct het verband met die vaccins, nietwaar? Het doel is niet het bedwingen van een virus: het virus is allang rondgegaan en wie ermee in contact kwamen, zijn reeds natuurlijkerwijze gevaccineerd ofwel gestorven, zoals dat gaat met elke griep. Het bedwingen van het virus is het voorwendsel; het doel is vaccineren! Ligt het motief niet voor de hand?
– Winstbejag?
OVT: Sinds jaar en dag staat de sector van de farmaceutische industrie met ruime voorsprong op kop in de ranglijst van de winstmakers.
– Is dat zo?
OVT: Een ranglijst met de gemiddelde brutolonen per sector laat er geen twijfel over bestaan: op nummer één staat de sector “Chemie & farmaceutische industrie”. Wie in die sector werken, verdienen gemiddeld 4279 euro bruto per maand. Op twee staat de sector “Energie en milieu” met een maandloon van 3926 euro en op drie, de sector “Bank en verzekeringen” met 3812 euro.3 Ook het hoogste bedrijfsresultaat vindt men in de farmaceutische industrie: volgens een ranglijst uit 2015 staat de sector van de farmacie op nummer één, gevolgd door de tabaksindustrie, de drankensector, die van de machines en die van de kleding.4
– Gezondheidszorg is wel belangrijk: levensreddende medicijnen zijn toch onbetaalbaar?
OVT: Die recordwinsten zijn voor een groot stuk te danken aan reclame! U weet net zo goed als ik dat er slechts een handvol werkzame medicijnen bestaan. Zeker niet genoeg om een kleine apotheek mee te vullen en een winkel moet een beetje volume hebben, toch? Reclame dus, vooral via de media, waar verhalen over kwalen de mensen bang maken, hen benevelen zeg maar, om hen dan makkelijk geld afhandig te kunnen maken. Als die verhalen dan wat wetenschappelijk klinken, worden de prullen die zij aanbevelen algauw een must.
– Prullen, zeg je?
OVT: Schoonheidsproducten, dieetkoekjes en allerlei homeopathische middelen: ze bezetten steeds meer ruimte in de winkel van de apotheker en ze mogen ook niet ontbreken in de huisapotheek waarvan de waarde concurreert met die van de provisiekast. De cijfers liegen er niet om: de voedingsindustrie hinkt ver achterop bij die van de pillen. Voor een doosje pillen bij de apotheek betaal je alras vijftig euro en met dat bedrag kun je makkelijk een winkelkarretje vullen bij de supermarkt. Ik herhaal: dit is voor een groot stuk te danken aan reclame. Maar het punt is nu dat sinds de komst van de pandemie, de farmacie helemaal geen reclame meer hoeft te maken!
– Is dat zo?
OVT: Haar gigantische vermogens worden wereldwijd integraal geïnvesteerd in de aanbouw van reusachtige medicijnenfabrieken omdat zij de vaccins en de andere coronamedicamenten niet meer tijdig kan leveren! De vraag is dermate groot en dringend dat zij zelfs het meest reusachtige aanbod op de markt ruimschoots overtreft! En wat meer is: gezien de aard van de nieuwe te verhelpen kwalen, ziet het ernaar uit dat het in de toekomst almaar moeilijker zal worden voor de productie om de vraag bij te benen want zoals je weet, muteren de nieuwste virussen dat het een lieve lust is! Nog maar een paar percent van de wereldbevolking heeft het vaccin tegen het eerste virus gekregen of er moeten al een tweede, een derde, een vierde en een vijfde vaccin gemaakt worden tegen de mutanten en we zijn pas één jaar ver! Vaccinatie zal niet eenmaal worden toegediend maar jaarlijks, ja, trimesterieel en zelfs nog vaker! En het is gratis, wat wil zeggen dat de staten alles voorschieten zodat wie niet kunnen betalen, schuldenaren worden!
– Waarom ben je zo zeker van je gelijk? Artsen zijn gebonden aan een zeer strenge beroepsethiek!
OVT: Mijn beste, het spijt mij maar wij vallen in herhaling. Mag ik u verwijzen naar onze eerdere overdenkingen ter zake? 5
1Zie de afleveringen 26 tot en met 35 van het hoofdstuk, getiteld: Corona en de heilige zaak.
2M.b.t. Pascal, zie vooral het hoofdstuk 27, getiteld: Een met voorwendsels geperverteerde werkelijkheid: Bauwens, Jan. (2021), deel V, par. 26: Pandora en het panopticum.
Over de uitroeiing van bejaarden Uit: “Panopticum Corona”, deel I, paragraaf 16. ( Tekst d.d. 29 oktober 2018)
Over de uitroeiing van bejaarden
Uit: “Panopticum Corona”, deel I, paragraaf 16.( Tekst d.d. 29 oktober 2018)
1. De naaste
Grote geleerden uit de voorgaande decennia hebben erop gewezen dat de zorg voor het kroost geen zelfopoffering zou vergen vanwege de ouders omdat mensen zich hierin allerminst onderscheiden van de andere dieren – die immers amoreel handelen – terwijl het er anders zou aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen voor hun ouders: alleen mensen zouden hiertoe in staat zijn. Inmiddels hebben etiologen ook bij niet-menselijke dieren altruïstisch gedrag ontdekt dat niet direct zou te maken hebben met het soortbehoud en andersom blijken ook mensen in staat tot vormen van egoïsme die men zelfs bij wreedaardige dieren niet terugvindt maar de interpretaties van die bevindingen blijken nogal uiteen te lopen. Volgens sommigen staat niet het mens-zijn garant voor het overstijgen van het recht van de sterkste maar veeleer het christendom en de daaruit voortvloeiende beschaving die zich immers sterk onderscheidt van talrijke meedogenloze en barbaarse culturen: het ethisch besef is naar hun zeggen niet afkomstig van de menselijke natuur doch van de bovennatuur welke door de Godmens Christus in de natuurlijke wereld wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen naar een hoger bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden die niet of nog niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen afwezigheid van de belangeloosheid welke de christelijke caritas kenmerkt waaraan men zo gewoon geworden was. Edoch, nog veel frappanter en tevens redelijk angstwekkend is het in het westen terugkerende egoïsme dat gestaag het wegebben van het christendom begeleidt. Het lugubere verschijnsel blijft voor velen vooralsnog verborgen omdat het verkapt wordt door een sociaal en politiek geïnstitutionaliseerde solidariteit die eveneens haar wortels in het christendom heeft gehad en die men 'normaal' is gaan vinden terwijl zij eigenlijk allerminst natuurlijk is. Maar samen met de christelijke ethiek ziet men in onze contreien deze solidariteit sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet zich in met het verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de menselijke solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle mensen – wat bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die zich kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want 'katholicos' betekent 'universeel' – maar zij beperkt zich tot de mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld, zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting – extern aan de mens – geldt niet langer het personalisme – de ideologie waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk het einddoel is van alle streven – maar een volkomen gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn, het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius, fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst de dood voor allen.
Vreemd genoeg is het pas de bewustwording van onze eindigheid die als enige met een krachtdadige stem aan deze waanzin een halt kan toeroepen: het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard met het zich realiseren van het bedrog van de droom waarin wij het echte leven voor een spel geloofden te mogen houden. De ernst keert pas terug als het de tijd menens wordt, als de krachten beperkt blijken en bijna op, als de bodem van de geldbeugel in zicht komt, als de voorraad aan grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput raken en de honger zich laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met de neus op de feiten, wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom, herinnert ons aan de afspraken die ons bestaan dragen en die wij vergaten terwijl zij op hun beurt ons allerminst kunnen vergeten omdat het leven nu eenmaal niet wordt gedragen door wensen en verlangens maar door harde regels en door overeenkomsten met een geheugen zo feilloos als de natuurwetten zelf. En de bevinding van de eindigheid van het bestaan concentreert zich in de bejaarde, in de mens die zijn jaren begint te tellen en die vaststelt dat zijn tijd er bijna op zit: hij kan de verblinding niet langer handhaven, hij wordt met hoogdringendheid en tegen heug en meug tot ziener gemaakt en als hij zich niet in het verderf stort maar daarentegen rechtuit spreekt, blijkt hij in het bezit van een wetenschap waarvoor alle anderen op de vlucht zijn. En dat is ook de eigenlijke reden waarom de bejaarde – uiteraard op onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren – door elke beschaving die haar illusies wenst te handhaven, uitgeschakeld wordt.
2. De dissident
In feite is de bejaarde de door de natuur tot dissident verheven mens – 'verheven', want het heersende regime is alles behalve goed, het is repressief omdat het haar ontmaskering niet kan dulden. Reeds in het jonge christendom wordt bij de vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een onderscheid gemaakt tussen het rijk van de wereld (civitas terrena) en het rijk van God (civitas caelestis of civitas Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende eeuw door Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het geluk pas bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van Christus uit de wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te verzaken en ook in de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de kruisdood geen opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het hoofdpersonage zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat suggereert dat de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een noodzaak is voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet opgeofferd worden. Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog: de gelovige probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door er een zin aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen maar ook die atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit van het lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle 'pijnstillers' ten spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme pijnstiller is een onverstand vanjewelste en te spreken van het meesterschap over het leven waar het euthanasie betreft, is de zaken op hun kop zetten omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis vereist wordt dan deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken, maar wij leven nu eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen al door er te zijn confronteert de bejaarde de mens met de onafwendbaarheid van zijn lot – tenminste als hij zichtbaar is want precies daar ligt het paard gebonden: onze bedrieglijke samenleving doet er alles aan om haar bejaarden onzichtbaar te maken. Zij worden uit het actieve leven gehaald, naar hun mening wordt niet meer gevraagd, zij worden door de jongere en onwetende generaties paternalistisch benaderd, behandeld met pedanterie, betutteld en geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een fase welke voorafgaat aan de eigenlijke doodsteek.
Sinds jaar en dag weten wij allen dat sociale uitsluiting en moord een en dezelfde handeling zijn: karaktermoord gaat vooraf aan moord en bestaat erin dat het slachtoffer niet langer als mens benaderd wordt en het lot deelt van wie zichzelf hebben overleefd. De geschiedenis van de heksen van Salem waarbij weerlozen gedemoniseerd worden en op grond daarvan veroordeeld en omgebracht is het archetype van deze gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich telkenmale daar waar een bejaarde dement verklaard wordt op grond van het feit dat zijn prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en vergeetachtiger wordt en zich vaker vergist – allemaal normale verschijnselen bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal wanneer men op tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer was dan als jonge twintiger?
De vernietiging van de oude mens start met het tot patiënt verklaren van de persoon in kwestie – de geneeskundige sector wil immers van elke burger een dossier zoals ook de banksector van iedereen een fiche aanlegt – van klanten én van potentiële klanten en dat is al de rest – en zoals de staat iedereen tot het burgerschap heeft veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat een zegen, soms ook niet, maar het probleem is wel dat al deze instellingen welke aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen, mede onder de invloed van het tanende christendom, het middel met het doel hebben verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de mensen tot hun eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate ernstig dat ook de directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt gehangen: vaak staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van de opvoedelingen maar worden daarentegen de kinderen door hen feitelijk als klanten beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin zij de leerkrachten ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan de leerlingen en dat met de verborgen reden dat zij anders de school zullen verlaten zodat het personeel werkloos achterblijft: “Denk eraan dat elke leerling anderhalf lesuur waard is!” – zo klinkt het tijdens de besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond van een voor zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze eerst gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden, verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met betrekking tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer hebben en vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen stellen, wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op touw gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd zijn, wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis, is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3. Het onrecht
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch maar dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte etiket 'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de zelfzekerheid aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt afhankelijk van derden die er in feite op uit zijn om zich boven de betuttelden te positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda bepalen. Bejaarden worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig gehouden terwijl zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze hardhorig zijn. Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit onwetendheid maar omdat de staat van hun gebit hun de spraak bemoeilijkt ofwel omdat zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste is. Bejaarden zijn slecht te been terwijl er vaak niets mis is met hun benen, het ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de zorginstelling zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als gevangenen worden zij onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of als (geestes)zieken en onder meer om die reden krijgen zij in instellingen zelden bezoek. Zelf hebben zij ook moeite met het overbruggen van de afstanden die hen scheiden van hun bekenden, zodat zij minder converseren en het daardoor op den duur dan ook verleren om te communiceren, precies zoals zij het verleren om te lopen bij gebrek aan ruimte. Het lichaam en de geest zijn er nog maar bejaarden worden al te vaak beroofd van de mogelijkheden om die twee te laten functioneren met reeds na zeer korte tijd het teniet gaan van die bekwaamheden want bijvoorbeeld de atrofie van het spierapparaat dat ons in staat stelt om te lopen, treedt al in na twee weken bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn bejaarden aldus zelden zelf verantwoordelijk: de schuldige is meestal de allerminst bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog wil houden van een aards paradijs met als wetenschappelijk hoogstandje de eeuwige jeugd – alles wat niet beantwoordt aan de bedrieglijke droom, verdwijnt achter de façade in vergeetputten en crypten. En het aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop toe: in 2016 telde België bijna drie miljoen zestigplussers – bijna een derde van de bevolking – en in 2050 zullen dat er vier miljoen zijn of bijna de helft van de bevolking. In 2060 zal de helft van de Belgen met pensioen zijn. Maar misschien zal dat het tij doen keren, want de bejaarden worden gewis een meerderheid en wij leven in een democratie...12
Honger is niet ver meer af Uit: “Panopticum Corona”, deel V, paragraaf 9. ( Tekst d.d. 30 december 2020)
Honger is niet ver meer af
Uit: “Panopticum Corona”, deel V, paragraaf 9.( Tekst d.d. 30 december 2020)
Of beter: honger voor iedereen is niet ver meer af, want velen lijden al honger, ook al maken zij daarrond niet veel reclame.
Ongeveer een derde van het voedsel of zelfs iets meer wordt weggegooid, dat werd nog niet zo heel lang geleden berekend.1 Er was toen nog geen sprake van corona, geen mens zou het in zijn hoofd hebben gehaald dat amper enkele maanden later de wereld zou getroffen worden door de plaag en nog steeds zijn er mensen tot wie dit niet is doorgedrongen. De negationisten wringen zich alsnog in de meest onmogelijke bochten om de visie te verdedigen dat het alleen in onze hoofden zit en dat het gaat om een 'reset' geënsceneerd door de machtigen der aarde. Daar zal natuurlijk ongetwijfeld iets van aan zijn in een wereld waarin het opportunisme bloeit als nooit voorheen: opportunisten zijn een soort van veredelde gauwdieven die zowat overal hun voordeel weten mee te doen en dus ook met de plaag die nu door de wereld trekt en die, gelijk de grote tsunami van intussen exact zestien jaar geleden, een spoor van vernieling achter zich aan sleept. Maar deze plaag die alle straten ter wereld leeg doet lopen, doet ons de tsunami vergeten alsook het bombardement op de Twin Towers van straks twintig jaar geleden en alle andere terreuraanslagen die alle straten wereldwijd met protesterende mensen vulden. Vandaag protesteren de microben tegen de mensen en de fantastische gruwel uit La Peste van de Nobelprijswinnaar Literatuur uit 1957, Albert Camus, is uit de droomwereld uitgebroken en zwerft nu rond over dezelfde aarde die wij met onze lichamen bewonen: zowel de fysieke plaag als de verrechtsing waar het de schrijver toentertijd eigenlijk om doen was. Geen van de twee plagen kan nog met muren of met prikkeldraad bedwongen worden.
Zoals gezegd wordt meer dan een derde van het geproduceerde voedsel weggegooid of dan toch tot voor kort want de kentering heeft tot gevolg dat de verkoop van voedsel nu met een derde terugloopt. Een derde van de voedselproducenten verliezen hun baan, samen met een derde van de voedseltransporteurs, de magazijnbedienden, de afvalverwerkers en ga zo maar door langsheen de hele voedselketen. Omdat zowat alles om voedsel draait terwijl dat draaien heden danig in de war raakt dat het een vierkant draaien wordt, ligt de honger al een tijdje op de loer en slaat hij reeds toe bij de minst beschermden onder de mensen: de bewoners van de derde en de vierde wereld, de illegalen, de zieken, de ouderen en de kinderen, kortom de zwaksten, want als puntje bij paaltje komt, moeten zij het bekopen in een wereld waarin alles om het recht van de sterkste draait.
Voedsel is een groot mysterie. Toen bij het laatste avondmaal de Nazoreeër het brood brak en zegende, sprak hij tot zijn aanhangers: “Neemt en eet want dit zijn mijn lichaam” en toen hij de beker nam, sprak hij: “Neemt en drinkt want dit is mijn bloed. En blijft dit doen om mij te gedenken.”2 Zijn volgelingen die deze woorden al te letterlijk namen, geloofden hieruit te mogen afleiden dat hun meester had bedoeld dat hij het brood had veranderd in zijn lichaam en de wijn in zijn bloed en zij hadden het over het wonder van de transsubstantiatie waarover doorheen heel de geschiedenis zoveel te doen is geweest en dat nog steeds de kern uitmaakt van de consecratie, die het wezen is van de heilige mis: precies zoals de kannibalen die ook hun overleden voorouders als voedsel tot zich namen, wilden de apostelen hun verloren meester vanbinnen in zich hebben. En uiteraard ook vanbuiten, in de kerk die dan zijn verrezen lichaam wezen moet waaraan de afzonderlijke cellen hun bloed offeren: de martelaren uit de eerste eeuwen die het voorbeeld geven met de ganse geloofsgemeenschap in hun spoor. Of dan toch in theorie.
Maar zeer waarschijnlijk hoeft men helemaal niet aan een wonderlijke transsubstantiatie te denken omdat wellicht niets anders bedoeld werd dan wat ook feitelijk werd gezegd, met andere woorden: “Dit brood, deze wijn, kortom: het voedsel dat gij dagelijks tot u neemt, dat ben ik, uw godheid, die het leven zelf is en aan wie gij het leven dankt. Ik immers ben de weg, de waarheid en het leven.” Het wonder van het voedsel is aldus al groot genoeg, men moet er niet een tweede wonder bij verzinnen, dat overigens alleen maar de aandacht van het echte, oorspronkelijke en natuurlijke wonder afleiden kan. Het wonder van het voedsel ligt hierin dat dit klaar en duidelijk laat zien hoe niets van al wat leeft, het leven aan zichzelf te danken heeft. In het wonder van het voedsel openbaart zich de schenker van het leven zelf en hij wil dat wij, terwijl wij eten, aan dit wonder denken.
Maar dat gebeurt helaas niet altijd meer: de mensen eten dat het een lieve lust is en hun gedachten blijven hangen bij het eten zelf: bij de aard van het voedsel, de kwaliteit, de prijs, de prijs-kwaliteitverhouding, de bereiding, de koks van op Tv, de kookboeken en de vele gidsen over kruiden en allerlei specerijen, lekkernijen, snoepgoed, chocolade, digestieven, aperitieven en noem maar op. Naar de bron van het voedsel die het leven geeft, gaan zelden nog gedachten uit. De dankbaarheid immers verdwijnt uit een wereld waarin men alles – ook en vooral het voedsel – koopt: kopen betekent betalen, een tol vereffenen, een ruilhandel voeren, een goed tegen een goed, een oog voor een oog, een tand voor een tand en het principe van de wraak is van een andere orde dan dat van de dank en van het gulle geven. Want uitgerekend dat, het gulle groeien van het voedsel op de akkers, het aanzwellen van het wildbestand in de wereldwouden en van de kudden en het vee in onze stallen – uitgerekend dat geschiedde altijd al helemaal gratis.
Vandaar de honger, zo spreekt de logica zelf, want de gulle schenker moet herinnerd worden opdat men hem niet per ongeluk voor een prooi zou aanzien en doden. De gulle schenker werd vergeten en onzichtbaar, alleen de honger kan – weliswaar in het allerbeste geval – het mysterie opnieuw aan het licht brengen. Het gaat om la présence de l' absent, zoals de filosofen het noemen: wat vergeten werd komt pas weer aan het licht wanneer wij het moeten missen want dan voelen wij het tegen heug en meug. En daartoe dient de honger. Althans, zo zeggen sommigen. En misschien hebben zij gelijk.3
Uit: “Panopticum Corona”, deel II,paragraaf 43:(Tekst d.d. 4 mei 2020)
In tijden van coronagekte leest men in de kranten over de uit de States overgewaaide drive-ins: drive-in cinema's, drive-in super- markten en nu ook drive-in biechtstoelen. In verre landen weliswaar maar in feite is het echt niet om mee te lachen want als die social distancing of eender wat de biecht onmogelijk maakt, verliest de katholieke kerk haar reden van bestaan en kan om het even welke belastingbetaler van een land dat aan die kerk subsidies toekent, eisen dat die financiële aderlating ophoudt.
Velen van de jongste generaties zullen bij het vernemen van die aankondiging de wenkbrauwen fronsen omdat de kennis ook op dat vlak achterwege blijft maar de bestaansreden van de kerk ligt in het feit dat zij als staatsgodsdienst of dan toch als door de staat erkende godsdienst een soort van verzekeringsmaatschappij vormt voor het postpensioen van de burger. Het postpensioen is de termijn die na ('post') het pensioen komt, de tijdspanne die volgt op die van het pensioen en omdat het pen-sioen loopt tot de dood van de gepensioneerde, betreft het hier de eeuwigheid en dat is gewis niet niks.
Hoezo? - zouden de niet langer ingewijden vragen. Welnu, het katholieke geloof leert, in het kort, dat de mens geschapen is als een onsterfelijk wezen dat door eigen zonde sterfelijk werd en dat derhalve de tussenkomst van een redder nodig heeft om alsnog de eeuwigheid terug te kunnen winnen. Die redder kwam 2020 jaar geleden op aarde als Jezus van Nazareth die zich de zoon van God liet noemen, om die zonde van de mens die veel te groot was voor vergeving, uit te boeten in zijn plaats en zo zijn onsterfelijkheid te herstellen. Dit goddelijke offer ligt overigens aan de basis van de grootste kunstwerken aller tijden zoals de passies van Johann Sebastian Bach.
Een voorwaarde is wel dat wie aldus gered willen worden van de eeuwige dood, ook echt geloven, wat inhoudt dat zij gehoorzaam zijn aan zekere geboden zoals door de kerk geopenbaard. Een onmogelijke opgave weliswaar omdat geen mens zonder zonde is en precies daarom heeft Christus zijn macht om zonden kwijt te schelden overgedragen aan zijn apostelen en in de eerste plaats aan zijn plaatsvervanger Petrus, de eerste paus, die deze macht, die nota bene de sleutel is tot het koninkrijk der hemelen, delegeerde aan de bisschoppen en aan de hele clerus. Wie zondigen, verliezen het recht op eeuwig leven maar door hun zonde te belijden in het sacrament van de biecht, kunnen zij absolutie krijgen en dat recht terugwinnen en dit zo dikwijls als zij dat nodig achten. En zo zijn er voorbeelden bij de vleet van historische figuren die een leven lang hebben gemoord en gebrand om dan op hun sterfbed na het opbiechten van al die gruwel, van een priester absolutie te ontvangen en 'zo recht als een sikkel' ten hemel te varen. Of dat is alvast wat de katholieke kerk voorhoudt te geloven - een verzekeringspolis die kan tellen.
Omdat onwetendheid omtrent de zaken des geloof zich heeft verspreid zoals een ware pandemie, dient hierbij ook nog verduidelijkt te worden dat het sacrament van de biecht traditioneel plaatsheeft in een biechtstoel: een vaak met fraai beeldhouwwerk in hout omkaderd meubel waarin men kan gaan zitten of knielen en waarin zich de biechteling en de priester elk in een andere ruimte bevinden, half verduisterd omwille van de onherkenbaarheid, en gescheiden door een houten plaat met kleine gaatjes om de overdracht van de stemgeluiden maar helaas ook die van het coronavirus mogelijk te maken.
Het kon weliswaar veel eenvoudiger dan met een drive-in, als men maar gedacht had aan de nieuwe technologie van de telefonie en de elektronische spraakoverdracht, zo zullen mensen van deze tijd opmerken. Edoch, dan hebben zij helemaal geen rekening gehouden met de voorwaarde van de geheimhouding die essentieel is voor de biecht omdat het daar in wezen een gesprek betreft tussen de zondaar en zijn redder - Christus zelf, wiens plaats door het bestaan van dit heilig sacrament kan ingenomen worden door de priester. In de dialoog tussen het schepsel en zijn Schepper is luistervinken uitgesloten en de zaak is nu dat de hoogtechnologische spullen waarvan sprake zeer vatbaar zijn voor corruptie zodat geheimhouding niet langer kan verzekerd worden of gezien de toestand van de wereld zelfs helemaal uitgesloten is, waardoor de biecht zijn geldigheid verliest. En, eens te meer, de kerk haar reden van bestaan.
Dat hete hangijzer hangt de machtigste religie aller tijden overigens al langer boven het hoofd want sinds het schandaal van het kindermisbruik is de staat van de kerk gaan eisen dat zij dergelijke aan haar opgebiechte misdaden voortaan op haar beurt moet gaan 'opbiechten' en wel bij het gerecht. Maar als zij dat doet, erkent zij uiteraard meteen dat de wereld niet bestuurd wordt door de Schepper van hemel en aarde (of althans door zijn délégués) maar door de wereldheerser die het in het evangelie op een hoge berg zonder enige tegenspraak van zijn broer Christus had over zijn rijk dat hij Hem in ruil voor een simpele kniebuiging schenken zou. Nog ter verduidelijking: iedereen weet dat in het Oudtestamentische boek Job, Satan wordt genoemd als een van de zonen van God.
Ingevolge de zaak Vangheluwe willen een groot aantal mensen zich laten schrappen uit het doopregister maar volgens de kerk is dat krachtens de geloofsleer onmogelijk omdat een toegediend sacrament niet ongedaan gemaakt kan worden. Tevens zou het schrappen van de namen van de gedoopten gelijkstaan aan het vernietigen van historische documenten, wat verboden is.
Voor gelovigen is een sacrament een geloofsgeheim, een gewijde handeling, een handeling gesteld in de naam van Christus, het is een toenadering van God tot de mens en aldus een tegenbeweging van het gebed en het offer die een toenadering zijn van de mens tot God. Voor ongelovigen is een sacrament uiteraard een zinledig gebaar maar dat de kerk een erkende staatsgodsdienst is, houdt in dat zij erkent dat de kerk haar sacramenten heeft, haar eigen regels als het ware, welke echter vanzelfsprekend niet in tegenspraak mogen zijn met de wet.
Het doopsel is een sacrament en kan derhalve niet ongedaan gemaakt worden. Ook het priesterschap is een sacrament maar het is tevens een ambt. De eerste paragraaf van artikel 181 van de Belgische grondwet bepaalt: “De wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten komen ten laste van de Staat; de daartoe vereiste bedragen worden jaarlijks op de begroting uitgetrokken.” (Volgens de tweede paragraaf van hetzelfde artikel geldt overigens hetzelfde voor de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing.) En als gedoopten zich niet kunnen laten 'ont-dopen', dan kunnen ook alle andere gewijde handelingen niet ongedaan gemaakt worden en derhalve is men ook priester tot in de eeuwen der eeuwen.
Edoch, zoals het priesterschap naast een gewijde status ingevolge de toediening van een sacrament tevens een ambt is - en dat wil hier zeggen: het beroep van een kerkelijk bediende in een door de staat erkende godsdienst en derhalve een door de staat betaald beroep - zo ook is het doopsel naast een sacrament tevens een handeling welke van invloed is op de som van alle dopelingen en derhalve ook op de geldsom die wordt toegekend aan de godsdienst of aan de kerk in kwestie. In België gaat het om een vast bedrag waarop schommelingen van het aantal namen op het doopregister geen invloed kunnen uitoefenen maar in bepaalde andere landen kunnen burgers ter gelegenheid van de verkiezingen zelf bepalen of hun aandeel van een voor erediensten of humanitaire hulp bestemde som al dan niet naar de kerk zal gaan en waarschijnlijk zullen door de recente perikelen in de nabije toekomst pogingen gedaan worden om ook hier te lande dat systeem te gaan toepassen.
Een ander sacrament is de biecht, de voor de gelovigen verplichte belijdenis van de zonden aan een biechtvader, wat doorheen de eeuwen de clerus wereldwijd een macht heeft verschaft die zo mogelijk nog doortastender is dan die van de beheerders van de ontelbare camera's en de BuurtInformatieNetwerken welke onder het voorwendsel van de veiligheid, de vrijheid van principieel alle wereldburgers fnuiken, zodat wij inderdaad afstevenen op de toestand van “non posse peccare”: het “niet meer kunnen zondigen” of dus het van alle vrijheid beroofd zijn en meteen het beroofd zijn van zijn mens-zijn als zodanig. Men herinnere zich met Aureloius Augustinus dat de paradijslijke toestand van de mens er een was van “posse peccare” of “kunnen zondigen”, wat betekent: vrijheid, terwijl na de zondeval die toestand overging in het “non posse non peccare”, “niet kunnen niet zondigen” of het zich niet kunnen onttrekken aan zijn zondigheid. Met de eindtijd in het verschiet verdwijnt de vrijheid daar de tijd ten einde is en de mens zichzelf dan helemaal bepaald zal hebben zodat hij niet meer kan zondigen omdat hij ook niet langer de vrijheid bezit om dat te doen. Het sacrament van de biecht zal dan geen relevantie meer hebben en voor gelovigen betekent die toestand dan uiteraard ook echt het einde der tijden.1
“Schuldig verzuim of schuldig hulpverzuim is een misdrijf in het Belgisch recht waarvan sprake is wanneer iemand het nalaat een ander te helpen die in groot gevaar verkeert, terwijl men kon helpen zonder zichzelf in gevaar te brengen.”1
Inzake schuldig verzuim wordt meestal de misdaad van een particulier bedoeld maar wanneer een collectief de misdaad begaat of wanneer er autoriteiten en wetten mee gemoeid zijn, wordt de (massa)moord uiteraard veel beter verkapt en dan ook veel vlotter verkocht. En wie er het wetboek op naslaan, zullen er overigens versteld van staan hoe goedkoop men ervan af komt met een misdaad die per slot van rekening de dood van een ander tot gevolg heeft. In het merendeel van de gevallen wordt er over misdadigheid zelfs helemaal niet gerept.
“Terwijl alle verkeersveiligheidsindicatoren al jaren dalen, blijft het aantal fietsers dat betrokken is bij verkeersongevallen stijgen,”2 zo deelt de Belgische overheid ons op 15 juni laatstleden mee en kennelijk komt het bij die overheid niet op dat zijzelf de verantwoordelijkheid draagt over dat alsmaar stijgende aantal fietsers wiens leven aan haar nalatigheid moet opgeofferd worden omdat zij het verzuimt om bijvoorbeeld de moordstrookjes door veilige fietspaden te vervangen: in 2023 steeg het aantal op de weg gedode fietsers vergeleken bij de cijfers van drie jaar voordien met maar liefst 7,5 percent naar 102 per jaar.
Een ander voorbeeld is de wereldwijde massamoord op jaarlijks 44 miljoen ongeboren baby's en wel bijzonder cynisch is daarbij de gigantische menselijke onverschilligheid blijkens het feit dat de helft van die abortussen 'veilig' worden genoemd, alsof het een vergissing zou zijn om in dat jammerlijke gebeuren ook de eerste slachtoffers, de kinderen zelf dus, mee te tellen. En in het zog van die massamoord wordt alras een tweede voorbereid die zo mogelijk de eerste qua omvang en qua cynisme nog overschrijdt: onlangs verkondigde in de Vlaamse media een voorzitster van de zorginstellingen voor senioren alhier dat men eens ernstig moet gaan nadenken over euthanasie voor demente bejaarden - wel te verstaan eveneens zonder de toestemming van de betrokken slachtoffers.
Tevens merkt men alras dat de kloof tussen enerzijds de nalatigheid of het verzuim om hulp te bieden aan noodlijdenden en anderzijds het actief 'opruimen' van mensen wel bijzonder smal lijkt maar in wezen is die kloof uiteraard geheel onbestaande en - om nog een vierde voorbeeld aan te halen - rust de verantwoordelijkheid voor de transformatie van de Middellandse Zee in het massagraf van de Afrikaanse vluchtelingen en slachtoffers van mensenhandel nergens anders dan bij de leiders van de Europese Unie.
En dan hebben we het nog niet gehad over de honger in de wereld die geen tegenslag is maar een aanslag en over de oorlog, altijd zo lafhartig gevoerd door schurken die zich leiders wanen terwijl zij altijd uiterst bezorgd om het eigen hachje, het volk geheel ongestraft blijven behandelen als louter kanonnenvlees. En het feit dat wie teveel hebben - getuige de navenante verspilling - verantwoordelijk zijn voor andermans tekorten, omdat de rijkdommen der aarde nu eenmaal eindig zijn en derhalve verdeeld dienen te worden.
In al deze gevallen is sprake van slachtoffers - doden dus - door toedoen van derden maar het moordwapen lijkt onzichtbaar omdat het nu eenmaal geen hakbijl is of geen kalasjnikov en om die geheel absurde reden kunnen deze moorden, vaak massamoorden, gewoon ongestoord blijven doorgaan.
Wie de dingen met eerlijke ogen bekijken en ze ook bij naam durven te noemen, weten echter dat de sterfgevallen in de hoger genoemde tragedies in wezen neerkomen op doodslag en (massa)moord en dat de moordwapens als instituties verankerd liggen in de staatkundige instellingen van onze eigen beschaving ingevolge de aanbidding van niemand minder dan de geldgod.
Massaal komen zekere categorieën van mensen op straat om te protesteren tegen seksuele opvoeding op school: seksuele opvoeding is niets voor kinderen, zo menen zij en zij insinueren zelfs dat de opvoeders helemaal geen goede bedoelingen kunnen hebben met die lessen; het lijkt erop dat zij die seksuele opvoeding van hun kinderen in eigen handen willen kunnen blijven houden. Het is alleen de vraag wat die selfmade seksuele opvoeding dan wel mag inhouden, in acht genomen de onnoemelijke feiten die vrijwel dagelijks te kijk zetten hoe het gesteld is bij een flink deel van de betrokkenen met de kennis over de onderhavige materie en met de morele kwaliteit van de gangbare oordelen daar omtrent.
Seksuele opvoeding is een deel van de opvoeding als zodanig en over opvoeding valt veel te zeggen maar dan vooreerst wel dit, dat wie geloven dat zij gemist zou kunnen worden, aan de (democratisch geregeerde) staat onttrokken, geprivatiseerd of in handen gegeven van 'het internet', helemaal niet op de hoogte zijn van de geschiedenis. Precies zoals het beginsel van Montesquieu de scheiding der machten grondvest als een onontbeerlijk principe dat moet helpen voorkomen dat wij belanden in een dictatuur (waarin immers de wetgevende en de uitvoerende machten zichzelf berechten), zo ook moet worden voorkomen dat de vorming van de mensen die onze toekomst zijn, wordt scheefgetrokken door wie dan bij die misvormingen garen willen kunnen spinnen.
Wil men dan de seksuele opvoeding, of waarom niet de opvoeding als zodanig, overlaten aan de godsdienst of aan de godsdiensten? Want ofschoon zij allemaal spreken over de ene god, blijken er in de wereld dan toch heel wat godsdiensten te bestaan en de meest wreedaardige daarvan zijn ook de meest succesvolle geworden, wat op zich al een en ander zegt over hun ware aard.
Op kop van de instituten voor tovenarij staat de katholieke kerk die bestuurd wordt vanuit het Vaticaan in Rome waarover luttele jaren geleden de Franse socioloog Frédéric Martel zijn Sodoma schreef, een bijzonder grondig gedocumenteerd boek dat niets aan de verbeelding overlaat. Eveneens van relatief recente datum is het boek van Dirk Verhofstadt dat de avonturen van de kerk ten tijde van de nazi's doorlicht. De samenwerking van de Rooms Katholieke kerk met extreemrechts doorheen de geschiedenis is al lange tijd een publiek geheim en het zou ons hier al te ver brengen om de rol van de kerk in de genocides ten tijde van het kolonialisme en in het huidige neokolonialisme te belichten. Edoch, dat de kerk met het oog op eigen profijt gedurende eeuwen het onderwijs beheerst heeft met haar onzin, staat als een paal boven water.
Wat immers hebben wij hier in België te maken met een millennia oude religie uit het Midden-Oosten, met name met het jodendom uit Israël, dat extreem nationalistisch is gezien het zich “het uitverkoren volk” acht en waarop de Nazoreeër al dan niet gewild een variant gemaakt heeft met het Christendom dat zich inmiddels heeft versnipperd in talloze sekten waarvan de meest agressieve, de Rooms-katholieke, het voortouw heeft genomen met haar dogma's die kant noch wal raken maar die wel beleden moeten worden door haar onderdanen zoals ook de stelling dat één opgeteld bij één gelijk is aan drie in de dystopische roman van George Orwell? Het christendom werd de erkende staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk en geraakte via de veroveringstochten van onder andere Julius Caesar tot hier verspreid en dan verder over de gehele wereld en dat gebeurde meer bepaald dankzij de opvoeding van kinderen op een leeftijd waarop zij zelfs hun moedertaal nog niet beheersen en wel met die ene bedoeling om die klinkklare onzin er zo diep in te stampen dat zij die nog altijd vanzelfsprekend blijven vinden als hun haren grijs geworden zijn en hun laatste tanden uitgevallen. Al tweeduizend jaar lang is men aldus die fabels blijven herhalen en willen nu bezorgde ouders, zoals zij zichzelf bestempelen, de onaantastbaarheid van het bedrog waaronder zij al die tijd zozeer te lijden hadden, nu ook nog eigenhandig gaan beschermen?
Alleen een bijzonder diep gewortelde angst kan het voor mekaar krijgen dat zij geen afstand willen doen van deze allergrootste slavernij op aarde. Tot op een gegeven ogenblik verbood de kerk zelfs de lectuur van de heilige schrift waarop zij haar leer zegde te baseren en toen protestanten de Bijbel naar de volkstaal gingen omzetten, moesten alle exemplaren worden opgespoord en ook verbrand, overigens samen met de stoutmoedige vertalers. Fjodor Dostojevski schreef over die tijd van libricide en ook genocide die de Inquisitie heet een mooi verhaal waarin hij argumenteert dat niemand minder dan de duivel op het woord Gods beslag gelegd heeft en dat sindsdien de halve wereld wordt misleid met grove leugens in functie van dictatoriale grootmachten en totalitaire systemen die ons onder de dekmantel van opvoeding dom houden en op de koop toe arm.
Men herinnere zich toch wel dat de jaloerse joodse God van elke vader eist dat die zijn oudste zoon aan hem slachtoffert, heel letterlijk, een bevel dat staat te lezen in het heilige boek Genesis, samen met nog veel andere onzin? Eva zou gemaakt zijn uit een rib van Adam, terwijl zelfs een kind weet dat het andersom is en dat Adam zoals alle andere mensen voortkomt voort uit een vrouw, toch? Maar ook de mannelijke jaloezie heeft blijkbaar haar rechten.
Dat geloof in kwestie is bovendien danig corrupt dat de paus die nog niet zo lang geleden de homo's handlangers van de duivel noemde, ook over deze kwestie nu een draai van honderdtachtig graden heeft gemaakt, al praat hij in andere streken de mensen die daar anders over denken tijdens zijn reisjes ook telkenmale en zonder aarzelen naar de mond om dan bij zijn terugkeer naar het westen alweer een draai van 180 graden te maken: hij draait omzeggens met de aardrotatie mee en gelijkt daarom op een draaiende derwisj.
En daarmee zijn we bij de tweede grootste religie beland, waar de leidinggevende mystici zich zonder behoefte aan de katholieke alcohol bezatten door gewoon te draaien om hun eigen as. Maar om nu terug te keren naar de onnoemelijke feiten die vrijwel dagelijks te kijk zetten hoe het gesteld is bij een flink deel van de betrokkenen met de kennis over de onderhavige materie en met de morele kwaliteit van de gangbare oordelen daar omtrent, bekijken wij de vraag wat men nu eigenlijk bedoelt met die lessen seksuele opvoeding op school.
Met die lessen immers wordt geprobeerd om aan kinderen zaken bij te brengen waarover ze thuis kennelijk niets leren of waarover ze thuis verkeerde dingen leren, omdat het thuis bijvoorbeeld extreemrechtse katholieken zijn of jihadisten. En om het bij dit ene voorbeeld maar te houden, valt dat af te leiden aan het feit dat het minderjarigen zijn, kinderen dus, die op straat mensen aanvallen en aftuigen van zodra zij denken dat het gaat om homo's. Van één op de vier homo's wordt het leven op straat bedreigd door snotneuzen en wel op de meest lafhartige manier daar zij tot met messen toe gewapend, in bendes hun aanvallen op weerloze enkelingen richten. Vergeten wij vooral niet dat die kinderen worden opgejut door extreemrechtse populisten die zich zelf rijk en veilig mogen achten en die daarom ook zeker zijn van hun stemmenaantal bij de menigte aan zich in straffeloosheid vermeiende misdadigers die zij vertegenwoordigen. Gewis, men moet bezorgd zijn en bevreesd dat men nu onder druk van malafide stemmingmakerij ook nog die enkele uurtjes seksuele opvoeding dreigt af te zullen schaffen.
Edoch, wat daarentegen afgeschaft moet worden, ja, verboden, is het 'onderricht' van leugens aan kinderen. Eerst en vooral moeten opruiers zoals de extreemrechtse praatjesmakers die misbruik maken van de wet op de vrije meningsuiting gestraft kunnen worden omdat het geen vrije mening is die ze uiten maar aanzetting tot moord en dat is niet hetzelfde, of wie denkt daar dan anders over?
Moed is wat kinderen ontberen en wat zij moeten leren: moed om zichzelf vrij te kunnen maken van alle soorten van onzin, psychologische betovering, moordende sociale druk en bemoeienissen allerhande. Vrijheid immers komt niet vanzelf maar moet veroverd worden en bovendien verdedigd om ze dan ook nog te kunnen behouden.
Het 'natuurlijke' bestaat niet, dat is alleen de jungle, het recht van de sterkste. De concentratiekampen zijn er gekomen omdat Hitler van plan was om de natuur een handje te gaan helpen: dat heerschap was niet van de slimsten maar de massa miste nu eenmaal de moed om hem tegen te spreken. Hitler keert terug, zijn populisme dat de achterlijke massa bespeelt is alomtegenwoordig. Alleen met opvoeding kan men een dam opwerpen tegen zaken zoals analfabetisme, armoede en zinloos geweld welke onze vrijheid fnuiken en die de wereld dreigen terug te katapulteren naar de meest duistere krochten van de waanzinnige middeleeuwen.
Misdadigers maken slachtoffers en dat is één zaak maar een andere zaak is dat slachtoffers inzake de misdaden die hen treffen, er altijd en overal het zwijgen toe doen. Waarom spreken zij niet? Het lijkt er op dat zij bang zijn voor hun belagers en misschien is dat voor een stuk wel zo maar wat zij veeleer vrezen is een heel andere zaak en dat weten criminelen opperbest.
Het slachtoffer van een misdaad staat voor de keuze tussen zwijgen en spreken maar komt er niet toe om tot spreken over te gaan uit angst voor een nog veel groter kwaad dan de revanche van de betrokken misdadigers. Want het kwaad dat zij vrezen, kent zijn gelijke niet in deze wereld, het is immers van precies hetzelfde kaliber als het kwaad dat treft wie in de hel belanden - de hel die in de moderne theologie immers gedefinieerd wordt als het afgesneden zijn van alle menselijke contacten. Het kwaad dat slachtoffers vrezen als zij overgaan tot spreken, is dat van de wanhoop.
Zolang slachtoffers van misdaden zwijgen, houden zij de actualisatie tegen van de onomkeerbare afwijzing van hun klacht, die immers de afwijzing van hun eigen bestaan inhoudt. Zolang zij zwijgen en zich ervan weerhouden om bij anderen aan te kloppen voor hulp, bewaren zij met andere woorden de hoop dat zij die wel zouden ontvangen indien zij daarom ook effectief zouden verzoeken. Echter, van zodra zij spreken en derhalve effectief om hulp vragen, hebben zij al de reële mogelijkheid aanvaard van de genoemde afwijzing die veelal een fataal karakter heeft. Als zij spreken, nemen zij het risico dat zij niet zullen worden geloofd en indien zij daadwerkelijk niet worden geloofd, verliezen zij meteen ook de hoop die zij kunnen blijven koesteren zolang zij er het zwijgen toe doen. Wie spreken en niet geloofd worden, blijven in de kou staan, voelen zich verraden en worden geconfronteerd met de noodlottigheid van het onrecht. Om zichzelf voor die confrontatie te behoeden, kiezen de slachtoffers van misdaden ervoor om te zwijgen.
Het feit niet geloofd te worden met zijn klacht, is een bijkomende veroordeling voor het slachtoffer en tegelijk houdt de verklaring van ongeloof jegens het slachtoffer, het vrijpleiten in van de misdadiger: niet het slachtoffer van de misdaad vreest voor de crimineel maar wel degenen tot wie het slachtoffer dat niet langer wenst te zwijgen, zich wendt met zijn verklaring en met zijn hulpvraag. Immers, wie hulp bieden aan slachtoffers van misdadigers plaatsen zich zodoende in het kamp van die slachtoffers en jagen de misdadigers die het slachtoffer hebben mishandeld nu ook tegen zichzelf in het harnas. Slachtoffers zwijgen omdat zij kunnen vermoeden dat het degenen tot wie zij zich moeten wenden voor hulp, zal ontbreken aan de moed om de strijd met de misdadigers aan te gaan. Want dat is tenslotte hetgeen niemand kan vermijden als het er op aan komt de vrijheid en de rechten van zijn medemensen te verdedigen. Het ten allen prijze willen vermijden van een conflict, verankert het betreffende kwaad tot een instelling, het wordt geïnstitutionaliseerd kwaad, een vorm van kwaad dat nog moeilijk te bestrijden valt omdat het danig onzichtbaar wordt.
(J.B., 20 september 2023)
19-09-2023
Kuddegeest
Kuddegeest
Hij treedt de leefruimte naar binnen en declameert: “Dag allemaal!” en alle aanwezigen antwoorden, gedwee en in koor: “Dag Sjarel!” Zij beseffen het nauwelijks, maar ze worden gesjareld. Sjarel heeft het woord genomen, hij leidt en zij antwoorden - zij volgen. Sjarel is iémand, zij zijn slechts een menigte, een massa. Sjarel heeft een naam die uniek is en zij heten allen in één adem: “allemaal”. Want stel eens dat in een menigte iemand roept: “Dag allemaal!” en dat hij dan wacht op antwoord. Zouden alle anderen dan niet opkijken en zeggen: “Wie denkt dat heerschap wel dat hij zijn mag!?” Maar zo gaat het nu eenmaal in de kudde. Alleen de leider is een persoon, alle anderen zijn 'volgers' en de omvang van de persoon is, democratisch genoeg, recht evenredig met de omvang van het aantal van zijn volgers, die alleen maar goed genoeg zijn om een getal te helpen vormen dat het getal is van de leider, de vooraanstaande, de priester, de minister, de vedette, de televisiester.
Deze laatste lanceert een nieuwe broek en daags nadien holt de massa naar de klerenwinkel om die broek te halen die voortaan het straatbeeld kleurt; een broek met brede pijpen, een jeansbroek of wat dacht u van een broek vol gaten? Het is eender, apen apen apen na, de kudde volgt de leider, als die in de afgrond stapt, doen ze het allemaal, gedwee en zonder morren na. Zij worden tot de laatste man gesjareld. Dag Sjarel, dag mijnheer pastoor, dag dokter. En aan wie daar in de pikorde nog boven staan - zijne excellentie, zijne koninklijke hoogheid en zijne heiligheid - kan niemand uit de kudde nog een goedendag toewensen, zij krijgen daar gewoon niet de gelegenheid toe. Luttele tijd geleden reisde een al wat oudere vrouw vanuit den vreemde naar het verre Rome om daar na een nachtje kamperen post te gaan vatten op het Sint-Pietersplein om onze paus te kunnen groeten. Zij had het geluk dat hij passeerde bij de dranghekken waar zij stond te hunkeren naar eindelijk de vervulling van haar allergrootste wens waarvoor zij ook een leven lang gewerkt had en gespaard, zij kon toen hij passeerde nog net zijn mouw aanraken. Maar prompt veranderde de tronie van de Heilige Vader in het norse masker dat haar achtervolgen zal tot in de hel: warempel, hij bracht het besje een nijdige slag toe op de van het schuren van de vele paternosterbolletjes met eelt bedekte knokkels! Helaas voor de reputatie van de plaatsvervanger Gods op aarde, werd dat vastgelegd op video door een mensje met een iPhone die tot het einde der tijden alle acht miljard stervelingen op het internet kunnen bekijken. Maar de reputatie van de dictator blijkt er allerminst door geschaad, alleen de nederige vrouw die kwam van o zo verre krijgt het te verduren, zij heet nu 'die opdringerige'. Om niet te zeggen dat haar knokkels blijven bloeden zoals de stigmata der heiligen.
Massamensen, kuddedieren, apen, volgelingen. En daar tegenover staan hun leiders, de dictators of de pausen, de ministers, koningen en keizers, de kardinalen die nu naar het schijnt nood hebben aan nieuwe zijde voor de fabricatie van voldoende rode baretten van uitgerekend deze kleur ter herinnering aan het feit dat zij werden gecreëerd om in navolging van Christus te betalen met hun bloed in tijden van nood voor 't welzijn van de kudde waarvan zij de herders zijn. Over de opalen die hun mijters sieren en met de opbrengst waarvan alle hongerigen ter wereld een geruime tijd konden gevoederd worden, moet men zwijgen. Maar wat gezegd moet worden, is: de kudde volgt haar leider, ook als die haar minacht, haar ontrouw is en beliegt, wat hij prompt doet en zonder blozen. De kudde zegt de leugens van haar leider na met dezelfde onverschilligheid waarmee de koren in de hel het refrein van Lucifer herhalen dat door de ijskoude, zwarte kosmos galmt: “Mijn naam is legioen, want wij zijn met velen.”1 De kudde zelf, misleid, beseft niet meer dat zij van mensen is gemaakt.