Achter de beschreven euvels schuilt een kwaad dat zich met succes profileert als het ultieme goed en dat om die reden zo gevaarlijk is en zo vernietigend en dat is het streven naar vooruitgang en in het bijzonder de waan dat de mens kan en moet verbeterd worden. Als wij de eugenetica toepassen in de landbouw en in de veeteelt, wat houdt ons dan tegen om ook 'de mensen' bij te schaven? Het rampzalige is dat de criteria die gehanteerd worden met betrekking tot het graan en de kippen, nu ook gaan gelden voor de optimalisering van onze eigen soort, wat wil zeggen dat klakkeloos wordt aangenomen dat wij vooruitgang boeken als wij productiever worden, wij moet omzeggens meer eieren leggen. Dat gebeurt terwijl het probleem van de overbevolking en ook dat van de grenzen aan de groei, dat van de overproductie, allang heeft aangetoond dat maat moet gehouden worden. Men blijkt niet te begrijpen dat het opdrijven van de snelheid, de tijd niet kan stoppen, dat het opdrijven van de productie, op de uitputtelijkheid van energie en van grondstoffen botst, dat met het op de spits drijven van de concurrentie, de mens zichzelf belaagt.
Vooruitgang immers is een gebeuren dat sowieso plaats grijpt: de tijd gaat vooruit en niemand is in staat hem sneller of trager te doen gaan, hem halt te doen houden, er stukken uit weg te knippen of er seconden aan toe te voegen, hem om te keren of hem in kringetjes te laten lopen. De waan dat men vooruitgang zelf kan scheppen heeft te maken met de angst voor het zich in geijkte tred ontwikkelen van de dingen in die ene richting die niemand willen kan, naar steeds meer entropie en naar een gewis gedaan zijn. Het rustige voortstappen van de tijd, in gelijke tred, in de onherroepelijke richting van het niet langer bestaan, veroorzaakt een onrust die zijn gelijke niet kent: “Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf en gij gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”1
En precies omdat dit voortschrijden onherroepelijk is en door niemand ooit te stoppen, ligt alles wat komen zal, allang vast: het is eigenlijk allang gebeurd. En dat wat komen moet, reeds in het verleden ligt, openbaart zich aan ons met onverschrokkenheid waar wij vaststellen dat het zozeer gevreesde reeds heeft plaatsgehad, dat het gekomen is zoals een dief in de nacht: zoals gevreesd of niet, met of zonder waarschuwing, zonder aan te kloppen, zonder vrees en zonder zich ook maar een ogenblik af te vragen of hij gewenst is, want dat raakt zijn koude kleren niet. “Wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”
Met de creatie en het opleggen van algoritmen - ook stappenplannen, programma's of voorschriften genaamd - proberen in een totalitair systeem potentaten hun macht over anderen te verabsoluteren. Hun ondergeschikten worden aldus herleid tot louter uitvoerders van bevelen zoals ook dode instrumenten zoals machines en computers dat zijn. Maar het gaat hier wel om mensen en mensen kunnen in hun arbeid pas aan hun trekken komen als hun werk zelfrealisatie betekent. Waar werken wordt gereduceerd tot het blindelings uitvoeren van bevelen en tot het bedienen van machines, wordt de arbeider zelf een machine en zijn verantwoordelijkheid beperkt zich dan tot de plicht om zo goed mogelijk op die machine te gaan gelijken, om die machine te worden, om in een robot te veranderen en aldus al het menselijke uit zichzelf te weren. Het goede staat dan gelijk aan de capitulatie van de mens, het opofferen van het mens-zijn aan het loon dat men nodig heeft om in leven te kunnen blijven, om als robot te kunnen blijven functioneren.
Iemand beroven van zijn verantwoordelijkheid is gelijk aan hem monddood maken: van wie niet langer verwacht wordt dat hij zich verantwoordt voor wat hij doet, wordt aangenomen dat hij een redeloos wezen is en dus een onmens en als zodanig mag en zal hij voortaan ook behandeld worden. Weg met de absolute waarde van het leven! Leve de vervangbaarheid, de naamloosheid en de gelijkheid van allen die deel uitmaken van het immense leger van allemaal dezelfde supercomputers. Want vanaf dat ogenblik zal men niet langer levende cellen in levenloze computers hoeven in te planten: het zal volstaan om de mens te aanzien als een uit twintig miljard levende cellen opgebouwde computer die men kan voorzien van de gewenste chips om hem te sturen naar het goeddunken van de dictator.
Niets nieuws is dat sinds de Industriële Revolutie waartegen Charlie Chaplin met “Modern Times” reageerde maar het 'kristallen paleis', zoals Fjodor Dostojevski het in zijn Demonen noemde, krijgt dit keer afmetingen die de hele wereld omspannen. De zielloze wereld, die zich weerspiegelt in elk van zijn gerobotiseerde bewoners, zoals ooit elke microkosmos het loflied zong van het mysterie van de macrokosmos, zal kil zijn en ten hoogste alleen nog het gonzend geluid voortbrengen dat machines maken in fabrieken, met nergens nog gefluit, gezang of enig ander spoor van blijheid, van droefheid of van menselijkheid. De plichten zullen worden volbracht zoals voorgeschreven door de wet en een perfect controlesysteem zal vergissingen en zonden onmogelijk maken. De rechten zullen worden geconsumeerd als conditionerende elementen. Er zal geen mogen en geen moeten meer zijn want moraal wordt overbodig waar niet langer vrijheid heerst.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 december 2024)
04-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 2
Over het lot van de mens
2.
De kwestie of de verschuiving van de grondslagen van de ethiek van de (absolutistische) religie naar de (democratische) politiek een goede zaak is voor de mens, zal voor discussie vatbaar zijn. Het ware manifest onjuist om te stellen dat een moraal gedicteerd door een god op meer universaliteit en stabiliteit kan bogen dan democratisch tot stand gekomen gedragsregels. Vooreerst werken de twee op elkaar in; het stemgedrag wordt beïnvloed door de geloofsovertuiging en de politiek kan een religie financieel steunen ofwel kelderen. Bij die beschouwingen dient men tevens in rekening te brengen over welke democratische rechtsstaat het gaat, over welke religie en over welk volk, in welke omstandigheden. Criteria die er in dezer toe doen zijn uiteindelijk niet zozeer de religieuze en politieke constellaties maar veeleer de kwestie of bij het bepalen van de koers van het schip dat met ons allen veilig de wereldzeeën moet bevaren, de kwaliteit van zowel de rede als de goede wil gemaximaliseerd wordt.
Over het eerste kan men het makkelijk eens worden omdat de rede een universaliteit kent, alsook de wetenschappen die eruit resulteren en de menselijke kundigheden en kunsten. Maar het tweede punt, de goede wil, is een heel ander paar mouwen, omdat wat goed is, voor discussie vatbaar is: het is een kwestie die uiteindelijk niet door de rede beslecht kan worden, ook al geloven sommigen van wel. Ethiek is een grond voor waarheid en voor wetenschap en niet andersom, alleen al omdat de waarheid een zaak is van rechtspraak. Waarheid, bijvoorbeeld wetenschappelijke waarheid, komt tot stand in de openbaarheid en is een proces waaraan principieel elke mens participeert in de hoedanigheid van (mede)rechter onder het toeziend en alziend oog van de rede. Het ware valt met het goede samen maar wordt er ook door gedragen en het goede is niet waar of onwaar, zoals ook het schone, dat verwant is met het goede, waar noch onwaar is. Omdat het goede aan de rede ontsnapt, moet het ondefinieerbaar blijven en waar alsnog pogingen worden gedaan om dat te doen, verzandt men in manke theorieën zoals het utilitarisme en het sentiëntisme: het eerste verengt het goede tot het nuttige en het tweede verengt het tot wat genot verschaft en leed bestrijdt maar het zijn altijd en onvermijdelijk verengingen en derhalve oneigenlijke beschrijvingen.
De wetten zijn nodig om het recht van de sterkste in te perken en aldus uit de jungle een maatschappij tot stand te kunnen brengen maar de wetten scheppen het goede niet, zij kunnen er slechts naar streven om het kwaad in toom te houden. Het goede als zodanig heeft andere gronden dan die van de rede die ordenend werken en aldus is de bescherming van de zwakkeren op de keper beschouwd onredelijk doch wenselijk, terwijl die wenselijkheid op haar beurt ter discussie kan staan, zoals dat het geval is in bij uitstek nazistische, fascistische en totalitaire regimes waar de waarde van een mens wordt afgemeten aan zijn nut voor de staat of voor de dictator. Vandaag vertegenwoordigt de kapitalistische economie dit fascisme en dit totalitarisme en haar wetten werden reeds dermate door de burgers geïnterioriseerd dat zij steeds vaker niet meer in staat blijken om het kwaad ervan in te zien, mede omdat zij elkaar niet langer als medestanders beschouwen maar, zoals in het economische spel zelf, als concurrenten die zij moeten zien te verslaan. Het kwaad kan doordringen tot in de fijnste vezels van de samenleving via de wetten waarachter het zich makkelijk verschanst en zo wordt een gelijk loon voor de werker van het elfde uur nu vlotjes afgedaan als onrecht of als waanzin en hetzelfde geldt voor de ethiek van de barmhartigheid die tot voor kort kleur gaf aan de sociale dimensie van de politiek. Vooral de middeldoelomkering bespoedigt dit verval waar zij toelaat dat de mens aan zijn werktuigen (zoals bij uitstek de economie) wordt ondergeschikt gemaakt. Wat baten een 'rijke economie' ten koste van de rijkdom van de burgers of een 'gezonde volksgezondheid' in een maatschappij van zieke burgers? De economie, de volksgezondheid, het onderwijs, het verkeer, de politiek en alle andere menselijke werktuigen missen hun doel als zij de mens niet langer dienen maar hem daarentegen in hun dienst stellen en dat mensen zich daarvan niet langer bewust blijken te zijn, is een bijzonder beangstigende vaststelling.
Als met de goede bedoeling het kwaad in te perken de wet bepaalt dat een taart moet verdeeld worden in gelijke stukken, kunnen zij wiens honger al ruimschoots gelenigd is zich achter die wet verschuilen om ongestraft te verhinderen dat de hongerigen hun gading krijgen. Als de wet bepaalt dat geld rechten geeft, kunnen de verzadigden straffeloos al het brood opkopen en vernietigen voor de ogen van de hongerigen die het niet kunnen betalen. Als een moeder op haar sterfbed wenst dat het huis dat zij met het werk van haar handen verdiend heeft en dat daarom het hare is, zou toekomen aan een wat achtergesteld kleinkind dat het moeilijk heeft, kunnen erven die niets moeten ontberen, zich na haar dood geheel straffeloos bedienen van de wet om 'hun' deel op te eisen en moeders wens als onzin van de hand te doen: moeder zal niet meer om verantwoording vragen en de wet vraagt slechts dat zij dat tegenover een rechter kunnen doen en daar nemen zij vrede mee en zij schamen zich niet. Dat is het waarop deze wereld steeds meer gaat gelijken. Aldus drijft hij ons in de greep van een lot dat niet minder inhoudt dan de bezegeling van het einde van de mens.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
03-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 1
Over het lot van de mens
1.
Reeds de eerste christenen wisten dat het geweten een zaak is van wetten en derhalve, behalve een persoonlijke zaak, ook en eerst en vooral een kwestie van de gemeenschap - getuige de apostel Paulus die in zijn brieven zegt dat hij het onderscheid tussen goed en kwaad nooit had gekend zonder de wet.1 Die opvatting werd een beetje verdonkeremaand in het katholicisme dat nochtans het paulinische christendom vertegenwoordigt omdat de nadruk daar in de catechese al te zeer leek te vallen op de zogenaamde 'stem' van het geweten, diep in onszelf, in de kern van onze ziel en zonder welke de ziel geen bestaan had. Maar zij keerde terug, curieus genoeg, in de hedendaagse moraalfilosofie welke het geweten beschouwt als een interiorisering van wetten, ook al betreft het hier de maatschappelijke wetten en regels: zij maken dat goed en kwaad relatief worden, afhankelijk van de cultuur, en zo mist de moraal die zij vormen de absolute grond die er meestal door religies wordt aan toegeschreven waar immers niet de maatschappij het laatste woord heeft maar de dictatuur van de veronderstelde godheid of de goden. Onlangs veroordeelde de Belgische premier De Croo de paus die tijdens zijn bezoek aan de natie de executeuren van abortus huurmoordenaars noemde, met een verwijzing naar onze democratische rechtsstaat waarin het volk via haar vertegenwoordigers in het parlement beslist heeft dat onder welbepaalde omstandigheden het doden van een kind in de baarmoeder een recht is van de moeder waarbij zij bovendien de hulp van nota bene geneesheren kan inroepen om van dat recht gebruik te kunnen maken. De paus vertegenwoordigt naar eigen zeggen de godheid zelf die over zijn schepping heerst terwijl democratisch tot stand gekomen wetten de wil weergeven van de meerderheid van het betrokken volk. Volgens de Griekse wijsgeer Plato in zijn geschrift getiteld De Wetten is de meest verkieslijke staatsvorm de dictatuur onder de best mogelijke dictator en die stelling roept de gedachte op aan Spinoza's mening dat de goede of de beste dingen ook de meest zeldzame zijn.2 Die elitaristische opvattingen vallen uiteraard niet te rijmen met de overeenkomst om alle beslissingsmacht over ons lot, over te laten aan een per definitie onnadenkende en onverantwoordelijke massa. Het toekennen van het bestuur over de wereld wordt bij Plato verbeeld door een narrenschip waarvan de koers bepaald wordt door lieden met capaciteiten die niets met kennis van de zeevaart of met stuurmanskunst te maken hebben.3 Maar als het nu zo is dat het geweten een interiorisering is van de maatschappelijke wetten, dan worden onder de heerschappij van het volksbestuur of de democratie, goed en kwaad uiteraard bijzonder fluïde zaken en zal het geweten als het ware worden bepaald door de mode van de dag zoals dat het geval is met alle trends; het geweten moet dan bij de tijd gehouden worden of geüpdatet zoals alle andere 'programma's' die immers ook letterlijk 'voorschriften' zijn. De kennis van goed en kwaad zal dan niet de dood tot gevolg hebben zoals dat in het paradijs voor de eerste mensen het geval was4 maar wel de toegang tot de wereld - al zou men ook de overtuiging kunnen verdedigen dat die twee uiteindelijk hetzelfde betekenen. Voor die laatste overtuiging pleit alvast de idee dat daar waar men zich kan verschansen achter de keuze van de meerderheid, verantwoording niet meer ter zake doet, wat meteen impliceert dat de plek die toekwam aan de rede nu wordt ingenomen door de dobbelstenen of het lot - een meerderheid immers kent geen andere verantwoording dan de verwijzing naar het aantal dat zij vertegenwoordigt en waaraan zij ook haar macht te danken heeft, haar recht, dat het recht van de sterkste is.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
1Cf.: Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.
2Cf. de slotzin van Spinoza's Ethica: “Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.”
Uit een enquête (de jaarlijkse Healthy Minds Study) gehouden onder zowat een half miljoen Amerikaanse studenten blijkt, zoals reeds bekend, dat depressie en suïcidaal gedrag drie keer vaker voorkomen dan elders, met discriminatie als belangrijkste oorzaak, waarbij LGBTQIA+-leden ook minder blijken te kunnen rekenen op de steun van de eigen familie omdat de (onpersoonlijke) kuddegeest (verwant met discriminatie en met egoïsme) primeert. Nieuw is echter wel het gegeven dat, vergeleken bij vijftien jaar geleden, nu vijf keer meer studenten zichzelf als LGBTQIA+ beschouwen: 19 in plaats van 4 percent.1
Edoch, de feitelijkheid van discriminatie in acht genomen, kan worden aangenomen dat een groot deel van de LGBTQIA+-ers nog altijd in de kast zitten, wat betekent dat het aandeel van die minderheid in werkelijkheid nog (veel) groter is. Volgens onze eerder geuite vermoedens is dat aandeel in oorsprong fifty-fifty maar wordt het geremd omdat de betrokken genen minder vaak worden voortgeplant.2
Blijkbaar moet een grotere rol worden toegekend aan verborgen variabelen, zoals hypocrisie of de discrepantie tussen een voorgewende realiteit (schone schijn) en de authentieke, wat te maken heeft met het euvel van de middeldoelomkering dat sinds de intrede van het bedrog als onderdeel van de struggle for life, mens en dier corrumpeert.
Dat de praktijk van palliatieve sedatie en euthanasie zou bijdragen aan een menswaardiger bestaan, is een belijdenis die men enkele jaren geleden op Tv kon horen uit de mond van een van de zelfverklaarde voortrekkers van onze hedendaagse euthanasiewetten, en wel in het kader van diens verontwaardigde reactie op tegenstanders van die wetten waarbij de pionier in kwestie zijn concept van mensonwaardigheid illustreerde met het voorbeeld van de patiënt die met zijn eigen fecaliën speelt.
Deze curieuze maar naar mijn mening vooral gevaarlijke opvatting over menswaardigheid vindt men terug in Hitlers nazistische ideologie waar immers verafgood werden wie geleken op de Germaanse goden maar vermaledijd wie minder bedeeld waren met (Arische) schoonheid en charme en op deze laatsten sloeg dan de veroordeling “lebensunwerten Lebens”, met in haar zog de Shoah, de massamoord op wie niet beantwoordden aan het ideaalbeeld van de occulte sekte waarvan de Führer deel uitmaakte.
Jegens een zieke die met zijn fecaliën speelt, zijn beschuldigingen en bestraffingen uiteraard ongepast daar een gebrek diens onschuld garandeert - de term 'mensonwaardig' past alleen bij het onbegrip daarvoor. Wie zich laten leiden door een fysieke afkeer voor een wantoestand waarbij zij bovendien de schuld schuiven in de schoenen van het slachtoffer, bekleden zelf de dadersrol en het kwaad dat zij geloven te ontwaren, bestaat uitsluitend in hun eigen ogen. Zij onderscheiden zich niet van wie eer verwisselen met pronkzucht en een gebrek aan praal met schande.
Zelfverklaarde pioniers van zogenaamd menswaardig sterven met dergelijke kaduke opvattingen over die menswaardigheid kunnen slechts de wegbereiders zijn voor een nieuwe holocaust.
(J.B., 24 oktober 2024)
22-10-2024
Pijnstillers
Pijnstillers
Als men van een bezit af wil, kan men het weggooien maar het is onmogelijk om zich te distantiëren van zijn pijn omdat men ermee samenvalt: ik ben de pijn die ik heb. Een definitie van pijn is dan ook: datgene waarvan men zich niet kan bevrijden (om die reden dat men zich niet kan bevrijden van zichzelf). Pijn (als men die zegt te hebben) is datgene waarmee men onherroepelijk samenvalt. Men kan zich pas bevrijden van zijn pijn in de mate dat men bereid is zichzelf te verliezen. Pijn is de toestand die men niet kan willen omdat men niet kan willen niet te bestaan: een niet-bestaan zou de wil zelf opheffen.
Een keuzedaad stellen is een mogelijkheid realiseren (waardoor uiteraard andere mogelijkheden onontgonnen blijven) maar de keuze om “geen pijn” te hebben, heeft helemaal geen onderwerp omdat het complement van pijn geheel onbepaald moet blijven. Waar men alsnog gelooft die keuze te kunnen maken, wenst men in feite dat zich het onmogelijke realiseert: een pijnloos bestaan. Maar een wens is een wil die abstractie maakt van de realiteit en is derhalve een wil zonder recht op bestaan; hij kan slechts bestaan in de droom.
Gesteld dat men zich van zijn pijn kon bevrijden door uit het leven te stappen, dan stelde zich onmiddellijk de vraag waar men dan wel terecht kwam. De uitdrukking vervalst met andere woorden wat werkelijk gebeurt door de mogelijkheid te accepteren dat men kon ontsnappen aan zichzelf. Maar hoe vrij kon dan degene zijn die zich van zichzelf bevrijdde!?
Pijnstillers worden soms voorgesteld als middelen die de pijn stillen mits de acceptatie van bijwerkingen maar zo wordt de realiteit geperverteerd omdat de bijwerkingen te maken hebben met de bestaansvoorwaarden voor de pijn. Is het niet eerlijker om te spreken over middelen die de bestaansvoorwaarden beperken met als (verlangde) bijwerking het beperken van pijn? Om die reden ook behoren pijnstillers zonder bijwerkingen tot de wereld van de fictie.
De vraag lokt het aanbod uit en zo iets onmogelijks wordt gevraagd, eist de markt dat zich alsnog een aanbod aandient dat dan uiteraard een bedrieglijk product zal zijn in die zin dat zijn nadeel het voordeel ervan opheft: pijnstillers heffen met de pijn ook de drager ervan op.
Bij sedatie wordt de pijnloosheid aangeboden die men verkeerdelijk gelooft te kennen omdat men de pijn kent. Maar de dood waarvan sedatie het masker is, kent niemand. Vandaar is sedatie een lokaas van de dood.
De keuze voor pijnloosheid met als uiteindelijke bijwerking de dood heeft tot voorwerp een onbekende. Niemand is in staat om vrij te kiezen voor sedatie omdat men niet vrij kan kiezen voor iets dat men niet kent. De activiteit van wie geloven te kiezen voor sedatie, heeft daarom niets met kiezen te maken doch alles met gokken. Wie zich in wat andere bewoordingen (laten) sederen, weten niet wat ze doen: zij weten wel waar zij niet terecht komen maar zij verkeren in volstrekte onwetendheid over de toestand waarin zij wél zullen belanden. “Uit het leven stappen” is een bijzonder misleidende uitdrukking waarmee in een nieuwe marktsector in specifieke ficties onnadenkenden te grazen worden genomen; de handelaars in die ficties zijn dan ook de enigen die daar garen bij spinnen.
De promotie van euthanasie is het aanprijzen van een volstrekt legale en derhalve onbestrafte moordpartij onder het voorwendsel van het fictieve goed dat het complement van pijn in wezen is. Bij palliatieve sedatie wordt de verkapping van de feiten slechts vervolmaakt.
(J.B., 22 oktober 2024)
19-10-2024
De hergeboorte van de kwakzalverij
De hergeboorte van de kwakzalverij
(Uit: Panopticum Corona, pp. 1041-1050 - tekst d.d. 24 maart 2021)
1.
Zieken moeten geholpen kunnen worden en met het oog op het bieden van (de best mogelijke) medische hulp worden mensen opgeleid tot arts en dan als zodanig wettelijk erkend. Studenten die niet slagen voor een vak, worden terecht beschouwd als onbekwaam en zij krijgen dan ook niet het recht om het vak in kwestie uit te oefenen en uiteraard wordt dat recht sowieso onthouden aan wie helemaal geen opleiding hebben gehad: dat geldt voor elk vakgebied en dus ook voor de geneeskunde. Wie zich dan wars van alle wettelijke bepalingen alsnog aan anderen gaan opdringen als genezers, maken zich schuldig aan een vergrijp genaamd kwakzalverij. Al moet hier volledigheidshalve worden aan toegevoegd dat ook artsen die eigenzinnige geneesmethoden aanwenden, van kwakzalverij beschuldigd kunnen worden.
Kwakzalvers brengen het leven van anderen in gevaar omdat zij onder valse beloften mensen kunnen afhouden van daadwerkelijke hulp of hen met oneigenlijke behandelingen alleen maar zieker maken. Soms doen zij dat opzettelijk, bijvoorbeeld omdat zij munt proberen te slaan uit het leed en de onwetendheid van anderen maar veel vaker wordt dit bedrog nog overtroffen door een specifiek zelfbedrog, namelijk een ziekelijke zelfoverschatting - een grootheidswaan - vanuit een volstrekte afwezigheid van zelfkritiek gekoppeld aan een even schromelijke onderwaardering van de rechtsstaat en van het beroep in kwestie.
De opkomst van kwakzalverij in recente jaren vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en zij kan grotendeels verklaard worden door een groeiend en vaak terecht wantrouwen in de reguliere geneeskunde die, net zoals vele andere maatschappelijke sectoren, in de kwalijke greep zitten van een kapitalistische economie. Die berust namelijk op de perversie van de middeldoelomkering waarbij in dit specifieke geval niet het bieden van hulp aan de zieke vooropstaat maar wel het maken van winst middels het voorwenden van hulp. De hulp is dan niet langer het doel maar het als doel voorgewend middel terwijl het ruilmiddel (geld) wordt nagestreefd als doel. Niet het genezen van de zieke maakt de genezer gelukkig doch het bekomen van winst.
In neoliberale maatschappijen gaat deze perversie zo ver dat aan de zieke die niet (meer) kan betalen, hulp wordt onthouden: iemands ziekte wordt als chantagemiddel aangewend, als middel om hem geld te ontfutselen. Het buitenproportioneel financieel succes waarop de farmaceutische industrie vandaag boogt, kan de feitelijkheid van deze rampzalige gang van zaken alleen maar waarschijnlijker maken. In de etalage van de winkel van een nochtans regulier gestudeerde apotheker vindt men steeds meer prullen die met geneesmiddelen helemaal geen uitstaans hebben maar die wel geld in het laatje brengen omdat zij door bedrieglijke reclame worden gepromoot.
Het spookbeeld van de hel in een hiernamaals lijkt met de afgang van de religies vervangen door het spookbeeld van een hel in het hiernumaals: de vrees om kwaad te ondergaan is in de plaats gekomen van de vrees om kwaad te doen. In wat andere bewoordingen betekent deze fundamentele omslag dat samenwerking nu werd vervangen door concurrentie: het recht van de sterkste of de wet van de jungle verovert steeds meer terrein op een beschaving met christelijke fundamenten.
De genoemde aberratie kan nu echt dusdanige proporties aannemen dat regulier geproduceerde waren en diensten op den duur niet alleen waardeloos maar bovendien echt schadelijk worden zodat mensen hun toevlucht gaan nemen tot de clandestiniteit: zij trekken hun plan met eigen middelen en met de hulp van leken die het al niet slechter meer kùnnen doen dan de loonslaven in dienst van bedrijven die nog louter gebrand zijn op geldelijk gewin. We zijn steeds vaker beter af als we zelf onze haren knippen en onze kamers behangen, als we een buurvrouw als babysit inschakelen, als we onze aardappelen kopen bij een hobbyist of als we een oudere klasgenoot van Benjamin vragen voor het geven van bijles: geen van hen is gediplomeerd of werkt regulier maar zij presteren exact wat wij verlangen.
Zo ook is het niet ondenkbaar dat langdurig zieken na een uitputtende calvarie in het reguliere circuit, wel moeten aankloppen bij de zelfverklaarde genezers omdat dit de allerlaatste optie is. Evenmin ondenkbaar is dan het alsnog optreden van genezing: niet zozeer ingevolge een wonderbaarlijke behandeling maar doordat een einde gekomen is aan de ziekmakende werking van de reguliere geneeskunde zoals intussen een halve eeuw geleden door Ivan Illich beschreven in zijn Medical Nemesis.1
2.
Er zijn mensen die zowaar geloven dat onze vrijheid ermee gediend zou zijn wanneer de uitoefening van ongeacht welk beroep werd overgelaten aan de willekeur: kwakzalvers zouden dan mogen opereren naast gestudeerde en gediplomeerde dokters precies zoals amateurkunstschilders vandaag aan de slag kunnen naast grafische kunstenaars met een gedegen opleiding aan de academie.
Wat betreft die laatste groep is het echter wel zo dat van lesgevers in de schilderkunst in door de staat gesubsidieerde scholen, musea en nog andere instellingen wordt geëist dat zij een diploma kunnen voorleggen terwijl onze ministers geheel zonder scrupules ons belastingengeld spenderen aan het subsidiëren van beroemde kunstenaars en aan de aanschaf van hun kostbare werken zonder dat het ook maar in hen opkomt om zich af te vragen of de artiesten in kwestie wel gediplomeerd zijn en tegen die handelwijze heeft bij mijn beste weten ook nooit een mens verzet aangetekend.
Hij die kan, doet; hij die niet kan, onderwijst, is een tegelspreuk die niet zomaar uit de lucht komt vallen: in feite illustreert zij een alles behalve onschuldige maatschappelijke hypocrisie, welke verwant is aan de bijzonder arrogante pretentie dat het burgerschap het fundament zou zijn van het mens-zijn in plaats van andersom - een pretentie waarvan de algemeen gangbaarheid zich manifesteert in de problematiek van de sans-papiers: wie niet beschikt over een geboorteakte, kan niet bewijzen dat hij bestaat en wordt derhalve niet alleen als burger onbestaande geacht maar ook als mens. Dezelfde aanmatiging zorgt er immers voor dat de staat zich gedraagt als de oorsprong en de bron van kunstenaars en kunst: het bestaan van instituten die pretenderen van mensen kunstenaars te kunnen maken, bewijst dat het de staat met haar waanzin menens is.
Er zijn er nu die beweren dat de geneeskunst te lijden heeft onder hetzelfde juk van wat misschien wel totalitarisme kon heten: door zijn muziekpartituren te ondertitelen met A.M.D.G.2 getuigt de componist Johann Sebastian Bach dat hij met zijn muziek lof wil brengen aan zijn schepper maar Hitler, Stalin en Mao wilden dat 'hun' kunstenaars lof brachten aan de afgod vadertje staat die pretendeerde hun muze te zijn en aan de oorsprong te liggen van hun kunst en kunde.
Dat zij die het niet kennen alsnog worden toegelaten om het te onderwijzen heeft vanzelfsprekend alles te maken met cliëntelisme: klant is koning en wie bij ons kopen, hebben een streepje voor omdat onze manier van handeldrijven gehoorzaamt aan het devies: voor wat, hoort wat, dat een mutant is van de regel: een oog voor een oog, een tand voor een tand welke het beginsel van de wraak uitdrukt alsook de wet van het recht van de sterkste, afkomstig van de natuurlijke wet van the survival of the fittest. Derhalve is cliëntelisme kenmerkend voor totalitarisme en de twee staan haaks op wat wij kennen als beschaving of humaniteit. Maar het beginsel dat zij die het niet kennen, het alsnog mogen onderwijzen, impliceert uiteraard niet dat zij die het onderwijzen, het niet zouden kennen of kunnen. De kwestie is alleen dat de twee niet noodzakelijk samenvallen: iets kunnen en als zodanig erkend worden, vallen alleen altijd samen in een ideale en dus onbestaande wereld. In de echte wereld bestaat het dat een schilder in zijn hele leven niet één werk kan slijten en zich uit wanhoop op zevenendertigjarige leeftijd een kogel door het hoofd jaagt terwijl na zijn dood de geringste van zijn schetsen alleen nog te vinden zijn in de zwaarst bewaakte musea ter wereld. In het echte leven is het mogelijk dat de grootste lapzwans president wordt van een wereldrijk.
Met andere woorden valt er misschien wel iets te zeggen voor het standpunt dat men niet zozeer of dan toch niet uitsluitend moet oordelen op grond van officiële maatstaven: waar regels bepalen wat schoon is, heeft de kunst opgehouden te bestaan omdat creativiteit alles behalve programmeerbaar is: computers kunnen niet componeren, schilderen of dichten en waar artiesten dat doen naar het voorbeeld van machines, is de kunst allang een stille dood gestorven. Waar een comité het volk voorhoudt alleen nog te luisteren naar het 'officiële nieuws', heeft Big Brother zijn intrede gedaan en werd het einde ingeluid van niet alleen de waarheid maar tevens van de mens die immers uit de waarheid voortkomt, daar de waarheid God is die hem schiep. Waar instellingen zich het monopolie toe-eigenen over het goede en zij derhalve pretenderen aan de basis te liggen van het menselijk geweten, werd het licht dat goed van kwaad kan onderscheiden uitgedoofd en werd de mens beroofd van zijn kostbaarste bezit - zijn vrijheid.
Misschien moet erkend worden dat het schone niet datgene is wat overeenkomt met de zogenaamde regels van de kunst die men op de schoolbanken kan leren - wat dan ook niet betekent dat het schone daar perse moet mee vloeken: schoon is daarentegen wellicht wél wat mensen exalteert, verrukt, boven zichzelf verheft, bevrijdt uit de dode stof, vol blaast met geest, ja, onsterfelijk maakt, al is het maar voor één enkel ogenblik. Misschien moet erkend worden dat waar is, wat werkt: true is what works, zoals de pragmatici zeggen, wat dan ook niet wil zeggen dat men zich moet vastpinnen op die ene regel. En ook voor het goede bestaan voorwaar helemaal geen voorschriften: wie geloven niet te zondigen omdat zij nauwgezet alle regeltjes van hun religie in acht nemen, hebben zichzelf herleid tot de contradictie van een levenloos want willoos en onvrij wezen dat gelooft zich te kunnen verzekeren tegen het doen van kwaad terwijl het zich aldus beroofd heeft van het vermogen om het goede te doen dat immers voor alles vrijheid vereist.
En om nu terug te komen op de kwestie van de kwakzalvers: misschien moeten diegenen als geneesheer worden erkend die daadwerkelijk genezen, zoals de Nazoreeër, die immers ook niet afgewezen werd omdat hij een diploma miste toen hij de bezetene bevrijdde van een legioen aan boze geesten, toen hij Lazarus opwekte uit de dood of het dochtertje van Jaïrus. Edoch, deze erkenning vergt vooreerst de erkenning van de waarheid en dat zulks geen sinecure is, bewijst de geschiedenis zelf: het volk zelf verkoos geheel democratisch de vrijheid van een moordenaar3 boven die van een genezer, die prompt werd omgebracht.4
3.
Theorieën kunnen nooit de basis zijn van ongeacht welke werkelijkheid: zij ontstaan altijd uit de praxis, altijd zijn zij hypothetisch, zij zijn hulpmiddelen en als zodanig principieel altijd verwisselbaar voor andere hulpmiddelen. Wij hanteren theorieën tot op het punt waar ze niet langer kloppen en daar dwingt de praktijk ons om ze weer te laten varen - doen we dat niet, dan zullen we tot onze eigen scha en schande moeten leren dat de grondslag van onze theorieën de methode van gissen en missen is en dat we daar moeten naar terugkeren op het ogenblik dat onze vertrouwde handboeken ons in de steek laten. Gissen en missen - dat is de praxis: wij doen iets op die manier omdat het zo ook lukt en lukt het op een andere manier beter, dan veranderen we meteen ook onze handelwijze en de theorie volgt.
In de muziektheorie, bijvoorbeeld, bestaat er een leer van de harmonie, een geheel van regels die te maken hebben met het esthetisch effect van samenklanken en die bepalen wanneer verschillende tonen onderling 'rijmen'; het is een theorie die wiskundige en fysische gronden heeft. Elk geluid is een geluidsgolf met een welbepaalde golflengte en twee tonen klinken harmonieus samen als hun golflengten zich tot elkaar verhouden zoals eenvoudige gehele getallen, met andere woorden: als ze in elkaar passen omdat de ene golf twee of drie keer groter is dan de andere, want op die manier vertonen die golven op geregelde tijdstippen snijpunten, punten waarop zij samenvallen. Het visuele beeld van harmonieus klinkende geluiden ziet er dan ook uit als een geheel van harmonieus verstrengelde golven. Ook snaren klinken harmonieus samen als hun lengten zich onderling verhouden zoals gehele getallen - maar dan met die beperking dat hun spanning constant wordt gehouden want ook die beïnvloedt de toonhoogte. Maar dat is 'slechts' de theorie.
De meeste mensen worden geboren met voldoende gevoel voor muziek om spontaan te kunnen horen of een zeker samenspel welluidend is of niet. De meesten onder ons kunnen harmonieën van disharmonieën onderscheiden zonder ook maar enige notie te hebben van de harmonieleer of de muziektheorie. Vanzelfsprekend is dat zo, want uiteraard is de theorie afgeleid uit de praxis: we ervaren een samenklank als 'schoon', we onderzoeken hoe dat komt en we vinden allerlei fysisch gegronde wetten.
Componisten moeten op school de harmonieleer studeren maar wanneer zij componeren, passen zij die toe zonder erbij na te denken. Zij kunnen dat doen 'op het gevoel af', niet omdat ze de theorie onder de knie hebben maar omdat ze beschikken over een aangeboren gevoel voor muzikaliteit dat veel sneller en efficiënter werkt dan ongeacht welke theoretische berekening.
Hetzelfde geldt voor de kleurenleer: de fysische gegevens van de golflengten van licht en de gevoeligheid van specifieke kleurenreceptoren in onze ogen kunnen theoretisch in kaart worden gebracht en op grond daarvan kunnen wetten worden geformuleerd die samen een kleurenleer vormen, maar een begaafd schilder gaat niet aan het rekenen wanneer hij kleuren mengt en aanbrengt op het doek: hij werkt louter op grond van gevoel voor schoonheid en dat gevoel is uiteindelijk ook de ultieme maatstaf.
Klanken en kleuren zijn zintuiglijke zaken en ofschoon het intellectuele zijn aandeel heeft in het verwerkingsproces dat de ervaring van schoonheid mogelijk maakt, voltrekt zich dat proces quasi volledig onbewust: het bewuste wordt vrij gehouden voor de beleving waar het om te doen is.
Componisten die componeren op grond van alleen maar de regels van de harmonieleer, overtreffen in hun kunde de computers niet. Het werk van kunstschilders dat zich louter richt naar de voorschriften van een kleurenleer is eveneens slechts programmatoepassing – iets wat ook computers kunnen. De muziek van deze lieden kan weliswaar klinken zoals die van Bach maar zij is nimmer origineel en altijd zeer beperkt.
Van kunst kan pas sprake zijn waar vrijheid heerst, een onmisbare voorwaarde voor originaliteit. En wonder genoeg zal, eens deze vrijheid gerealiseerd wordt, de muziek ook zichzelf schrijven en het schilderwerk zal uit zichzelf ontstaan, het gedicht fluistert zich in het oor van de dichter, de waarheid zelf spreekt tot de profeet. Het sublieme kon niet anders zijn dan zoals het is omdat het anders niet subliem zou zijn, terwijl het zich tegelijk in een eindeloos aantal vormen kan manifesteren. Spinoza identificeerde het ware met het noodzakelijke maar misschien vergat hij een dimensie die althans binnen het geijkte denken niet zichtbaar wordt omdat zij danig paradoxaal blijkt.
Niet alleen de kunsten vertonen de bijzondere kenmerken waar hoger naar verwezen wordt: ook in de wereld van de wiskunde duiken mensen op die wel een zintuig lijken te hebben voor getallen zoals schilders een zintuig hebben voor kleuren en zoals componisten puur zintuiglijk harmonieën aanvoelen. Daarom ook is het denkbaar dat heel wat wetenschappelijke sectoren kunnen benaderd worden zoals dat met de kunsten het geval is.
Architectuur is weliswaar grotendeels wis- en natuurkunde, materialenleer, scheikunde en zelfs meteorologie maar de gulden snede en de fractalen die ook in de natuur opduiken, hebben alles te maken met schoonheid en harmonie: er kunnen inzake bouwwerken wel degelijk verbanden zijn tussen enerzijds stevigheid en soliditeit en anderzijds schoonheid, harmonie of esthetische compositie. En zo blijkt ook naar het zeggen van artsen de geneeskunde niet slechts een loutere kunde maar ook voor een groot deel een kunst te zijn, een aanvoelen, waarbij inschatting een voorname rol speelt en gevoel voor evenwicht.
Is het dan niet altijd zo dat schone mensen ook gezonde mensen zijn, dan is het toch dikwijls het geval dat ziekten en systemische tekorten fysiek zichtbaar kunnen worden en meer bepaald als esthetische tekorten. Het is daarom ook niet ondenkbaar dat er kwakzalvers bestaan die hun naam danken aan hun volstrekte onwetendheid inzake de hedendaagse gezondheidsleer en aan de grilligheid van hun eigenzinnige theorieën maar die er toch in slagen om mensen van bepaalde kwalen af te helpen omdat zij die benaderen met 'zintuigen' die bij de meesten onder ons onderontwikkeld zijn gebleven.
Klinkt dit enigszins ongeloofwaardig, dan moet men maar eens nadenken over het feit dat honden die daartoe worden opgeleid met hun reukzin kanker kunnen herkennen. Of aan zekere insecten of zelfs planten die - God mag weten hoe - zichzelf beschermen tegen invloeden van het milieu door een spontane chemische respons, een onmiddellijke vorming van effectieve stoffen: zij denken niet na maar zij doen wat passend is om te overleven en zij 'weten' ook hoe ze het moeten doen, welhaast op de manier waarop water feilloos zijn weg vindt naar de allerdiepste plekken.
Het Emmanuel Ziekenhuis te Wetteren werd destijds genoemd naar een kloosterzuster die daar werkte. Dokter P. Gillis die in de naoorlogse periode huisdokter was in de streek, vertelde dat hij zich tot de zuster in kwestie richtte wanneer het stellen van een diagnose hem lastig viel. De zuster hoefde de patiënt slechts even te zien om feilloos te kunnen bepalen aan welke kwaal hij of zij leed.5
Hoog in een kuuroord in de Alpen, een glazen kliniek voor patiënten met aandoeningen van vooral het zenuwgestel, ligt men het etmaal rond te bed, ademend door de neus de frisse berglucht, in de wol tot aan de kin, met dikke mutsen op en vanuit bedden die op wieltjes staan en die altegaar het magnifieke porseleinen terras worden opgereden door mager, zwijgend, mannelijk personeel in witte schorten, als het niet sneeuwt en de zon brandt in een blauwe lucht vol watten wolken die alle blikken stelen van de zieken van zodra zij ook maar een ogenblik hun met verdovend poeder ondersteunde slaap onderbreken en het panorama tot zich nemen - worden zij naar buiten gereden, het grote terras op, geruisloos in de zachte wind der frissere wolken die gelijk gigantische zeilschepen overdrijven terwijl men ziet hoe hun bemanning wuift, vanuit de vele bedden in de lucht, goed ingedekt, met wollen mutsen, de handjes nog warm vanonder de dekens, en aldus elkaar een goede reis toewensend - de bevolking van de luchtkuuroorden en deze van de bergklinieken - en deze laatsten op het terras, het gigantische terras van porselein, liggend in de warme bedden op o zo ronde wieltjes, vermoeden niet dat naar het voorbeeld der natuur, naar het evenbeeld van de gigantische gletsjers die men kan aanschouwen in de koudste verten, een der patiënten de remmen van zijn stonde deblokkeert en zo te bed aan 't rollen gaat, botst met het bed in het verschiet en dat weer met het volgende, totdat in luttele seconden de voltallige bevolking van het koele, hoge oord zich in beweging heeft gezet, het hellend vlak van het terras afglijdend, aanvankelijk met traagheid maar alras met de vitesse van een trein, een sneltrein, zo allemaal in koor, niet langer geruisloos ook maar gonzend van de vele o zo ronde wieltjes, alsmaar luider gonzend, de witte afgronden van sneeuw en ijs en koude lucht zo zonder plons in duikend.
(J.B., 13 oktober 2024)
27-09-2024
De zwarte paus - Zo werkt extreemrechts (artikel d.d. 8 juni 2020)
De zwarte paus - zo werkt extreemrechts
De wereld rond vraagt men zich beteuterd af hoe het in Gods naam mogelijk is geweest dat iemand zoals Donald Trump het ooit heeft kunnen schoppen tot president van de Verenigde Staten van Amerika, de machtigste natie ter wereld aan wiens toegangspoort dat reusachtige Vrijheidsbeeld prijkt dat alle nationaliteiten en rassen verwelkomt. Het antwoord is eender waar de vraag gesteld wordt hoe het dan mogelijk is dat het zwarte suikerwater dat de tanden doet wegrotten en de hele wereld obees maakt tot de best verkochte drank ooit is kunnen worden. Reclame is een duivelse toverkunst die de grofste leugens voor waarheid kan verkopen en wie zelfs Trump aan de macht kon brengen, heeft zijn strepen verdiend als meester-oplichter.
Steve Bannon verzamelde vanuit zijn Cambridge Analytica informatie en gebruikte die voor propaganda op maat van specifieke doelgroepen om Trump aan de macht te brengen en hij was ook zijn strateeg tot augustus 2017. Voordien was Bannon onder meer voorzitter van het extreemrechtse Breitbart News (1) dat menigeen in Nederland en in België zal herkennen als veelvuldige bron voor het lasterlijke, met complottheorieën en haat gevulde en naar godsdienstwaanzin ruikende Xandernieuws maar het heeft tentakels in het nepnieuws doorheen gans Europa. Breitbart wordt gefinancierd door de conservatieve miljardair en specialist in Artificiële Intelligentie, Robert Mercer die naast Trump ook de Brexit steunde en het genoemde Cambridge Analytica. Mercer zet A.I. in voor het sturen van de politiek, hij is lid van de vuurwapenlobby en verzamelaar van machinegeweren. (2) Bannon werd racisme ten laste gelegd en net als Mercer is hij een klimaatontkenner. In 2019 is Bannon naar Brussel verhuisd met de bedoeling om extreemrechtse politici in Europa te verenigen voor de verkiezingen van 2019. Momenteel heeft hij zich gevestigd in het kartuizerklooster Trisulti nabij Rome. (3)
Op 27 mei ll. schrijft de redactie van Kerknet (het zgn. 'Parochieblad') dat Steve Bannon groen licht gekregen heeft met zijn DHI ('Dignitatis Humanae Institute' of 'Instituut voor de Menselijke Waardigheid') voor de oprichting van zijn zogenaamde 'gladiatorenschool', die volgens Kerknet beantwoordt aan de volgende beschrijving: "een Europese academie voor de opleiding van rechts-populistenen verdedigers van de joods-christelijke waarden in een geklasseerde middeleeuwse abdij." (4)
De afkeurende toon van het bericht in het parochieblad is echter bijzonder misleidend maar het feit in acht genomen dat de kerk in de loop van de geschiedenis bij voorkeur samenwerkt met extreemrechts (5) mag het niet verwonderen dat het project gesteund wordt door katholieke hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal Peter Turkson. (4)
Deze laatste is een Ghanees die behoorde tot de favorieten voor de pauselijke troonsopvolging bij het aftreden van Benedictus XVI in 2013 en momenteel profileert hij zich opnieuw, namelijk als verzoener in de aan de gang zijnde rellen in de VS n.a.v. de moord op George Floyd in Mineapolis op 25 mei ll. (6) Gezien het absoluut gerechtvaardigde karakter van de protesten lacht de toekomst de zwarte paus toe maar er is dus een bijzonder wrange keerzijde aan de schitterende medaille.
Evenals kardinaal Bertone is kardinaal Turkson homofoob en bekend om zijn volstrekt onwetenschappelijke uitspraken over homofilie en zo werd over hem reeds ter gelegenheid van de pausverkiezing in 2013 bekend dat hij de schuld voor de pedofilieschandalen in de kerk in de schoenen van zijn homofiele ambtsgenoten schuift terwijl ook kardinaal Bertone de uit de lucht gegrepen link maakte tussen homo- en pedofilie met uitspraken waarvan het Vaticaan zich onmiddellijk distantieerde. (7) Turkson beweerde tevens dat in Afrika een traditionele intolerantie bestaat tegenover 'de neiging' zodat die daar buiten de kerk gehouden werd - beweringen die overigens gelogenstraft worden in het rijk gedocumenteerde Sodoma, de jongste publicatie van Frédérick Martel, waarin de auteur benadrukt dat het taboe rond homofilie in Afrika werd ingevoerd door de katholieke kolonisatoren. (8)
Turkson blijkt overigens ook geen conclusies te moeten trekken uit de geschiedenis rond het zogenaamde Requerimento van paus Adrianus VI die onmiddellijk na de inval van Columbus in Amerika in 1513 alle Indianen aan de slavernij hielp onderwerpen. Toen de Indianenbevolking ingevolge ingevoerde Europese epidemies quasi uitstierf, werkte de kerk samen met de conquistadores om miljoenen Afrikaanse negerslaven naar dat continent te importeren waar zij zich in amper enkele jaren tijd dood werkten op de plantages van suikerriet en thee. (9)
Naar aanleiding van de voorspelling van Malachias van bijna 1000 jaar geleden over het einde der tijden en de laatste paus (10), zou Peter Turkson wel eens mooi in het plaatje van de believers en van de visionairen kunnen passen: de laatste paus zou namelijk zwart zijn. (11) Als volgende paus zou hij overigens onvermijdelijk doen denken aan Mahatma Gandhi over wie dikwijls gezegd wordt dat hij door de Britse kolonisatoren van Indië zou gepromoot zijn om met zijn geweldloosheidspolitiek de nakende opstand aldaar in de kiem te smoren. Hoe dan ook is extreemrechts in de opmars, neonazi's verschijnen in een voorspeld decor en hun middelen blijken ongelimiteerd.
(11) De believers meenden eerder dat Franciscus wel de laatste paus moest zijn omdat hij de eerste Jezuïet was die dat ambt bekleedde terwijl de Jezuïetenoverste tot voor kort nog de 'zwarte paus' werd genoemd.
En liegt de laatste paus dan niet? (een artikel d.d. 29 juli 2013)
-
En liegt de laatste paus dan niet?
Iemand is pas homosexueel als deze persoon homosexuele daden pleegt - aldus het standpunt van de katholieke kerk sinds oudsher. En die stelling werd niet zelden ge�llustreerd met het voorbeeld van de dief, want het is duidelijk dat iemand pas een dief kan worden genoemd als hij eerst een diefstal heeft gepleegd. Pas zijn daad maakt een mens tot dief, of tot homosexueel - aldus de kerk.
Nu beweert paus Franciscus bij zijn Brazili�bezoek dat de kerk niets heeft tegen homosexuelen maar wel iets tegen homosexuele daden. Edoch, volgens de hoger vermelde theorie van de kerk zelf, kunnen er helemaal geen homosexuelen best��n als er niet eerst homosexuele daden werden gepleegd omdat het - andermaal volgens de leer van de kerk - deze daden zelf zijn die iemand tot homosexueel maken, precies zoals het zijn diefstal is die iemand tot dief maakt.
De leer van de katholieke kerk in acht genomen is het met andere woorden volstrekt onmogelijk om tolerant te zijn jegens homosexuelen en tegelijk intolerant tegenover de daden welke iemand tot homosexueel maken, eenvoudigweg omdat er geen homosexuelen kunnen zijn zonder homosexualiteit.
Nu bestaan er over geloof en moraal heel wat meningen en de menselijke sexualiteit op zich blijkt nog steeds een ondoordringbaar mysterie, zodat wij er inhoudelijk uiteindelijk weinig zinnigs of definitiefs kunnen over zeggen. De tweeduizend jaar oude religie die het katholicisme is, heeft omtrent homofilie altijd een afwijzend standpunt ingenomen, dat zij ook theoretisch onderbouwde en dat niemand die in ernst naar waarheid zocht, ongemoeid liet. Maar in deze tijd liggen de kaarten ineens anders.
Is de kerk haar boekje te buiten gegaan? Heeft haar eigenste megalomanie haar gestrikt? Had zij het gehouden bij haar interpretatie van de bijbel, dan had zij misschien nog een kans gemaakt, want gezagsargumenten hoeven niet per se te worden verantwoord voor wie de liefde tot de Vader het eerste gebod is. Edoch, de kerk heeft ook willen verkl�ren waarom het zo is en niet anders; zij is de verlichte Geest gaan spelen, alsof zij ook over de rede het meesterschap had - de rede die nu eenmaal de troef is van een �ndere zoon Gods, met name Lucifer.
Heel terecht keert men zich nu zelfzeker van haar af: gammele stellingen kunnen niet goddelijk zijn want zij kunnen niet eens waar zijn. Over moraal, geloof of sexualiteit hoeft men niet eens iets te weten om vast te kunnen stellen dat een uitleg geheel oneigenlijk is. De leer van de kerk is hier helaas geen sluitende theorie, zij heeft veel weg van een verzinsel, om niet te zeggen een aperte leugen.
(J.B., 29 juli 2013)
26-09-2024
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
Een arts die een patiënt op bezoek krijgt, zal hem onderzoeken, wat gebeurt middels de waarneming, die geschiedt met de zintuigen en met hun verlengstukken, waartoe allerlei instrumenten behoren maar ook proeven en uit het verleden verzamelde waarnemingen van anderen die zich hebben opgestapeld in de medische kennis. Na het onderzoek stelt de arts een diagnose en dat is een beschrijving van zijn onderzoeksresultaten. Pas daarna kan eraan gedacht worden om een behandeling op te starten.
We weten dat medische behandelingen geen sinecure zijn. Maar nog vooraleer aan een behandeling kan worden gedacht, moet zoals gezegd een diagnose worden gesteld en uit onderzoek blijkt nu dat diagnoses helemaal niet zo betrouwbaar zijn als wij door de band geneigd zijn aan te nemen. Eigenlijk zijn de resultaten van dat onderzoek nogal schrikwekkend: in ongeveer de helft van de gevallen immers wordt een foutieve diagnose gesteld. En uit lijkschouwingen blijkt dat in een derde tot de helft van de gevallen men er met de diagnose (en derhalve ook met de behandeling) helemaal naast zat.1
Maar ook als de diagnose correct lijkt, wordt de bal vaak mis geslagen, alleen al omdat de betekenis van ziekten in de loop der tijden blijkt te fluctueren. Zo was tyfus ooit gewoon ijlkoorts maar die term dekt heden een groot aantal uiteenlopende kwalen.2 En vanzelfsprekend houdt dat euvel ook vandaag nog stand, bijvoorbeeld voor ziekten die geplaatst worden onder de noemer 'kanker'. Door iets te benoemen, lijkt het wel alsof men het ook kent en via deze list slaagt men er wonderwel in om op grond van een diagnose die er helemaal geen is, allerlei behandelingen aan de man te brengen.
De redenen waarom het diagnosticeren vaak niet van een leien dakje loopt, zijn velerlei maar een niet te verwaarlozen factor is dikwijls de onderschatte moeilijkheidsgraad van het correct beschrijven van wat men meent waar te nemen. De waarneming op zich is al niet simpel doch het verwoorden van wat men meent te zien, te horen, te ruiken, te observeren en zo meer, is nog een ander paar mouwen en de geneeskunde is niet de enige menselijke bezigheid waarin zich dat probleem stelt: er bestaat geen tak van kennisvergaring waarin dit kwaad niet opduikt. Des te erger is dat omdat zoals gezegd het probleem op de koop toe wordt onderschat. Mensen zijn zich met andere woorden dikwijls helemaal niet bewust van de diepte van de kloof die gaapt tussen enerzijds datgene wat zij zien en anderzijds hun verslag van wat zij menen gezien te hebben. Uit een verleden onderzoek van de auteur dezer blijkt dat bezoekers van het Lam Gods retabel in de Gentse Sint-Baafskathedraal bij het verlaten van de kerk de vraag hoeveel panelen het altaarstuk telt, vaak prompt beantwoorden met: “Drie”; ook blijken zij gezien te hebben wat de gids hen heeft verteld - vaak veel minder maar zelden meer.
De discrepantie tussen de waarneming en de weergave daarvan heeft vele oorzaken maar voor een beter begrip is het vooreerst vereist om in te zien dat exacte beschrijvingen van onze waarnemingen a priori en zonder meer uitgesloten zijn en wel door de aard zelf van onze werkelijkheid. Immers, de wereld waarin de waarnemingen zich voltrekken en deze waarin zich het verslag daarvan situeert, zijn onderling fundamenteel verschillend - ze zijn zelfs discrepant. Waarnemingen voltrekken zich in wat wij grofweg als de stoffelijke wereld benoemen terwijl beschrijvingen de wereld van de geest betreffen. Edoch, ook waar men die twee tot eenzelfde werkelijkheid tracht te reduceren, krijgt men het probleem niet weg: een tekst bestaat enerzijds uit onstoffelijke want betekenisvolle woorden die ontkoppeld kunnen worden van hun substraat en anderzijds dus ook uit dat stoffelijke substraat, dat van papier en inkt is, van pixels op een scherm, of (in een binair systeem) herleid werd tot een zekere reeks van nulletjes en eentjes.
Welnu, wat alle positieve wetenschappen a priori al hebben gedaan, komt neer op een reductie van de twee genoemde werelden tot één en dezelfde werkelijkheid en meer bepaald betreft het daar een reductie tot de werkelijkheid van de stof, de zogenaamde materieel-energetische realiteit, waarbij dan gesteld wordt dat wat men het geestelijke is gaan heten, niet meer is dan een product van de hersenwerking, een werking van het leven of (in die optiek) van de materie. Bovendien wordt dat stoffelijke ook nog eens beschouwd als een constructie, als een samenstelling - ten onrechte, zoals de wijsgeer Augustinus van Hippo al in de vierde eeuw aantoonde: wij fabriceren ingewikkelde werktuigen uit eenvoudige elementen en dan projecteren wij dit proces op de werkelijkheid als zodanig en gaan wij ervan uit dat alle dingen, net zoals onze eigen werktuigen, maaksels zijn - uit eenvoudigere bouwstenen samengesteld. Onze kijk op de realiteit is microreductionistisch maar dit microreductionisme is een schromelijke denkfout die zich helaas hardnekkig doorzet. De positieve wetenschappen en uiteraard ook de geneeskunde lijden aan dat euvel.
De onmogelijkheid van een correcte diagnose heeft derhalve haar wortels in de aard van de positieve wetenschappen zelf, meer bepaald in de reductie van alle Zijn tot stoffelijkheid en het herleiden van alle dingen die gegroeid zijn tot constructies. En de oneigenlijkheid van die stellingnamen komt ook tot uiting in het probleem van de diagnosevorming of dus in de omzetting van waarnemingen gedaan in het fysieke veld naar een betekenisvolle tekst die zich aan zijn substraat en derhalve ook aan de stoffelijkheid onttrekt.
Diagnostiek betekent etymologisch inzicht of dus begrip of kennis maar in acht genomen het feit dat de geneeskunde geënt is op de positieve wetenschappen of dus op de kennis die enkel aanneemt wat kan worden aangetoond of bewezen (“ce qui peut être posé”) zal dit daardoor flink vertekende mensbeeld ook doorwegen op de kunde (van het genezen) die om die reden wel mank moet lopen.
Politiek begint met religiositeit. Priesters immers verstaan de kunst om mensen bang te maken en wie bang zijn, worden een makkelijke prooi voor profiteurs en uitbuiters. Dat zijn politici in wezen en wel onder het voorwendsel van het tegendeel: dienstbaarheid en offervaardigheid. Hypocrisie is in wezen een aas uitwerpen en wie bijten, aan de haak slaan want hypocrieten zetten hun slachtoffers op het verkeerde been en doen hen dan vallen ten bate van zichzelf. 'Religie' is etymologisch 'overgave', 'islam' is etymologisch 'onderwerping' en de christelijke ethiek is die van de nederigheid en de zelfopoffering maar in zijn Jenseits von Gut und Böse ontmaskerde Friedrich Nietzsche dit alles als reactionair gedrag: slaven dienen hun overheersers om geen andere reden dan om te kunnen overleven en omdat mensen het juk van verdrukkers niet kunnen verdragen, liegen ze zichzelf voor dat dienstbaarheid en nederigheid deugden zijn, vandaar 'die Umwertung aller Werte'. In het licht van die werkelijkheid is het kapitalisme ontstaan: de maatschappij werd een huishouden waarin onderlinge samenwerking geruild werd tegen onderlinge concurrentie en qua moraal is goed uitsluitend datgene wat de economie ten goede komt, wat wil zeggen dat men voortaan is onderworpen aan de oppergod Mammon. Het schrikbeeld van de golem werd bittere realiteit: zijn middelen overheersen de mens, het anonieme geld is koning, de heerschappij is in handen van een niet-persoon, een onmens, wiens economie uiteindelijk moet uitmonden in de oorlog die daarvan een verlengstuk is. Mensen mogen bestaan van zodra en zolang ze nuttig zijn om de banken te spekken: het teveel aan kinderen dient te worden geweerd en de ingreep wordt massaal gepland van voor de geboorte van de onschuldige slachtoffers. Zieken en gehandicapten worden aan de kant geschoven. Ouderlingen worden als een last aanzien en eenmaal zij in het ziekbed belanden, worden zij massaal, koelbloedig afgemaakt.
Dat laatste verdient hier onze aandacht omdat deze megaslachting aan het oog onttrokken wordt met middelen welke behoren tot het domein van de hightech, net zoals deze die worden ingezet voor de A.I., de sociale controle, het kernwapen en de biologische oorlogsvoering. Voor het afslachten van de economisch niet langer rendabele individuen worden specialisten gerekruteerd uit vrijwel alle wetenschappelijke sectoren, wat uiteraard de volslagen pervertering van de oogmerken van de menselijke kennis en kunde impliceert.
Zo wordt om te beginnen de uitroeiing van de ouderen reeds voorbereid middels de totaal leugenachtige maar desondanks wijdverspreide theorie van de overbevolking. Leugenachtig omdat overbevolking een zaak is van ecologische voetafdruk of van draagkracht: de aarde is overbevolkt (met mensen) van zodra hun verbruik (en hun vervuiling) groter wordt dan wat de aarde kan opbrengen. Uiteraard speelt daarin dan niet alleen het aantal mensen een rol maar evenzeer hun consumptiegedrag: gesteld dat de aarde tien miljard mensen kan dragen met elk een verbruik gelijk aan X, dan kan diezelfde aarde slechts vijf miljard mensen dragen met elk een verbruik van het dubbele van X, of twintig miljard mensen met elk een verbruik van de helft van X. Nu zorgt de huidige wereldpolitiek van ongelijkheid ervoor dat luttele percenten van de mensen het leeuwendeel van de vruchten der aarde opsouperen terwijl het leeuwendeel van de mensen het moeten stellen met bijna niets. Om het extreem te stellen, zou de aarde heel makkelijk honderd miljard paria's kunnen dragen zonder overbevolkt te zijn terwijl amper een paar honderd superrijken zouden volstaan om hem overbevolkt te maken. Dit wat betreft de leugenachtige 'overbevolkings'-theorie die wordt ingezet om de aan de gang zijnde genocide op de ouderen, die beschouwd worden als een last, mee te helpen 'verantwoorden'.
Wat betreft dan de wetenschappelijke aanpak van de massamoord zelf, wordt zoals ook al eerder gebeurde, de medische sector aangesproken. Het verhaal van de 'vrijwillige' euthanasie of de legale moord op verzoek en 'deskundig' uitgevoerd door artsen-beulen is ons bekend maar waar weerstand bestaat, sluipt het nieuwe en even bedrieglijke moordwapen van de zogenaamde palliatieve sedatie het terrein op van de uitroeiing. Het voorwendsel is pijnbestrijding maar de prijs daarvoor wordt verzwegen en met leugens toegedekt.
Op het internet en in allerlei brochures ten behoeve van de zieken en hun begeleiders doet men zijn uiterste best om de praktijk van de pijnbestrijding zalig te verklaren. Men 'waarschuwt' dat er heel wat misverstanden bestaan over het gebruik van pijnstillers, zoals de opiaten, de van opium afgeleide of naar het voorbeeld van opium gemaakte medicijnen zoals tramadol, morfine, oxycodon en fentanyl. Zij worden ingezet voor pijnbestrijding maar dat weten deze stoffen uiteraard zelf niet en zij doen gewoon hun ding terwijl de verzachting van pijn daarvan een soms welkome bijwerking is. De medicijnman zal spreken over pijnstillers met als bijwerking de werkingen waarvoor die stoffen niet bedoeld zijn maar die ze niettemin hebben en dat zijn er nogal wat.
Zo'n halve eeuw geleden deden in culturele netwerkorganisaties met christelijke wortels zoals het Davidsfonds sprekers de ronde van de Katholieke Universiteit van Leuven met voordrachten, getiteld: “De handel in blanke slavinnen”. Het was de bedoeling om vanuit katholieke hoek te waarschuwen tegen een oud gevaar dat na de 'bevrijding' van de zestiger jaren opnieuw de kop opstak en het gezinsleven bedreigde en dat gepaard ging met de verspreiding van het druggebruik. De sprekers hadden het over toen nog niet aldus genoemde 'loverboys' die maagden verleidden om hen dan aan zich te binden met eerst soft- en vervolgens harddrugs zoals heroïne, een variant van morfine. “U hebt wellicht al eens kiespijn gehad”, aldus werd de ernst van de zaak geïllustreerd: “dat is een vreselijke pijn die wordt veroorzaakt door het ontsteken van enkele centimeters zenuwen. Welnu, het menselijk lichaam telt vele kilometers zenuwbanen en bij wie aan heroïne verslaafd gemaakt zijn, gaan op het ogenblik dat ze de drug moeten ontberen die kilometers zenuwbanen allemaal ontsteken.” Waarmee duidelijk gemaakt werd dat voor heroïnehoeren geen weg terug bestond. Edoch, in fel contrast daarmee, verneemt men heden vanuit medische hoek dat pijnstillers weliswaar bijwerkingen hebben maar dat men er niet moet voor terugdeinzen omdat het nu eenmaal al te gek is om nodeloos te lijden.
Wat betreft het gebruik van opiaten bij terminaal zieken, kan verslaving uiteraard geen bezwaar zijn dat opweegt tegen het voordeel van de pijnbestrijding maar het zou wel eerlijker zijn indien de zieke ingelicht werd naar waarheid. Alvast is de voorstelling 'pijnbestrijding met bijwerkingen' bijzonder misleidend omdat niet alleen het gevoel dat wij benoemen als 'pijn' bestreden wordt: bijvoorbeeld ook de gevoelens van dorst en honger en de aandrang om naar adem te happen als het koolzuurgehalte in het bloed gaat stijgen, worden afgezwakt of blijven weg. Men voelt de nattigheid niet meer die het ontstaan van doorligwonden bespoedigt en ook de drang om zich in bed te draaien en te keren, verdwijnt. De eetlust, de bewegingsdrang en vele andere stimulerende gevoelens die tot actie aanzetten, blijven achterwege samen met de levensnoodzakelijke activiteiten die daaruit moeten resulteren zodat de slotsom van de zo geheten 'bijwerkingen' niets minder is dan de bespoediging van het levenseinde, waardoor geheel in tegenstelling tot de voorgewende bedoelingen, de zieke niet overlijdt in gevolge zijn ziekte maar in gevolge de 'geneesmiddelen', in casu pijnstillers.
Het zou eerlijk zijn de patiënt hierover in te lichten maar kennelijk is de druk van de economie zo groot dat men dit helemaal niet nodig acht. Hoe rapper de economisch onnutte burgers verdwijnen, des te beter voor de staatskas. En kijk, de teams voor palliatieve zorg werken gratis, zij verschijnen ongevraagd aan het bed van wie als ongeneeslijk staan geboekstaafd om op tijd en stond subcutaan een vergif toe te dienen dat dermate sederend is dat dit van het levenseinde van de betrokkene in welgeteld tien dagen een feit maakt.
(J.B., 1 september 2024)
27-08-2024
Tijdelijkheid
Tijdelijkheid
De gedachte dat een stad alle mensen die daar wonen overleeft terwijl zij zelf niet leeft dan bij de gratie van haar stervelingen, voedt de horror van het juk van een onwezen, geheel tegengesteld aan de haastig gefantaseerde, persoonlijke god. Alsook de gedachte dat de wereld geen bewustzijn heeft terwijl hij nochtans drager is van het bewustzijn van alle levenden die hem bevolken. De gedachte dat bewustzijn een product van evolutionaire ontwikkeling zou zijn terwijl die ontwikkeling zelf blindelings verloopt en helemaal gespeend is van wil en zelfbewustzijn, van doelgerichtheid en verlangen. Men zegt ook dat de mens die kan zeggen dat hij is, een product is van zijn burgerschap dat immers communicatie toelaat, dialoog, waarvan het denken slechts een afgeleide is, met name als een gesprek dat men kan voeren met zichzelf. Waar dan bevindt zich het bewustzijn, zo vraag ik u, of gelooft gij zoals ikzelf dat het helemaal niet is gebonden aan een plaats? Want dat kunnen alleen materialisten geloven, die wijzen naar het hoofd, het brein, de hersenen. Warempel denken deze laatsten dat het einde van het hoofd, ook het einde is van het bewustzijn, alsof het ook mogelijk ware dat het bewustzijn ergens in de ruimte zetelde en gevangen was op een plaats, zoals het lichaam, dat niet zonder reden de kerker van de ziel genoemd wordt. En als het denken niet door ruimte wordt beperkt, dan ook niet door de tijd - die twee bestaan tenslotte alleen binnenin de geest, zoals reeds Augustinus wist: de tijd bestaat enkel doordat wij een geheugen hebben en meer bepaald door de herinnering waar het de verleden tijd betreft en door de verwachting waar het gaat om de toekomstige. Edoch, herinneringen en verwachtingen kunnen pas ontspruiten aan een levend lichaam dat ook weet dat het bestaat, zodat we mogen zeggen dat het leven noodzakelijk voorafgaat aan de dingen die wij waarnemen, kennen en ook zijn: het lichaam en de wereld waar het in bestaat, de levende taal die door dode boeken wordt gedragen en door stenen beelden, door geluiden die vergroeien tot muziek en dans en spel en die tot leven worden gewekt door onze ogen en oren, zoals zij ook doen met alles wat de levende natuur te bieden heeft. Het lichaam met zijn zintuigen en zijn verstand wekt voor de duur van zijn bestaan de dingen uit hun schijndood op zoals tevens de duisternis doet met de fantomen waartoe de vampieren behoren, de spoken en ook de demonen. En zoals die schijnwezens zich weer haasten naar hun graf wanneer het licht van een nieuwe ochtend doorbreekt, zo ook vergaat het telkenmale de wereld van zodra de dood een gat slaat in de kerker van het lijf waar doorheen de ster haar stralen steekt om terug te halen wat zij ooit zo gul in bruikleen gaf.
(J.B., 27 augustus 2024)
18-08-2024
Oh dichosa ventura
Oh dichosa ventura (muziekvideo) - Lied op tekst van een mystiek gedicht (En una noche oscura) van San Juan de la Cruz.
Lied op tekst van het mystieke gedicht 'Donkere nacht' van San Juan de la Cruz (muziek en beelden: J. Bauwens, 2005)
12-08-2024
De 'goede moord'
De 'goede moord'
“Als u zich palliatief laat begeleiden, hebt u recht op twee keer zevenhonderd euro en daar komen dan nog een aantal profijten bij”, aldus de vertegenwoordiger van het team aan het bed van een patiënt op wiens rapport geschreven staat dat ergens in zijn lichaam een verdikking te situeren is welke wordt aangeduid als een 'vermoedelijk carcinoom'. Tot zo ver de reclame voor palliatieve sedatie. Voor de patiënt cruciale vragen naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting worden prompt beantwoord met nog een ander soort van reclame: “Het heeft geen enkele zin om pijn te lijden.”
De hele boodschap is nog een stuk langer maar als we al even mogen stilstaan bij die uitspraak, moet worden opgemerkt dat in een tijdspanne van amper één generatie de moraal een draai van honderdtachtig graden lijkt gemaakt te hebben. Niet zo lang geleden werd op school nog onderwezen dat de brede weg bergaf recht naar de hel voert, terwijl enkel wie het smalle steile pad beklimmen, het geluk zullen bekomen.
De moraal die pijn identificeert met ongeluk en genot met geluk, wordt verdedigd door onder meer de atheïst en utilitarist Peter Singer en heet 'sentiëntisme'. Uiteraard zijn de daar aangewende criteria kaduuk, alleen al omdat zonder (pijnlijke) inspanningen en zelfopoffering, menselijke prestaties van betekenis vrijwel onmogelijk worden. De realiteit is complex en laat zich niet inpassen in simplistische categorieën. De mening dat leven zonder lijden mogelijk kon zijn, getuigt van verregaande onwetendheid, om te beginnen onwetendheid omtrent de natuurwetten, omdat het leed een noodzakelijkheidsvoorwaarde is voor het bewustzijn.
Nadat de kaduke these werd uitgesproken dat het geen zin heeft om pijn te lijden, vervolgt haar verdediger zijn pleidooi met de volgende explicatie: “Uiteraard hebben pijnstillers mogelijkerwijze bijwerkingen maar dat geldt voor alle medicijnen en het is derhalve geen reden om ze van de hand te wijzen.”
Op te merken valt vooreerst dat deze uitleg helemaal geen antwoord bevat op de gestelde vraag, namelijk de vraag naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting. Bovendien wordt die uitleg vaak nog gevolgd door een argument dat ongevraagd het standpunt van de vertegenwoordiger van het palliatieve team kracht bijzet en dat luidt: “Als ik de keuze had tussen het verbijten van de pijn en enkele maanden korter leven, dan zou ik beslist niet twijfelen om te kiezen voor een 'comfortbehandeling'”, waarmee dus bedoeld wordt dat het 'vanzelfsprekend' verkieslijk is om pijnstilling met levenstijd te betalen.
Het 'vanzelfsprekende' is gewijzigd, en dat is het zogenaamde 'gezond verstand'. De Angelsaksische benaming voor gezond verstand, 'common sense', verraadt dat het hier gaat om (morele) opvattingen welke door een meerderheid worden gedeeld. Echter, in acht genomen het feit dat ethische standpunten ontstaan door de interiorisering van met sancties opgelegde wetten en regels, verandert het vanzelfsprekende met de wetgeving mee: wat zogezegd 'vanzelf spreekt' in het hoofd van een christen, klinkt heel anders in het hoofd van een atheïst; wat 'common sense' is in een democratie, is dat niet in een dictatuur. In zijn brieven, welke het katholicisme schragen, schrijft de apostel Paulus dat het pas zijn kennis van de wet is geweest die hem het onderscheid tussen goed en kwaad heeft duidelijk gemaakt: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.1
Waar het amper enkele generaties geleden zonde heette om zichzelf van het leven te benemen, worden vandaag artsen die de eed van Hippocrates hebben afgelegd (waarvan de eerste regel luidt dat men zijn medische beroepskennis niet mag aanwenden om aan mensen schade te berokkenen), door hun (door politici gedirigeerd) syndicaat gedwongen om aan 'terminale' patiënten mede te delen dat het tot de legale mogelijkheden behoort om zijn leven te laten beëindigen, en wel door artsen. Men neemt aan dat het dan niet gaat om zelfmoord en ook niet om moord maar wel om medische hulp bij het bestrijden van pijn. Dat die hulp dan bestaat in het vermoorden van degene die pijn zegt te lijden, blijkt geen obstakel omdat men gelooft dat het een legitiem standpunt is om ervan uit te gaan dat de dood verkieslijker is dan het leven van zodra dat leven gepaard gaat met ('ondraaglijk') lijden. Nog één stap en artsen worden niet alleen verplicht om aan de patiënt de mogelijkheid van euthanasie kenbaar te maken maar ook nog om die uit te voeren.
Euthanasie is immers vooralsnog mogelijk op basis van vrijwilligheid, wat betekent dat niemand er in feite recht kan op hebben omdat dit recht dient verzekerd te worden door een plicht, die de plicht is tot moord. We zijn nog niet zo ver dat artsen en dus mensen die zich inzetten voor het leven van hun medemensen, worden verplicht om deze medemensen om te brengen maar wanneer artsen hiertegen in het verzet zouden gaan, ziet het er naar uit dat met het oog op het doordrukken van de kaduke wetten van het hedendaagse totalitarisme, apothekers, verplegers, sanitaire helpers en tenslotte gewoonweg beulen zullen worden aangesteld voor deze vorm van 'pijnbestrijding'.
'Euthanasie' betekent 'goede dood', wat een bijzonder misleidende benaming is omdat zij op de keper beschouwd niet zozeer de dood verkapt welke ons aller noodlot is en derhalve onafwendbaar, maar wel een doodslag met voorbedachten rade, of beter nog: een gecamoufleerde moord. En het is de wetgever die de camouflage voltrekt. In een democratie is de wetgever het volk of de meerderheid van het volk. Bij euthanasie is derhalve geen genocide aan de orde of dus niet een moord (van een enkeling) op een volk maar, omgekeerd, een moord van een volk op (telkens) een enkeling. Waar deze enkelingen groot in aantal zijn, is derhalve sprake van een volkszelfmoord, een genosuïcide.2
(J.B., 12 augustus 2024)
1Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7.