Het is een laagblijvend kruid (15 centimeter), dat zich via zijn dunne wortelstokken langzaam kan uitbreiden, zonder dat het echt gaat woekeren Aan de rechtopstaande, vierkante stengeltjes staan kransen van een achttal blaadjes, die elk ongeveer een halve centimeter breed en ongeveer drie centimeter lang zijn. De blaadjes zijn aan de rand ruw behaard In mei bloeit het kruid met platte, vertakte trosjes witte, kruisvormige bloemetjes. Na de bloei ontstaan bolvormige vruchtjes met een doorsnede van enkele millimeters, die haakvormige borsteltjes bezitten waarmee ze zich kunnen vasthechten aan kleding of aan de vacht van passerende dieren. Bedstro is gemakkelijk te onderscheiden van de andere leden van het geslacht Walstro (Galium) doordat het kruid een typische geur verspreid als het na het plukken begint te verwelken. Vaak wordt die geur vergeleken met vers gemaaid gras, maar ik vind het veel aromatischer Lievevrouwebedstro gedijt het best in frisse humusrijke bodem in schaduw tot halfschaduw. Een plekje in de zon is ook mogelijk, maar echt goed gedijen zal het kruid daar niet. Lievevrouwbedstro is te vermeerderen door scheuren of door zaaien, de bodem zeker in de beginfase voldoende vochtig houden. De oogst van de blaadjes valt kort voor de bloei in mei-juni. Gedroogde blaadjes hebben een krachtig aroma. Thee van getrokken blad helpt hij slapeloosheid en nervositeit Ook werkt het bloedzuiverend. Geurzakjes in de linnen- of kledingkast verdrijven motten Meidrank Een fles witte wijn (Moezel, Elzas) Suiker - Citroen -Eventueel een glas cognac bereiding : De in bloei staande plant wordt afgesneden en gedroogd Een handvol van deze gedroogde plant wordt met de fles witte wijn overgoten, suiker toevoegen naar smaak. Dit mengsel één nacht laten rusten in een kelder of op een andere koele plaats Daarna zeven en citroen toevoegen. Wil men het aperitief wat pittiger dan kan men een geutje cognac toevoegen... ijskoud opdienen ! De legende van Lievevrouwebedstro Er was eens een koning die zijn lijfartsen rijkelijk betaalde om hem van middeltjes te voorzien die hem voor de dood behoedden. Op een dag kreeg de koning een beker walstro, hét middel, volgens zijn artsen. Nu was er in het paleis een knecht die ook wel heel lang wilde leven, en er stiekem een flinke teug uit nam. De dief werd spoedig gegrepen en ter dood veroordeeld. Toen zei de knecht: “Als u mij doodt, dan sterf ik jong en dan weet u dat uw artsen u voor de gek houden." De koning dacht diep na en vond uiteindelijk dat hij dit risico niet kon nemen. Hij liet de knecht daarop vrij, Beiden stierven toch, maar wel op hoge leeftijd. Sindsdien ontstond het spreekwoord “Tegen de dood is geen kruid gewassen.”
|