ERMO (NL)
ERMO rijwielen
ERMO staat voor: Eskes’ Rijwielen Montfoort. Het bedrijf werd in 1933 opgericht en bleef als groothandel bestaan tot 2005. Arie Eskes was al een aantal jaren fietsenmaker toen hij samen met zijn broer Jan Jacobus Eskes (‘Ome Han’) een groothandel en assemblagebedrijf begon. Ome Han had in Utrecht bij groothandel Rothschild en De Keizer gewerkt, en bracht daarvandaan 80 potentiële klanten mee. Het bedrijf werd gevestigd aan Onder de Boompjes in Montfoort in een gehuurd pand van een fruitkweker uit De Meern. Vanaf zijn 13e moest Jan, de zoon van Arie, helpen fietsen inpakken in kartons.
Tot aan de oorlog moesten ze bij Ermo de eindjes aan elkaar knopen. De verhalen van Ermo passen geheel in het beeld van die tijd: als je de prijs van de onderdelen bij elkaar optelde, was er geen geld over om de fiets in elkaar te zetten, als je tenminste wilde concurreren. Kijkend naar de prijs van de concurrent hadden ze minder dan een gulden (op een verkoopprijs van rond de twintig) voor de montage. En toch deden ze het, om maar aan het werk te blijven, dat in de hoop op betere tijden. Bij Ermo verkochten ze ook fietsen als bouwpakket dat dan door de fietsenmaker in elkaar gezet werd voor die gulden die over bleef: ook de fietsenmaker moest de eindjes aan elkaar knopen. Daar was natuurlijk ook niks aan verdiend, maar Ermo wilde de vaste klanten vasthouden, en misschien nog iets verdienen met de accessoires – de verlichting bijvoorbeeld was in die tijd niet bij de prijs inbegrepen. De fietsen werden door een plaatselijke bodedienst bij de fietsenmaker afgeleverd. Om fietsen en onderdelen aan de man te brengen, waren er voor Ermo twee man permanent onderweg, terwijl er thuis drie medewerkers bezig waren met opbouwen van fietsen en andere voorkomende werkzaamheden. De twee reizigers verplaatsten zich met het openbaar vervoer, maar, vertelde Jan Eskes, we hadden in elke grotere plaats wel een fietsenmaker in de buurt van het station die ons voor een dag een fiets leende: Wim de Groot in Utrecht, Jan de Frankrijker in Gouda, Bertus Handwijk in Zeist, enzovoort.
Tijdens de oorlog was het helemaal een magere boel: de Eskes weigerden te leveren aan de Duitsgezinde overheid en aan klanten die hun sympathie of begrip voor de bezetter lieten blijken. Jan Eskes ontving na de oorlog een koninklijke onderscheiding voor zijn activiteiten in het verzet. Ermo heeft nooit catalogi uitgegeven; er waren alleen prijslijsten met de specificatie en de prijs, de kleur was zwart. Na de oorlog verhuisde Ermo naar een pand even buiten het centrum van Montfoort genaamd ‘De Rokende Moor’, met een appartement erboven. Jan Eskes heeft daar jaren gewoond.
Ermo kreeg opdrachten voor fietsen voor het leger – de concurrentie die in de oorlog ‘zwart’ geweest was, kreeg geen overheidsopdrachten. Verder kregen ze vrij soepel z.g. ‘ijzerbonnen’ die nodig waren om frames en onderdelen (een fiets bestond toen nog voor 95% uit ijzer) te kunnen kopen. En Ermo kreeg een bon voor een auto, een nieuwe Chevrolet, waardoor het niet alleen mogelijk was de klanten te bezoeken, maar ook leveranciers verderop zoals Lepper, De Wilde, Van Schothorst en De Woerd. Er braken betere tijden aan: Ermo leverde met in totaal 5 werknemers in zijn beste jaren zo’n 1500 fietsen per jaar, en met zuinigheid en vlijt werd daar behoorlijk aan verdiend. Frames kwamen gelakt van De Wilde in Volendam tot Ermo er genoeg van had: die van Pon kostten hetzelfde maar hoefden zelden nagericht te worden, aldus Jan Eskes, die overigens met respect sprak over de enorme aantallen frames die De Wilde in die tijd produceerde. Rond 1960 nam Ermo als ‘tweede merk’ het merk Struisvogel over, dat tot dan toe gebruikt was door Arie van Vliet uit Woerden, de oud-wielrenner, die stopte met de fietsenhandel en Volvo-dealer werd. De Struisvogels hadden een naam, in het Groene Hart van Holland.
In 1964 sloeg het noodlot hard toe: zoon Joop, 27 jaar jong, plus één van de monteurs, kwamen beiden bij een auto-ongeval om het leven. Jan Eskes en neef Huib, de zoon van ome Han, gingen samen verder. Ze deden mee met de Nicor inkooporganisatie van de gebroeders Tigelaar in Assen, ze importeerden containers vol fietsen en vooral kinderfietsjes van Kynast in Duitsland. Toen Jan Eskes in 1988 met pensioen ging, had Ermo 150 vaste klanten en volgens de balans was het bedrijf één miljoen gulden rond waard. Huib Eskes kocht Jan uit, verhuisde met Ermo naar een rustiek bedrijfspandje aan de Montfoortse Doeldijk en is nog door gegaan tot 1998 (de laatste Ermo-fietsen). Toen verkocht hij de grossierderij aan een klant, bij wie hij vervolgens zelf in loondienst ging werken. In 2005 werd de grossierderij opgeheven. Het pand staat sedertdien leeg, en Huib overleed, 59 jaar oud, in 2007.
Bron: Otto Beaujon
https://oudefiets.nl/publicaties/index-a-e/ermo/
|