Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
1892: Willem Kölling, postbeambte uit Dieren, besloot in de fietshandel te gaan. Niet iedereen was overtuigd van dit toekomstperspectief, maar hij zag echter wel als één van de eersten de mogelijkheden van dit nieuwe vervoermiddel. Hij begon was voorzichtig, hij bestelde in Engeland welgeteld één fiets. Toch groeide zijn klantenbestand snel. Hij zocht een partner en vond deze in Rudolf Arentsen, een handelaar in kachels, haarden en ijzer. Samen richtten zij de firma Arentsen & Kölling op.
In de begintijd werkten ze vanuit een schuurtje, dat al snel te klein werd. Ze kochten een stuk grond en bouwden een fabriek op de hedendaagse plek in Dieren. In 1905 trok Rudolf Arentsen zich terug uit het bedrijf en werd opgevolgd door Hendrik Kölling, de broer van Willem. Later kwam hun neef, Jan Breukink, zijn ooms vervoegen als lid van de directie.
In 1915 werd het bedrijf omgedoopt in N.V. Gazelle Rijwielfabriek v/h Arentsen en Kölling. Gazelle groeide door een combinatie van kwaliteit en een heel breed programma uit tot een van de grootste Nederlandse fabrieken. Het bedrijf maakte heel veel onderdelen zelf, zoals trommelremmen en drieversnellingsnaven. Veel andere merken kochten die zaken in. De fabriek werd veelvuldig uitgebreid en verbouwd. Na 1945 groeide Gazelle uit tot de grootste Nederlandse fabriek. Gazelle maakte zeer goede fietsen, volgde de markt en begreep de kracht van reclame. In 1954 rolde de 1-miljoenste fiets van de band. Naast fietsen heeft Gazelle ook motoren, brommers, 3- en 4-wielige trucks en (motor)bakfietsen geproduceerd.
Ondanks de overname in 1971 door Raleigh bleef het merk bestaan. In 1992 viel de productie van de 8-miljoenste fiets samen met de uitreiking van het predicaat ‘Koninklijk’ door prinses Margriet. Sinds 2001 is de fabriek in Dieren weer in Nederlandse handen, sinds 2011 onderdeel van Pon Holdings.
André Vlaanderen
De boekjes en advertenties, geïllustreerd door André Vlaanderen, en Piet Pelle zorgden voor een grote naamsbekendheid van het merk Gazelle.
André Vlaanderen. (Cornelis André Vlaanderen - Amsterdam, 1 september 1881 – Brugge, 5 augustus 1955 - was een Nederlands grafisch kunstenaar.André Vlaanderen (1881 - 1955), geboren in Amsterdam, was één van de eersten die zijn kunstvaardigheid inzette op het gebied van de reclame. Vanaf 1914 tot kort voor de tweede wereldoorlog werkte hij onder andere voor Gazelle. In de periode van 1914 tot 1929 (hij vertrekt dan naar Brugge in België) publiceert Gazelle wekelijks een advertentie van zijn hand in 'De Kampioen'. Naar schatting heeft hij 500 advertenties gemaakt. Hij produceerde tussen 1920 en 1930 ook een twintigtal gratis promotieboekjes voor Gazelle. Verder ontwierp hij het balhoofdplaatje, het merkteken op de balhoofdbuis, dat ruim 75 jaren - eerst met zijn naam onderaan; later zonder - zo kenmerkend was voor een Gazelle fiets.
Met al zijn uitingen zorgde André Vlaanderen ervoor dat het merk Gazelle voortdurend op ieders netvlies stond. Hij heeft Gazelle een 'gezicht' gegeven. Het dan ook niet vreemd dat Gazelle destijds zo'n grote naamsbekendheid had - en nu nog steeds heeft.
In augustus 1929 vestigde Vlaanderen zich in België, eerst in Gent en vanaf augustus 1930 in Brugge. Eerst woonde hij in de randgemeenten Sint-Andries en Assebroek, om vanaf 1939 en tot aan zijn dood in de historische stad, op het adres Spiegelrei 24 te wonen.
Het bekende Gazelle-plaatje was dus het ontwerp van de toenmalige huistekenaar André Vlaanderen. Deze plaatjes werden tot 1960, op de onderrand, voorzien van de naam van de ontwerper. Dat is uniek, want in de meeste gevallen is het niet bekend wie het merkplaatje heeft getekend. Na 1960 werden de plaatjes van aluminium, gemaakt, daarvoor waren ze van verchroomd koper.
In 1886 richtten Max Frankenburger (geboren 27 augustus 1860 in Ühlfeld en overleden op 5 januari 1943 in het concentratiekamp Theresienstadt ) en Max Ottenstein (geboren 23 februari 1860 in Gunzenhausen; † 26 oktober 1947 in Schaan/Liechtenstein) de “ Velocipedfabrik Frankenburger & Ottenstein “in de buitenwijk Gleißhammer van Nürnberg op. Eerst werden high-wheelers geproduceerd en kort daarna werden de zogenaamde safety low-wheelers geproduceerd. In 1888 verliet de duizendste Victoria-fiets de productiehallen en in 1893 telde de fabriek 259 medewerkers. In 1895 werd het bedrijf omgedoopt tot “Victoria Fahrradwerke AG, voorheen Frankenburger & Ottenstein”. Toen in 1899 de bouw van motorfietsen zou beginnen, werd de naam van de fabriek veranderd in “Victoria Werke AG”.
In 1896 waren er de eerste fietsen met luchtbanden , die werden gekocht bij Dunlop. In 1900 werd de ontwikkeling van de eerste ‘Victoria-auto’ voltooid, die op de autotentoonstelling in Neurenberg de ‘Gouden Medaille’ ontving . De serieproductie was nog niet begonnen, op verzoek werden er individuele exemplaren voor de verkoop gemaakt. In 1901 vervaardigde Victoria de eerste motorfietsen. Na de Eerste Wereldoorlog begon de productie in 1920 met de modernste motorfiets van zijn tijd, de “ KR I ”.
Na de machtsoverdracht aan de nationaalsocialisten in 1933 werd Reinhold von Lüdinghausen in 1934 voorzitter van de raad van toezicht. In deze rol dwong hij de joodse directeur en bestuurslid Franz Ottenstein, zoon van oprichter Max Ottenstein, uit zijn functie. Tijdens het nationaalsocialistische tijdperk was Reinhold von Lüdinghausen, samen met Karl Rasche en Walter Pohle, een van de belangrijkste actoren in de “Ariseringen” van maart 1939 in het Sudetenland. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 eindigde bijna alle productie van tweewielers. alleen de “KR 35 Pioneer” werd nog steeds geproduceerd. De “Riedel starter”, een 2-cilinder tweetakt boxermotor met een extreem korte slag ontworpen door Norbert Riedel als starter voor de Junkers Jumo 004 en BMW 003 straalmotoren, werd tijdens de oorlog bij Victoria geproduceerd. De luchtaanvallen op Nürnberg verwoestten de fabriek grotendeels, zodat in 1945 nog maar een klein deel van de productiefaciliteiten overbleef.
Victoria-Werke was lid van de “Industrievereniging” van de Duitse Fietsersbond (DRB). Leden van de vereniging waren bedrijven uit de fietsindustrie en fabrikanten van fietsonderdelen die het professionele wielrennen in Duitsland sponsorden .
De naoorlogse productie begon - na het overbruggen van de productie van consumptiegoederen zoals voedselverwerkers, melkkannen en tabakssnijders - eind 1946 met een hulpfietsmotor, de "FM 38" met platte zuiger en roterende inlaatklep, die had een nominaal vermogen van ongeveer 1 pk met een cilinderinhoud van 38 cm³; FM 38 was de basis van de Victoria Record Machine . Rond de jaarwisseling telde de fabriek in Victoria 1.300 man en verdubbelde de omzet vergeleken met het vooroorlogse niveau: meer dan 40.000 ingebouwde motoren, ongeveer 14.000 KR 25 Aero, veel 100 cc-motoren, fietsen en vrijloopnaven met een aanzienlijk exportaandeel.
In 1951 begonnen ze ook met de productie van hoogontwikkelde naaimachines.
In 1958 daalden de verkoopcijfers in heel Duitsland dramatisch, wat de bromfietsmodellen van Victoria niet konden compenseren. Daarom fuseerden Victoria, de Express-Werke (Neumarkt) en de DKW- tweewielige productie van Auto-Union GmbH (Ingolstadt) tot Zweirad Union AG. Victoria bracht zijn bromfietslijn ‘Vicky’, Express zijn ‘Radexi’ en DKW zijn goede naam, evenals de DKW Hummel, in het nieuwe bedrijf. Omdat er vanaf dat moment geen ‘motorrijders’ meer in de bedrijfsleiding zaten, maar alleen werd geproduceerd wat beter verkocht kon worden, was Victoria geen klassieke motorfietsfabrikant meer.
In 1966 werd de Zweirad Union formeel overgenomen door de in Nürnberg gevestigde Hercules Werke GmbH, met als gevolg dat de naam "Victoria" uiteindelijk uit de prijslijsten van motordealers verdween.
Hercules bezat de rechten op de naam “Victoria”, maar moest deze opgeven omdat deze al meer dan vijf jaar niet meer werd gebruikt. Als gevolg hiervan verwierf Hermann Hartje KG in Hoya an der Weser in 1995 de merkrechten en produceert hij fietsen en elektrische fietsen met wielnaafmotoren van Panterra, Tranz-X, Panasonic en Bosch. Een deel van de modellen wordt zowel op het hoofdkantoor in Hoya als bij andere fietsfabrikanten vervaardigd.
Dit merk komt ook voor op een lijst van Belgische fietsfabrikanten en handelaars. Cette marque figure aussi sur une liste de fabricants et de commerçants belges de vélos.
R.A.F.--- Deutschland/Duitsland (circa 1950 / 53mm) – Typenschild wie Hektor – Hektor (Oudgrieks: Ἕκτωρ) of Hector (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie, vooral bekend uit de Ilias van Homeros.
Bron: Frank Papperitz
Dit merk komt ook voor op een lijst van Belgische fietsfabrikanten en handelaars. Cette marque figure aussi sur une liste de fabricants et de commerçants belges de vélos.
R.A.F---- België
R.A.F --- Pinet Pierre ---- Ensival – Belgique/ België
Turbo – (circa 1935 / 62mm) Cottbus -is een universiteitsstad en in de Duitse deelstaat Brandenburg- Duitsland. Rond 1935 kwam Turbo in handen van URANIA(Urania-Fahrradwerke)
Bron: Frank Papperitz
Cottbus, niedersorbisch Chóśebuz], ist eine kreisfreie Universitätsstadt mit 100.010 Einwohnern (Stand: 31. Dezember 2023) im Land Brandenburg (Deutschland).
1908: Pieter van der Veen Rzn., kwam in 1900 naar Bedum om bij koperslagerij Bodewes de rijwielreparatie op zich te nemen, maar uiteindelijk begon hij voor zichzelf in een schuur aan de achterkant van zijn woning. Hier vervaardigde hij het "BEDUM" rijwiel, hij werkte als koperslager, verkocht, repareerde, vernikkelde en lakte diverse onderdelen.
1911: De zaak kreeg een effectieve naam, namelijk de rijwielenfabriek "BEDUM". 1917: Van der Veen bouwde een nieuwe fabriek aan de Noordwolderweg, de rijwielenfabriek Veeno. Veeno onstond uit de naam Van der Veen + achtervoegsel "o". De naam "BEDUM" was niet meer geoorloofd omdat het een plaatsnaam was. De naam moest praktisch uit 5 letters bestaan, dit met het oog op de ruimte op alle onderdelen. 1920: Het bedrijf werd, de N.V. Rijwielenfabriek Veeno.
1921: Veeno fabriceerde zes modellen in heren- en damesuitvoering. 1923: Veeno introduceerde het model/merk Truck. Vanaf ca. 1933 werden er zogenaamde Priesterrijwielen aangeboden. Dit waren damesfietsen met een langer kader dan een normale fiets, zodat nonnen en priesters hun lange rokken beter kwijt konden. In de jaren ‘30 deden de transportdriewielers hun intrede.
1940: In een schrijven van 30 september werden het cliënteel van Veeno beleefd verzocht om zo weinig mogelijk te bestellen. Dit kwam natuurlijk door de oorlog. Net als andere fietsbedrijven had Veeno het moeilijk om aan materiaal te geraken. In deze periode werd de ganse Veeno fabriek leeg gehaald door de Duitse bezetter. 1944: In september van dat jaar werd de leegstaande Veeno-fabriek door de Duitse Wehrmacht voor luchtafweerdoeleinden in beslag genomen. In de montagehallen werd zend- en/of storingsapparatuur opgesteld om de geallieerde bommenwerpers op te sporen of hun radiocommunicatie te verstoren.
De beginjaren '60 waren qua productie de beste jaren voor de Veeno fabriek. Het Veeno rijwiel had een zeer goede reputatie. Er werkten op een gegeven moment meer dan 100 personeelsleden en de productie lag bij de 10.000 rijwielen per jaar. Doch niet veel later kwam Veeno, zoals de hele rijwielbranche in die tijd, in moeilijkheden. Op 24 september 1965 werd aan Veeno tot 29 juli 1966 uitstel van betaling verleend. In 1966 slonk het aantal werknemers tot ongeveer 35. Op 10 februari 1967 werd het faillissement van de N.V. Rijwielenfabriek Veeno uitgesproken.
De naam Veeno werd samen met de namen Veenolite, Tors, Rocket, Holfa en Truck overgenomen door Rijwielfabriek De Wilde (Nieuwe Niedorp). Deze framebouwer ging eind 1977 failliet. Daarna nam Van der Sluis (Surhuisterveen) de rechten over, maar het bedrijf ging in 1982 door een brand eveneens bankroet. De resten werden overgenomen door Rivel (Surhuisterveen), dat in 1993 op zijn beurt door Union werd overgenomen. Daarna werden er nog enkele jaren Veeno-fietsen bij Union gemaakt en via de "Tweewieler Inkoop- en marketing Combinatie" TWICO, een detailhandelsorganisatie, verkocht.
Veeno was weliswaar geen van de echt grote bedrijven maar hoefde zich voor de kwaliteit van de vervaardigde fietsen bepaald niet te schamen.
Herman Emsbroek begon in 1904 met het verkopen van fietsen vanuit de koperslagerij van zijn vader in de Dorpsstraat te Vorden. In 1913 bouwde hij een woonhuis met winkel en werkplaats op de hoek van de Dorpsstraat en de Insulindelaan. In korte tijd ontstond er een bloeiend bedrijf dat uiteindelijk verhuisde naar de Enkweg. Naast fietsen en onderdelen verkocht Empo ook huishoudelijke artikelen zoals naaimachines, wasmachines, stofzuigers en broodroosters.
In 1919 richtte hij samen met Hendrik Poesse handelsmaatschappij Empo op (EMsbroek-POesse). Hoewel de oprichters Emsbroek en Poesse al na enige maanden uit elkaar gingen bleef de naam Empo gehandhaafd door de familie Emsbroek.
In de loop der jaren ging Empo steeds meer zelf maken, vanaf 1929 ook met geheel eigen fietsen en dit onder de merknaam Royal Empo.
Met een nieuwe fabriek (1937) groeide Empo uit tot serieuze fietsenfabrikant. De handel in onderdelen bleef echter altijd belangrijk. Bekende modellen waren de tandems en het kruisframe. Empo was een bekende fietsenfabriek. Op het hoogtepunt kende de Empofabriek zeker 200 medewerkers. De producten werden door heel Nederland afgezet. Vanaf de jaren veertig speelden ook Bart en Henk – de twee zoons van oprichter Herman Emsbroek – een belangrijke rol in het bedrijf.
In 1955 bracht men onder de naam Empo-Carley ook kortstondig de Carley-brommotor op de markt. Deze werd echter bij Polynorm in Bunschoten gebouwd. Ook monteerde Empo 47cc-TWN-blokjes in bromfietsen. In 1962 ging men bromfietsen leveren. Dit waren echter geen eigen producten: het waren Cyrus-bromfietsen die onder de naam Empo werden verkocht.
In de jaren ’70 werden nog veel klassieke opa- en oma-fietsen gebouwd. In 1977 traden twee kleinzoons van de oprichter toe tot de directie. Eerst Piet Hein en na het overlijden van vader Henk ook zijn broer Frits. Doordat Empo er in de jaren zestig en zeventig niet in slaagde om de stap naar schaalvergroting en modernisering te maken, ging het bedrijf in 1979 failliet en werd overgenomen door Pon.
Merk werd opgericht door Willem Kaptein. Deze was voor de Tweede Wereldoorlog importeur van verschillende merken, waaronder vanaf 1938 ook Motobécane. Na de oorlog besloot hij zelf een fabriek te starten. De Motorrijwielfabriek Kaptein N.V. aan de Nieuwe Kade werd ondergebracht in de voormalige elektriciteitscentrale van Arnhem welke in de oorlog zwaar beschadigd was geraakt. Het pand werd op 27 april 1949 door Kaptein in gebruik genomen.
In 1966 ontstond door samenwerking met de Rijwiel- en bromfietsfabriek Union de Rijwiel- en Motorindustrie Unikap N.V. . De samenwerking werd in 1973 weer ontbonden, hoewel Union de naam Unikap tot 1984 bleef voeren. Kaptein was altijd een B-merk van Union, een merknaam dat Union gebruikte om buiten de erkende rijwielhandel om te verkopen. Union heeft ook motobecane fietsen gemaakt. De naam Kaptein werd in 1996 verkocht aan de Makro die onder deze naam Union-fietsen leverde.
(A.M.I. Willem Kaptein, Arnhem, later Rijwiel- en Motorindustrie Unikap N.V., Den Hulst (1949-1973).)
Het fietsenmerk DCR werd opgericht in 1905 en vermoedelijk door Van Servellen. De Centrale Rijwielhandel van A. van Servellen was gevestigd te Oppert 97, Rotterdam. Gedurende de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was DCR gesetteld in de Delftsevaart 37 en de Verlaatstraat 59. Vóór de 1940 kocht DCR fietskaders bij Locomotief, later deden ze dat bij gespecialiseerde framebouwers zoals De Wilde, Volendam, en Van Raam, Amsterdam.
Tijdens de oorlogsjaren bevond het bedrijf zich niet in Rotterdam, maar wel in Den Haag in de Nieuwe Molstraat 31. Na de oorlog keerde DCR terug naar Rotterdam op het adres Jensiusstraat 5.
DCR monteerde vrij goede fietsen onder eigen naam en onder de handelsmerken "The Coursing Cycle" en "Ornatus". DCR was de fietsenleverancier van de Rotterdamse politie en de gemeente. Toen DCR zelf geen fietsen meer maakte, werden ze geassembleerd bij Cové, Blerick. DCR was enige jaren importeur van het Italiaanse merk Bianchi.
Het pand aan de Jensiusstraat werd na het faillissement, in 1982, DCR gekraakt. Het is het enige Rotterdamse kraakpand dat met enig machtsvertoon door de politie werd ontruimd om plaats te maken voor een bedrijfsverzamelgebouw.
Ons kleine landje heeft een flinke invloed gehad op de wereld van fietsen. Het is niet voor niets dat veel buitenlanders direct fietsen met ons land associëren. Die associatie komt ook doordat veel fietsmerken hun oorsprong in ons land vinden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Koga, Batavus, Sparta, Van Moof, Gazelle én Cumberland.
Het merk Cumberland produceert allerlei soorten fietsen, waarbij de productie altijd in eigen land plaatsvindt. Doordat de fabrieken van Cumberland in ons land te vinden zijn, is het merk in staat om geweldige kwaliteit te leveren. Daarbij maakt Cumberland ook uitsluitend gebruik van kwaliteits-onderdelen van A-merken. Cumberland fietsen zijn stadsfietsen in diverse vormen. Hoewel de Cumberland fietsen Britse namen hebben als de Plymouth en de Brighton zijn het fietsen in een Hollandse stijl. Dat geldt natuurlijk helemaal voor de Cumberland oma-fiets (de Cumberland York) en de Cumberland transportfiets (de Cumberland Coventry). Ondanks hun naam allemaal echte Hollandse fietsen.
Halfords en Cumberland hebben een intensieve samenwerking; in alle Halfords winkels vind je daarom een divers aanbod van Cumberland fietsen.
1867 , Gerrit Pon zijn echtgenote Gerarda Karolina Pon-Van den Burg startten met hun eerste winkeltje in huishoudelijke artikelen, zaden, tabak , aardewerk en naaimachines. Daarnaast was Gerrit ook beurtschipper. Zoon Mijndert werkte bij zijn moeder in de winkel aan de Groenmarkt in Amersfoort. Uiteindelijk nam hij de zaak over. In 1898 wou hij uitbreiden, hij opende een grotere handelszaak in de Langestraat te Amersfoort. Dit werd later ‘PON’s’ Handelsonderneming. In die tijd werd de fiets populair, in 1900 startte zoon Mijndert na het verkopen van Opel-naaimachines ook met de import van Opel-fietsen. Hij had een afspraak dat hij minimaal 24 fietsen per jaar moest verkopen. In het eerste jaar verkocht hij er al 112.
In 1928 ging hij naast fietsen ook auto’s verkopen, in het begin waren dat Opel auto’s, later zullen ze nog andere automerken verhandelen. 1930 : Fietsproductie. Zonen Ben en Wijnand stapten in het bedrijf. 1931: Oprichting van Pon's Automobielhandel (PAH) door Ben en , destijds een keten van autodealers.
Opel kreeg na een aantal jaren een eigen importeur, maar daar kwam iets voor in de plaats: het contact van vóór de Tweede Wereldoorlog tussen de broers Ben en Wijnand Pon, en Ferdinand Porsche leidde in 1947 tot de ondertekening van het contract waarmee PAH de eerste Volkswagen-importeur van de wereld werd. In hetzelfde jaar maakte Ben Pon een schets van een bestelwagen op basis waarvan de iconische Volkswagen T1 bus werd ontwikkeld.
1996: Uitbreiding naar Noord-Amerika.
2011: Overname importlicentie Cervélo.
In 2011 werd Gazelle overgenomen door Pon Holdings. Gazelle bleef na de overname een zelfstandig opererend bedrijf. Volgens Pon paste de overname in de groeistrategie als mobiliteitsaanbieder en was het een belangrijke stap om te groeien in de fietsenmarkt. Eind 2012 kwam prinses Margriet naar de fabriek om de laatste hand te leggen aan de 14 miljoenste fiets van Gazelle, dat hetzelfde jaar zijn 120e verjaardag vierde. Ook werd in 2012 Union overgenomen door de PON Bicycle Group. Union maakt nu deel uit van Koninklijke Gazelle. In 2015 werd de nieuwe fabriekshal geopend door koning Willem Alexander.
2021: Overname Urus Group, Mike's Bikes en Dorel Sports.
2022: Overname Veloretti.
Met het in 1980 opgerichte Pon Holdings is Pon uitgegroeid tot één van de grootste bedrijven van Nederland, dat met meer dan 12.000 medewerkers wereldwijd actief is in verschillende sectoren. Het is ook een van de grootste fietsproducenten ter wereld.
Het portfolio bestaat uit meer dan 20 hoogwaardige en iconische fietsmerken, waaronder Gazelle, Cannondale, Kalkhoff, Schwinn, Caloi, Cervélo, Urban Arrow, FOCUS, Santa Cruz, GT, Veloretti, Juliana en Union. Ze zijn actief over de gehele wereld, van Nederland tot Australië, van Duitsland tot Brazilië en van de VS tot Canada, China en het Verenigd Koninkrijk.
De opkomst van de elektrische fiets heeft wereldwijd voor een verandering in de mobiliteit gezorgd. Fietsen is niet alleen gezond, maar helpt ook het dichtslibben van binnensteden tegen te gaan. Het is momenteel een van de meest duurzame vormen van vervoer. Met een ongekende variëteit aan producten en modellen, weten ze aansluiting te vinden op de behoeften en smaken van zo’n beetje elke individuele fietser. Hun Bike Mobility Services groep innoveert met nieuwe producten: van fietslease via Lease a Bike en BusinessBike, tot de e-Bike hubs van Movelo.
Pon herkent zich in de mentaliteit en ambitie van topsporters en hebben zich verbonden met de Nederlandse topsport via een partnership met NOC*NSF en de KNVB. Al meer dan 30 jaar steunen ze de prestaties van TeamNL tijdens de Olympische Spelen. Koninklijke Gazelle ontwikkelde speciaal voor de Nederlandse Olympiërs de Oranje Gazelle, zodat sporters in het Olympisch dorp zich gemakkelijk kunnen verplaatsen.
Met diverse topmerken in het fietsenportfolio was het logisch dat Pon affiniteit heeft met de wielersport. Zo heeft Cervélo een partnership met Team Visma | Lease a Bike dat zowel over een mannen-, vrouwen- als talententeam beschikt. Ook Škoda en Swapfiets zijn betrokken: zij leveren auto’s en Swapfietsen aan de teams. In de volgauto’s van Škoda is bovendien apparatuur ingebouwd die allerlei data over de wielrenners registreert. Hierdoor kunnen prestaties verder worden verbeterd.
De drie merken – Cervélo, Škoda en Swapfiets – werken samen voor grote evenementen als de Tour de France, Giro d’Italia, Vuelta a España, WK Wielrennen en de Olympische Spelen.