Merel, zanglijster, koperwiek, kramsvogel en spreeuw
Voedsel: Brood, gewelde krenten en rozijnen, fruit, schillen en klokhuizen, alle soorten bessen, etensresten (rijst en aardappelen) zonder zout. Voerplaats: Een sneeuwvrije plaats op de grond met beschutting vlakbij.
Mezen
Voedsel: Vetbollen, ongebrande en ongezouten pinda's, kokosnoot, vogelzaad en zonnepitten. Voerplaats: Voedertafel of voederhuisje of opgehangen in een boom
Winterkoning, heggemus en roodborst
Voedsel: Universeelvoer, meelwormen, broodkruimel, maden en larven, ongekookte havermout. Voerplaats: Een zeer beschutte sneeuwvrije plaats.
Mussen, vink en groenling
Voedsel: Bruin brood, onkruid-zaden, gemengd strooizaad, zonnepitten en etensresten zonder zout. Voerplaats: Op de grond, eventueel voedertafel.
Specht, boomklever en boomkruiper
Voedsel: Spek-zwoerd, ongebrande en ongezouten pinda's, vetbollen, zonnepitten. Voerplaats: Vastgemaakt aan een boomstam op een rustige plaats
Vogels zijn warmbloedig. Dat wil zeggen dat ze hun lichaamstemperatuur constant en onafhankelijk van de temperatuur van hun omgeving kunnen houden. Om zo weinig mogelijk warmte te verliezen hebben ze een heerlijk warm verenpak. Bovendien kunnen zij hun veren uitzetten, zodat er een isolatielaag van lucht tussen de veren ontstaat. Maar hoe kleiner de vogel is, hoe sneller hij zijn warmte verliest en des te meer hij 's winters zal moeten eten om te overleven. Er is heel wat brandstof nodig om zo'n vogellijf 's winters op temperatuur te houden. Een kleine vogel moet iedere dag wel twee keer zoveel eten als hij zelf weegt.
Wenken om aan de denken: Bij het voeren van vogels is het volgende belangrijk:
- Ga pas voeren als het echt nodig is. Dus als het vriest of als er sneeuw ligt. - Voer regelmatig en op vaste tijden, bijvoorbeeld vroeg in de ochtend. De vogels hebben dan net een lange, koude nacht achter de rug. - Geef geen dingen die slecht zijn zoals zout en kaaskorstjes met plastic. Brood bevat ook nogal wat zout. - Houd rekening met katten. Voer op een open plek, zodat de vogels overzicht hebben. - Voer niet teveel en zorg ervoor dat er 's nachts geen voer buiten ligt. Dat voorkomt ongewenst bezoek van ratten en muizen. - Maak de voederplank regelmatig schoon. - Geef de vogels alleen bij droge vorst te drinken. Zolang er sneeuw ligt of de bomen bedekt zijn met rijp, kunnen de vogels zelf water vinden. - Water bevriest minder snel als u er een schepje suiker aan toe voegt (geen zout of glycerine!). - Bedek het schoteltje met water of drinkbakje met fijnmazig gaas of zet er een omgekeerde bloempot in. De vogels kunnen dan wel drinken maar hebben geen ruimte om een bad te nemen. - Wat u kunt bijvoeren: vetbollen, kaas (zonder plastic), ongekookte havermout, zaden, rozijnen, appel - klokhuis (rotte appels), pinda's, gemalen noten, bessen, vogelzaad voor insecteneters.
1940: A. Adema - D. v.d. Duim - C. Jongert - P. Keizer - S. Westra
1941: Auke Adema
1942: Sietse de Groot
1947: Jan van der Hoorn
1954: Jeen van der Berg
1956: J. Nauta - J. van der Hoorn - A. de Koning M. Wijnhout - A. Verhoeven
1963: Reinier Paping
1985/1986: Evert van Benthem
1997: Henk Angenent
Wat is de Elfstedentocht?
De Elfstedentocht is een tocht in Nederland langs elf Friese steden, te weten Leeuwarden, Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker, Dokkum en de finish is weer in Leeuwarden. De tocht is ongeveer 200 km lang en er wordt tegenwoordig door de winnaar zo'n 7 uur over gedaan.
Hoe is de Elfstedentocht ontstaan?
Al vroeg in de geschiedenis was het een rage om 's winters op de schaats in één dag alle Friese steden aan te doen. Al in de winter van 1890-1891 werd er in de media melding gedaan van geslaagde 'Elfstedentochten'. Om te bewijzen dat de schaatsers de Friese steden daadwerkelijk hadden bezocht, verzamelden enkele schaatsers de handtekeningen van de plaatselijke kasteleins. Zoals je merkt staat dit in één lijn met de stempels die er tegenwoordig verzameld dienen te worden.
De Friesche Elfsteden
Leeuwarden
Sneek
IJlst Gemeente Wymbritseradiel
Sloten Gemeente Gaasterlân-Sleat
Stavoren Gemeente Nijefurd
Hindeloopen Gemeente Nijefurd
Workum Gemeente Nijefurd
Bolsward
Harlingen
Franeker Gemeente Franekeradeel
Dokkum Gemeente Dongeradeel
Leeuwarden De eerste Elfstedentocht
Op 18 december 1908 kwam het Centraal Bestuur van de Friese IJsbond bijeen met het idee om een Elfstedentocht te houden. De heer Mulier wilde graag een tocht over de elf steden van Friesland uitschrijven. De Friese IJsbond werd uitgenodigd de leiding hiervan op zich te nemen. De tocht zou een tour worden, geen wedstrijd.
Op zaterdag 2 januari 1909 was het zover: de eerste officiële Elfstedentocht. Het was die dag rond het vriespunt. Men ging toen na de start richting het noorden, terwijl men nu na de start naar het zuiden gaat. Om precies 20 minuten over 5 ging men van start met 22 deelnemers (er hadden zich 48 deelnemers ingeschreven). Uiteindelijk zouden slechts 9 deelnemers de eindstreep halen, dat is 40,9 %.
Er was nog geen vaste route. 5 rijders namen een route via Kimswerd. De anderen gingen via een vaart en gedeeltelijk via het land van Bolsward. De mentaliteit in die tijd was heel anders. Men nam bijvoorbeeld nog rustig de tijd om voor een foto te poseren. Ook nam men gerust wat tijd om te rusten tijdens de tocht. Van de negen deelnemers die de eindstreep haalden, was Minne Hoekstra het snelst met zijn tijd van 13 uur en 50 minuten. In de media werd de Elfstedentocht als een groot succes gezien .
De Alternatieve Elfstedentocht
De Elfstedentocht gaat niet elk jaar door. Als je goed kijkt zie je dat hij eigenlijk maar zelden doorgaat. Men wilde ervoor zorgen dat er elk jaar een Elfstedentocht zou worden gehouden, dus riep men de 'Alternatieve Elfstedentocht' in het leven. De alternatieve tocht wordt in Finland gehouden, omdat daar wel elk jaar ijs is om op te schaatsen.
Wie ook volgend jaar wil genieten van zijn kleurrijke vissen en fraaie beplanting moet in de herfst enkele maatregelen treffen om te voorkomen dat de levende have sneuvelt door bevriezing of door gebrek aan zuurstof. Vooral sluierstaarten zijn niet winterhard, zij moeten al naar binnen als de watertemperatuur beneden de 18 graden C zakt. Zet ze gedurende het koude jaargetijde in een (koudwater) aquarium. Ook sommige waterplanten kun je beter in de schuur laten overwinteren.
Als de watertemperatuur beneden de 15 graden C daalt, moeten sommige goudvissoorten eveneens naar een binnenbak worden overgebracht. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de leeuwenkop (Carassius auratus auratus) en jonge Shubunkins (kalikogoudvissen) tot 6 maanden. Andere goudvissoorten en karperachtigen kun je wel buiten laten, al moet daarbij wel worden gelet op diepte en grootte van de vijver. De waterpartij moet op zijn minst 1 meter diep zijn met een oppervlakte van ten minste 50 x 50 cm. Is de vijver niet groot of diep genoeg, neem dan het zekere voor het onzekere en haal de vissen uit hun buitenverblijf. Verwijder drijvende planten en haal ook afgevallen bladeren van het wateroppervlak weg, anders kan er - wanneer de vijver is bedekt door ijs zuurstoftekort ontstaan. Ook kunnen dan uit de planten giftige gassen vrij komen. Normaal ontsnappen die via het wateroppervlak, maar bij een ijslaag kunnen ze niet weg. Dat overleeft de vissenfamilie in de vijver niet.
Hak geen bijt in een ijskorst op de vijver. De trillingen werken door in het water, zodat je indirect ook op de vissen slaat en die kunnen daardoor beschadigd raken.
Wie toch een klein stukje van de vijver ijsvrij wil houden, moet elders in de natuur een bos riet afsnijden. Houd daarbij rekening met de diepte van de vijver, het riet moet ruim boven het wateroppervlak uitkomen als de bos op de vijverbodem staat. De bos moet een doorsnee hebben van zo'n 20 cm en van boven en beneden gelijk worden bijgesneden. Wikkel een touw om de rietbos, verzwaar deze met enkele stenen en zet het geheel in de vijver. Zo kunnen bij vorst schadelijke gassen uit het water ontwijken en zuurstof worden opgenomen. Als je dit hebt vergeten en er dreigt zuurstoftekort omdat de vijver te lang dichtzit, dan kun je voorzichtig een gat maken met een keteltje warm water op het ijs te zetten.
Een tip om scheuren en lekkages in de wanden te voorkomen: laat voordat de vorst invalt een leeg plastic emmertje (verzwaard met wat zand om wegwaaien te voorkomen) op het water drijven. Als het water bevriest, wordt het emmertje in elkaar gedrukt. Dit vermindert de druk van het ijs op de wanden.
De vissen in de vijver moet je niet meer voeren zodra de temperatuur onder de 10 graden C komt. De koudbloedige zwemmers worden dan passief, hun stofwisseling vertraagt en ze eten bijna niets meer. Je zou zelfs van een soort winterslaap kunnen spreken.
Wanneer kunnen de vissen voorzichtig weer naar buiten? Dat hangt natuurlijk af van de temperatuur. Meestal is dat zo rond midden maart, maar soms pas begin april.