Als reaktie voor allen die menen met de engelen te kunnen spreken of een aardse engel te zijn.
Wat ik me herinner als peuter ooit een nep engel geweest te zijn met die vervelende vleugels.
Hier mijn verhaal. Na maanden voorbereiding voor de processie van de plechtige communicanten,was het de gewoonte dat de kleintjes van het laatste kleuterjaar,waar ik dan bij hoorde,als zingende engeltjes de vormelingen zouden voorgaan,van het klooster naar de kerk.
En dan eindelijk was het zo ver.
De mensenkinderen bereidden zich voor in de klederdracht der engelen met echte vleugels op onze schouders.
In mijn kinderlijke fantasie dacht ik dat een engel misschien een menselijke vogel was geweest die al vliegend naar de hemel Jezus nieuws bracht hoe het onder de mensen aan toe ging.
En zo trots als ik eerst was om me als een engeltje te laten bewonderen, zo'n hekel kreeg ik aan die vleugels die mijn vrijheid van bewegen belemmerde.
Ik kon niet eens touwtje springen en struikelde telkens over mijn lang kleed.
Toe wist ik het met zekerheid en riep naar iedereen die het horen wilde:" ik wil geen engel worden " en tot de verbaasde zusters huilde ik het uit," engelen kunnen in de hemel geen verstoppertje spelen en touwtje springen", met als gevolg dat ik die lastige dingen van mijn schouders trok want ik kon er toch niet mee vliegen.
De zusters trachtten mij te overhalen,maar dat lukte niet.
Dan maar in de processie zonder vleugels,goed wetend dat ik nooit afweek van mijn standpunt en dit niet uit koppigheid maar uit princieppens.
Ik had al genoeg van die rare mensen gezien die vanuit de lucht door het plafond naar beneden kwamen en zweefden ZONDER VLEUGELS.
Ik nam dan mijn aangewezen plaats in,helemaal vooraan omdat ik dan ook de kleinste van gestalte was en begon al met volle borst te zingen alsof er niets was gebeurd.
Met een tikje overdreven zwevende pas ( eigen aan mij om dan toch een beetje op te vallen dat je zonder vleugels ook een engeltje kan zijn.)
Met zedig gekruiste armen traden wij de kerk binnen waarbij de pastoor ons opwachtte.
De pastoor kreeg me in de gaten en vroeg me doodleuk of mijn vleugels zonder mij ten hemel waren.
En zonder het te beseffen moest ik daar om die grap zo hevig lachen dat zelfs de aanwezigen wat ingehoudender grinnikten.
Netjes werd ik door een non naar buiten gebracht en gezien ik telkens opnieuw begon te lachen bleven we buiten op het pleintje van de kerk waar de zuster plaatsnam op een bank. Met één oog hield ze me in de gaten en met het ander oog las ze in een boekje.
En dan kwam iedereen buiten onder het klokken geluid,de gevormden ,na een afscheid met de zusters gingen met de familie mee en de engeltjes, welke niet intern waren,wandelden mee onder begeleiding van hun ouders naar het klooster om zich om te kleden en weg waren ze,behalve ik,de enige kleuter op internaat en verwend door alle kloosterlingen,want ik was hun kind. De mooiste tijd uit mijn leven. ( dit is een waar gebeuren en een stuk uit mijn manuscript van " er is leven na de dood ".)
|