Op een keer waren er twee broers.
De ene broer was een stouterik, en kreeg altijd last met iedereen.
De andere broer daarentegen gedroeg zich perfect. Hij was altijd vriendelijk, hielp de oudere buren, en leefde een voorbeeldig leven.
Terwijl de tijd vorderde, bleven de twee broers in contact met mekaar maar waren niet echt vrienden. De stoute broer werd een stevige drinker en vrouwenloper.
De andere broer was een brave huisvader die verschillende goede werken steunde.
Op een dag overleed de stoute broer.
En dan, enkele jaren later, stierf ook de andere broer. Hij ging naar de Hemel en werd beloond met een gelukkig leven in het hiernamaals.
Na enige tijd ging hij naar God en vroeg hem : "waar is mijn broer? Hij stierf vroeger dan ik maar heb hem nog niet gezien".
God antwoordde, "Zoals je weet leidde je broer een losbandig leven, dus kan hij de eeuwigheid niet in de hemel doorbrengen. Hij is naar de Hel gestuurd."
"Spijtig dat te moeten horen," antwoordde de goede broer. "Maar ik mis hem en zou hem graag nog eens zien."
"Gezien je altijd braaf geleefd hebt zal ik aan je wens voldoen" zei God, "Ik geef je de toelating om even in de Hel rond te kijken".
En zo gebeurde, de goede broer werd even naar de hel gebracht.
Na een tijdje vond hij zijn broer die op een barkruk zat.
In één hand hield hij een dikke pint vast, en zijn andere arm hing rond een jonge, prachtige blonde vrouw.
De goede broer keerde terug naar God en zei : "Dit kan toch niet zijn? Ik heb mijn broer gevonden, met een grote pint in de ene hand en een bloedmooie blonde vrouw aan de andere kant!"
"De hel is dan toch zo slecht niet!"
God legde geduldig uit. "Niet alles is wat het lijkt. Het bierglas heeft onderaan een gat. En de blondine niet."
|