Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (Belgiƫ) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Dat in onze samenleving het beeld steeds vaker de tekst verdringt, kan in zowat elke periodieke publicatie vastgesteld worden. Het ligt dus voor de hand dat menig bezoeker van het Stadsarchief niet alleen documenten wil zien, maar ook op zoek is naar illustratiemateriaal.
De basis voor een fotoverzameling werd al gelegd eind jaren tachtig , toen de zeventien medewerkers van ‘Eeklo 750 jaar’ honderden opnamen bij elkaar brachten. Vele daarvan, origineel of afdruk, belandden achteraf in het Stadsarchief, waar toenmalig archivaris Erik De Smet ze in een drietal dozen verzamelde. Maar echt gebruikt werden ze daarna niet.
De belangrijkste stap vooruit was ongetwijfeld de opkomst van de opneembare cd in de laatste jaren van de 20ste eeuw. Hij deed zijn intrede in het archief eind 2001. Aanleiding was de stapel fotoalbums die Rita Van Hoecke bij de opzoekingen voor haar boek over Ten Doorn in het kloosterarchief had aangetroffen. Echtgenoot Freddy Pille scande die massaal in voor de eerste vier cd’s van de SATD-reeks (Schaduwarchief Ten Doorn). Vóór de overbrenging van dat archief naar het Generalaat in Gent kon deze reeks aangevuld worden met scans van zowat alle belangrijke documenten uit het klooster. In de tussentijd waren ook al “wereldlijke” cd’s samengesteld, o.a. over het stadhuis, de India Jute en het gesloopte huis Baudts in de Stationsstraat.
Een nieuwe impuls kwam er via de groeiende verkoopsites op het internet, waar enkele archiefbezoekers geregeld Eeklose ansichtkaarten konden aanschaffen. Hun collecties werden prompt ingescand, ze werden bestudeerd in ‘De Eeklose Dobbelgebakkene’ en uiteraard op cd gezet. Voorlopig eindresultaat: meer dan 1300 kaarten op 32 cd’s, gerangschikt per straat. Samen met de meer dan 800 ansichtkaarten van Ten Doorn (10 cd’s) vormen zij een unieke documentatiecollectie.
Daarop volgde een ware lawine. Willy Hamerlynck en Willy Buyck fotografeerden bijna volledig het beschermde oude kerkhof , zerk na zerk. Frederik De Cockers boek over de Eeklose textielsector resulteerde in cd’s over zowat elke grote fabriek in de stad, er kwamen uitgebreide reeksen over de St.-Vinentius- en de Paterskerk, en uit de bouwaanvragen kwamen ettelijke duizenden privé-foto’s te voorschijn, verzameld op 86 cd’s.
Op deze manier legde ons Stadsarchief in tien jaar tijd op meer dan 250 cd’s zo”n twintigduizend foto’s vast. De omstreden houdbaarheid van de drager speelt daarbij niet meer zo’n grote rol: enerzijds staat de verzameling op speciale professionele cd’s met lange levensduur, en anderzijds hebben bijna alle leden van het archiefteam thuis kopieën in hun kast staan. De kans dat een schijfje onherstelbaar verloren gaat, is dus miniem.
In de komende jaren zal de reeks uitgebreid moeten worden met scans van een groot aantal archiefstukken die in de dramatische jaren op de zolder van het Vredegerecht onherstelbare waterschade opliepen. Het archief werd nu eenmaal niet altijd gewaardeerd en gekoesterd zoals tegenwoordig …
De archiefbezoekers, toch doorgaans van een beginnende of ver gevorderde derde leeftijd, kunnen er niet meer omheen: zonder enige informatica zijn de meeste bronnen slechts moeizaam en na behoorlijk wat tijdverlies toegankelijk. En de klasserings- en opzoekmogelijkheden zijn zonder meer opzienbarend.
Het Eeklose stadsarchief zag al in de jaren negentig de noodzaak ervan in, door de “boekenpest”: vanaf ca. 1840 werd het papier vervaardigd van houtvezel in plaats van lompen, en het daarin aanwezige ligniet vreet het papier in zowat een eeuw op. Vooral het goedkope krantenpapier is fel onderhevig aan dit proces. Voor de uitgebreide collecties lokale bladen is het dus meer dan alarm geblazen.
In eerste instantie werd gedacht aan microfilm, waarop alle bewaard gebleven jaargangen tot 1930 werden vastgelegd. Die zijn dus voorlopig gered, maar leesapparaten zijn schaars geworden, en je kan van de oudere toestellen niet kopiëren of fotograferen. De aanschaf van nieuwe is een waagstuk: hoelang zullen de passende lampen en andere vervangstukken nog beschikbaar zijn?
Cd, dvd en USB-sticks bieden mogelijkheden, afgezien van hun nog altijd omstreden houdbaarheid. Ons Stadsarchief koos al bijna tien jaar geleden voor deze weg en kan nu prat gaan op een D(igitaal)-collectie van zo’n 260 schijfjes. Het grootste deel daarvan is gevuld met foto’s, waarover wij het een andere keer zullen hebben. Maar ook alle parochieregisters (1609-1796) en burgerlijke stand (1796-1899) zijn nu snel op de computers te raadplegen. Ook de oude land- of kadasterboeken zitten op schijfjes, net als de registers op de boedelinventarissen (“staten van goed”), de openbare verkopingen en recent de affiches uit W.O. I.
Het intikken kost vanzelfsprekend een niet te tellen aantal werkuren, maar bespaart er nog meer. Zo is het niet meer nodig personenregisters aan te maken, aangezien elke naam via de zoekfunctie kan worden teruggevonden, een ongelooflijke luxe bij omvangrijke projecten als bijvoorbeeld de bewoningstabellen.
De OCR- of letterherkenningstechniek maakt het mogelijk foto’s of scans van oude teksten om te zetten in Word-tekstbestanden, waarna die met de al genoemde zoekfuncties doorzocht kunnen worden. Dit is al gerealiseerd voor de 270 pagina’s tellende inventaris van de verkopingen 1530-1700. Heel wat genealogen kijken uit naar het ogenblik waarop de zevenduizend pagina’s van het tijdschrift De Eik op deze manier toegankelijk worden.
Er is op digitaal gebied dus al heel wat gerealiseerd in ons Stadsarchief. Het blijft wel aftasten, verkennen en proberen te voorzien waar nog omwentelingen kunnen gebeuren. Zo maakte het archiefteam twintig jaar geleden een verkeerde keuze door de data in drie kolommen in te tikken: om op datum te kunnen zoeken moet hij in één kolom staan. Met de nieuwe technieken is zo’n omzetting te realiseren, maar voor bestanden tussen de vijf- en zevenendertigduizend regels is dat geen sinecure …
Een belangrijk gedeelte van de “kleine geschiedenis” zit opgestapeld in de jaargangen van de Eeklose weekbladen. Zij berichtten over kermissen en feesten, ongelukken, verkeersproblemen, marktprijzen en andere dagelijkse voorvallen die de stad niet in haar registers liet optekenen.
Zelfs voor de oudere Eeklonaars valt bij dit onderwerp meestal alleen de naam ‘de Eecloonaar’. Weinigen weten dat dit de laatste overgebleven titel was van een hele reeks bladen . ‘De Gazettte van Eecloo’, ‘Recht voor allen’, ‘De Burgerstem’, ‘Het liberale Noorden’, ‘De stad Eecloo’, ‘De Meetjeslander’ , ‘Het Meetjesland’ … alles bij elkaar zijn er zo’n tiental geweest. De meeste kenden een zorgelijk en meestal kort bestaan, de eerste twee slaagden er samen met de Eecloonaar in een traditie op te bouwen.
De historisch geïnteresseerde bezoeker verlaat meestal met gemengde gevoelens het August van Acker-zaaltje van het archief. Vreugde om de vele meters jaargangen die daar ter beschikking liggen, maar ook teleurstelling om de talloze nummers die wellicht onherroepelijk verloren zijn gegaan.
Dank zij de grote inbreng van de VVV-Eeklo kan het Stadsarchief nu de grootste nog bestaande collectie van de Eecloonaar ter beschikking stellen. De oudste periode is zelfs bijna volledig, vooral dank zij de schenking van de eerste twaalf jaargangen (1849-1860) door oud-minister De Schrijver. Maar in de jaren 1890 gaapt meteen een heel groot gat: van 1892 tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn slechts wat losse nummers teruggevonden. Ook in de jaren twintig zitten enkele hiaten, maar van dan af zijn er nauwelijks nog problemen.
De situatie van de Gazette van Eecloo is minder rooskleurig. Vanaf 1867 (het oprichtingsjaar) tot 1900 ontbreekt maar sporadisch een nummer, maar de latere jaargangen tot 1931 zijn praktisch volledig verloren gegaan. Gelukkig zitten in het bewaarde gedeelte alle afleveringen van August van Ackers vierdelige geschiedenis van Eeklo.
De collectie ‘Recht voor Allen’ (1895-1914) is ook allesbehalve volledig, maar omvat wel het eerste decennium van de 20ste eeuw, dat voor de twee andere grote titels verloren is gegaan. Op deze manier is het reilen en zeilen in Eeklo toch min of meer continu te volgen. Op wat ingebonden jaargangen van ‘Het Liberale Noorden’ na hebben van alle andere bladen alleen wat losse nummers de jaren overleefd.
De grootste zorg van het Stadsarchief is de bedenkelijke kwaliteit van het gebruikte papier: het is bij wijze van spreken rot van het zuur. Bij elke aanraking dreigt het gevaar dat stukjes afbreken, en de zwaar amateuristische “herstellingen” (met doorschijnende kleefband !) uit de jaren zestig en zeventig zijn soms zelfs wraakroepend. Het aangekondigde reddingsproject van Comeet / Erfgoedcel Meetjesland (systematische digitalisering) komt dan ook geen jaar te vroeg. (Freddy Pille)
In de zomer van 1986 lanceerden enkele enthousiastelingen de eerste grote ballonmeeting op de terreinen aan de sporthal. Dit betekent dat zij dit jaar aan de 25ste editie toe zijn, en dus mogen vieren.
Maar wat ballonvaart betreft kan Eeklo op een onvermoed lange traditie terugblikken. Vanzelfsprekend kunnen wij pas vanaf 1986 van echte meetings spreken: voordien was het “opstijgen van een luchtbal” een niet zo frequent voorkomende en vooral dure gebeurtenis, die een stad als Eeklo zich zelfs niet elk jaar kon of wilde veroorloven. Eén ballon was dus al een grote luxe.
Voor het eerste spektakel moeten we terug naar het jaar 1889, toen de Eeklose markt volstroomde om het wonder in eigen streek te zien. In de grote steden was het nieuwtje er al af: een aantal slimme zakenlui trokken met hun toestellen het land door en boden hun attractie tegen goed geld aan. Zo betaalde Eeklo in 1908 200 frank – drie à vier maandlonen van een arbeider – en moest het zelf nog instaan voor het transport vanuit Brussel, het gas en de voorzieningen op de markt. Gas, inderdaad: het moet een behoorlijk gevaarlijke onderneming zijn geweest in die pionierstijd ..
Na 1889 moesten de Eeklonaars liefst tien jaar wachten op een tweede voorstelling. Daarna kwamen ze iets vlugger, maar tot 1973 (de laatste oplating op de Markt) zijn er niet meer dan een twintigtal terug te vinden.
Ter gelegenheid van het jubileum zorgt het stadsarchief voor een kleine tentoonstelling in de raadszaal van het stadhuis, met foto’s, affiches, knipsels, brieven en prospectussen van de betrokken luchtvaarders. Een uitvoerig overzicht van de meer dan 120 jarige Eeklose ballongeschiedenis verschijnt in september ook in de ‘Eeklose Dobbelgebakkene’, het tijdschrift van de lokale Geschied- en Heemkundige Kring. (Freddy Pille)
Toen in 2004 het Vlaamse decreet op het onderhoud van de kerkhoven gepubliceerd werd, moeten de Eeklose beleidsmensen even in de haren hebben gekrabd. Niet alleen was (en is) een groot gedeelte van de oude grafmonumenten dringend aan herstelling toe, maar waar moesten de voorgeschreven dossiers van de twintig of vijftig belangrijkste graven vandaan komen?
De verrassing en de opluchting moeten groot zijn geweest toen in het Stadsarchief een ladekast met bijna vierhonderd goed bijgehouden dossiers bleek te staan. Zij was het werk van de genealogen Willy Hamerlynck en Willy Buyck. Die hadden in 2001 de aankoop van een digitale camera voor het archief zien gebeuren, hun vrees voor de moderne elektronica overwonnen en het toestel gebruikt om het oude (inmiddels geklasseerde) gedeelte graf voor graf te fotograferen, vanuit alle hoeken en tot in de details.
De ruim vijftienhonderd opnamen werden door de Geschied- Heemkundige Kring (Freddy Pille en John Meirezonne) bijgewerkt, op cd’s gezet en afgedrukt. Zij werden gevoegd bij de overvloedige informatie waarover de twee Willy’s als genealogen beschikten, en dat alles werd aangevuld met de opmetingsresultaten en de gegevens over de steenkapper en de gebruikte materialen.
Een belangrijke aanvulling vormden de honderden foto’s die Erik Overmeire in de vroege jaren tachtig in opdracht van de stad maakte. Hij beperkte zich weliswaar tot de merkwaardigste graven, maar zijn werk geeft ons nu de kans de evolutie van de monumenten over een periode van ruim vijfentwintig jaar na te gaan.
Hoe belangrijk het initiatief van de twee Willy’s is, moge blijken uit de talloze fouten en hiaten die zij in de stedelijke boekhouding vaststelden. Op papier bestaande graven bleken al jaren spoorloos verdwenen, terwijl op theoretisch open plekken wel degelijk iemand begraven lag. En dat de namen op de zerken soms grondig verschilden van de geregistreerde, zal ook wel niemand verwonderen. Tot overmaat van ramp is ook de nummering in de registers soms eenzijdig aangepast …
Het stadsbestuur weet het pionierswerk van het kerkhofduo duidelijk te waarderen: het schafte drie kasten met speciale hangmapvoorzieningen aan, die een plaats kregen in het genealogisch bureau van het Stadsarchief.
De vele opzoekingen voor het project werden ook gebundeld in de omvangrijke publicatie ‘Honderd Eeklose families’, verschenen in het helaas stopgezette tijdschrift ‘De Eik’.
De werking van een archief staat of valt met de beschikbaarheid van zogenaamde ‘ingangen’: inventarissen, indexen , registers en tekstuitgaven die de niet zo vertrouwde bezoeker de (kortste) weg wijzen naar het juiste document. Zo’n ingang telt doorgaans een pak meer dan een paar velletjes papier, en is natuurlijk bedoeld om in lengten van dagen gebruikt te worden.
De beste manier om dit te verzekeren is de verwerking in boekvorm, maar om drukken betaalbaar te houden zijn al vlug 250 à 300 exemplaren vereist . En de gedreven archiefspeurders tel je zelfs liever niet per tiental … Gelukkig biedt de computer een ideale oplossing. Als je bovendien wat handig bent met naald, garen en lijm, kan je printen of kopiëren op A3-formaat, de bladen vouwen tot A4, rangschikken per katern en innaaien in een kleurige omslag.
Zo ontstond in 1994 de ‘Eeklose Bibliotheek’. Het kopiëren kon zonder veel kosten gebeuren op het oude apparaat op het stadhuis, zodat de eerste uitgaven verkocht konden worden voor twee à drie euro (toen natuurlijk nog in frank). Een spotprijs voor bandjes van 40 tot 70 pagina’s. Zoals de meeste projecten op het Stadsarchief liep de E.B. al snel uit de hand. Na vijftien jaar telt hij al meer dan tachtig uitgaven, en daar zitten ook forse banden tussen van 150 à 180 pagina’s.
De hoofdmoot vormen de 51 groene bandjes van de ‘Stadsrekeningen van de Tachtigjarige Oorlog’: een integrale uitgave van alle Eeklose rekeningen van 1566 tot 1651, compleet met uitleg, woordverklaring, naam- en toponiemenlijsten, in totaal zo’n 3600 pagina’s.
Het meest gebruikt wordt echter de blauwe reeks ‘Werkinstrumenten’, waarin onder meer de grote landboeken verschenen, compleet met reconstructies van de nooit gevonden oude kadasterkaarten. Ook de 17de- en 18de-eeuwse bewijsstukken bij de rekeningen werden erin geïnventariseerd en uitgegeven, een goudmijn voor wie op zoek is naar details uit het dagelijkse leven van toen.
De gele reeks ‘genealogische indexen’ is door het overlijden van Erik De Smet niet helemaal uit de verf gekomen. Zijn reeks in- en uittredingen is op drie van de geplande acht bandjes blijven steken. Genealoog Willy Hamerlynck begon in de gele omslagen in 2008 wel een reeks ‘Eikenbladen’, aanvullingen bij het legendarische tijdschrift ‘De Eik’.
De laatste jaren zorgde stadsarchivaris Freddy Pille ten slotte voor ingenaaide uitgaven van het praktisch onvindbare historische werk van de Eeklose pioniers August Van Acker en Desiré Goethals. Hij slaagde er ook in, enkele werken van Eduard Neelemans door het Rijksarchief Brussel te laten herdrukken.
Naast de vele genealogen komen steeds vaker ook mensen naar het archief die willen weten wat er vroeger op hun grond allemaal is gebeurd. Soms is dat meer dan gewoon nieuwsgierigheid: de strengere milieuwetgeving vereist geregeld informatie over vroegere – mogelijk vervuilende - industriële activiteiten.
Tot diep in de jaren negentig was zo’n speurtocht zo goed als onbegonnen werk. De Eeklose percelen werden weliswaar al vanaf 1638 in kaart gebracht, maar met een ingewikkeld systeem, dat in de loop van de eeuwen driemaal totaal veranderde. ‘In kaart gebracht’ is bovendien niet de juiste uitdrukking. Bij de eerste opmetingen voor het landboek van 1638 was er weliswaar een bijbehorende kaart gepland, maar na het samenstellen van het boek was het geld op, en die kaart is er nooit gekomen. Zo moest Eeklo tot 1834 wachten eer het zijn percelen precies weergegeven zag.
Halfweg die jaren negentig sloegen de toenmalige stadsarchivaris (Erik De Smet) en de huidige (Freddy Pille) de handen in elkaar voor een grootscheeps project: een uitgave van de vier oude landboeken (1638, 1709, 1796, 1820), met de situering van elk van de ruim drieduizend Eeklose percelen op de moderne kaart.
Het duurde meer dan vier jaar om alle problemen en probleempjes van de oudste versie opgelost te krijgen. Het landboek 1638 verscheen in 2001 in twee delen en een index, drie jaar later gevolgd door de versie 1709, en in 2006 door het Franse landboek van 1796. Aan het sluitstuk van de reeks, het Nederlandse landboek, was Erik De Smet nog volop aan het werk toen hij in februari 2008 plots overleed. Het tekstgedeelte lag toen al op het archief beschikbaar, maar de broodnodige kaarten – die naar zijn zeggen toen bijna klaar waren - zijn helaas nooit teruggevonden. Een kleine ramp, want zij vormen de laatste schakel van de reeks, die de aansluiting moest vormen op het nog altijd gebruikte systeem van de Popp-kaarten.
Wie de historiek van zijn grond terug wil vinden, kan dus in het begin van de 19de eeuw op probleempjes stuiten, maar over het algemeen is 300 jaar geschiedenis ervan binnen het uur te reconstrueren. Niet de volle 375 : het archief beschikt maar over gegevens tot omstreeks 1925. De recentere ontwikkelingen zijn alleen maar te volgen op de diensten van Ruimtelijke Ordening en vanzelfsprekend op het Kadaster.
Sedert enkele jaren herbergt het Stadsarchief niet meer uitsluitend documenten van de stedelijke administratie. Zeker nu het over voldoende ruimte beschikt, vinden ook allerhande verenigingen er een onderdak voor hun materiaal.
Het overgrote deel van de afdeling ‘fondsen’ wordt ingenomen door twee verenigingen, die hun verzameling voor onbepaalde duur hebben afgestaan. 1. Het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland (HGM) verrijkte het archief met een uitgebreide reeks tijdschriften (ca. 25 meter) uit de hele provincie, en een nog omvangrijkere bibliotheek met historische werken. Om het opzoekwerk te vereenvoudigen werd deze samengesmolten met de bescheiden boekencollectie waarover het Stadsarchief voorheen beschikte.
2. De VVV-Eeklo bleek wonderwel complementair: zij leverde haar letterkundige bibliotheek van het Meetjesland, de bijzonder rijke verzameling lokale weekbladen plus een overweldigend aantal themamappen met foto’s, documenten, bidprentjes en krantenknipsels.
Een derde grote “leverancier” is de in 2006 ontbonden genealogische vereniging De Eik, niet alleen goed voor zo’n 7.500 pagina’s familiekundige studies, maar ook voor zowat twintig meter werknotities gerangschikt per familie, plus 400 documentatiemappen over graven op het geklasseerde deel van het kerkhof. Met deze drie fondsen kan het Stadsarchief op praktisch alle terreinen aan de vragen en verzuchtingen van de bezoekers tegemoetkomen.
Maar er is meer. Vooral de laatste jaren gaan de depots steeds vaker open voor merkwaardige kleinere collecties. Ons archiefteam mocht van het College O.-L.-Vr.-ten-Doorn opruimen in wat de zusters van liefde na het opdoeken van het klooster had achtergelaten . Cyriel Van De Bouchaute liet zijn verzameling foto’s en fotonegatieven aan de stad na, en van stadsgenoot Lucien Lampaert kwam met jaren vertraging een belangrijk deel van zijn boeken en documenten in dezelfde kast te staan. Van de stoffenhandel Marcel De Vreese (destijds op het Kerkplein) werd bij een verbouwing tussen de gebinten een reeks kasboeken uit de jaren zestig aangetroffen; ook die vonden de weg naar het archief. Recent maakte ook de Gezinsbond zijn ouder archief over.
Vanzelfsprekend kan de stad niet alle privé-archieven een onderkomen bieden. Zo verhuisde de uiterst volledige boekhouding van de voormalige naaimachinehandel Gabriël (in de Boelare) naar het Rijksarchief, en dat na een tip van onzentwege. Plaatsgebrek is zeker nog niet aan de orde, maar bij omvangrijke collecties moet toch altijd de toekomstige instroom mee worden afgewogen. (Freddy Pille)
Op het stadhuis moesten de medewerkers in bijna middeleeuwse omstandigheden aan de slag: een onverwarmde, niet-geïsoleerde archiefzolder,
stoffige en nooit onderhouden houten rekken, een werkruimte waar iedereen naar binnen kon lopen, en anderhalve computer zonder internet.
Wie met dit beeld in zijn hoofd het nieuwe archief in de Industrielaan 2 binnenloopt, weet gewoonweg niet wat hij of zij (meestal hij) ziet: vier leeszalen en twee depots, uitgerust met een heel arsenaal moderne techniek.
Hij wordt ontvangen in de grote leeszaal Erik De Smet, genoemd naar de betreurde tweede stadsarchivaris, die anderhalf jaar geleden plots overleed.
Daar staan drie computers, waarvan één met internetverbinding, een grote scanner en een dia- en negatievenkopieerder. Tegen de lange zijden twee reusachtige kasten met bijna alles wat een genealoog nodig kan hebben: de tienjaarlijkse registers natuurlijk, maar ook fotokopieën van de oude parochieregisters en klappers op alle bronnen van de burgerlijke stand.
Bijkomende service vormen de klappers van alle gemeenten in de omgeving waar genealogen de bevolking in kaart hebben gebracht. Wie moeite heeft met de oude handschriften, kan dus gewoon met de klappers werken of de gezochte namen in één van de computers opvragen. Of de hulp inroepen van iemand van het vijfkoppige vrijwilligersteam, waarvan altijd twee of drie leden aanwezig zijn.
Is het gezochte stuk gevonden, dan gaat een waaier van mogelijkheid open. De bezoek(st)er kan het in zijn laptop intypen, er een foto van maken, het laten fotokopiëren, het laten inscannen en op zijn USB-stick zetten of zelfs via e-mail naar zijn thuisadres doorsturen.
Niet-genealogen voelen zich dan weer meer thuis in de leeszaal August Van Acker, waarin de uitgebreidste collectie Eeklose weekbladen bewaard wordt die nog bestaat ( Het overgrote deel daarvan behoort tot het fonds VVV-Eeklo, dat sinds de verhuizing ook in het archief is ondergebracht ). De lezer kan er niet alleen terecht voor meer dan honderd jaargangen van ‘De Eecloonaar’, maar ook voor lang verdwenen uitgaven zoals de ‘Gazette van Eecloo en het District’ en ‘Recht voor allen’.
Kleinere collecties staan in de leeszaal Eduard Neelemans (letterkundige bibliotheek van het Meetjesland – eveneens fonds VVV) en in het genealogisch bureau Willy Hamerlynck (genealogische administratie van het kerkhof).
De depots Achiel De Vos (1050 meter rekken) en Luc Stockman (320 meter) zijn niet toegankelijk voor het publiek: wat daarin verkeerd zou worden teruggeplaatst, zou maandenlang onvindbaar kunnen zijn. (Freddy Pille)
Sinds het archief in het najaar van 2006 zijn intrek nam in de Industrielaan, is er ontzettend veel gebeurd. Het "welkomstcadeau" bestond uit zowat 400 meter dozen van het tussenarchief (1970-2000), die jarenlang op de zolder en in de kruipruimten van het oude stadhuisgedeelte hadden staan verstoffen. Aan het sorteren en klasseren daarvan moest ons archiefteam bijna anderhalf jaar besteden.
Toen de aanpassingsproblemen na het plotse overlijden van archivaris Erik De Smet achter de rug waren, begon het tweede reuzenwerk. Door het plaatsgebrek op het stadhuis hebben de stadsdiensten namelijk bijna dertig jaar lang niets in het archief kunnen deponeren. Nu kan dat wel, maar in die tijd blijkt iedere dienst zo'n beetje zijn eigen vormen van klassering te hebben opgebouwd. Aan het archiefteam dus de opdracht om de af en toe chaotische binnenkomende papierbergen te verwerken en daaruit heldere systemen en principes te distilleren.
Dit eindeloos lijkende werk is inmiddels toch al flink opgeschoten. Na het Secretariaat, de Financiële Dienst en (een deel van) Ruimtelijke Ordening zijn in het laatste halfjaar ook de Academie voor Schone Kunsten, het OCMW en de Jeugddienst toegankelijk gemaakt. Bovenaan op de wachtlijst staan nu het Cultureel Centrum en de afdeling Militie van Burgerzaken. Daarmee is weliswaar nog maar zo'n derde van de stadsdiensten aan de beurt gekomen, maar gelukkig zijn de meeste daarvan van vrij recente datum, zodat hun overdracht zeer beperkt zal zijn.
Verheugend is dat ook verenigingen beginnen beseffen dat hun archief bij ons de beste vooruitzichten heeft om bewaard te blijven. Na het Heemkundig Genootschap en de VVV maakte de Gezinsbond zijn oud archief over, en de lokale afdeling van het Davidsfonds is op komst.
Het tijdverslindende klasseringswerk is dus al grotendeels achter de rug. Gelukkkig maar, want het archiefteam beschouwt de dienstverlening aan de bezoekers als zijn eerste taak, en werkt daarom voortdurend aan nieuwe klappers, ingangen en infrastructuur. Daarover meer in de volgende bijdrage. (Freddy Pille)
Iedere week komt er hier dus een archiefhoekjegeschreven door archivaris Freddy Pille. We beginnen met nummer 1 en dit is al een tijd geleden geschreven maar zo zal men de geschiedenis van het Eeklose archief een beetje kunnen volgen.
Ook zal ik er iedere week een oude affiche uit de oorlog bij plaatsen. Affiches welke door het archief allemaal zijn gedigitaliseerd.