Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
17-03-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is mijn kind een vreemde deel 5

IS MIJN KIND EEN VREEMDE?

AUTEUR:

DAEMS BART.

 

Elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen is louter toevallig.

  

NEGEN JAAR LATER.

 

Sinds het gezinnetje in de stad woonde kregen allen het druk. Corneel ging nog altijd naar de vroegmarkt maar kocht nu de betere groenten. Hij kocht een stootkar en in de namiddag leurde hij met bananen en appelsienen die hij goedkoop aan de dokken kocht.

De zaken gingen goed, reeds na twee jaar ging Corneel samen met zijn broer naar de notaris om het huis te laten schatten. Samen bereikten ze nogal snel een akkoord en Corneel betaalde broer Max de halve som voor het huis.

Corneel en de kinderen hadden zich goed aangepast. Jefke en Maria maakten snel vriendjes en speelden meestal in de straat. Karel daarentegen hielp zijn moeder in de winkel of in het huishouden. Hij werkte reeds van zijn veertien bij een kapper Karel was eigenlijk een huismus, ging zelden of nooit uit maar deed elke avond de afwas om daarna TV te kijken. Op maandag, zijn verlofdag, zette hij de koksmuts op en probeerde allerlei nieuwe recepten uit die hij op een kookprogramma had gezien of op de radio gehoord.

Jef was altijd weg met vrienden of klasgenoten. Hij vond altijd wel iets om niet te moeten studeren want Jef ging niet graag naar school. De strafregels stapelden zich op en omdat ze niet af waren werden ze dagelijks verdubbeld. Tegen het zomerverlof had de deugniet meer dan twintig duizend lijnen te schrijven. ‘Ik mag de klas niet storen.’ Jef dacht onder het verlof niet aan de school en op de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar hing de verdubbeling weer boven zijn hoofd. Terwijl hij naar de school ging met Maria aan zijn hand kreeg hij een inval.

“Zeg Maria, zou jij er iets mee inzitten om naar een andere school te gaan? Ik zou willen veranderen van school.”

Daar Maria steeds opkeek naar haar grote broer en ook wel op avontuur uit was antwoordde ze:

“Oh, spannend zeg. Natuurlijk doen we dat.”

Ze dachten er niet aan hoe men thuis hierop zou reageren, het stel draaide zich prompt om en sloegen een andere straat in. In de nieuwe school aangekomen zag de directeur de twee nieuwe gezichten:

“Zijn jullie hier al ingeschreven?“

“Neen, maar wij willen hier naar school komen. Wij vinden deze school beter.” Antwoordde Jefke geslepen.

“Weten ze dat in de Bernardus school dat jullie hier zijn?”

“Neen, meneer de directeur. Moet dat?”

“Ga maar naar de klas, ik zal wel even naar de Bernardus school bellen dat jullie voortaan naar hier komen.” Zei de directeur en weer twee leerlingen bijtelde bij zijn aanwezigheidslijsten.

            De nieuwe school was geen verbetering voor Jef. De strafwerken liepen weer snel op maar het kon hem niet veel schelen want de leerplicht naderde zijn einde voor hem. Op de dag dat hij veertien werd ging hij recht naar het park klom in een hoge boom en hing zijn boekentas met al zijn schriften aan een dikke tak. De school was voor hem een afgesloten zwarte periode. Sindsdien draagt hij iedere morgen de gazet rond en helpt de brouwer op zijn ronde. De zware bakken en tonnen bier konden hem, ondanks zijn jeugdige leeftijd, niet deren, hij was klein maar fors gebouwd.

Maria was intussen tien geworden en daarom nog leerplichtig. Karel nam haar iedere morgen mee wanneer hij naar het kapsalon ging en zette haar in de katholieke school af. De pastoor van de wijk kwam iedere maandag langs om het gezinnetje te prijzen. Toevallig altijd rond etenstijd. Uit beleefdheid bleef hij dan mee eten. Omdat Karel nog geen lief had, polste de pastoor op zeker dag bij hem naar zijn bedoelingen. Hij sprak over God, roepingen en Jefke die een vaste plaats kon krijgen bij de gemeente. De pastoor keek veelbetekenend naar Stanske en dan naar Karel. Maar Karel bedankte hem vriendelijk daarvoor en omdat de pastoor geen spruiten lustte maakte Karel de volgende maandag spruiten in roomsaus. De pastoor sprak nooit meer over roepingen en dergelijke.

En Stanske… Stanske miste de buiten, de rust op straat, de bomen en de dreef. Zij miste de gewone mens, de boerengeur van koeien en paarden. De bloesem van de kastanjedreef. Stanske kon de drukte van de stad niet aan. Maar het leven ging verder. Voor de buitenwereld en de pastoor leek het alsof Stanske, Corneel en hun kinderen een ideaal gezinnetje vormden.

Dit duurde totdat Corneel een griepaanval kreeg; de koorts liep op en Stanske liet de dokter komen. Corneel klaagde aan de dokter dat hij zoveel moest gaan plassen. De dokter trok een bezorgd gezicht.

“Corneel, we moeten voorzichtig zijn en zekerheid hebben. Jij moet naar de specialist.”

“Hoe, ik voel toch niets? Ik heb enkel wat griep en koorts.”

Ja, maar het zou kunnen dat je onder het mes moet. Maar zover zijn we nog niet. Hier is een briefje voor de specialist. Ga daar maar eens langs en die kan jou beter inlichten dan ik.”

            Een week later werd bij Corneel prostaat vastgesteld:

“Dokter wat wil dat zeggen? Ik heb al zoveel verhalen gehoord van mannen die prostaat hadden, mijn mannelijkheid komt toch niet in gevaar?”

“Er zal een teelbal worden weggenomen.”

“Neen, dokter. Van mijn teelballen blijf je af. Ik wil geen os worden. Ik wil man blijven.”

“Meneer Mertens, dit is ernstig. Jij moet je laten behandelen want anders wordt je ernstig ziek. Het kan je leven kosten. Je bent nog te jong om te sterven.”

“En te jong om een gesneden os te worden.”

“Meneer Mertens denk aan je kinderen en je vrouw. Jij mag ze niet in de steek laten.”

“Mijn vrouw ja, zal ik ooit nog wel iets aan een vrouw hebben als ik niets meer kan?”

“Jij bedoelt het huwelijksleven? Lichamelijk verandert er weinig. Alleen je zal geen kinderen meer kunnen voortbrengen. Je zaad zal steriel zijn, maar aan de coïtus verandert er niets“

“Kan je dat in gewone woorden uitlegen dokter, want ik begrijp die woorden niet goed.”

“Ik wil zeggen dat je evenveel plezier kunt beleven in het bed maar dat je geen kinderen meer kunt maken.”

“Is dat echt nodig? Die operatie?”

“Als je wilt blijven leven toch.”

“Ik doe het op één voorwaarde. Zeg nooit tegen iemand, en zeker niet tegen Stanske wat er met mijn teelballen is gebeurd. Ik wil mijn waardigheid niet verliezen.”

Corneel ging naar huis maar trok zich terug en zei tegen niemand een woord. Stanske wijdde het aan de operatie, dat hij schrik had van in slaap te worden gedaan. Zij leefde met hem mee en daarom drong ze bij de dokter erop aan dat Corneel in zijn geboortedorp zou geopereerd worden.

Enkele dagen later stapten beiden uit de bus. Stanske was terug in haar vertrouwde omgeving. Hun dorp van weleer. Verschillende bomen waren wel verdwenen en rijen huizen waren bijgebouwd, maar toch herkende ze de dreef, de kerk en de tien jaar oudere Francine.

“Maar wie we daar hebben, Corneel en Stanske. Welke wind brengt jullie hier? Je komt toch niet terug hier wonen? Want er is veel veranderd. Annie is overleden en…”

“Francine, ik moet dringend naar het hospitaal.”

“Stanske, wat is er, toch niet ziek hoop ik? Wat is er toch allemaal gebeurd?”

“Nee, Corneel moet binnen. Niets ergs zei de dokter. Hij moet nogal dikwijls plassen en daar gaan ze nu iets aan doen. Ik vertel het je nog wel eens.”

“Oh, kom straks dan even langs en dan kun je meteen mee eten. Breng Corneel binnen en kom dan bij mij eten, ik schel wel een patatje meer.”

            Stanske ging recht van het hospitaal naar Francine. Ze wilde wel eens bijkletsen. Het was voor haar eeuwen geleden dat ze nog iets van het dorp gehoord had. Er werd die dag veel over en weer gepraat en na het eerste bezoek bij Francine moest Stanske beloven dagelijks langs te komen eten, zolang tenminste dat Corneel in het ziekenhuis lag. Tussen het middag en avondbezoek had zij slechts twee uren, op die tijd kon zij onmogelijk met de bus naar huis en terug. Dus kwam het goed uit om dan even langs haar vriendin te passeren.

Ondanks de pessimistische houding van Corneel verliep de ingreep zonder problemen. Hij moest wel veertien dagen in de kliniek blijven. Telkens Stanske Corneel had bezocht ging zij zoals beloofd langs haar vroegere vriendin Francine om te eten en een gezellige babbel te houden. Op zekere dag vroeg Stanske hoe het met Francine haar man was. Zij durfde Francine zelfs vragen of zij nog steeds over de streep kwam. (Zij had inmiddels achterhaald wat de betekenis van dit gezegde was.) Daarop haalde Francine een boekje uit de schuif en gaf het aan Stanske:

“Hier, dit mag je hebben. Ik ken het al van buiten en ik heb alle standjes al uitgetest. Lees dit maar eens en misschien kom jij dan ook nog eens over de streep.”

Diezelfde avond thuis nam Stanske het boekje en las: ‘DE VROUW EN HAAR GENOT’

Ze bladerde even door het boekje en walgde van de zedeloze tekeningen. Maar door nieuwsgierigheid gedreven zette ze toch door. Alles went ook de tekeningen.

Tegen dat Corneel weer naar huis mocht had Stanske het gevoel de laatste tijd veel te hebben gelezen maar ook een heleboel te hebben gemist in haar leven, en dat wilde ze nu inhalen. Ze zou het met Corneel bespreken, hem het boekje laten zien.

Ondanks al haar goede voornemens lukte het niet meer met Corneel. Hij was veranderd. Soms zat hij uren in de zetel. Gewoon te staren. En dan opvliegend voor een niemendalletje. Op een avond waren ze alleen thuis. Jefke logeerde bij nonkel Max, Maria was op kamp met de chiro en Karel was samen met zijn baas voor twee dagen naar Dusseldorf. Daar vonden de kampioenschappen van haartooi en schoonheidsverzorging plaats.

Die morgen had Stanske het boekje, dat ze van Francine gekregen had, mooi op de kast klaargelegd. Samen met Corneel zat zij in het salon. Dromerig keek ze voor zich uit. Zij stelde zich voor dat hij naakt was.

"Waaraan denk je, Stanske" vroeg hij.

"Aan niks."

Zij keken beiden naar de TV. Hun wekelijkse bezigheid van hun enige vrije avond. Vechten en schieten. Corneel maakte na zijn operatie van prostaat een depressie door. Sindsdien was het elke donderdagavond een actiefilm op TV. Het scherm was schrijnend van gillende mensen in een brandende autobus.

"Je zit ergens mee, Stanske, ik weet het."

Ze hield haar ogen gesloten en haalde haar schouders op. Ze deed geen enkele moeite om te kijken of de scène voorbij was. De laatste tien minuten was het geweld alleen maar toegenomen.

Ze stelde zich voor dat Corneel achter haar stond, sensueel haar lichaam masseerde en haar zacht begon te strelen.

"Ik merk het aan je houding in de zetel," zei hij.

"Ongelooflijk wat jij allemaal merkt," zei ze nors.

Ze zouden naar boven kunnen gaan, naar bed, waar ze ongestoord konden vrijen. Of ze kon gewoon op zijn knie gaan zitten, zoals in het boek. Een erectie laten opkomen, terwijl de filmsterren op het scherm elkander omhelsden. Er waren mogelijkheden genoeg.

"Blijf je de hele avond met zo'n gezicht zitten?" Vroeg hij.

Na het eten hadden ze een fikse ruzie gehad over het lichtje op de tv. Meestal maakten ze ruzie over dit soort futiliteiten. Zij had het lichtje uitgedaan omdat het haar stoorde. Hij had het terug aan willen doen. Het porseleinen tv lampje was een erfenis van zijn overleden moeder en aan zijn moeder mocht zij niet komen. Na veel heen en weer geschreeuw had zij toegegeven, omdat hij razend werd en dreigde haar te slaan. Natuurlijk hadden zij het daarbij niet gelaten. De hele waslijst was bovengekomen. Ze hadden zich uitgesloofd om van argumenten beledigingen te maken. Het was een gelijke strijd geweest. De verwondingen die ze elkaar hadden toegebracht waren oppervlakkig maar nog niet geheeld.

Zij forceerde een grijns. "Is het beter zo?"

Zij keek hem vluchtig aan. Hij had zware wallen onder zijn ogen en zijn lippen waren gebarsten.

Zij zou met zoete honing de kloven in zijn lippen kunnen dichten. Zij was bereid zijn hangbuik plat te masseren, letterlijk dan. Maar hij was allergisch voor haar aanrakingen.

"Geef toe," zei hij, "je zit nog altijd te piekeren over dat lampje."

"Voor mijn part hang jij je hele huis vol met nachtlampjes, zei ze. Geërgerd constateerde zij dat het lampje begon te pinken.

"Ons huis," zei hij.

Zij glimlachte. "Nee, jullie huis."

Ze hadden het huis geërfd van zijn moeder. Maar het was een vergiftigde erfenis. Zij was een permanente bezoeker die van hun gastvrijheid genoot.

"Soms vraag ik me af of je het opzettelijk doet," zei hij.

"Wat heb ik nu weer verkeerd gedaan?"

"Je zit voortdurend te vitten. Over elk pietluttig detail begin je ruzie te maken.

"Wat ik belangrijk vind, zijn voor jou details," zei zij.

Een van die details was het bankstel. Al weken drong hij erop aan om het te vervangen door het erfenisstuk van zijn moeder. Hij vond het onnodig dat ze een hoeksalon hadden. Een driezit was toch voldoende. De twee buitenste zitplaatsen werden toch nooit gebruikt.

"Ik weet waarom het lampje niet aan mag. Omdat het van mijn moeder is, daarom."

"Het stoort me. Dat is toch redelijk, of niet?" Antwoordde Stanske zonder naar hem te kijken.

"Het stoort helemaal niet. Iedereen heeft een lampje achter of boven de TV."

"Het interesseert me niets wat andere mensen op hun TV zetten."

"Stanske, je maakt me gek."

Zij hoorde aan zijn stem dat hij weer in zichzelf zou gaan keren. Zij dacht aan hoofdstuk twee in het boekje en raakte zijn knie aan, maar hij duwde de hand meteen weg. Alles wel beschouwd was ook hij een erfenis van zijn moeder. Een gecompliceerd apparaat, op afstand bestuurd door de schenker. Het aanraken van zijn knie had haar opgewonden. Zij duwde haar nagels in de lederen bekleding van de zetel.

"Zullen we de TV afzetten en naar boven gaan?" Vroeg ze.

"Waarom?"

"We gaan naar bed en we proberen het nog eens." Zij keek hem verlangend aan. Het mitrailleurvuur knalde uit de luidsprekers. Het was het moment om de TV af te zetten en warme dingen te doen.

"Idioot," zei hij.

Zij zette abrupt de TV af. Corneel keek haar verbaasd aan. Het geluid stierf weg in de woonkamer. Stanske rukte de stekker van het nachtlampje uit, deed het raam open en gooide het porseleinen ding buiten in het natte gras. Ze zette de TV weer aan de geluidssterkte op volle kracht. De luidsprekers protesteerden heftig bij de zware bassen.

"Wat doe je nu?" Riep Corneel. "Ben je gek geworden?"

Zij zei niets. Recht voor haar, op het scherm, ontplofte een benzinestation. Een vuurrode steekvlam schoot uit de grond.

"Zet dat ding af," riep hij.

Zijn stem sloeg over. Een akelig gevoel bekroop haar. De vonken zouden uit het toestel springen en het beeld zou zwart worden.

"Zet af of ik sla het in stukken!" Hij ging rechtstaan.

Zij draaide aan de knop, het geluid werd milder. Hij stormde naar buiten. Ze draaide haar hoofd achterom en zag hem lopen, onhandig op zijn muiltjes, zijn open kamerjas wapperend in de ruimte. Hij droeg die kamerjas elke donderdagavond sinds hij wist dat hij geopereerd moest worden. Hij was het blijven dragen na de behandeling. Koppig rouwend.

Een gewaagde bedscène kwam in beeld. Zij stelde zich voor dat zij een knoop op zijn broek was. Een knoop op een slap ding. Terwijl zij wachtte, vroeg zij zich af wat er zou gebeuren als zij de deur zou sluiten zonder hem in te laten. Ze veegde het stof af op de plaats waar de lamp stond. Ze keek naar het bankstel. Het was een prachtig meubel, helemaal in leder. Zij kon er nog jaren in zitten of liggen, desnoods zonder hem.

Hij kwam weer binnen zonder iets te zeggen en plaatste het lampje terug op de TV. Rakelings ging hij langs haar heen. Zij zag het natte onderhemd tegen zijn borst kleven. Haar knie raakte net zijn gulp niet. Ze keken verder, ditmaal met het lampje uit.

"Nu ben je te ver gegaan zei hij"

Zij twijfelde of zij echt te ver was gegaan. Wat zij net had gedaan was gewoon een zoveelste feit in de kroniek van beledigingen en beschadigingen. De grens van het toelaatbare was vaag.

"Ik meen het," zei hij. "Dit pik ik niet."

Zij negeerde zijn dreigement. "Laat ons eens de huisdokter bellen en horen wat die erover zegt" zei ze.

Ze waren twee weken geleden ook naar de dokter geweest. Sommige dingen waren niet helemaal uitgekomen. De toekomst was aan revisie toe.

"Voor mij hoeft het niet meer, " zei Corneel. Ik kan je nu al vertellen wat er gaat gebeuren."

Zij glimlachte. "Je gaat me verlaten, bedoel je dat?"

Natuurlijk bedoelde hij dat. Hij zong altijd hetzelfde refrein.

De volgende dag zouden de kinderen terug zijn samen met de gedwongen huiselijke sfeer.

 

KAREL

 

            Ruw trok Karel zijn stoel achteruit. De poten krasten over de stenen vloer.

"Ik voel me hier niet thuis," wierp hij eruit. Enkele lepels vielen kletterend op tafel, anderen bleven halfweg tussen bord en lip hangen. Verbaasde ogen keken vragend op. Dat waren zij niet gewoon van Karel. Hij was altijd stil, braaf en gedienstig, nu zat hij daar met een rood aangelopen hoofd en met verwilderde ogen aan tafel.

"Ik voel me bij jullie niet thuis," herhaalde hij ditmaal wat kalmer.

Corneel wilde zich laten gelden en riep hem toe:

"Eet je soep op en doe niet belachelijk," de arm van Corneel ging dreigend omhoog. Enkele druppels soep lekten op de tafel.

Karel stond recht, zijn stoel schoof krassend over de vloer:

"Dit huis past me niet, deze stad, dit land deze wereld past me niet. Begrijp me dan."

De zachte bruine ogen stonden nu als twee gitzwarte kraters onder de zware wenkbrauwen.

Corneel riep weer. Corneel riep altijd wanneer hij zich onmachtig voelde.

"Heb je één of ander sekte ontmoet, of cafépraat aan de toog. Zwijgt en eet je soep “

Stanske staarde stil naar haar zoon. Wat mankeerde hem? Wat was hier aan de hand? Dit was ernstiger, dan men op het eerste gezicht zou zeggen.

"Jullie begrijpen me niet! Niemand begrijpt mij! Ik heb geen honger, ik ga naar mijn kamer." De lepel plonsde in zijn bord, de soep spatte over de tafel, de deur sloeg dicht en het werd stil. Doodstil. De spanning overheerste het geluid.

Stanske nam de schotelvod en kuiste de gemorste soep op. De anderen aten verder. Niemand zei een woord. Stanske vulde haar glas met water en dronk het gulzig leeg. Ze had de laatste tijd steeds meer dorst. Het zal wel door de stadslucht komen, dacht ze. Zelfzeker stond ze recht:

"Maria ruim de tafel af, ik ga naar boven en Corneel jij blijft hier beneden." Zonder zich nog om hen te bekommeren ging Stanske de kamer uit en sloot vastberaden de deur achter zich. Stanskes zelfzekere blik had Corneel aan zijn stoel genageld. Met open mond had hij haar nagekeken tot zij in de gang verdwenen was.

"Karel, mag ik binnenkomen, ik ben het, je moeder."

"Moeder jij kunt beter buiten blijven. Mijn wereld is slecht."

"Karel, ik wil met je praten, geef me tenminste een kans."

"Ma, laat me met rust."

Hoorde zij niet een trilling in zijn stem. Hij heeft iemand nodig. Iemand die van hem houdt en wie houdt meer van hem dan zijn moeder, die zoveel geleden heeft eer hij op de wereld kwam.

"Laat me binnen, ik wil je spreken. Nu!" Met haar stem dwong ze Karel. Het slot knarste open.

"Je hebt het zelf gewild," zei Karel volledig toonloos.

Stanske haalde diep adem en opende behoedzaam de deur. Vooraan stond een gepolijste kleerkast die een wand vormde tussen de deur en het bed. De middelste van de drie kastdeuren omlijstte een grote spiegel. Links van haar, wat verder tegen de muur hing een grote poster van een Russisch balletdanser met daaronder een goudkleurige stoel bedekt met een zalmkleurig kussentje. Op die stoel lagen zijn kleren. Netjes opgevouwen. Dat deed hij altijd al, vanaf zijn eerste communie. Zijn onderbroek lag er ook bij. Zou hij naakt op zijn bed liggen? Voorzichtig deed zij een stap voorwaarts en keek naar de gedaante in de spiegel. Zij zag een slanke vrouw met een vrij platte buik, best toonbaar, ondanks de vele misvallen en de bevallingen die zij moest doorstaan. Een wespentaille had ooit iemand tegen haar gezegd. De diepe rimpels in haar voorhoofd verraadden echter haar bezorgdheid. Voorzichtig deed ze nog enkele stappen voorwaarts zodat zij achter de kast het bed kon zien.

"KAREL!” Een korte gil ontsnapte uit haar mond.

“Karel, waar heb jij die vrouwenkleren vandaan en waarom hebt jij die aangedaan? Karel, je LIPPEN! Ze zijn rood geverfd."

Uitdagend keek Karel haar aan. Zijn armen lagen gekruist op zijn buik. Een uitdagende glimlach lag op zijn rode lippen, maar zijn ogen lachten niet, die volgden angstig elke beweging, elke gelaatstrek van zijn moeder. Stanske zette zich naast haar zoon op de rand van het bed.

“Waarom, Karel? Waarom doe jij zoiets?”

"Moeder, ik voel me zo vreemd.”

Even bleef het stil, Karel bestudeerde zijn gelakte nagels.

Stanske keek nu ook naar zijn handen:

“Die nagels zijn goed verzorgd. Dat heb jij al meer gedaan.”

“Moeder, ik voel me zo goed in deze vrouwenkleren. Ik ben anders dan de anderen,” zijn lippen maakten een rare grimas.

“ Als kind al zag ik de verschillen. Mijn ogen zijn bruin, onze Jef en ons Maria hebben helle blauwe kijkers. Ik ben tenger en steek met kop en nek boven hen uit. Mijn broer en zus zijn struis gebouwd en klein. Net als vader.

Stanske moest slikken. Jezus, waarom had ze het hem niet eerder vertelt. Hoeveel uren, dagen, jaren heeft haar Karel zitten dubben. Welk een fantasieën heeft hij zich niet ingebeeld. Waarom heeft zij het hem al die jaren verzwegen. Nu moest ze wel de moed opbrengen en hem vertellen hoe zij op haar zestiende werd verkracht.

Zij haalde diep adem maar een scherpe dennengeur vulde haar neusgaten. Zij had haar drama nog steeds niet verwerkt:

"Ik ben verkracht door vier of vijf mannen,” hakkelde ze, “ik weet het niet juist, ik viel bewusteloos. Ik kwam weer bij en het eerste wat ik waarnam was de geur van dennennaalden. Daarom gaan wij nooit naar een dennenbos en is onze kerstboom namaak. De dennengeur doet me walgen. Eén van de verkrachters moet uw vader zijn."

Karel keek verdwaasd zijn moeder aan, met grote ogen vroeg hij:

"Ben ik…, is vader mijn pa niet?"

Even lachte hij om zijn eigen verspreking. De dennengeur verdween weer uit de kamer.

"Corneel, bood me veiligheid en geborgenheid. Hij aanvaarde je zoals zijn eigen kinderen. Jij blijft één van ons, ook al heb jij bruine ogen, en ben je slank gebouwd, groot en… anders."

"Moeder, zie mij hier zitten met een opgevulde BH en oorbellen,” de roze blossen op zijn wangen werden nu echt rood. Hij boog zijn hoofd en keek weer naar zijn nagels: “Moeder er is meer. Wat mankeert mij. Ik voel me niet aangetrokken tot vrouwen, maar wanneer een knappe man langskomt kijk ik naar zijn welgevormd achterwerk.”

Stanske keek hem machteloos aan. Hij voelt zich slecht en zondig. Hij is bang voor het leven. Ze moest ingrijpen, maar hoe dan? Deze toestand is absurd, netelig en problematisch tegelijk. Met gefronste wenkbrauwen keek ze even naar de poster tegen de muur. Het leek alsof de balletdanser uit de muur danste. Toen nam zij zijn handen:

"Als ik eerlijk ben begrijp ik er niets van, maar ik besef dat we de natuur niet mogen tegenwerken.”

“Hoelang heb jij die vrouwenkleren al?" Vroeg ze plots weer aan de praktische kant denkend.

"Vier maanden.”

“Vier maanden?!”

“Ja, zeker niet langer”

“Van wie heb je ze gekregen?”

“Gekocht op een uitverkoop.”

“Gekocht?”

“Ik heb ze niet veel betaald, ze zijn tweedehands," verantwoordde hij zich snel.

"Tweedehands?!”

“Ja, alles in één pakket. Een sterfgeval.”

“ De prijs is niet belangrijk," suste ze hem "maar die kleren moeten dringend gewassen en gestreken worden. Legt ze straks onder je hoofdkussen, ik zorg wel voor de rest.” Stanske trok haar handen terug en vouwde ze op haar schoot.

"Moeder, zeg het niet tegen va… heu Corneel en ook niets zeggen tegen de pastoor. Die mag het nooit te weten komen," zijn ogen smeekten bijna.

Stanske keek hem aan, zachtjes fluisterde ze:

“De anderen hoeven hier niets van te weten.” Nu tenminste nog niet, dacht ze in stilte, "Karel, nog iets, blijf Corneel vader noemen, heel je leven, heel je leven lang. Beloof het me. Karel, hij verdient het."

"Moeder hoe moet het nu verder met mij, ik voel me zo vreemd."

"Jij moet je zelve blijven!” Ze tikte met haar wijsvinger tegen zijn rechterwang. “Je hebt jezelf gevonden en je hebt het aan mij durven vertellen. Dit was heel moedig van je.” Zij pinkte even met haar rechteroog en hij glimlachte naar haar. Stanske keek weer mijmerend naar de Russische balletdanser, de strakke broek tekende duidelijk zijn contouren af. Wist ik maar wat ik zelf wilde, dacht ze met weemoed. Ze was gehuwd met Corneel, maar had ze wel ooit van hem gehouden? Tijd brengt raad, dacht ze, het belangrijkste is nu dat mijn zoon gelukkig wordt. Hoe moeilijk dit voor de anderen ook mag zijn. Stanske stond op van het bed, keek Karel in de ogen en zei heel langzaam, meer tot haarzelf dan tot hem:

“Jij bent de belangrijkste mens in je eigen leven. Onthoudt dat."

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!