Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
01-10-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 Magere jaren

Mijn 7 magere jaren

 

 

 

15 oktober 1970: een factuur moest nog ontvangen worden en de klant betaalde in muntstukken. Een zak vol losse muntstukken lag ik in het handschoenkoffertje van mijn auto. Daarna reed ik nog naar de winkel om een nieuw meettoestel, een Megger, op te halen. Vervolgens begaf ik me naar onze bouwwerf te Schoten.

Rond 17 uur stapte ik in mijn auto en reed fluitend naar huis. Ik was goed gezind, ik had veel werk verzet en alle kleine problemen waren opgelost. Op een hoofdbaan met drie rijstroken reed ik op de rechterbaan. Ik zag het verkeerslicht op groen staan en vrolijk fluitend reed ik verder naar het groene licht.

Het werd zelfs niet zwart voor mijn ogen, maar ik zag me zelf liggen in een oranje schijnsel. Er is iets gebeurd, besefte ik en heel even had ik nog zorgen: “mijn Megger” probeerde ik te zeggen. Daarna werd alles rustig om mij heen, alle zorgen gleden van mij af. Ik voelde niets meer, geen pijn en geen zorgen. Ik zag mezelf op de grond liggen in het oranje licht van de straatverlichting. Ik beleefde dit als het zaligste, gelukkigste en mooiste moment van mijn leven.

Wat was er gebeurd?

Een Simca reed op het middelvlak naast mij en wilde links afslaan. Een Porsche kwam tegen hoge snelheid in tegenrichting aangereden. De bestuurder dacht dat de Simca afdraaide en om de Simca te ontwijken knalde hij in volle snelheid linksvoor tegen mijn Cortina.

In die tijd waren er nog geen gordels in de auto waardoor ik vooruit met mijn hoofd op het stuur vloog en mijn voeten tegen de pedalen. De achterste zetel kieperde over mijn hoofd door de voorruit naar buiten. Het klein geld in mijn handschoenkoffertje vloog in alle richtingen door de auto. Mijn zo geliefde droomauto werd op amper 1 seconde omgetoverd tot een wrak.

Wat er verder gebeurde heb ik alleen horen vertellen. Een verpleger zag plots een blaasje op mijn lippen (ik vroeg naar mijn Megger) en besloot me toch maar mee te nemen naar het ziekenhuis. Op de operatietafel moet ik mijn naam nog gezegd hebben, maar daar weet ik niets meer van.

De politie belde bij mij thuis aan en mijn schoonzuster, die in haar zesde maand was, deed open. Toen de agent de dikke buik zag, moest hij toch enkele malen slikken: hoe moet ik dat vertellen dacht hij. Als bleek dat zij niet mijn vrouw maar mijn schoonzuster was, voelde de agent een hele opluchting. Dat mijn vrouw in haar derde maand was, kon de agent natuurlijk niet weten. Na het verschrikkelijke nieuws verteld te hebben, vroeg hij haar:

“Mevrouw, wil je dit even natellen en dan tekenen voor ontvangst?” De plastieken zak vol kleingeld legde hij op een tafeltje in de hal. Mijn arme vrouw deed of ze telde maar haar gedachten waren helemaal niet bij die rotte muntjes.

Toen ik in het hospitaal mijn ogen opendeed en een beetje bewust werd van wat er gebeurd was, vertelde men mij dat mijn eigen moeder mij alleen maar herkende aan mijn linker vinger. Mijn schoonvader maakte de vergelijking met een geslacht varken. Mijn kin was opengescheurd, beide kaakscharnieren waren verbrijzeld zodat ik mijn mond zelf niet meer open of dicht kon doen. Mijn gelaat was dubbel zo breed dan normaal. Onder mijn tong was alles opengescheurd. Mijn heup was ontwricht maar dat had men die avond van het ongeval reeds terug in elkaar gezet.

De volgende dag werd ik weer naar de operatiezaal gebracht. Men zou mijn aangezicht weer in vorm brengen, of liever in vorm duwen en trekken. Ik was nog half verdoofd van het gebeuren en terwijl men mij bewerkte, stak ik mijn hand omhoog. Vol paniek stopte het operatieteam onmiddellijk en vroeg me wat er scheelde. Ik prevelde want spreken ging nog steeds niet goed: “Kun je een koud washandje op mijn voorhoofd leggen.”

Na de operatie werd ik terug naar mijn kamer gebracht. Ik zwom in mijn eigen zweet, heel mijn pyjama was nat en zelfs mijn onderbroek kon ik uitwringen. Omdat ik verging van de pijn kreeg ik een pijnstiller met morfine, 20 minuten later sliep ik als een marmot.

Om mijn kin op zijn plaats te houden, had men mijn tanden met elastiekjes aan elkaar gebonden. Daar enkele voortanden door het ongeval uitgeslagen waren, kon ik met een rietje vloeibaar voedsel drinken. De dag dat ik naar huis ging, had mijn moeder voor iedereen frietjes gebakken met biefstuk, voor mij had ze een glas Ovolmaltine met een rauw ei klaargezet. “Jij moet aansterken” zei ze. Trouwens met mijn tanden aan elkaar gebonden kon ik moeilijk vast voedsel en zeker geen frieten met biefstuk eten.

Daar ik geen trappen kon doen, bleef ik zolang bij mijn moeder op de benedenverdieping wonen.

In het vorig hoofdstuk vertelde ik dat ik mijn eigen huis aan het bouwen was. In mijn huis stonden nog geen binnendeuren, geen vloerbekleding, geen witte bepleisterde muren, geen wasbak om af te wassen, geen trap met leuning, binnenshuis geen raamtabletten en er was niets volledig afgewerkt. Ik was invalide, kon en mocht niet werken, mocht geen trappen doen en mijn huis was maar half afgewerkt.

Na 2 maanden mocht ik eindelijk trappen doen en besloot om het hoognodige in mijn huis te laten afwerken. De trap en trapleuning moest ik zeker laten plaatsen om mijn laatste deel van mijn lening te kunnen ontvangen. Ik dacht immers weldra weer te mogen gaan werken, totdat mijn moeder plots zei: “Bart, jij gaat als een oud manneke, dat is nog lang niet in orde met uw heup, ga eens terug naar de dokter!” Ik volgde mijn moeder haar raad op en ging terug naar de dokter, maar die nam mij niet ernstig en zei dat ik komedie speelde. Ik kon over 14 dagen gerust gaan werken beweerde hij.

Mijn schoonbroer was voetballer en die raadde mij aan om naar een sportdokter te gaan. De sportdokter duwde hard achter op mijn bil en ik vloog bijna door het plafond.

“Niet goed” zei de dokter “we gaan terug platen nemen maar ditmaal niet alleen voor en achter maar ook de zijkanten, binnen en buitenkant.”

Nu bleek dat er aan de binnenkant een stuk van de heup afgebroken was: “het is nu te laat om daar nog iets aan te doen meldde hij me, maar om te beginnen gaan we er 8 maanden niet meer op steunen.” Dat kwam aan als een donderslag bij heldere hemel. In de winter gingen we iedere zondag schaatsen, dat zou niet meer gaan, hardlopen, springen, zelfs werken, ik mocht het allemaal vergeten. De eerste 8 maanden al zeker en daarna moest ik het nog afwachten.

Omdat ik zelfstandige was, kreeg ik geen dopgeld. Daar ik niet in fout was, kreeg ik geen geld van de ziekenkas. Omdat ik geen RSZ meer kon betalen kregen we ook geen kindergeld. De tegenverzekering van de Simca en de Porsche kwamen niet overeen en ik moest maar wachten op het geld waar ik toch recht op had.

Mijn financieel plan viel in duigen. Nog eens 8 maanden zonder geld, hoe moest ik dat klaren? Mijn zuster werkte als chef bij een plastiek fabriek die kunstbloemen maakten. Dat deden thuiswerkers voor haar. Het werd niet veel betaald maar alle beetjes hielpen. Zes grote zakken werden bij ons thuis afgezet. De kamer stond vol en we moesten nog een plaats vinden om de bloemen te kunnen ineensteken. De blaadjes moest ik 1 voor 1 van elkaar trekken en dan monteren op een bloemsteeltje. De blaadjes van elkaar trekken, kostte mij al enkele uren en dan moest ik nog beginnen met de bloem en blaadjes op de steel te duwen. Heel de kamer lag vol losse blaadjes, zakken met afval, nieuwe blaadjes, kartonnen dozen en afgewerkte bloemen. Het was veel uren werken voor weinig geld. Na een volle dag hard doorgewerkt te hebben had ik nog minder verdiend dan 1 luttel uurloon. Dat gaat veel te traag besloot mijn broer. Twee dagen later kwam hij al met een machientje dat hijzelf had gemaakt. De blaadjes konden onmiddellijk na aftrekken op de steel geplaatst worden. Vanaf toen ging het minsten 4 keer zo snel. Daarbij kwam nog dat ik pijnstillers van de sportdokter had gekregen met 2 bijkomende nevenwerkingen: ik had steeds honger en at veel te veel. De kilo’s kwamen er verschrikkelijk bij. De tweede nevenwerking kwam voor mij beter uit: ik was nooit moe en werkte gezwind van 4 h tot 24 uur s ’nachts. Ik kwam met 4 uur slapen toe. Zo kon ik uiteindelijk toch mijn gezin rechthouden. Door heel zuinig te leven konden we in leven blijven. Om kleren te kopen moesten we wel maandenlang elke frank sparen. Uitgaan, gaan eten of een dagje uit kon niet meer. Ondanks dat ik bij het ongeval wel volledig in mijn recht was, leefde ik nu in armoede. Toen ons kadestraal inkomen betaald moest worden, kon ik het niet meer bolwerken en ging ik uiteindelijk met lood in mijn schoenen naar de openbare onderstand. Dit was in die tijd een echte schande. Ik had geen keus, mijn kinderen moesten toch eten.

Op een zomerse dag nam een familielid me weer eens mee naar het buitenverblijf dat mijn ouders huurden. Ik zat naast hem en wilde een Groene Michelle (een sigaret) aansteken. Toen dacht ik, ik smoor en blaas geld in de lucht terwijl mijn vrouw en kinderen zo in armoede leven. Resoluut stak ik mijn aansteker weer weg. Nooit heb ik nog een sigaret aangestoken.

Ik was inmiddels al 11 maanden thuis. Mijn dokter verklaarde mij voor 75% werk bekwaam en ik mocht weer gaan werken. Daar ik nog steeds ingeschreven stond als zelfstandige bouwvakker kon ik niet gaan stempelen waardoor ik dringend werk moest zoeken. Ik mankte nog zeer zwaar en was invalide verklaart. Zo begon ik als elektricien voor mijn zoektocht naar werk.

“Je mankt zo, wat is er gebeurd?”

“Oh ik heb een auto-ongeluk gehad.”

“Ach zo, oh we hebben niemand meer nodig en toch stond de vacature nog steeds open.

Zo ging het telkens weer opnieuw. Ik vroeg me af: waarom toch? Waarschijnlijk was men bang dat ik als invalide teveel in ziekenkas zou gaan.

Mijn vader ging bij de burgemeester ten rade. Die raadde mij aan om bij “Den Bell” te gaan horen. 14 dagen later was ik aan het werk, zittend werk als tester. Het was de beginperiode van de IC’ s of in de volkstaal de chips om telefooncentrales te maken. Deze job was nu echt iets voor mij. Een zittend werk en testen van ingewikkelde schakelingen was een uitdaging voor mij. Al snel kreeg ik de moeilijke gevallen om uit te zoeken wat er fout was en nog later de prototypes om uit te testen. Deze kaarten waren nog nooit door iemand getest en er was ook geen testprogramma voor handen. Ik voelde mij thuis en gewaardeerd in mijn werk. De directie wist van mijn armmoedige financiële toestand, zo mocht ik overuren maken en ook op zaterdag komen werken.

 

 

Iedere week nam iemand van de familie me wel mee naar het buitenverblijf. Samen met een oudere broer experimenteerde we met zonnepanelen om water te verwarmen. We namen golfplaten, legden er zilverpapier in of schilderden ze zwart. Zwart omdat zwart warmte aantrok. We plaatsten koperen buizen of plastiek tubes in de golven en vulden deze met water. Boven op de golfplaten probeerden we met enkel, dubbel of driedubbel glas. Na iedere test werd alles opgetekend en de gewonnen temperaturen werden netjes genoteerd. Uiteindelijk heeft mijn oudere broer nu een zelfgemaakte installatie op zijn dak liggen.

Wij leefden nog steeds sober. We hadden een grote lening voor ons huis af te betalen en aan het huis zelf waren nog veel kosten. Op reis gaan zat er nog steeds niet in. Iedereen ging naar de zee of naar het buitenland, wij niet. Met Sinksen was er ieder jaar de sinksenfoor, ons gezinnetje moest echter uit geldgebrek thuisblijven. Iedere week werden de centjes netjes in enveloppen verdeeld: één enveloppe voor eten, een andere voor gas, water en elektriciteit, een derde voor afbetaling van de lening huis enz. Toch voelden we ons niet echt ongelukkig. We hadden moeilijke momenten, maar ook schone en plezante dagen. Ik ontdekte opnieuw de fiets en samen met mijn zuster fietsten we door het Vlaamse land. We stippelden nieuwe routes uit en zochten de kleine stille binnenwegen op.

Op “Den Bell” werd de testafdeling opgedoekt en ik zou van arbeider naar bediende evolueren, maar als bediende zou ik geen overuren meer kunnen maken. Mijn job bestond uit 2 dikke boeken naast elkaar leggen en regeltjes overschrijven waar met potlood iets bij stond geschreven. Iedere dag opnieuw 2 boeken naast elkaar en zoeken maar, helemaal niet mijn job. Het was saai en geen waardering. Dat heb ik iets meer dan 2 jaar volgehouden en toen vroeg ik mijn overplaatsing aan. Ik verhuisde naar de herstel- en onderhoudsdienst van de computerzaal.

Het was inmiddels 7 jaar na mijn ongeval en de verzekering betaalde mij eindelijk uit.

01-10-2020 om 13:02 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
24-09-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van eerste werkdag tot 15 oktober 1970
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Van eerste werkdag tot 15/10/70

%%%FOTO1%%%

 

Na mijn studententijd begon ik als onderhoudselektricien in een lusterfabriek. De eerste dagen is dat niet zo eenvoudig geweest. Ik kreeg nog geen gereedschap, maar werd wel opgeroepen om een panne te herstellen. Men kon me evengoed vragen: klop die nagel in die muur, maar je krijgt geen hamer. Hoe moet men dat dan doen? Met mijn vuisten kloppen, misschien? Ik stond daar dus zonder testers en waar was het defect nu? Laat staan, die arbeiders die dan staan te wachten met hun grijns: “wat is er maatje? Heb je geen elektriciteit gekregen in de school of ben je alleen in het verlof naar school geweest? “Daar sta je dan, zelfs antwoorden zou hun smile alleen maar vergroten.

Daar ik avondschool volgde, kon ik niet mee naar het buitenland en werd ik opgeleid om in de thuisfirma te werken. Ik wist het toen nog niet, maar ik kwam toen al zeer ongeloofwaardig over. Toen er een nieuw modern machine aangekocht werd, mocht ik die samen met de chef aansluiten. Hij stelde soms een vraag en daar ik niet onmiddellijk antwoordde, begon hij het eerder kinderlijk uit te leggen. Goed bedoeld, maar ik voelde dat hij in mij geen groot licht zag. Later moest ik samen met mijn meerdere een zeer delicate en belangrijke aansluiting doen. Als dit mislukte, lag de hele firma een halve dag plat en zouden meerdere machines stuk geraken. Mijn collega verwonde zich met een breekmesje en moest direct naar de spoedafdeling om zijn vinger te laten naaien. Ik bleef alleen achter. Toen hij terugkwam, begon hij al te reclameren dat ik alles verkeerd gedaan had. Minutieus begon hij alles na te zien. Ondanks dat alles volledig correct was, zei hij gewoon: “je hebt geluk gehad, het is allemaal goed.” Persoonlijk vond ik dat ik wel wat stielkennis had, maar zijn vertrouwen kon ik niet winnen.

Ik leerde nieuwe vrienden kennen en net als in schooltijd reed ik weer eerst een heel eind met hun mee naar een ander dorp vooraleer ik huiswaarts reed. Onderweg zei ik niet zoveel. Enkele meisjes maakten wel avances, maar ik besefte het niet eens en wist ook niet hoe ik die moest beantwoorden. Meestal zei ik dan zelfs geen woord tegen hen. Och, ik bleef maar groen op dat gebied. Niet echt verlegen maar gewoon niet weten hoe ik er mee moest omgaan. Mijn kansen smolten altijd maar zoals sneeuw voor de zon. Dat zou nog veel jaren zo blijven. Bij de kleinste schijn van gebrek aan interesse besloot ik al “zij moet mij niet, ik maak geen kans”. Zo verspeelde ik al mijn kansen.

In ons buitenverblijf ging het met de meisjes net zo. Mijn eigen moeder vertelde mij: “dat meisje dat regelmatig bij de buurvrouw komt, zei me onlangs dat er steeds zo een knappe gast rondloopt met een draagbare radio.” Ik had intussen een radio die ik overal meenam. Ik begreep wel dat het om mij ging en keek eens naar de schoonheid. Weer verkeerd, want ik dacht, die is te mooi, die kan ik toch nooit krijgen. Dat ik aan dat euvel nog moest werken heb ik jullie reeds verteld, maar het zal ooit gebeuren, jaren, jaren later.

Vlak over ons buitenverblijf was een openbaar zwembad. Er moesten af en toe wat karweitjes gedaan worden en samen met mijn broer deden we dat met plezier. Zo mochten wij gratis komen zwemmen. We plaatsten daar grote luidsprekers en namen de top tien op. We zorgden zo voor muziek rond het zwembad. Mijn schoonbroer bezorgde ons grote binnenbanden van een vrachtwagen. We plakten het ventiel met een zwaar plakband vast en zo hadden wij een grote luchtband om mee te drijven. Daar ik nog altijd zeer lenig was en als een vis zwom, werd ik regelmatig door de mannen vastgepakt. Eén nam mijn voeten en de andere pakte mij onder mijn armen. 1,2,3 zwierden ze en ik vloog door de lucht recht op de autoband. Animatie was er wel aan het water. Het zwembad trok veel volk, zelfs wereldwielerkampioen Rik Van Looy zat soms aan de kant.

Ik leerde daar ook weer nieuwe vrienden kennen. Een gezinnetje had daar hun caravan staan. De zoon was drie jaar jonger dan ik, maar hij was zeer volwassen. Dit zou mijn nieuwe kameraad worden. Er waren natuurlijk nog meerder jongens en meisjes, maar altijd weer datzelfde geknoei door mij. We zaten rug tegen rug aan het zwembad. Iedereen zag in ons het nieuwe koppel, alleen ik niet. Ik snapte het weer niet.

Na 7 maanden werken bij de lusterfabriek begon mijn vader een aannemersbedrijf. Twee broers zouden mee in de zaak gaan. De PVBA werd gesticht. Ze bouwden huizen volledig afgewerkt, sleutel op de deur. Daar ik elektricien was, konden ze mij goed gebruiken. Ik zou de elektriciteit doen en de anderen helpen bij hun werk. Een maand later zat ik mee in de zaak. Het eerste huis was eigenlijk een slecht begin. We verdienden niet veel en moesten hard werken. We deden dan ook alles onder ons zelf. Metsen, stukadoorwerk, dak, ramen, deuren, elektriciteit, verwarming, vloeren, dorpels en raamtabletten. Kortom we waren allround mannen. Ik herinner me nog dat voor het stukadoren eerst een bruine onderlaag op de muren werd gesmeerd. Deze onderlaag moest gemengd worden met water en kalk zodanig dat het een vettige pasta werd. Met onze voeten trappelden wij de grote hoop door elkaar. We zakten zo diep in de brij dat onze laarzen vol liepen. Die deden wij dan uit en op onze blote voeten trappelden we verder. Dat ging eigenlijk nog redelijk goed tot de volgende morgen onze voeten en benen rood verbrand waren. We hadden ons les geleerd. De volgende bouw besloten we verschillende taken in onder aanneming uit te geven zoals stukadoren en vloeren. We hielden die dingen waar we goed in waren voor onszelf. Deze formule werkte wel want we moesten al snel werkvolk aannemen.

Mijn eerste jaar avondschool liep teneinde en er volgde mondeling eindexamen. Drie in totaal en ik kreeg ze alle drie dezelfde avond vlak na elkaar. Als je voorgaande gelezen hebt, weet je dat mondeling niet mijn sterkste kant was. Mijn eerste examen zat erop en de jury was reeds aan het wachten op mij. Zonder pauzeren moest ik al naar het volgende lokaal, men was al aan het wachten op mij. Ik kwam weer buiten en weer was het aan mij voor het laatste examen. “Niet blijven staan, vlug binnen, ze wachten al op jou.” Black out! Ik wist niets meer, kon amper nazeggen wat er gezegd werd. Nadat ik verklaarde dat ik de drie examen zonder tussenpozen moest afleggen, heeft men mij toch gedelibereerd.

Opnieuw vroeg men mij “Wat ga je verder doen?” Opnieuw antwoordde ik: “verder studeren voor B1 elektronica.” Opnieuw zeiden ze: “dat haal jij nooit. Weet jij hoe zwaar dat is?” Ik was vastbesloten, de volgende jaren in de dag als zelfstandige in de bouw en vier avonden in de week naar de avondschool.

Ik was jong en sterk werkte hard en volgde avondschool, maar in het weekend gingen we met de halve familie en hun kroost naar ons buitenverblijf. Regelmatig kwamen jonge meisjes naar het zwembad die ik leerde kennen maar daarna ook alles weer verknoeide. Zoals dat meisje waar ik mee gezwommen had en nadien samen op het gras in de zon lag. Gewoon babbelen zonder meer. De volgende weekend was ze er weer. Ze ging toen niet zwemmen maar ging op de oever van de vaart zitten. Ik nam mijn transistorradio en wandelde op het voetpad 100m links en dan weer 100m rechts. Steeds opnieuw passeerde ik haar op nog geen 5m afstand. Ik wandelde maar verder steeds heen en terug. Na ongeveer 2 uren zo gewandeld te hebben, luisterend naar de top 100, vertrok ik zonder een woord tot haar te richten. Ik heb haar nooit meer gezien. Ik was zo naïef dat ik niet eens begreep waarom zij niet meer langskwam. Hier moest ik ook nog aan werken.

Wat verder op de camping lieten de ouders hun dochter van 18 de hele avond met mij alleen in de caravan. Hoe graag de ouders het ook gewild hadden, er gebeurde weer niets.

Zoals ik vroeger reeds vermelde, was ik vrij goed in wiskunde. In het derde jaar avondschool kregen we een opgave. De week nadien werd de oplossing op het bord gezet. Drie volle borden voldeden niet om de volledige oplossing weer te geven. Iedereen maar schrijven en notities opnemen. Ik niet, ik wachtte geduldig af. Nadat iedereen de oplossing had en moe geschreven was, stak ik mijn vinger op: ”mijnheer ik heb nog een andere oplossing”. “Oh, kom dan maar naar voren.”

Ik kwam rustig naar voor, nam de bordveger en veegde demonstratief de drie borden af. Ik hoorde sommigen in de klas zwaar zuchten. Ik begon linksboven op het eerste bord te schrijven en drie regels verder stond de oplossing op het bord. De leraar keek ernaar en antwoordde: “ja, zo kan het ook.”

Normaal was het voor het diploma B1, drie studiejaren, maar tijdens deze periode werd er beslist om de graad B1 af te schaffen en te vervangen door A1 graduaat. Na waren het plots vier studiejaren.

Met mijn financiële toestand ging het steeds beter. Ik kocht mij een tweedehandsauto en ging iedere week met mijn nieuwe kameraad naar een jeugdclub. De enige kusjes die ik kreeg, kwamen van de kusjesdans en dan moest ikzelf nog in het midden gaan staan. Hoe erg zul je misschien denken, maar ik voelde dat zo niet aan. Ik aanvaarde het. Ik onderging het, maar daar zou ik later nog aan werken, al wist ik dat toen nog niet.

Op zekere dag in de jeugdclub had ik een oogje op één van de meisjes. Zij beviel mij wel. De volgende slow ging ik naar haar en vroeg haar ten dans, maar zei weigerde. Ik besloot hieruit dat zij mij niet zag zitten. Maanden later besefte ik dat dit een verzinsel van mijzelf was, maar voor haar zou het dan te laat zijn. Ik was inmiddels bezet.

Hoe ben je dan aan een meisje geraakt? zal je je afvragen. Wel het zit zo:

Door het vele zoeken naar een meisje, dat absoluut mijn vrouw moest worden, want ik nam dit altijd zeer ernstig op. Ik werd het beu en besloot om de eerste de best vrouw ten dans te vragen en me nergens meer zorgen om te maken. We stonden met velen op de dansvloer voor een formatiedans los van elkaar. Plots kwam een meisje met donkerbruine krullen naast mij staan en zoals ik al zei, ik deed gewoon met haar mee. Ik was een slechte danser. Ik kon geen maathouden, maar dat maakte voor deze brunette niets uit. Ze bleef naast mij dansen. Na de dans begeleidde ik haar naar haar plaats, er was slechts 1 stoel vrij en voor ik het besefte zat zij op mijn schoot. We hadden een gezellige babbel en zo kwam ze te weten dat ik met de auto was. Haar vriendin, die ik voor de eenvoud even An noem, vroeg of ik haar naar huis wilde brengen. Zo kon ze nog wat langer blijven. Toen het tijd werd om An naar huis te brengen, reed ik haar tot aan de voordeur. Ik nam beleefd afscheid door haar een hand te geven en wachtte tot zij binnen was. Later vernam ik dat An tegen de brunette verteld had dat ik een goede jongen was en dat ze mij niet voor de zot moest houden. Toch was ik helemaal niet verliefd, ik was het gewoon beu om ernstig te zijn.

De week daarop was het mijn verjaardag en had ik een feestje gepland, dus kwam ik die week niet in de jeugdclub.

Dinsdag toen ik van het werk thuiskwam zei mijn moeder:

“Bart er heeft een meisje gebeld, ze vroeg om terug te bellen.”

“Oh ja, zijn de petatten al klaar, want ik heb honger.”

“Moet jij niet eerst bellen?”

“Och dat kan wachten, ik zal straks na het eten weleens bellen.”

Aan de telefoon vroeg ze mij haar zaterdagavond te komen ophalen bij een vriendin. Die vriendin was toevallig de zuster van een arbeider die bij ons bij de PVBA werkte. In het weekend reed ik naar het afgesproken adres en wat zag ik: een kortgeknipt meisje met gitzwart haar. Voor mij was het plots niet meer hetzelfde meisje dat op mijn schoot zat. De vonk sloeg over als een blikseminslag. Ik was verloren, ik was verliefd tot over mijn oren. Cupido had zijn werk gedaan. Voor we naar de jeugdclub reden, vroeg ze mij om nog enkele andere meisjes van haar vriendenkring mee te nemen. Mijn auto, een Ford Cortina, had 3 plaatsen vooraan en 3 plaatsen achteraan. Zo reed ik met vijf andere jonge meisjes naar de jeugdclub.

Toen ging het allemaal heel vlug. Enkele weken later ging ik mijn liefje bij haar thuis ophalen en samen reden we naar ons buitenverblijf. “Liefje, het kan zijn dat er wat broers en zusters in ons buitenverblijf zijn.”

“Oh ja, en met hoeveel zijn jullie dan?”

“Ik heb 5 broers en 3 zusters....allemaal getrouwd en de meesten hebben al kinderen.”

Zij had geen tijd meer om te antwoorden, want ik had zo lang gewacht totdat we al aan de oprit waren. Het toeval wilde dat er ook nog eens een ganse familie uit Nederland op bezoek was. Nonkels, tantes, neven, nichten, broers, schoonbroers, zussen, schoonzusters, mijn ouders en een tiental kleinkinderen.

Toen we uitstapten vlogen mijn kleine nichtjes en neefjes recht op mij af om me te omhelzen, maar toen ze dat vreemde meisje zagen uitstappen waren ze even snel terug weg. Mijn liefje had dit opgemerkt: “die geef ik nooit meer af!”, besloot ze met klem.

Het werd winter en als zelfstandige kregen we geen stempelgeld. Daarom deden we de volledige onderhoud van de machines. In de vrieskou functioneer ik niet zo goed. Die ochtend moest ik de kamwielen van de betonmolen invetten. In plaats van de motor af te zetten, nam ik een stokje, stopte dat in een pot met vet en smeerde met dat stokje de draaiende kamwielen. Het stokje brak af en mijn rechterwijsvinger klemde tussen de 2 kamwielen. Met mijn ene vinger hield ik de hele machine stil. De mannen hoorden onmiddellijk dat er iets mis was en kwamen snel aangelopen. Ze zagen wat er mis was en zetten de elektriciteit af waardoor de motor stilviel. Ik trok mijn vinger terug uit de kamwielen, dat zag er niet goed uit. Een flinke hap werd uit mijn wijsvinger gerukt. Ik werd naar de afdeling spoed gebracht, maar na verzorging mocht ik toch weer naar huis. Dit was mijn derde ongeluk maar niet het laatste.

Enkele maanden betaalde de verzekering en ik wilde dat geld nuttig besteden. Daar zou mijn vader me helpen. In ons dorp was er een maalderij. Het koren werd aangebracht en het meel weer afgehaald door het spoor. Via een zijspoor werd een wagon op een draaipunt achtergelaten. De paarden draaiden de wagon en trokken die verder over de velden naar de maalderij, maar door de aanleg van het spoor in de diepte werden de wagons vervangen door vrachtwagens en het draaipunt kon niet meer gebruikt worden.

Dit draaipunt bestond uit een diepe put met een brede dikke zware betonnen ring waarop het treinstel kon draaien. In het midden was een grote betonnen blok als steunpunt. Een aannemer had al eens geprobeerd om deze betonnen ring met drilboren te slopen. Nadat de tweede drilboor het ook begaf, vroegen ze aan de gemeente of ze geen dynamiet mochten gebruiken. De gemeente vond dit toch te gevaarlijk om dynamiet in een woonwijk aan te steken. Zodoende bleef de grond braak liggen. Het volk vond dit een uitstekende plaats om hun groot huisvuil kwijt te geraken. Het gemeentebestuur zag dit met lede ogen aan. Het toeval wou dat de zoon van de burgemeester eigenaar van deze grond was. Op het juiste moment kwam mijn vader op de proppen. De verkoop van het 9m brede grond was bijna rond tot de burgemeester met het idee kwam om naast de spoorweg nog een voetpad aan te leggen. Daardoor zou de grond 2.5m smaller zijn. Al deze feiten samen kocht ik de grond ver onder de prijs, mocht een garage bouwen achter in de hof, kreeg toelating om als enige met mijn auto over de voetweg te rijden en ik was levenslang vrijgesteld van straatkosten. Mijn huis staat nu op een stevige fundering van dikke beton.

We waren verliefd, verloofd en we wilden trouwen. Een datum werd vastgelegd: 12 september 1969.

Het werd februari en ik vroeg mijn toekomstige schoonmoeder:

” Ik zou graag rond mijn verjaardag trouwen, dat is in de maand mei.”

“Dat gaat niet, die datum is vastgelegd en dat kan niet meer veranderen.”

Ze wist het niet maar ze had beter naar mij geluisterd want in juli waren we alleen thuis en dan heeft de liefde haar werk gedaan. Naïef als we nog altijd waren dachten we dit kan geen kwaad want alles loopt er terug uit. Een maand later vertelden we haar vader het grote nieuws. Toen haar moeder thuiskwam, zat ze neer op haar stoel en zei:

”Wat is het toch heet vandaag.” Vader keek naar haar en antwoordde: “Het zal nog veel heter worden vandaag.” Alhoewel het kalf reeds verdronken was, ging er vanaf dat moment altijd een chaperon met ons mee, wij mochten niet meer onder ons beiden alleen ergens heen, maar ik heb van mijn liefdesleven nooit spijt gehad want het resultaat is een schat van een dochter geworden.

Na ons huwelijk en de witte Broods weken dachten we aan een eigen huis. Een stuk grond had ik al, ik was zelfstandige in de bouw en een lening krijgen was helemaal geen probleem in die gouden tijd. (Jaren 60-70). Om 6 uur was ik reeds op de bouwwerf, om 14.30 u had ik mijn uren gedaan en begon ik weer aan mijn eigen huis te bouwen en om 19.30 u zat ik in de avondschool. De hele zaterdag werkte ik aan ons eigen huis en de zondag studeerde ik voor de avondschool. Dat was mijn eerste huwelijksjaar.

Eén kind was te weinig voor ons, wij wilden er nog één bij. Al snel was mijn vrouw weer in verwachting. Drie maanden zelfs want we schrijven 15 oktober 1970. Die dag zal heel mijn leven overhoophalen. Maar dat is voor volgende deel.

 

 

 

 

 

 

 

 

24-09-2020 om 09:37 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
17-09-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn jeugdjaren.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Mijn jeugdjaren

%%%FOTO1%%%

 

Mijn broer ging werken en ik moest nog minstens 1 jaar school volgen want ik was nog geen 14. Een jaar later nam ik nog 2 maanden verlof om daarna ook te gaan werken. Ik was vol verwachting want mijn broer kon overwerken en al dat geld mocht hij zelf houden. Hij kocht zich een portatief (draagbare radio) wat toen een hype was bij de jongeren. Ik kon amper een cinema betalen. Hij kon regelmatig een extra portie frieten halen en kende amper geldproblemen. Ik moest iedere week tellen om met mijn zondagsgeld rond te komen.

Op 1 september begon ik te werken bij een televisiebedrijf die antennes plaatsten. Hoogtevrees kende ik niet en ik wist wel al iets van elektriciteit. Ik maakte plannen om door te groeien tot TV hersteller en ik zou overuren kunnen maken. Ik zou geld hebben. Het mocht niet zijn, op vrijdag, de laatste werkdag van de eerste werkweek kwam de onderpastoor bij ons moeder op bezoek. “Mevrouw, uw zoon is een heel goede leerling, het zou spijtig zijn dat die niet mocht verder studeren. We gaan een technische school starten. Uw zoon kan dan een vak leren en kan later als technieker een vaste plaats krijgen met een groot loon.” Mijn moeder was overrompeld. Het woord technieker had zij nog nooit gehoord en een vaste plaats na die wereldoorlog klonk als muziek in haar oren. Ik gaf tegen mijn zin mijn ontslag en zelfs die zaterdag mocht ik niet meer gaan werken. Daar gingen mijn overuren en mijn extra geld.

De lokale school was nog niet klaar om een technische school te starten en had voor tussenoplossing snel een 9de studiejaar ingelast. Dat 9de jaar zat gewoon bij het 8e en kreeg dezelfde lessen. Ik was toen nog te meegaand om er niet stil bij te staan, maar later zullen ze het geweten hebben, let maar op.

De eerste keer dat ik ontdekte dat wiskunde voor mij echt niet moeilijk was, gebeurde op het eindexamen van dit 9de jaar. We kregen in algebra een opgave die we in het jaar niet geleerd hadden. De leraar stond achter mij en keek aandachtig naar mijn oplossing. Daarna wandelde hij naar de primeur van de klas, wees op zijn blad en fluisterde iets in zijn oor. De volgende dag maakte hij bekend dat slecht 2 leerlingen die bepaalde oefening juist hadden. Ik vond dat oneerlijk. Protesteren deed ik niet en ik was ook niet hatelijk. Trouwens die medeleerling zou later zelfs een vriend geworden zijn.

Na dit verloren 9de jaar was de school klaar om zijn technisch instituut op te starten. Zij hadden wel een klein probleem, de school had maar juist genoeg leerlingen om te mogen blijven voortbestaan. Omdat zij zo aandrongen dat ik terug naar school zou gaan, begreep ik dat zij eigenlijk een tekort aan leerlingen hadden. Hier zou ik gebruik van maken en me zo wreken op al die (goedbedoelde) oneerlijkheden. Dit gebeurde natuurlijk allemaal in mijn puberjaren.

Het 1e technisch studiejaar begon met drie nieuwe leraren. Zij kregen waarschijnlijk allemaal een bijnaam, maar één van hen vergeet ik nooit. We noemden hem “Den Aap”. Onze school was tussen de velden gevestigd en achteraan de speelplaats liep een beek, de “ mousbeek”. Den Aap had altijd een kleine aktentas bij die hij steeds op de vensterbank zette totdat de schoolbel ging. Plots was die aktentas verdwenen en heel onze klas stond te joelen aan de mousbeek. De schoolbel ging en Den Aap wilde nietsvermoedend zijn aktentas nemen. Verbaasd keek hij rondom en zag onze klas aan de mousbeek staan. In grote paniek kwam hij aangestormd en zijn hoofd zag zo rood als een gekookte kreeft, maar hoe hij ook keek er was geen aktentas. De directeur kwam ook kijken en vroeg waarom wij daar allen stonden. Mijn aktentas, ze is weg, panikeerde Den Aap. Maar neen, antwoordde de directeur, ze staat daar toch op uw vensterbank. De directeur vermoedde wel dat er meer aan de hand was maar kon natuurlijk niets bewijzen.

In de klas stond nog een kolenkacheltje, “een duveltje”. Iemand van ons had nieuwe turnsloffen en zette die parmantig naast zijn oude versleten. Ik, in mijn puberjaren, vond het niet beter dan deze afgedankte sloffen in het duveltje te steken. Het duurde niet lang of de klas moest ontruimd worden. De rook en stank was gewoon onhoudbaar. Nooit hebben ze geweten wie die belhamel was.

Den Aap was voor ons steeds het doelwit en de samenwerking in onze klas was enorm. Leerling A bracht een rauw ei mee naar de klas. Dit ei werd doorgegeven van de ene hoek diagonaal naar de andere hoek tot naast de kapstok waar de gabardine van Den Aap hing. De leerling die vooraan zat, stak het rauwe ei in de rechterzak van de regenjas. Bij het buitengaan stompte ik “per ongeluk” tegen de gabardine. Een zacht geluid maakte me bewust, het is gebeurd. In de gang stond Den Aap te wachten tot het geroezemoes onder ons voorbij was? De pineut wist nog van niets, tot zijn rechterhand nonchalant in zijn zak rees. Zachtjes kwam een glibberig geel hand weer boven. Ongelovig zag Den Aap naar zijn hand, zijn gezicht liep weer rood aan. “Iedereen naar binnen!” tierde hij en verdween in de gang. Even later kwam de directeur in de klas. Hij zei niets, geen woord. Twee uur heeft hij door de klas gewandeld zonder een woord te zeggen. Het was doodstil in de klas. Niemand durfde zich nog te bewegen. De hoest werd ingehouden, slikken gebeurde met de lippen op elkaar en het bleef maar duren. Niemand wist niet hoelang we daar moesten blijven zitten. De schooltijd was allang voorbij maar niemand durfde zich te verroeren. Plots verbrak hij de stilte: “De rekening zal door iedereen betaald worden. Jullie kunnen gaan.” Een rekening van een wasserij verdeeld onder 18 man is nu niet echt een ramp, maar die twee ellenlange uren zal niemand van ons ooit vergeten.

Niet alleen Den Aap, maar ook de praktijkleraar had met ons af te rekenen. De werkplaats lag ongeveer 300 meter van onze klas verwijderd, juist naast de turnzaal. Deze werkplaats was net nieuw ingericht en alles stond nog niet perfect op zijn plaats. De leraar vroeg om met zijn allen de 12m lange werkbank tegen de betonnen platen muur te plaatsen. Wij namen elk een plaatsje aan de werkbank en op commando 1, 2, 3 en met alle macht pakten we het op en duwen maar. De betonnen platen waren daarop niet berekend en de bank stak een halve meter uit boven het aardappelveld.

Volgens de directie hadden we dit moedwillig gedaan en kregen we allen strafwerk. Tijdens de terugweg naar de klas gaf ik iedereen de raad deze straf niet te maken. “Het school heeft leerlingen te weinig” verklapte ik, “ze kunnen ons niks doen, want ze kunnen niemand missen.” Ik kon iedereen overtuigen behalve één leerling. Toch kreeg ik gelijk want over het strafwerk werd niets meer gezegd. Leerling X trok hieruit zijn les en zou van Brave Hendrik al snel tot één van de geduchtste individuen worden, maar omdat dit verhaal over mij gaat, wil ik je die rebelse gebeurtenissen besparen.

Ja, het was weer bij Den Aap, maar ik kan het ook niet helpen. Ik was mijn boek technologie vergeten. De leraar keek mij streng aan: “morgen een opstel van 2 bladzijden over vergeten”. De volgende dag had ik mijn opstel af. Alle fouten die Den Aap ooit gemaakt had, stonden erin. Die ene dag zijn boek vergeten, die andere dag te laat in de klas, dan weer niet duidelijk les gegeven of geen antwoord op een technische vraag kunnen geven. Ik had er maar 3 bladzijden van gemaakt. Het resultaat was dat ik naar de directeur moest van hem. Om het gesprek van de directeur te kunnen volgen, moest ik eerst nog iets anders uitleggen.

Na schooltijd reed ik met mijn klasgenoot naar huis. Hij had regelmatig een afspraak met een meisje. Terwijl zij stonden te babbelen, stond ik erbij en keek ernaar, zonder één woord te zeggen. Een karaktertrek die regelmatig terugkwam: als anderen spraken, zweeg ik. Zelfs als zij een probleem hadden en ik de oplossing kende, zweeg ik nog totdat iemand anders uiteindelijk de oplossing gaf. Dan dacht ik: zie je wel dat ik het wist. Aan dat probleem moest ik nog werken, maar dat is voor later.

Tijdens de Vasten moesten we van thuis iedere morgen naar de mis. Telkens na de mis ging ik samen met twee meisjes een eindje mee huiswaarts. Eén van hen was dat meisje dat verliefd was op mijn maat en die wilde natuurlijk van alles te weten komen over hem. Zij vroeg mij telkens over hem uit. Het andere meisje was smoor op mij, maar ik was nog steeds te naïef om dat te zien. Dat begreep ik pas jaren later.

Terug naar de directeur, want ik moest toch bij hem komen na het afleveren van mijn opstel. “Hubert, ik weet dat jij een godsdienstige jongen bent en uw ouders ken ik al zeer lang. Zij zijn ook brave mensen. Ben jij niet een beetje te jong om nu al met meisjes om te gaan. Denk toch aan je studies, het zou jammer zijn moesten die mislukken.” Over dat opstel werd geen woord gerept. Ik snapte ook niet wat de directeur me eigenlijk wou zeggen. Ik deed toch niets verkeerds. Gewoon twee mensen vergezellen een eindje huiswaarts. Omdat ik de preek niet begreep en ik er geen kwaad in zag, beef ik de meisjes naar huis vergezellen.

Met de fiets was ik op 10 minuten makkelijk thuis, maar ik bleef alle dagen na schooltijd rondhangen. Ik reed eerst met enkele andere leerlingen twee dorpen verder naar hun huis, bleef nog wat hangen op de hoek van de straat. Kortom 2 uur later thuiskomen was eigenlijk al een gewoonte geworden. Mijn moeder zei hier niets van, zij had enorm veel vertrouwen in mij.

Het was turnles: ik was zeer lenig in die tijd, hing aan de rekken als een aap, klom als eerste tot boven aan het touw en deed zelf al meer dan een jaar yoga. Tijdens de grondoefeningen verveelde ik mij. Ik was echter niet alleen want plots zei de turnleraar: “ga allemaal eens op een rij staan”. Niemand wist waarom, maar allen voelden dat er iets speciaals ging gebeuren. We vormden een perfecte lijn. Wie geen zin heeft om te turnen die zet een stap vooruit. Zonder links of rechts te kijken, stapte ik resoluut een meter naar voren, maar te laat besefte ik dat ik de enige was. “Dan ga je maar wat wandelen”, zei de turnleraar laconiek. Ik trok mijn sloffen uit, deed mijn schoolkleren terug aan en stapte naar buiten. Enkele honderden meters verder zette ik me aan de graskant. Nog geen 5 minuten later kwam een klasgenoot naast me zitten. Wilde het niet toevallig diegene zijn die bij zijn examen door de leraar geholpen werd en waardoor ik mijn eerste plaats verspeelde met ½ percent. Hij legde me uit dat hij ook geen zin had om verder te turnen. “Wat gaan we doen?” , vroeg ik hem. “Hoeveel geld heb je bij je” vroeg ik onmiddellijk daarop? “ 8 Frank” telde hij. “ Ik 9, dat moet voldoende zijn” besloot ik. Samen gingen we op de hoek naar de winkel. We kochten een fles goedkope wijn en trokken terug naar ons grasveld. Als echte clochards hebben we die fles soldaat gemaakt. Sindsdien waren we vrienden in plaats van concurrenten.

Tijdens de wintermaanden in de werkklas werd er om ons te verwarmen gestookt met vuil afgedankte olie. Bovenaan de kachel lag een deksel en door dat te verwijderen kon men olie op het vuur gieten. Dit was niet altijd veilig, maar door voorzichtig te gieten, verliep dat volledig zonder gevaar. Daarom vulde de leraar de olie altijd zelf bij. Die bewuste dag werd ik uitgedaagd en stond ik voor ik het besefte met de oliekan boven de hete vlammen. Heel voorzichtig liet ik een beetje olie in de kachel lopen. Op dat cruciale moment liep iemand achter me door en struikelde. Om zich recht te houden, stompte hij tegen mijn rug. De kan olie kantelde, een grote guts olie kletste in de kachel, een vuurgloed vlamde uit de kachel recht naar mijn gezicht en mijn armen. De leraar wist niet meer wat te doen en stuurde mij naar de directeur. Hoe ik ook zocht, de directeur was niet in de andere klassen, ook niet op zijn bureau. Op dat moment besefte ik dat ik mijn intuïtie moest volgen en dat ik naar de pompsteen aan het turnlokaal moest gaan. Aan de kraan depte ik mijn gezicht en liet het koude water stromen over beide armen. Na zeker 20 minuten dit gedaan te hebben, ging ik weer naar de praktijkles. De leraar stuurde me nu naar mijnheer pastoor. Ik belde aan bij de pastoor. Hij schrok zo toen hij mij zag dat hij onmiddellijk zijn auto startte en met mij naar de spoed reed. Hij vroeg niet eens wat er gebeurd was. In het hospitaal kreeg ik eerst een spuit tegen tetanus en daarna werd ik in slaap gedaan. Ik was al terug in mijn ziekenkamer toen mijn moeder langs kwam. Mijn beide armen waren ingepakt en van mijn hoofd hadden ze een mummie gemaakt. Enkel mijn ogen en neus waren nog vrij. Neen, mijn moeder herkende mij niet aan mijn vinger zonder nagel (zie mijn kleutertijd) want mijn handen waren ook ingepakt. Ze herkende mij aan mijn stem. De volgende ochtend werd ik voorzichtig uitgepakt. Op elke arm stond een dikke blaar van mijn pols tot aan mijn elleboog. Enkele weken later waren de blaren weg, maar ik was precies een indiaan. Mijn beide armen en mijn gezicht zo rood als een gekookte kreeft. De angst sloeg me om het lijf. Dit gaat zo toch niet blijven? , dacht ik. Paniekerig keek ik elke dag in de spiegel. Na enkele weken was ik het gewoon en gelukkig een jaar later was alles mooi genezen dat ik zelfs geen littekens meer had. Dit was de tweede maal dat ik door een accident in de kliniek belandde, maar het is zeker niet de laatste keer maar dat is voor een volgende periode.

De technische school vol goede bedoelingen kon niet blijven bestaan en er werd gezocht naar een oplossing. In de meeste ander scholen moesten we dit jaar opnieuw doen, maar door de connecties van de kerk konden we naar Don Bosco zonder het jaar te moeten herdoen. De vijf beste leerlingen A2, de anderen A3 of beroeps. Ik hoorde bij de 5 gelukkigen en mocht zo naar de richting A2. Ik besefte het verschil niet tussen de twee richtingen, maar ik volgde de aanbevelingen.

Don Bosco stond bekend als strenge school. Een jeansbroek, lederen vest of lederen botten waren verboden. Dit was nu juist de lievelingsoutfit van mij en mijn vriend (van de fles wijn). We spraken af dat we een briefje van thuis zouden vragen met de reden dat wij van ver met de fiets komen en goed beschermd moeten zijn. Hoe mijn kameraad het uitgeklaard heeft, weet ik niet, maar ik zou voortaan zelf al mijn nota’s tekenen. Van begin af aan mijn eigen geschrift zo wekt dat geen argwaan bij de leerkrachten. Trouwens mijn ouders lieten vroeger mijn oudere zuster alles tekenen, dan kon ik het zelf ook wel doen.

De derde schooldag kregen we metaalbewerking. Aan de draaibank kreeg ik het klaar om nog juist een ongeluk te vermijden en de draaibank een week buiten dienst te zetten. Dan maar naar de smid. Ik weet niet meer wat we moesten smeden, maar mijn meesterwerk was echt niet om aan te zien. Ik vond er niet beter op dan mijn model te wisselen met dat van de leraar zelf, maar natuurlijk viel ik door de mand. Ik zou nog veel moeten leren.

In de theoretische vakken zal het wel beter gaan dacht ik toen. Scheikunde, meer dan 100 symbolen van scheikundige elementen met hun atoomnummer van buiten leren, van voor naar achter en van achter naar voor, kriskras door elkaar. Als je “mijn kinderjaren “ gelezen hebt, zul je wel weten dat van buiten leren mijn ding niet was. De eerste test scheikunde volgde al snel. Mijn punten 0.5/20.

Nu werd ik het beu en zei tegen mijn klasgenoten: ”ik zie het niet meer zitten, ik zak een graad, ik ga A3 elektriciteit volgen. Geen draaibanken meer, geen smidsvuur en geen scheikunde meer. “ Ik ga mee, zei toen één van de vijf, vanaf dan zal hij mijn nieuwe vriend worden.”

Voor elektriciteit moest ik nieuw gereedschap kopen, mijn zuster zei: ”in die straat is een groothandel, zeg maar dat je door mij gestuurd bent en dan krijg je vermindering.” Ik nam mijn fiets en merkte dat mijn voorband plat stond. Ik schroefde mijn wiel los en hoorde iets vallen. Ik zag even rond, maar zag niets liggen. Zonder er verder aandacht aan te schenken, repareerde ik mijn fiets en reed naar de groothandel. Ik had geen huisnummer gekregen, maar wel de firmanaam. Het fietspad lag aan de overkant, maar vandaar kon ik de firma niet vinden, dus stak ik de baan over en reed verder op het voetpad. Nog geen 100 meter kwamen twee zwaantjes (tegenwoordig politie op de motor) aangereden. “Wel vriend, moet jij niet op het fietspad rijden, geef uw identiteitskaart maar eens.” Haastig greep ik naar mijn achterzak. “Oei, mijn paspoort, waar is mijn paspoort? Die heb ik niet bij, meneer de agent. Ik moest zo vlug zijn en nu vind ik de winkel niet. Ik had ook net platte band.” De tranen sprongen in mijn ogen. De ene zwaan weer: “we schrijven uw plaatnummer wel op, maar waar is uw plaat? Heb jij nog geen taks betaald?” Hij keek streng naar mij. “Jawel meneer, maar zoals ik zopas vertelde, was mijn band stuk, draaide ik mijn wiel los en hoorde ik iets vallen, maar ik schonk er geen aandacht aan omdat ik geen tijd had. Nu denk ik dat die plaat gevallen moet zijn.” De tranen stroomden nu over mijn gezicht. “Och kom “ zei de brave zwaan, die nog niets gezegd had. “ Kom morgen om 9 uur uw fiets laten zien, met plaat natuurlijk en de rest zullen we dan maar vergeten”. Ik bedankte de zwaantjes en ging nu te voet verder op zoek naar de groothandel. De volgende dag op het politiebureau kreeg ik een verwittiging en moest 30 frank betalen. Dat was 720 frank uitgespaard, want het waren eigenlijk drie overtredingen: fietsen op het voetpad, geen identiteitskaart bij en geen plaat op mijn fiets.

Eén van de leraren was zeer groot, maar ook zeer mager. Daarbij kwam dat hij geen gezag had. Het is zelfs gebeurd dat een leerling plots met een mes voor hem stond. Er is gelukkig niets gebeurd. Telkens hij naar de klas kwam of na de les weer buiten ging, zong iedereen, stil maar toch juist hard genoeg: “lang en smal, maar fret niet geirne” en dit zo enkele keren na elkaar. In zijn klas was het ook nooit echt stil. Op zekere dag was er zoveel geroezemoes en alle geluiden kwamen plots van alle kanten op mij af. Ik hoorde me zelf door de klas roepen: “zijn jullie nu allemaal ZOT geworden?” De lange smalle had enkel het woord zot gehoord, maar dan wel keihard. Nu schoot hij toch uit zijn sloffen en vroeg plots heel streng “wie was dat?” Daar niemand zijn vinger opstak, moesten we allen tijdens de speeltijd in de klas blijven. De volgende dag waren de pauzes weer binnen arrest voor de hele klas. Nu dreigde de prefect die inmiddels erbij was geroepen: “morgen blijven jullie in de klas tot ik weet wie het is, al wordt het 10 uur ’s avonds.” Op aandringen van mijn medeleerlingen ben ik het maar gaan zeggen tegen de leraar. De prefect vroeg mij of ik mijn verstand nog had. Na een flinke preek dat ik mij moest leren beheersen, mocht ik gaan. Mijn straf moest ik maar aan mijn leraar vragen. De leraar vond het wel goed zo en ik kwam er zonder straf van af. De les die ik hier uit leerde: laat het uitgroeien dat het opgeblazen wordt, hoe groter het wordt hoe kleiner de straf. Dit besluit was natuurlijk niet de bedoeling, maar ik voelde het zo toch aan.

Ondanks ik al zestien geworden was, had ik wel veel meisjes aangesproken, maar verder dan over koetjes en kalfjes kwam het nooit. Ik kon mijn charmes niet verkopen, laat staan verzilveren. In het weekend gingen mijn ouders en de halve familie, waarvan er al velen getrouwd waren, naar een gehuurd buitenverblijf midden in de bossen vlak bij een grote diepe put die men gegraven had om de Boudewijnsnelweg aan te leggen. Met allemaal gingen we daar zwemmen. Daar kwamen ook verschillende meisjes, maar ook daar besefte ik niet dat ik de ene kans na de andere liet liggen, ik zag het niet. Tijdens de examenperiode bleef ik in de weekends regelmatig alleen thuis om te studeren. Want studeren deed ik wel. Hoewel dat steeds gebeurde met de radio keihard en met de schlagers van toen. Men kon buiten verder in de straat gemakkelijk meezingen. Dat kon ik natuurlijk alleen maar omdat ik alleen thuis was natuurlijk.

Door de overgang van de mislukte school naar Don Bosco had ik één volledig jaar driehoeksmeetkunde gemist. Voor de insiders: dit gaat over tangens, sinus, cosinus en cotangens of beter gekend als: wiskunde over de hoeken van een driehoek. Ik kreeg hiervoor tot kerstmis 1 uur per week bijles. Met Kerstmis had ik een onvoldoende voor dit vak. Met Pasen had ik dit ruimschoots weggewerkt en op het einde van schooljaar was ik de beste van de klas. Dat het in het begin niet zo snel ging, komt omdat ik niet zo goed ben in onthouden. Iedere formule moest ik telkens zelf beredeneren, wat veel tijd kostte, maar het zat er dan ook dieper in. Wiskunde was voor mij begrijpen en niet van buiten leren.

Daar ik naar school ging en nog niet ging werken, had ik weinig geld. Een studenten job was toen nog niet gekend. Vermits ik niet ging werken kon ik ook geen overuren maken en had daarom geen extra geld. Op zondag moest ik de keuze maken tussen 1 pakje sigaretten of naar de cinema. Meestal wisselde ik om de week, dan de cinema en dan het roken. Soms leende ik van mijn broer, maar nadien terugbetalen was dan weer een groter probleem. Anderen van mijn leeftijd kochten een nieuwe bromfiets, een portatief (transistor radio), een bandopnemer, mooie luidsprekerboxen en gingen alle weken naar de cinema. In mijn ogen waren het allemaal rijke mensen. Toch klaagde ik niet en was helemaal niet jaloers. Ik onderging en aanvaarde het zoals ik dat reeds altijd al gedaan had.

Nadat ik mijn diploma A3 behaald had, vroeg men mij welke plannen ik had. Ik ga werken als onderhoudselektricien. Ik kan reeds op drie plaatsen beginnen, maar ik ga bij lusters Massive werken dat is niet ver van huis. Ik ga ook avondschool volgen voor zwakstroom B2, antwoordde ik dan. “B2, radio en TV? “ vroegen ze mij twijfelend. “Dat haal jij nooit, weet je hoe zwaar dat is?” , kreeg ik als commentaar. “Als ik het niet aankan, zullen zij mij dat wel zeggen.” , antwoordde ik vastbesloten.

Zo nam ik afscheid van mijn jeugd en begon ik te werken.

 

 

17-09-2020 om 09:52 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-08-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto biografie "Mijn kindertijd."
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Kindertijd

%%%FOTO1%%%

 

Verhuizen, dat was een hele belevenis voor een dreumes als ik, maar er waren dat jaar nog meer grote verassingen voor mij. Mijn moeder kwam naast mij zitten, dat is meestal om iets gewichtigs te melden. “Weet je” zei ze tegen me, “Uw naam is niet altijd Bartje geweest, eigenlijk noem je Hubert of eigenlijk zelfs Hubertus.” Ik keek haar vragend aan: wat zeg jij nu allemaal?

“Ik leg het je uit: toen je geboren was lag je in het ziekenhuis en mocht ik je niet meenemen. Later zei de dokter tegen mij: “Je kindje is een grote kaars met een heel klein vlammetje” en werkelijk je was veel ziek. Je kreeg een pleuritis, een dubbele pleuritis en een waterpleuritis. De ene ziekte volgde de andere op. Wat heeft dat met Bartje te maken vraag je je nu af, maar je weet toch dat ik nog een kindje gehad heb en dat nu dood is. Wel dat was toen ons Huberke of Hubertus. Ik dacht zo dikwijls aan ons Huberke dat ik terug een Huberke wou. Daarom noemden we jou Hubertus. Omdat jij zoveel ziek was, vreesde ik dat ik jou ook moest afgeven en dat ik geen Huberke mocht hebben. Sindsdien noemen we jou Bartje. Het is nog altijd rond drie november, de feestdag van Sint Hubertus, dat jij enkele dagen ziek bent, maar voor de rest ben je gezond.”

Mijn moeder was nog niet uitgeklapt, maar ik moest dit eerst met mijn klein hoofdje verwerken.

Kijk eens naar uw vinger hier, daar staat geen nagel meer op en die komt nooit meer terug.

Oei, dacht ik, dat was mij nog niet opgevallen.

Uw handje zat ooit tussen de deur. De dokter vertelde mij: “die nagel groeit wel terug,” maar die nagel is er al zo lang af dat die nooit meer terug komt.”

Die nagel zal later zo belangrijk worden dat zelfs mijn eigen moeder mij enkel aan die vinger zou herkennen, maar dat is voor mijn jong volwassen periode.

Met die wetenschap, naam en vinger zonder nagel, moest ik naar de grote school, waar ik plots weer Hubert werd genoemd. In de school Hubert en thuis Bart. Bart was in die tijd haast niet gebruikelijk. Momenteel zijn er verschillende bekende Vlamingen die deze naam dragen, maar ik ken niemand van mijn ouderdom die Bart genoemd wordt.

Nog een wetenschap: seksuele voorlichting. Dat was echt een ramp in mijn kindertijd.

Het begon al toen we nieuwe buren kregen. Een jong koppel met een dochter van drie jaar, ik was toen zeven. Het meisje kwam bij ons spelen en moest pipi doen. Ze hurkte in het zand en deed haar werk. Ik keek toe. Hé, dat is anders dan bij mij, ontdekte ik. Eens kijken hoe dat bij meisjes gaat. Dus ik bukte me ook om beter te kunnen zien. Toen kwam mijn moeder voorbij: “Moet jij daar zo op staan zien? Maak dat je wegkomt!” en zo wist ik natuurlijk niet hoe het werkte.

Eén van mijn zusters was al enkele maanden getrouwd. Op een zekere dag kwam zij met haar man bij ons op bezoek. Zij bleef samen met mijn moeder in de gang staan. Ik vond dat raar en ik werd leergierig, maar zij noemde dat nieuwsgierig. Daarbij spraken zij heel stil en daarom ging ik wat dichterbij en ook in de gang staan. Tot mijn moeder mij zag. Toen vloog ik onmiddellijk naar de keuken. Ik begreep niet eens waarom. Later vernam ik dat mijn zuster een miskraam had gehad.

Later gingen twee zussen, mijn broer en ik naar Boekenbergpark zwemmen. Mijn grotere zus had een bikini aan en lag naast mij te zonnen. Ik werd weer leergierig en vroeg haar plots: wat is dit? Mijn wijsvinger raakte haar rechterborst aan. Man, kreeg ik daar een uitbrander. Ik heb de hele namiddag niets meer durven zeggen, laat staan nog een vraag stellen. Zij heeft het me niet verteld wat er onder de bovenste helft zat. Ik begreep weer niet wat ik verkeerd had gedaan.

Zoal ik reeds vertelde, was ik een viesneus. Ik lustte niet zoveel. Geen tomaten, geen ajuin, geen spruiten, geen witloof, geen vis enzovoort. Mijn oudere broers en zussen zouden dat eens oplossen. Ik neem ze het niet kwalijk want ze wisten toen niet beter. Men trok mijn armen op mijn rug en nepen mijn neus dicht. Bij het openen van mijn mond probeerden ze de ajuin naar binnen te duwen tot mijn moeder binnenkwam: “Doe dat maar bij uw eigen kinderen als ze groot zijn, maar van mijn kinderen blijven jullie af, laat Bartje los en trap het af, allemaal.”

In huisnummer 44 (zie vorig verhaal:”Kleuter” ) woonden we in parochie Sint Jozef, nu in nr. 123 woonden we in parochie Sint Benedictus. Toch bleven wij naar Sint Jozef school gaan. Die keuze van school zou later nog een grote rol gaan spelen voor de twee jongste telgen.

Er was nog een grote verandering in mijn leven. Ik leefde minder op mijn eentje en besefte meer en meer dat ik een broer had en dat die veel bij mij was. Wij speelden samen, wij gingen samen naar school en kwamen samen naar huis. Toch was hij niet alleen mijn grote broer, maar ook mijn leider. Ik was volgzaam, ik was de soldaat, hij de generaal. Ik heb er toen zelfs een versje op gemaakt dat ik nu 65 jaar later nog uit mijn hoofd ken. Het is op het volkslied “Klokke Roelandt” gemaakt.

Koning Antoon

Bestijgt de troon

Hij zal zijn land goed besturen

Maar als hij sterft

Ik zijn geld erf

Zullen wij hem betruren. (betreuren)

Deze tekst bewijst dat hij wel degelijk mijn leider was.

In onze straat stonden toen nog niet veel huizen en was er veel weiland dat door niemand gebruikt werd. Het waren onze speelterreinen die moesten verdedigd worden tegen de vijand. Clubjes uit de andere wijk. We namen de schoppen (spades) van thuis mee en begonnen te graven. We gingen een kamp bouwen. Een put van 1m breed, 2m lang en iets meer dan 1m diep. Binnen een bank uitgegraven zodat we konden zitten. Nog geen week later was ons kamp helemaal ingestort. Vol nieuwe moed begonnen we ons kamp terug op te bouwen, maar enkele dagen later was ons kamp weer ingezakt. “Dat heeft de vijand gedaan” wist mijn broer “komaan, wij gaan hun kamp zoeken.” Met onze vriendjes volgden we de leider, maar meestal vonden we hun kamp niet en keerden we teneergeslagen terug.

We moeten ons kamp ook verstoppen zodat die anderen het niet meer vinden.”

Maar hoe doen we dat?

We graven een nieuw kamp op een andere plaats en we leggen er planken op en dan weer grond met graszoden op, alsof hier precies nooit iets gebeurd is.”

Ja, mijn broer had wel goede ideeën en hij wist ons te motiveren.

Gewapend met schop, zaag en hamer trokken we weer de weide in. Het afgebroken kamp bleef als oude kuil liggen. De vijand zou denken dat we ons kamp niet meer hersteld hadden en dat we dus geen kamp meer hadden.

We gingen thuis planken en balken zoeken om op ons kamp te leggen. We vonden op nabijgelegen veld wat oude ijzeren platen, die legden we op de balken. We staken op het veld mooie vierkante zoden uit het gras en pasten die netjes tegen elkaar. Men zag geen verschil met de vaste grond rondom het kamp. De ingang was een deksel met 4 graszoden op. Nu nog zien of alles stevig genoeg is. Eerst voorzichtig er gaan opstaan, dan met 2, 3 tot 4 jongens tezamen. Eén van ons sprong omhoog, alles bleef mooi stabiel, een tweede van ons sprong en toen sprongen we allen tegelijk. Het was stevig. We konden gerust in ons kamp gaan zitten. Terwijl we daar zaten, zei mijn broer “We moeten wapens hebben, we moeten ons kunnen verdedigen.” Er werden houten messen gemaakt, takken gezocht om een boog en meerdere pijlen te maken. Een mik in hout om een katapult te maken. Kortom we waren weer even bezig.

Terwijl we oefenden in boogschieten vroeg iemand onder ons: “als de vijand komt en wij zitten in ons kamp, dan zien we die toch niet? Dan kunnen zij ons aanvallen zonder dat wij hen zien afkomen.”

Mijn broer natuurlijk weer: “We moeten een periscoop maken met een gaatje in de grond boven het kamp maken zoals bij een duikboot. We schuiven de periscoop omhoog en al draaiend zien we de hele omgeving.” Ziezo, we wisten weer wat doen. Een buis gezocht, twee spiegels, één voor boven en één onderaan. Een mooi rond gat gemaakt in het plafond van het kamp en de graszode er weer netjes opgelegd. Men mocht niets kunnen zien van het kamp op ons veld.

Als ze ons zien buiten komen, weten ze waar ons kamp is”, opperde diezelfde iemand weer.

We graven een tunnel die de ingang van ons kamp verbindt. Dan zien ze ons meters ver van het kamp boven komen. Als de vijand ons kamp wil afbreken, zitten ze ver weg van ons kamp.

We groeven een lange kronkelige gracht die daarna weer bedekt werd met balken, hout en platen. Grond erover en graszoden als afwerking. Ik was de lenigste en snelste in moeilijke omstandigheden en dan zo plooibaar als caoutchouc, dus ik moest testen hoelang ik door de tunnel kroop, vooraleer ik het kamp bereikte. 37 seconden werd afgeklokt. Dat was voor ons lang genoeg om nodige acties te ondernemen. Trouwens de ingang van deze tunnel was ver genoeg van het kamp verwijderd. We voelden ons gerustgesteld.

Nochtans zaten we niet altijd in ons kamp onder de grond. Ook meisjes speelden soms mee en dan speelden we “Rozeke kus”, “de biecht”, “zakdoek leggen”, “sporen zoeken” en “gendarme en dief”.

Gendarme en dief dat ging zo: we verdeelden ons in 2 ploegen. De gendarmen en 1 of 2 dieven. De dieven mochten zich verstoppen. Na het vinden van de dieven werden die vastgebonden en een half uur achtergelaten. Zij moesten zich proberen te bevrijden. Mijn broer was altijd een gendarme en ik was altijd een dief. Ik was na een tijd zo geoefend dat ik mij steeds binnen het half uur kon bevrijden. Totdat de gendarmen uit wanhoop en een laatste kans hadden om te winnen mij eerst in een deken rolden en dan koorden rond mij begonnen te draaien. Toen kwam mijn moeder erop uit en was het onmiddellijk gedaan met de pret. Het was de laatste keer dat we gendarme en dief speelden.

Achter het huis in de garage was een paardenstal gemaakt en een hooizolder. Met ons clubje van jongens en meisjes speelden we regelmatig op die hooizolder. We maakten gangen en bouwden een kamp. Daar moesten de jongens, de meisjes kussen. Dat was wel spannend, maar wij waren allemaal te naïef, veel verder dan gewoon op de lippen geraakten we niet. Zelfs het doktertje spelen was te braaf en had inhoudelijk niets te betekenen.

In die tijd was ik heel klein, mijn broer was heel groot. Ik was de kleinste van de klas, hij de grootste. Bij mijn eerste communie moest ik op een bankje gaan staan en dan nog 2 dikke boeken er bovenop om samen op de foto te kunnen. Het verschil was meer dan kop en nek. Mijn broer stak zijn arm opzij en ik liep er gewoon onder door. Geen wonder dat hij de leider kon spelen. Toch had ik andere kwaliteiten, al waren die niet zo netjes. Ik kon mijn broer pesten zonder dat iemand het zag. Zo erg dat mijn broer naar mijn keel greep en toen zag mijn moeder het natuurlijk. Niet mooi van mij hé. Sorry hé broertje.

Om zich te ontwikkelen kan een kind meestal goed onthouden. Zo kende ik alle verjaardagen van mijn broers en zusters uit mijn hoofd. Bij ieder feest moest ik die dan ook altijd aframmelen. Er gebeurde meer bij ieder feest: mijn oudere broer (dooppeter) kon wat goochelen. Hypnotiseren was zijn hobby. Ik was zijn beste medium. Ik was toch gewoon van te volgen in plaats van zelf beslissingen te nemen. Ooit maakte hij mijn hele lichaam zo stijf als een plank. Hij nam 2 stoelen legde een kussentje op de leuning en met 2 man legden ze mij met mijn enkels bovenop de ene leuning en met mijn nek op de andere. Mijn broer duwde op mijn borst en buik om iedereen te overtuigen hoe stijf ik wel was. Zoals je ziet, ben ik niet gebroken en leef ik nog.

Toen mijn oudste broer trouwde, zouden de drie jongsten samen een liedje zingen. “Er is een gat in mijnen emmer, lieve Dokus.” Er waren echter twee problemen: eerst mijn broer kreeg het moeilijk van buiten geleerd en dan nog erger: ik zong zo vals dat zelfs een kat beter zou kunnen. De show was geen echt succes, maar de genodigden hebben wel hard gelachen. Ikzelf begreep niet waarom er zo gelachen werd.

Ondanks dat ik goed kon onthouden, waren de maaltafels voor mij een regelrechte ramp. Dat was voor mij allemaal te abstract. De leraar had een wedstrijd georganiseerd. Tijdens de speeltijd mocht al wie het aandurfde een maaltafel komen opzeggen en als dat dan foutloos was, werd zijn naam achter de maaltafel op het bord geschreven. Verschillende namen prijkten reeds op het bord en vele namen kwamen meermaals voor, alleen de mijne ontbrak nog.

Op zeker moment had ik na veel oefenen genoeg moed om de tafel van 2 te proberen. Met mijn handen achter de rug en met mijn vingers meetellend hakkelde ik deze test af. “Dat heb je goed gedaan, ” zei de meester. “Maar de wedstrijd is voorbij, het bord is al afgeveegd.” Ik kwam te laat. Vanaf toen begreep ik dat onthouden toch niet mijn sterkste kant was. Ik moest andere middeltjes vinden om te slagen in het leven.

Het gebeurt weleens dat men onterecht gestraft werd, tenminste ik vond dat toch. Op zekere namiddag gebeurde dit:

In het eerste leerjaar schreven we met een griffel op een lei, later met potlood en dan met pen en inkt uit de inktpot. Thuis hadden wij ook zo een glazen pot staan met blauwe inkt in. Op die namiddag moest ik die pot in de kast zetten. Ik nam de pot bij het schroefdeksel, ik was nog geen meter ver of de pot viel op de grond en stond ik in een plas blauwe inkt. “Dat zul je moeten betalen” hoorde ik.” Dat is twee weken geen zakgeld!” Ik had de inktpot niet gebruikt en ook niet vergeten dicht te draaien, maar niets hielp. Ik bleef schuldig. Ondanks mijn ongenoegen heb ik er toch iets uit geleerd. Het is mij nooit meer overkomen. Ik voel nu nog altijd of het deksel wel vastzit. Ik weet niet meer of ik toen twee weken geen zondag gekregen heb. Dat onthoudt men niet, maar het moment van onrecht vergeet je nooit meer.

In de vakantie mochten we naar de speelpleinen Hulgerode. Vreselijk, dit was vreselijk voor ons. Ik weet nog dat ik altijd stil en verdrietig helemaal alleen in een hoekje zat en al dat eten daar dat ik niet lustte. Na het eten was het nog het ergste: we moesten allen op onze buik op het gras gaan liggen, onze hoofden vormden een cirkel. De leider wandelde in het midden en wie zijn hoofd omhoog kwam, kreeg een schoenmaat 44 op zijn hoofd. Mijn moeder was begripvol: “ Als jullie niet graag gaan dan moeten jullie niet meer gaan, blijf morgen maar thuis.” Toen de bus langskwam om ons op te pikken zaten wij al lang terug op ons veld om nieuwe kampen te maken.

Tijdens de turnles leerden we marcheren met 4 in het gelid. Ik liep aan de binnenkant, recht in het vizier van de turnmeester. We stapten rond de speelplaats. “Er is nog iemand die niet in de maat is, opnieuw.” Na de tweede ronde: “er is nog altijd iemand buiten de maat, opnieuw.” De derde ronde verliep hetzelfde, toch bijna: de leraar liep naar mij en zette mij opzij. De ronde verliep vlekkeloos. “het is in orde” de oefening was voorbij.

Ik heb je al verteld dat ik vals zing en niet gewoon vals, maar echt vals. Ik zat in het 5de leerjaar. Het was zangles, daar mijn leraar zelf niet zo goed zong nam zijn collega het van hem over. Hijzelf verbeterde terwijl de proefwerken. Omdat ik dolgraag zong, deed ik heel hard mijn best om stevig mee te zingen. Voor mij was alles in orde, maar de zangleraar vroeg mij om toch maar te zwijgen. De andere leraar had al zijn aandacht op de proefwerken, totdat hij even opkeek en recht naar mij zag. Ik had geen vermoeden, maar hij stevende kwaad op mij af en met een slag om mijn oren: ”moet jij niet meezingen?” Naïef zoals ik was, deed ik daarna maar alsof ik meezong maar alleen mijn lippen bewogen. Die oplawaai vergeet men ook nooit meer.

Op zondag probeerden we de Chiro. Eerst in eigen dorp, maar daar moesten we teveel marcheren. Dan gingen we maar naar het volgende dorp 4 km verder. Daar hadden ze toen de meeste leden, dat zal wel beter zijn. Dat was ook zo, alhoewel de tweede keer dat wij gingen, kreeg ik mijn eerste ongeval (mijn nagel aan mijn vinger niet meegerekend). De stoelen werden in een kring gezet en iedereen, behalve één, ging zitten. De jongen in het midden werd geblinddoekt en de anderen mochten van plaats wisselen. Werd je aangeraakt, moest de persoon in het midden, door aan je hoofd te voelen, raden wie je was. Ik wilde niet gepakt worden en ging achter de stoel op de sporten staan. Stappend van de ene stoel naar de andere ging ik in het rond. Met de derde stoel viel ik met stoel en al op de grond. Het was gedaan met spelen voor mij. Ik zat maar stilletjes aan de kant te wachten tot de Chiro dag teneinde was want mijn arm deed pijn. Daar ikzelf niet meer kon fietsen, bracht leider Jan mij naar huis. Thuis kreeg ik toch de indruk dat men mij niet serieus nam, maar omdat de volgende morgen mijn arm gezwollen en blauw zag, hebben ze mij toch maar naar het ziekenhuis gebracht. Mijn arm was ontwricht, gebroken en het knobbeltje op mijn elleboog was afgebroken. Voor dat laatste moest er gesneden worden. Sindsdien is dat litteken een herinnering aan die tijd. Toch zal dit niet de laatste keer zijn. Ik heb later nog wel domme en gevaarlijke dingen gedaan, maar dat is voor later.

Vanaf het derde leerjaar stuurde mijn moeder ons naar Sint Benedictus school. Deze was strenger in opvoeding. Mijn broer werd als moeilijke leerling beschouwd en kreeg ook regelmatig straf. Het zinnetje “Ik moet opletten in de klas” heeft hij zo dikwijls moeten schrijven dat hij daar uiteindelijk geen moeite meer mee had. Hij schreef de 100 regels zelfs in 4 kleuren, elke regel een andere kleur. Hij stak de vier stylo’s tussen vijf vingers telkens een andere kleur. Met de 4 stylo’s tegelijk schreef hij in 1 keer 4 regels. Toch liep hij achter met zijn straf. In het zesde leerjaar had hij op een zekere dag zijn strafwerk niet gemaakt: “Waar is je straf? Niet gemaakt? Dan maak je ze dubbel.” De volgende morgen: “Waar is uw straf? Niet bij? Tegen morgen dubbel.” Zo ging het maar verder. Tegen het einde van het schooljaar waren het reeds duizenden regels.

Op 1 september begon het nieuwe schooljaar. Samen met mijn broer op een tandem naar Sint Benedictus school. Mijn broer zat aan het stuur. Zijn straf was natuurlijk niet gemaakt, wie heeft er nu zin om in de vakantie duizenden regels straf te schrijven. Thuis hadden ze geen vermoeden doch mijn broer zei plots:” Ik ga niet meer naar die school, wij draaien naar links en gaan terug naar Sint Jozef, zij gaan mijn straf weer niet verdubbelen. Is dat goed?” , vroeg hij menog.Ik, als volgzame jongen, protesteerde niet en zo veranderden wij van school zonder dat iemand op de hoogte was. Mijn ouders niet en de 2 scholen wisten ook van niets. Ondenkbaar dat men zoiets zou doen in deze tijd. De Sint Jozefschool was een kleine school op de rand van de gemeente en het bestuur was blij met iedere leerling. “Weten ze in Sint Benedictus dat jullie naar hier komen? Och, laat maar, ik bel wel even met de directie.” Tijdens hetmiddageten hebben we het aan ons moeder verteld, “Oh ja gaan jullie liever naar Sint Jozef? Dan doen jullie dat maar.” We gingen naar school en dat was voldoende voor haar en welke school was niet belangrijk, als het maar een katholieke was.

Twee jaar later scheidden de wegen tussen mijn broer en mijzelf. Mijn broer werd 14 en ging werken. Zijn leven zou helemaal anders verlopen dan het mijne.

 

 

 

 

 

 

 

 

20-08-2020 om 09:13 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
05-08-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto biografie
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

%%%FOTO1%%%

 

Aan wat denk je als men kleuter zegt? Bang, ik was altijd bang. Er was geen reden voor maar die angst herinner ik mij het meest. Vooral van honden. Grote of kleine, honden waren voor mij, omdat ik zelf klein was, in mijn verbeelding allemaal grote beesten die mij  zouden opeten of ik weet niet wat met mij zouden doen. Het schijnt dat het onbekende nog afgrijselijker kan lijken dan wanneer je weet wat je te wachten staat. Later gebruikte ik deze wetenschap zelf voor de opvoeding van mijn eigen kinderen: “Dat steek ik in mijn binnenzak” verwittigde ik hen wanneer zij iets mispeuterd hadden. Zij wisten natuurlijk niet wat ik er verder mee deed. Ik wist het zelf niet eens. Hun eigen fantasie was veel sterker dan wat ik zelf kon bedenken. Het resultaat was verbluffend. Mijn zoon is nu zelf vader maar die weet het nog altijd van die binnenzak.

Kom; terug naar mijn kleutertijd.

Wanneer ik ver in mijn geheugen graaf herinner ik mij een grote tuin met boomgaard, appelbomen, perenbomen, kersen en zelfs perziken. Naast ons huis stond een serre waar tomaten werden gekweekt. Mijn moeder plukte ze van de plant en ik als kleine dreumes at ze uit het vuistje zomaar op. Kijk stoefte mijn vader: “Hij eet ze zomaar op.” Een jaar later rond dezelfde tijd lustte ik geen tomaten meer en dit bleef zo tot laat in mijn pubertijd. Trouwens ik was een echte viesneus, geen groenten, geen vis weinig vlees. “Dan heb je alleen maar patatten met brood.” waarschuwde mijn broers en zussen altijd maar dat was voor mij als viesneus geen probleem. Wij waren met negen kinderen. Mijn vader en moeder hadden hun best gedaan, maar dat was geen uitzondering in die tijd. Hun kroost bestond uit drie meisjes en zes jongens nog in leven, één jongetje overleden. Onze eerste Hubert.

Ach ja die hond. Ik zag een kleine zwarte kroezel en liep vol paniek weg, dat hondje wilde spelen en liep natuurlijk achter mij. Zo hard mijn kleine beentjes het aankonden rende ik door de boomgaard. Die rothond blaffend in mijn kielzog. Enkele van mijn broers en zussen begrepen niet waarom ik huilde. Nog meer in paniek hoorde ik ze allen lachen. Want zij hadden geen schrik van dat klein ding maar ik holde in volle paniek door de boomgaard waar precies maar geen eind aan kwam en die hond maar blaffend achter mij. Ik holde recht naar huis, vloog door de deur en dook de keuken in, recht in de armen van mijn moeder. Wat er verder gebeurt is weet ik niet meer.

Ons huisje had beneden een keuken met onder de trap een paar proviandschabben en verder nog een woonkamer. In de gang was een trap die ons naar drie slaapkamers bracht. Op de allee boven waren maar twee deuren, één voor de slaapkamer voor jongens en één voor die van mijn ouders. De drie meisjes moesten steeds door de slaapkamer van mijn ouders om hun bed te bereiken. Een pispot stond op iedere slaapkamer. De jongenskamer stond propvol, drie dubbelbedden, en één kleerkast netjes naast elkaar gepuzzeld. Met zes jongens tussen drie en twintig jaar oud sliepen we in één kamer. Ik lag naast mijn jongste broer die een jaar ouder was. Ik weet nog dat hij altijd zelf verzonnen verhaaltjes vertelde en als hij stopte vroeg ik steeds: “En dan?” Dan moest hij weer iets nieuws verzinnen en verder vertellen. Als we bang waren van de donker keken we naar het kleine raampje en zagen dan Janneke maan.

Om naar de wc te gaan moesten we naar buiten op de koer. Het kleine groene huisje leunend tegen ons huis stond netjes boven de beerput. De deur kon niet op slot en in het huisje was een plank bevestigd met daarin een gat. Met je broek op de enkels ging je op de opening zitten en zo kon je je behoefte doen. Voor het papierwerk lagen gescheurde kranten naast je op de plank. Men kon lezen en drukken zoveel men wou. Ik zat op de plank maar mijn beentjes kwamen nooit tot op de grond. Ik was te klein.

Een badkamer bestond nog niet, toch niet voor ons, wij werden gewassen in de keuken. Als kleine dreumes stond ik naakt op de keukentafel terwijl moeder of grote zus mij met een lekker warm washandje waste.

Maandag was voor mijn moeder steevast de wasdag. Om 4 h ’s morgens werden lakens, hemden, broeken en ondergoed in grote manden naar de serre gedragen. Deze wekelijkse wasbeurt gebeurde in de serre. Ik herinner me de grote koperen ketel die op een verhoog stond. Mijn moeder roerde met een houten stok in het dampende water. Af en toe kwam een hemd of een stuk van een broek boven water die dan scheef over de stok hing. Een prikkelende geur van warm water en zeep prikte in mijn neus.

In dezelfde serre werden ook kuikentjes gekweekt. Ik zie nog de vele gele kuikentjes op een plateau rondscharrelen. Er lag ook een looplamp waarmee moeder door de eieren keek. Later hoorde ik dat men zo kon zien of het ei bevrucht was en hoever de ontwikkeling gevorderd was.

Wanneer ik op moeders schoot zat, want ik was de jongste en dus het schootkindje, stak ik mijn hand altijd in moeders boezem tussen haar warme borsten. Wanneer dan een oudere zus een opmerking maakte zei mijn moeder altijd: “Laat dat ventje toch doen.”

Het verbaasd mij nog altijd dat sommige kleine onbenullige dingen in je geheugen blijven vastzitten. Zoals bijvoorbeeld de typische geur van de coniferen die bij ons in de hof stonden. Op de momenten dat ik eraan denk ruik ik ze nog alsof ze naast mij staan en dat is nu zeventig jaar geleden.

Mijn ouders waren wel bij de tijd zij hadden zelfs een auto gekocht, terwijl geen van de twee kon autorijden. Hij heeft er niet lang gestaan, maar toch herinner ik mij die groene Citroën.

Op een zondag kwam mijn Nederlandse opa op bezoek. We stonden aan de auto, hij aan de ene kant, ik aan de andere. Plots deed hij alsof hij een hondje bij zich had en blafte als een klein hondje. Ik liep rond de auto maar mijn opa liep ook rond zodat hij steeds uit mijn gezichtsveld bleef. Ik was echter niet bang want ik besefte dat hij geen echte hond bij had. Toch speelde ik het spel mee, mijn komedie van toen was mijn klein geheim. Ik heb bij mijn weten mijn opa slechts tweemaal gezien, daar in de hof en later als hij dood op zijn sterfbed was opgebaard.

Verder in de straat woonde een ouder koppel, de meneer sprak soms Frans en daarom noemden wij hem “De Franse Knol”. Mijn broers gingen regelmatig belleke trek doen. Ik als kleine dreumes liep achter hen aan zonder te begrijpen wat ze van plan waren. Het huis van de Franse Knol stond wat achterin en aan de poort in de voorhof hing een staaf met een ring, aan de ander kant van de staaf hing dan een klingelbel. We stonden allen naar de ring te staren. Wie durft? dachten mijn broers. Tot plots de bel klingelde. Ik begreep nog steeds niet wat er gaande was, maar iedereen stoof weg. Ik met mijn kleine beentjes liep hen natuurlijk achterna. “Jou heb ik.” Hoorde ik een harde stem. Een forse hand nam me bij mijn nekvel en ik werd mee naar mijn moeder gesleurd. Toen de deur open ging rende ik vlug naar binnen. Later vertelde mijn moeder dat hij die vent goed uitgekafferd had, “zo een klein kind de stuipen op het lijf jagen, dat jongetjes kan niet eens aan de bel.” Ja ons moeder nam het steeds op voor haar kinderen.

Wij hadden veel huisdieren, kippen, eenden, varkens, een paard en ganzen. Ganzen zijn goede wakers. Zij kwaakten bij de minste onraad. Eén keer, herinner ik me, kwam mijn moeder met een ganzenei in de keuken. Fier liet ze ons zien hoe groot zo een ei wel was. Het ei werd gebakken en verdeeld onder de kinderen. We hadden twee varkens en wanneer een varken vetgemest was werd het geslacht. Ik werd dan afgezonderd ergens achterin. Toch wist ik ongemerkt weg te sluipen zodat ik een glimp van het gebeuren kon zien, want ik was altijd wel een curieus neus. Ik zag een houten hamer op het hoofd van het varken neerkomen, maar meer kon ik niet meer zien want het varken werd weggesleept.

Mijn vader was begonnen steenkolen te verkopen, eerst gewoon met een kruiwagen dan een stootkar maar al snel hadden wij een paard en kar. Geen vrachtwagen, daar moest mijn vader niets van weten sinds hij die Citroën geprobeerd had. Het paardje stond in een donkere stal. Ik liep er steeds in een grote boog rond. In mijn fotoalbum vind ik nog een foto van mijzelf fier zittend op de rug van Jeanneke, ons paard.

Toen ik naar de bewaarschool moest, dat is nu de kleuterklas maar dat noemde men toen zo, was ik nog altijd een bangerik. Mijn school was enkele minuten vroeger gedaan dan die van mijn oudere zus. Ik verstopte me in een droge gracht omdat ik bang was en dacht dat niemand mij dan zou zien. Als mijn zuster aankwam sprong ik snel uit de gracht. Mijn zuster heeft nooit begrepen waarom, ze vond dat ik maar onnozel deed. In de bewaarschool leerden wij breien maar ik bakte daar niets van. De juffrouw zette me naast een handig meisje en die hielp mij dan en soms nam ze het gewoon helemaal over.

Ik moest vier jaar zijn geweest toen rond de Sinterklaas periode was het bij ons thuis dat jaar zeer geheimzinnig, er hing een speciale sfeer. Een broer van mij (ook mijn dooppeter) leerde voor meubelmaker en telkens ik naar bed moest (altijd klokslag zeven uur) stond die broer rond te draaien en te wachten tot ik weg was. Maar op de D Day was de keukentafel gevuld met mandarijnen in een bedje van stro, chocolade mannetjes over de tafel gespreid, tussen al dat lekkers speelgoed met onder ander een houten speelgoedkruiwagen van buiten grasgroen en van binnen helrood geschilderd. Zo een dingen onthoud een mens, raar hé.

Ik was bang, ja klein en bang. Telkens iemand van mijn oudere broers of zusters iets verkeerds gedaan had of iets niet wilde doen maakte mijn vader altijd veel lawaai. Dan liep ik naar een andere kamer en verstopte me ineen gekropen van schrik onder de tafel. Daar bleef ik ineengekrompen zitten tot de bui over was. Niemand lette toen op mij. Ik zat er altijd helemaal alleen.

Het was een tijd van ondergaan en ondervinden. Als kleuter heb je geen besef om het waarom af te vragen. Alles rondom je gebeurde en je stond erbij en keek ernaar. Geen commentaar.

Rond mijn zesde levensjaar verhuisden we van nr 44 naar nr 123 in dezelfde straat.

 

 

05-08-2020 om 00:00 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
28-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe organiseert een leek een weekend voor 20 personen.

Hoe organiseerde ik een weekend uitstap voor ongeveer 20 personen.

 

 

Gedurende 20 jaar organiseerde ik samen met mijn vrouw om de 18 maanden een reis van vrijdag tot en met zondag. Het ene jaar in het voorjaar het andere jaar dan weer in het najaar.

Er waren wel wat richtlijnen aan verbonden:

Ieder zorgde voor eigen vervoer, de afstand bleef onder de 300km, de prijs moest betaalbaar blijven en ter plaatse zo weinig mogelijk met de auto rijden. Bij eventuele noodzakelijke verplaatsing zocht ik dan ook telkens naar een ander vervoermiddel. Zoals een stoomtrein, spoorwegfietsen, een tractor met treinwagonnetjes, een kabelbaan en zelfs een boerenhuifkar, of gewoon met de taxi en 1 weekend uit noodzaak met tram bus en trein.

In 2019 gingen we naar Bad munstereifel, een zeer romantisch idyllisch stadje in het Noord Eifel gebied. Inbegrepen 2 nachten HP met 3 gangen diner, lunch op zaterdag en zondag, inkom en gids inbegrepen. In een prachtig hotel met zwembad, sauna en fitness op 1500m van de oude stad. Prijs 200€ per persoon.

Niet meer bellen ik doe het niet meer.

Museum van Anton Pieck

 

Maar hoe begin hier aan voor iemand geen reisgids of buschauffeur is? Ik heb helemaal geen banden met reisbureaus of toerisme.

Laat mij even schetsen hoe ik dat aanpakte:

Thuis begon ik met het zoeken naar een geschikt dorp of stad, maar het vinden van een geschikte plaats was niet zo eenvoudig. Neem nu de afstand, niet te ver, niet te dichtbij. Maar ik had een systeem gevonden. Ik nam een koord van 12cm en knoopt aan 1 kant een nageltje. En de ander kant bevestigde ik een potlood. Zo trok ik een cirkel op de landkaart en bepaalde de maximum afstand.

Bart en Simonne in Durbuy.

 

 

De volgende stap was ter plaatse een fatsoenlijk hotel vinden, zijn er genoeg bedden? Is er parking aan het hotel? Is de streek gepast voor onze wensen? Enz. Soms ging dat vlot, soms moeizaam en zelfs gepaard met zware discussies onderling. Zo betekende dat in Den haag zomaar 22 hotels afschuimen. En ooit gebeurde het dat het uitverkozen hotel failliet ging, ook dat nog. Toch schaffen wir das.

De Chinese tuin in Loo.

 

Om de knoop door te hakken, dit hotel of toch liever dat aan de overkant sprak ik willekeurig iemand aan in de lift. Ik legde uit dat ik op onderzoek was en vroeg hen hun mening over het hotel. Meestal was dat betrouwbaar. ( Ik lette ook wel op de lichaamstaal.)

Zonder woorden;

 

Als voorbereiding ging ik 1 jaar op voorhand (dit om hetzelfde seizoen te hebben) een midweek in de buurt logeren. We moesten immers nog een geschikt hotel zoeken, en dat deden we ter plaatse. Zo verbleven we eens in Vijlen (NL) en maakten een uitstap naar Valkenburg. Ik had gezien dat een stoomtrein van Simpelveld (nabij Vijlen) naar Valkenburg reed. Om de grotten van Valkenburg te bezoeken hadden we de keuze tussen zittend in een treintje of te voet door de grotten gaan. Een treintje dat vonden we wel eens iets anders. In de voorste wagon stond een cassette recorder en iedere wagon hing een luidspreker. Dat was onze gids. Wij kozen voor de laatste wagon. In de eerste bocht zagen we nog juist een hoekje van de eerste wagon en verder een afgeronde beige muur. Een veel te stille stem klonk door de luidspreker: “Hier voor ons zien we een tekening van de burcht van Valkenburg en rechts van ons speelt het orkest van Glen Miller. Gretig keken we in het rond. Links zagen we een blote muur, rechts van ons zagen we een vrouwenfiguur die water ging halen. Voor ons zagen we het achterwerk van de eerste wagon. Toen de trein verder reed passeerden we in een vlucht Glen Miller en de burcht van Valkenburg. Deze uitstap was toch niet wat ik wou dus gingen we toch maar te voet in de grotten, met een gids natuurlijk. En dat was fantastisch.

De molen van Hattem.

 

Ga dan toch langs de infokantoren hoor ik jullie denken.

Infokantoren? Oke we hebben dat geprobeerd. In Hattem was het kantoor slechts 1 halve dag per week geopend, gelukkig waren we die halve dag nog daar. We vroegen naar de uurtabellen van het openbaar vervoer. We mochten alles zelf op een kattenbelletje overschrijven. Een kopij was niet voorradig.

Op de demonstratie van een koekjesbakker.

 

In Vianden wisten wij meer dan het meisje achter de toog. Ze heeft nog veel van ons geleerd.

In Geroldstein kende men het kasteelmuseum in eigen gemeente niet eens, we zijn dit geheim ook niet aan het hen gaan verklappen.

In Bad munstereifel denkt men dat alle museums nog bestaan ook al zijn de mensen reeds overleden, maar dat er een beiaard is dat weten ze nog altijd niet.

In Kranenburg was het infokantoor onbemand. En ga zo maar verder.

Al snel ondervonden we dat een dubbele check niet overdreven was. Een jaar later nog even teruggaan om te controleren of alles nog wel in orde was stond mee in mijn program..

Door de smalle straatjes in elburg.

 

Zoals in Hattem was de taveerne voor onze lunch overgenomen, de nieuwe uitbater wist van toeten of blazen van onze afspraak.

In Gerolstein de weg naar de wolven werd aangegeven met een omweg van meer dan 2 uren. Dan hadden we enkel nog een bezoek aan een drukke stad en het bruiswaterfabriek dat was het enige om het weekend op te vullen. We hadden eigenlijk maar voor 1 dag uitstappen, We hadden de keuze het jaar daarop terug gaan en opnieuw rondzoeken of alles cancelen. Ik heb echt getwijfeld. Gelukkig zijn we teruggegaan want wat voor een weekend was dat!! Ik stippelde zelf een wandelweg uit naar de wolven. Resultaat amper een half uur met zicht op een voorhistorische grot op de koop toe. Dan ontdekten we achter de hoek van ons een hotel een prachtige kasteel met een heuse ridderzaal waar we konden dineren, koud en warm buffet.

In Bad munstereifel had de traiteur het opgegeven. 1 maand voor ons vertrek moesten we vlug een taveerne vinden om te kunnen dineren.

Het mooiste gebouw van Bad Munstereifel.

 

%%%FOTO10%%

Een beiaard aan de gevel van een rijhuis.

 

In Kranenburg hadden we het eerste jaar nog geen vervoer om van de spoorwegfietsen tot aan de wijnboer te geraken. Toevallig had de wijnboer het tweede jaar een kleine tram gekocht en een nieuwe actie voor vervoer met lunch werd opgestart.

Weer in Gerolstein konden we de huifkar niet reserveren, er kon mogelijk een huwelijk plaatsvinden die dag. Dus het jaar daarop weer terug gaan om te gaan bespreken.

 

Het grondplan van Elburg.

 

Nadat we een optie op het hotel hadden vastgelegd gingen we naar het infokantoor, wat zijn de bezienswaardigheden, wandelkaarten verzamelen, wat is te ver, wat is belachelijk duur, wat is saai of ingewikkeld en ga zo maar verder. Gezien de kwaliteit van de infokantoren was dat ook niet altijd even simpel.

Vergeet niet dat alles getimed moest worden. Hoe laat moeten we iedere morgen vertrekken om s ’avonds op tijd terug terug in het hotel te zijn? Kan deze omweg met mooi kasteeltje erbij, of liever niet? Hier staat nog een watermolen op het plan maar die staat er niet meer, wat nu? En hoe dikwijls werd er een kleinigheid gewijzigd zodat de hele timing weer opnieuw moest gemaakt worden. Zoals bijvoorbeeld de uren van de bus in Den Haag of een traiteur die het opgeeft. Wat als de groep liever blijft winkelen? Snel schema aanpassen. Wir schaffen das.!

Een greep uit de weekends, ook kortere uitstappen zijn hier vermeld.

Dit zolang volhouden kan alleen maar omdat de mensen van de dansclub een heel dankbaar publiek was. Steeds tevreden, stipt op tijd en altijd bij elkaar blijven. Ik ben gestopt nu het allemaal nog goed ging. In deze tijd met corona als hoofdrolspeler zou het gewoon niet mogelijk meer zijn. Maar mijn besluit stond al langer vast. Het was mooi en het was genoeg.

 

Einde verhaal.



28-07-2020 om 08:00 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
27-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het bouwen van een klavecimbel deel 3 laatste deel

HET BOUWEN VAN EEN KLAVECIMBEL DEEL 3

Met dank aan Adriaan Ceulemans.

 

 

Bij iedere klavecimbel hoort een klavier. De toets ligt over een stalen pin waarrond een vilt is geplaatst om het balanceren toe te laten en het tokgeluid te dempen.

 

De toetsen worden, in tegenstelling met wat velen zouden denken niet uit kleine overschotten gezaagd maar wel ui één grote brede plank. Dit om een zo groot mogelijke precisie te bekomen.

 

Iedere toets wordt genummerd en geboord alvorens te worden uitgezaagd. De hele tonen worden belegd met verdonkerd palisander en de halve met licht palmhout.

 

Twee viltlagen. Eén boven en één onder de toetsen, om de tokklank zowel bij het op als bij het neergaan te dempen.

 

Bij het indrukken van een toets zal de groen vilt een dok aanslaan en de plectra in de dok zal de snaar doen trillen.

 

Na het klavier dienen enkel nog poten en deksel ter afwerking bij het meubel gevoegd.

De grote nauwkeurigheid en de aandacht voor de kleine details verplicht mij, niet de ravenpen, aar wel de fuguurlijke pluim te schenken aan de instrumentenbouwer Adriaan Ceulemans.

27-07-2020 om 10:12 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
26-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het bouwen van een klavecimbel deel 2

HET BOUWEN VAN EEN KLAVECIMBEL DEEL 2

Met dank aan Adriaan Ceulemans.

 

 

De zijkanten in mahoniehout met in het midden een vlak uit notelaar, omkadert door een fijn stripje palmhout.

 

Een mooi puntverstek tussen de twee panelen vormt alzo een een extra versiering.

 

Met een speciaal aangepaste drijfpin worden de hitchpins in het hout gedreven.

 

De geelkoperen pinnen op de brug moeten de snaren op de juiste stand houden. De afstanden worden strikt in een gedetailleerd plan opgegeven.

Dit gereedschap eigen aan de instrumentbouwer, dient om de hitchpins lichtjes achterover te buigen zodat de snaren niet van de pinnen zouden afglijden.

Dokken, tuimelaars en plectra’s allemaal klein materiaal nodig om de snaren aan te tokkelennadat een toets is ingedrukt. De plectra’s vervangen de vroegere pennen uit de vleugels van raven.

De dokken worden in twee registers geplaatst die elk hun eigen klankkleur aan de muziek zullen geven.

De klavecinist kan zowel de register afzonderlijk als te samen bedienen.

Achter de kam bevindt zich nog een derde register, een toemaatje om van deze klavecimbel ook nog de klanken van een luit te bekomen.

Op de brug bevinden zich in geel koper de afstandspinnen en de tegenpinnen. Tegenpinnen dienen om de snaren goed aan te drukken om zo een optimale druk bij de bassnaren te bekomen.

De dokkenlat, de onderkant hier bekleedt met rode vilt, wordt boven de dokken geplaatstom uitwippen te vermijden.

Tevens bevorderen zij het terugvallen bij een snel virtuoos spel.

Bij middel van een koperen haakje wordt de dokkenlat vastgeklemd.

 

26-07-2020 om 17:34 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
25-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het bouwen van een klavecimbel deel 1

 

HET BOUWEN VAN EEN KLAVECIMBEL DEEL 1

Met dank aan Adriaan Ceulemans.

Een muziekinstrument bouwen is een specialisatie maar ieder instrument anders en daarom is voor er voor elk een aparte specialist. De beste klavecimbels worden dan ook volledig met de hand gemaakt.

 

Zoals een klavecinist zijn klavier bestreeld, bestreeld zijn muziek onze oren. Toch kan deze muzikant zich maar ten volle uitleven nadat een ander kunstenaar zijn hart en ziel heeft gegeven.

Het klavecimbel moet met de grootste nauwkeurigheid gebouwd worden.

 

Het bouwen van dit prachtige meubel begint met de kast. Het kiezen va de houtsoort Is zeer belangrijk. Bijvoorbeeld licht lindenhout om de trillingen te verbeteren.

 

Net als een vleugelpiano zal de vorm van klavecimbel een harp nabootsen. De bassnaren zijn merkelijk langer dan die van de hoge tonen.

 

De klankbodem, slechts 3mm dik, mag niet hol komen te staan ook al worden de 56 snaren strak aangespannen. Daarom verdeeld men het dennenhout eerst in kwartieren en uit de vier spieën worden de planken gezaagd.

 

Steunlatten lopen uit op een heel fijne punt, alleen dan blijft de resonantie in de klankbodem behouden.

 

Op de bovenkant van het klankbord komt een brug in “ S- vorm” waarover later de snaren worden gespannen om de juiste klankhoogte te bekomen.

 

 

25-07-2020 om 08:50 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
24-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanaries deel 6 laatste deel

POSTUURKANARIE DEEL 6

 

Als voorbereiding op tentoonstellingen worden de kanaries uit gesorteerd en afgericht. De beste exemplaren krijgen een speciale kooi. De eerste dag één uur, dan twee uren en zo verder totdat de vogels aan hun tentoonstellingskooi gewend zijn.

 

 

Op diverse tentoonstellingen worden ze naar waarde geschat en de alzo verkregen punten worden op een keurfiche geschreven. De keuring gebeurt steeds door geschoolde keurmeesters in hun specialiteit en per ras.

 

 

Zo zijn er de gewestelijke tentoonstellingen met kampioenen en rangschikkingen. Provinciale kampioenschappen, Belgisch kampioenschap met goud zilver en brons, prachtige bekers en wimpels.

 

Jaarlijks wordt er door de wereldbond C.O.M. een wereldkampioenschap ingericht telkens in een

 

Proficiat Robert voor het geduld en de liefde die jij aan jouw kanaries besteedt.

 

24-07-2020 om 09:20 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
23-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanaries deel 5

POSTUURKANARIE DEEL 5

Als de jongen negen weken oud zijn gaan ze hun kleine vedertjes ruilen voor een nieuw vederkleed.

 

In tegenstelling met de jonge zullen de oudere vogels helemaal ruiven. Zowel de veders als de slag- en staartpennen.

 

Soms gebeurt het dat de pop veertjes trekt om haar nestje aan de binnenkant mooi af te werken.

 

Na de rui krijgen de kanaries een mooi gesloten bevedering.

 

Enkele voorbeelden:

De gloster gladkop: kleine snavel en een mooie ronde borst.

 

 

Eveneens een gloster maar ditmaal met kuif.

 

Hier bij deze stam glosters merkt u duidelijk de mooie ronde kuif met slechts één middelpunt.

 

Een klein kopje, bolle wangen en zuivere nekinval zijn typisch voor de five fancy.

 

De borders met hun knikkervormige kop, het bovenbeen goed zichtbaar en de staartinplanting rond en goed gevuld.

 

Zelfs bij gebogen hoofd blijft de nekinval zichtbaar.

 

De crest met kuif en vervolgens de gladkop.

 

 

 



23-07-2020 om 10:44 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
22-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanaries deel 4

POSTUURKANARIE DEEL 4

Na dertien dagen broeden komen de jongen gelijktijdig uit. Deze manier van werken voorkomt dat het popje na het leggen eerste eitje reeds zou beginnen broeden.

 

 

 

Na het uitkomen van de jongen krijgen deze driemaal daags eivoer welke de pop voert aan de kleintjes.

 

 

Nog geen week later worden deze geringd met een vaste voetring. Op die ring bevinden zich de nummers van de federatie en deze van de liefhebber, alsook het jaartal. Deze nummers worden genoteerd op een kwekerskaart die later op tentoonstellingen als eigendomsbewijs geldt.

 

 

Na twintig dagen verlaten zij het nest. Als ze één maand oud zijn kunnen ze zelfstandig eten en worden ze buiten in de volière geplaatst.

 

Intussen is het popje reeds tot de volgende broeding overgegaan.

 

 

22-07-2020 om 10:24 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
21-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanariess deel 3

POSTUURKANARIE DEEL 3

 

Voor het kweken van postuurkanaries moeten we wel de typische eigenschappen samenvoegen om een bepaald resultaat te bekomen. Bijvoorbeeld een gloster met een gloster kuif.

 

 

In de natuur begint de kweek bij het lengen van de dagen. De ogen krijgen meer licht en de broedconditie ontstaat. Op dit moment plaatst men de uitverkoren koppels in de broedkooi.

 

 

Om de 24h vers graan, drinken en verzorging. Zo een broedkooi brengt heel wat werk mee voor Robert. Alle dagen vers graan en drinken en als de jongen uitkomen komt daarbij drie maal daags eivoer bij want een kanarie wordt grootgebracht met eieren welke de pop voert aan de kleintjes[BD1] .

 

 

 

Na enkele dagen reeds begint de pop een nest te maken en een week later start het leggen van vier of vijf gespikkelde eieren .

 

 

De drie eerste eitjes worden vervangen door kunsteitjes.

 

 

Weer drie dagen later wanneer alle eitjes gelegd zijn worden de kunsteitjes weer vervangen en de echte eitjes worden weer onder de pop gelegd.

 

 

 

 

 [BD1]

21-07-2020 om 09:14 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanaries deel 2 theoretisch gedeelte

POSTUURKANARIE DEEL 2 THEORETISCH GEDEELTE.

Er zijn veel namen verbonden met het ontstaan van deze rassen.

We beginnen met de Kanarie die Robert al 15 jaar tot zijn verbeelding spreekt, namelijk de border: deze kanarie is 18cm groot en moet een mooie ronde rug en kop hebben.

 

 

De five fancy is een mini border en is amper 12cm groot.

 

 

Nog korter en gedrongen zijn de Glosters. Ze meten slechts 11.5cm

 

 

Vele van hen zijn genoemd naar de specialiteit van land of stad. Zoals de yorkshire met zijn lange gestalte en brede schouders. Zijn lengte is 22cm.

 

 

De norwick naar de de stad Norwick en uit deze gekrulde norwick werd de crest gekweekt.

 

 

 

Bij de frisee gaat het om het krullen van de veren en hoe deze moeten vallen, zeg maar vedertooi. Men heeft de Noord- en Zuid-Hollandse frisee. Voor Frankrijk en Italië de Parijse frisee en de Milanese frisee

 

 

Onze Belgische bult moet om tot zijn recht te komen een zeven vormen.

 

 

 

 

20-07-2020 om 11:11 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
19-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.postuurkanariess deel 1

POSTUURKANARIE DEEL 1

 

Deze Blog gaat over Robert Vets zijn hobby. In 1980 (40 jaar geleden) kweekte Robert postuurkanaries. Dat jaar werd hij wereldkampioen en dat was voor mij reden om er een diareeks van te maken. In de jaren negentig was dit mijn hobby. Wat wil postuurkanarie zeggen: het gaat hier zuiver om het postuur van de vogel, zoals de afmetingen en de houdingen. Kleur speelt hier geen rol. Laten we beginnen met hun afkomst. In deel 2 bespreken we de voornaamste postuurrassen bespreken, deel 3 de kweek verder de verzorging van de jongen, opleiding tot wedstrijden om zo bij de kampioenschappen te eindigen.

 

Alle kanaries en postuurkanaries hebben hun afkomst van de gewone groene kanarie., welke van de Canarische eilanden afkomstig is.

Ronde de 15de eeuw werd deze gewone kanarie met schepen overgebracht naar Italië en Spanje. In de 17de eeuw namen, onze Gentse wevers ze mee over het kanaal om zo Engeland en Schotland te bereiken.

 

 

Uit de groene kanaries zijn na 100 jaar kweken eerst de gele en daarna de bonte kleuren ontstaan. Tot op heden zijn er wel een 50 tal kleur variëteiten .Teveel om op te noemen. Hieruit zijn ook de postuurkanaries ontstaan. Met als voornaamste vertrekpunt de grote Gentse kanarie welke eens in Engeland, voor de uitbouw zorgde van vele postuurrassen.

 

19-07-2020 om 09:09 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
18-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe maakte men een diareeks in de vorige eeuw.

Hoe maakte ik in de vorige eeuw een diareeks.

 

 

Vele mensen hebben een hobby, ook ik had er één. Het begon met fotografie in de fotoclub van “DEN BELL”. Er werden daar ook clubwedstrijden georganiseerd. Daar bakte ik niet veel van, abstractie, en onpersoonlijke dingen, ruggen van personen neen dat was mijn ding niet. Sommigen onder de clubleden maakten wel eens een diareeks, en die werd dan op jaarlijkse feestdag van de club op het grote witte doek geschenen. Waarom probeer ik dat niet? Dacht ik. Geen gewone diareeks maar een reeks in overvloeiing (Dia’s die in elkaar overvloeien zodat tijdens de overvloeiing van 2 dia’s een derde dia ontstaat) met teksten ingesproken, achtergrondmuziek en liefst educatief zodat het iets leerzaams wordt.” Alles moet dan wel heel gelijktijdig lopen, muziek tekst en dia” had men mij gewaarschuwd. Niet zo eenvoudig. Toch was ik vast van plan dit plan tot een goed einde te brengen.

Eerst wat heb ik zoal nodig?. Zo begon ik eraan.

Een goed fototoestel met spiegelreflex had ik al.

Dan filmpjes voor in de camera. Toen ging dat nog met lichtgevoelige filmpjes in plaats van digitaal. Foto’s of dia’s die keuze moest men maken want het waren verschillende filmpjes. De dia’s moest dan zelf op maat knippen. Soms stroken van 36 soms 4 of 6 dia’s.

Wat had ik nog nodig? Oh ja natuurlijk, 100 kadertjes per diareeks om de dia’s vast te houden.

Die kadertjes plaatsten we dan in 2 dia laders van elk 50 dia’s. (2 dia’s in overvloeiing worden er drie)

 

 

2 degelijke diaprojectors minstens half automatisch.

Een overvloeisysteem (manueel of automatisch.).

Fotolampen om een goede belichting te bekomen bij de opnames en eventueel paraplus. Of andere reflectors.

Een statief voor de camera en voor elke lamp of flitser.

Alles van degelijke kwaliteit.

In de winkel moest ik toch een hele som achterlaten maar ja, een hobby kost altijd wel wat..

En vooral niet vergeten veel tijd en veel, veel geduld.

Waarom dia’s en geen foto’s? Zul je je maar afvragen. De kleur van een foto hangt af van wie de afdruk maakt, dus de winkel. De kleur van de dia wordt door de fotograaf zelf bepaald. Zo bleef men zelf de baas over kleuren en lichtsterkte.

Om steeds dezelfde kleur en belichting te hebben moest je in die tijd (1990) steeds dezelfde film gebruiken, zoals merk en gevoeligheid en om niet voor verrassingen te staan natuurlijk altijd laten ontwikkelen in de zelfde winkel.

Zo een resultaat bekom je enkel door vele proeven en testen te maken. Het was toen zeer belangrijk om uw toestel en film volledig onder de knie te krijgen. Maanden werk aan onderzoeken en testen. Onthoud wel van digitale beelden was vorige eeuw geen sprake. Dus telkenmale moest je je film laten ontwikkelen en 3 tot 4 dagen wachten eer je het resultaat kon zien. Van ieder dia werd alles genoteerd, flits of lampen. Diafragma afstand, ontsluitingstijd en natuurlijk het resultaat. Te donker, te licht, scherp onscherp, kortom alles wat belangrijk was werd genoteerd. Zelfs het merk en kenmerken van de film en waar het ontwikkeld werd.

Maanden later was je klaar voor de start.

De start, maar ja,” wat” ga ik nu fotograferen. Ken ik iemand die een hobby uitoefent met passie? Laat ik eens naar de plantentuin van Meise gaan, besloot ik. En daar viel ik op omdat ik met mijn camera meer achteruit dan vooruit ging. Een meneer gekleed in groene stofjas sprak mij aan “ Wat is de bedoeling hiervan? “ Ik legde mijn probleem uit en wonder boven wonder vertelde die man mij: “Luister ik ben hier de ingenieur en als jij je reeks bij ons wilt schijnen voor het personeel, dan mag je op sluitingsdag komen. Het is dan rustig en ik kan je begeleiden.” Daarom nam ik vanaf die dag al mijn verlofdagen op vrijdag en reed ik naar Meise. Ik was vertrokken.

Mijn doel was om de mensen iets bij te brengen, educatief dus zocht ik mensen met een passie.

Zoals een planteningenieur met als gevolg de reeks “de plantentuin van Meise.”

“Van houtskool naar levend oud.” Schilderkunst van Jan Van Houtte.

“Mineralen” van verzamelaar Paul van Hemelrijck en tekst van Ingrid Haxelmans.

“Postuurkanaries” van wereldkampioen Robert Vets.

En het “bouwen van een klavecimbel” van Adriaan Keulemans. Deze diareeks is spijtig niet volledig afgeraakt wegens defecten aan mijn toestellen en bij gebrek aan geld om nieuwe te kopen (Camera en de twee bandopnemers) viel alles stil.

Eens het onderwerp gevonden was ging ik de persoon met passie bezoeken en afspraken maken.

Per diareeks had ik een volledig jaar nodig. Ja je leest het goed 1 volledig jaar voor een reeks van ongeveer 10 minuten.

Tussen de 600 en 800 dia’s werden genomen waar uiteindelijk slechts 15% geschikt was.

Ieder opnamedag moest ik afspreken met de andere partij (de hobbyist). Soms dertig maal over en weer rijden.

Elke reeks had zo zijn eigen moeilijkheden die te overwinnen waren.

Vb: voor schilderijen zijn de kleuren en details uiterst belangrijk, dus steeds dezelfde en juiste belichting. Mineralen van enkele mm groot haarfijn vastleggen op dia, kanaries die niet stil zitten, planten die maar 1 keer per jaar slechts 1 dag bloeien en ga zo maar verder. Wanneer je object te ver naar links of rechts, te ver naar boven of onder stond, niet scherp genoeg was, dan moest je opnieuw beginnen. En dat wist je slechts enkele dagen later nadat de film ontwikkeld was. Niet goed betekende opnieuw afspraak maken, in de auto springen, belichting en object terug opstellen en hopen dat deze maal alles goed zou zijn.

Eens dat de opnames gemaakt zijn begon het uitsorteren met steeds in gedachten om van 2 dia’s 3 beelden te maken. De overgang van de ene dia naar de andere moest vloeiend zijn en mocht zeker niet storend zijn. Voorbeeld een zwarte of witte vlek was fataal, een fel lichte dia na een donker dia werkte verblindend dus vermijden. Allemaal regels die men in acht moet nemen.

Dan volgde de tekst, een tekst opmaken samen met de hobbyist. Nalezen verbeteren inkorten, meer in detail gaan en zo verder tot de tekst voldeed voor mij en de hobbyist. Die tekst moest vervolgens ingesproken worden door een duidelijke en aangename stem. Daarvoor had ik een kennis: Reinhilde Demets werkte bij de toenmalige BRT en sprak documentaires in. Ze was ook toneelspeelster en kende iemand die veel van muziek afwist. Dus zij zorgde voor de achtergrondmuziek en de gesproken teksten.

Dit allemaal moest ik dan op de juiste timing op mijn magneetbanden zetten. De achtergrondmuziek harder en zachter op de juiste tijden (seconden). De tekst met de nodige tussenpozen aangepast aan de bijhorende dia. Dit deed ik met 2 bandopnemers een een chronometer. Draaien op de eerste en aangepast kopiëren naar de 2de bandopnemer. Dagen plezier. Niet goed opnieuw beginnen vade 2de naar de eerste of alles weer overschrijven. Ik maakte van het origineel altijd een kopie, zowel van de tekst als van de muziek. Reinhilde zou niet lachen als ik haar moest vragen: ”doe dat eens opnieuw want ik ben alles kwijt.”

Deze timing moest dan perfect uitkomen met de overvloeiing van de exacte dia. Spraken we over een passiflora moest er een passiflora te zien zijn en niet een nidularium of een rode luciferplant. De tussentijden mochten niet te lang zijn en ook niet te kort. De mensen moesten tijd krijgen om uw dia te bewonderen.

Het was een geconcentreerde en moeilijke hobby maar vooral met veel, veel geduld. Toch had ik veel voldoening en zelfs steeds veel succes. De schilderijen van Jan brachten zelfs een staande ovatie van 200 man op. Dat vergeet ik nooit meer.

Van deze gelegenheid maak ik nu ook gebruik om iedereen die mij geholpen heeft nogmaals te bedanken.

Met deze kleine uiteenzetting hoop ik dat jij nu ook weer iets bijgeleerd hebt. Alhoewel tegenwoordig gaat alles digitaal en dat is helemaal anders dan in de vorige eeuw.

 

 

18-07-2020 om 18:09 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
30-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10 Argeloos zwijgen (slot)

Argeloos zwijgen

 

DE MUZIEKSCHOOL.

 

De zusters namen afscheid van de deken en reden terug naar het klooster. Zuster Marlies, overdonderd door de deken zijn wens, bleef maar herhalen: ‘Ik in de kathedraal, zingen en op het orgel spelen, ik? Dat kan niet…dat is onmogelijk. Waar heb ik dat verdiend? Begrijp jij daar iets van? Zeg eens iets zuster Celine. Begrijp jij dat?’

Zuster Celine waagde het niet te antwoorden. Het zou haar verdere plannen kunnen beïnvloeden en dan zou haar uiteindelijk doel toch nog mislukken. Daarom begon ze vlug over iets anders.

‘Weet je, zuster Marlies, waar ik als non zo een hekel aan had?’

‘Aan boenwas, dat heb je me toch verteld.’

‘Ja, dat ook maar er is nog iets, en dat kon ik bij de deken moeilijk vertellen.’

‘Is er dan toch nog iets erger dan de geur van boenwas?’

‘De onderbroeken. Die grote onderbroeken.’

Zuster Marlies proestte het uit.

‘Kun je een geheim bewaren?’ Vroeg zuster Celine dan weer.

‘Nog één, ik heb al een geheim te bewaren, dat weet je toch nog?’

‘Het is niet zo een groot geheim, maar toch wil ik niet dat je het verder vertelt.’

‘Goed één geheim meer of minder, laat maar komen.’

‘Wel, zuster Marlies, de dag dat ik in het klooster aankwam kreeg ik van zuster Fernanda zaliger mijn volledige outfit. Het kleed, de kap, ondergoed en al. Eén voor één bezag ik de kledingstukken. Waar ben ik aan begonnen dacht ik met weemoed. Ik zette de kap op mijn hoofd en bekeek me in de spiegel. Toen viel plots mijn oog op het ondergoed dat onderhemd. Ik denk dat ik nog nooit van mijn leven een onderhemd droeg. En dan die onderbroek! Wat is dat voor een ding. Ik hield ze even voor mijn buik. Die is nog groter dan mijn short dacht ik toen onthutst.’

‘Wat is daar nu geheimzinnig aan. Oké uw ondergoed staat je niet aan. En wat dan nog.’

‘Ik heb ze nooit aangetrokken.’

‘Wat? Jij draagt geen ondergoed? Jij liep in het klooster rond zonder onderbr…’

‘Neen, zuster, natuurlijk droeg ik wel een onderbroek maar ik trok mijn eigen slipje aan. Het onderhemd heb ik braaf elke morgen aangedaan. De onderbroek belandde steeds ongedragen in de wasmand. Zo, dat is mijn geheim’

‘En dat moet ik stilhouden? Goed dat je mijn beste vriendin bent, want nu zal ik op zijn minst mijn best doen, mijn mond te houden.’

Terug in het klooster zag zuster Celine onmiddellijk de krant op haar tafeltje liggen. Ze besloot Leo te bellen om hem te bedanken: ‘Leo, bedankt voor de kranten en om te bewijzen dat ik onze afspraak niet vergeet stel ik voor dat ik alleen ga eten maar dat ik voor twee zal eten en dan stuur ik jou de rekening.’

‘Ria, als je dat durft, dan kom ik de kranten terug ophalen. Ondankbaar kind.’

‘Goed, goed, ik begrijp het al. Als ik iets moet vermijden dan is het wel jouw bezoek aan het klooster. Als dat gebeurt kan ik wel inpakken denk ik.’

‘Wees maar zeker. Dus je belooft met me te gaan eten?’

‘Ja, Leo, ik beloof het.’

‘Twee keer?’

‘Ja Leo, twee keer ik beloof het je op mijn kinderzieltje.’ Ze legde de hoorn neer en nam de krant. Bij het artikel van de barones stopte ze en mijmerde, een straal van vijftien kilometer. Zou er echt geen uitzondering gemaakt kunnen worden. Opnieuw nam ze telefoon en draaide het nummer van de notaris.

Notaris Bellens antwoordde: ‘Het spijt mij, eerwaarde zuster, de voorwaarde is formeel. Een straal van vijftien kilometer rond haar woonst.’

‘Spijtig’ zei de zuster en ze legde de hoorn neer.

De namiddagzon scheen op het terras. In de verte zag zuster Celine het kasteeltje. Het behoorde ook aan de barones zaliger, dat stond ook in de krant. Ze begon erover te denken, want het plan liet haar niet los.

Het kasteeltje zal dus ook verkocht worden. Het is nog geen vijf kilometer hier vandaan. De huurders zullen moeten verhuizen, of het kasteel zelf kopen. Wie woont daar? De luiken zijn al dagen gesloten. Is het wel verhuurd? Misschien was het wel de tweede woonst van de barones, maar dan. …Waar is dat nummer van de notaris. Ik moet hem dringend spreken.

     Enkele dagen later verjaarde de bisschop. Met zijn allen waren de zusters reeds vroeg vertrokken want zuster Marlies zou de mis van de bisschop voorzingen. Toen ze aan de kathedraal aankwamen zat die reeds afgeladen vol. Zuster Marlies stond samen met zuster Celine bij de deken.

‘Ben je in vorm, zuster Marlies.’ Vroeg de deken haar.

‘Het is alsof ik een staatsexamen ga afleggen. Eerwaarde heer deken. Het zweet staat in mijn handen en mijn maag is één grote knoop.’

‘Doe toch maar je best, want mogelijk staat er meer op het spel dan je vermoedt. Ik heb namelijk een telefoontje gehad van notaris Bellens. De deken lachte geheimzinnig en zei toen snel: ‘De bisschop is daar, ik moet gaan. Zuster Marlies doe je best.’ De Deken draaide zich majestueus om en verdween in de massa.

Zuster Marlies keek onbegrijpend naar zuster Celine en vroeg een beetje onzeker: ‘Notaris Bellens, wat heb ‘ik’ daar mee te maken? Weet jij daar iets van?’

Zuster Celine keek de ander kant op: ‘Ik heb die notaris nog nooit gezien.’ En dat was geen leugen want ze had tot hiertoe alleen telefonisch contact met de notaris gehad. Gelukkig voor zuster Celine hadden ze geen tijd om langer bij dit onderwerp te blijven stilstaan. ‘Laat ons maar naar het hoog zaal gaan, zo dadelijk begint de mis.’ Het voorval was vergeten.

     Van op het hoog zaal zag men de middenbeuk. Opzij stonden enkele fotografen te praten. Ook Leo, de collega van Ria stond daar. Ze kon hem duidelijk zien. Zuster Celine, alias Ria, werd wantrouwig: hoe is hij aan de weet gekomen dat ik hier zou zijn. Stel je voor dat hij mij in die nonnenkleren ziet. Hij zal zich nooit kunnen bedwingen een grap met mij uit te halen. Ik ga wat achteruit staan dan kan hij mij niet zien.

De bisschop en zijn gevolg kwamen binnen en zuster Marlies begon op het orgel te spelen. Het geroezemoes stierf weg. Hier en daar schoof nog even een stoel en iemand kuchte. De kristalhelder stem van zuster Marlies vulde de ruimte en alles verstilde. De bisschop boog automatisch zijn hoofd. Toen de eerste klanken goed tot hem doordrongen hief hij zijn hoofd langzaam weer naar boven en zocht op het oksaal naar de soliste.

De bisschop had de slechte gewoonte om nooit te wachten tot de psalm volledig uitgezongen was. Bij het begin van de laatste regel begon hij steeds aan zijn lezingen. Dit tot ergernis van het koor. Nu waren de laatste klanken reeds volledig uitgestorven eer hij naar zijn missaal keek. Zijn stem haperde een beetje en de eerste woorden kwamen wat moeilijk uit zijn mond. ‘In de naam van de vader….’

Tijdens de zang van het kyrie werd het weer eerbiedig stil. Het samenspel tussen orgel en zang was zo subtiel dat de ogen van de bisschop opnieuw het hoog zaal aftastten.

     Na de mis nodigde de deken het koor uit om kennis te maken met de bisschop.

‘Waar is de organist? Vroeg de bisschop aan de deken.

De deken wees zuster Marlies aan. ‘En de soliste? Was jij dat dan met die prachtige stem?’ De bisschop vroeg het nu aan zuster Celine.

‘Neen,’ antwoordde de deken in haar plaats. Zij is… je weet wel. Zuster Celine van de krant! De organist en de soliste zijn één en dezelfde. Zuster Marlies doet beide.’

‘Ongelooflijk. Al die kwaliteiten in één en dezelfde persoon. Dit was meer goddelijk dan menselijk. Jij hebt niet overdreven. Is dat de persoon die je bedoelde?’

De deken knikte.

‘En de notaris is akkoord?’ Vroeg de bisschop weer.

De deken knikte een tweede maal bevestigend. Zuster Marlies keek onbegrijpend van de bisschop naar de deken en vervolgens naar Celine Maar die was precies de vogels in de bomen aan het tellen. Zuster Marlies wist nu met zekerheid dat zuster Celine hier voor iets, of zelfs voor veel tussen zat.

De bisschop richtte zich tot de zusters. ‘Graag had ik een onderhoud met jou zuster Marlies en jij mag ook meekomen zuster Celine, want ik heb van jou ook al één en ander gehoord.’ Zonder antwoord af te wachten knikte de bisschop vriendelijk naar hen en stapte in zijn auto. Toen pas bemerkte zuster Celine het stel fotografen rondom hen. Leo stond met grote ogen naar Ria te kijken.

‘Dag meneer,’ begroette Ria hem met enkele binnenpretjes. ‘Ken ik je ergens van?’ Ze kreeg er plotseling plezier in om hem zo te zien staren.

‘Ria, hoe kom jij hier, wat kom jij hier doen, ik zag de bisschop vriendelijk naar je knikken! Wat betekent dat allemaal?’

‘Lees dat maar in mijn verslag, jij mag als eerste je mening geven. Tijdens een etentje, wel te verstaan. En noem me a.u.b zuster Celine.’

     Tien dagen later werden zuster Marlies, zuster Celine en moeder overste bij de bisschop ontboden. De deken, enkele raadsleden en de notaris waren ook aanwezig. Na de gebruikelijke voorstellingen en handjes drukken nam de notaris het woord.

     Hij las het testament van de barones zaliger voor. De clausule over de muziekschool met de voorwaardes van vijftien kilometer werden benadrukt..

‘Deze clausule,’ ging de notaris verder, ‘ vermeld dat de school op maximum vijftien kilometer van de barones zaliger haar woonst verwijdert mag zijn. Dit wel in vogelvlucht. De clausule vermeldt echter niet dat de woonst haar domicilie moet zijn. Het kasteeltje amper vijf kilometer van jullie klooster staat als tweede verblijfplaats van de barones zaliger geregistreerd en geldt dus eveneens als woonst.’ De notaris keek even naar moeder overste en las verder. ‘Indien de dekenij beslist om dit kasteeltje te kopen, dan kan daar eventueel een muziekschool opgericht worden. Met deze voldoet de school dan aan al de voorwaardes vermeld in het testament.’ Weer wachtte de notaris even: ‘Enkelen onder jullie zullen niet goed begrijpen wat hier aan de hand is. Een kleine uitleg is hier niet overbodig.

Onlangs had ik een gesprek met eerwaarde heer deken, hier nu aanwezig. Hij liet mij een krant zien. Het artikel over het testament van de barones zaliger was omcirkeld met een rode stift. De deken vroeg mij of dat voor hen interessant was. Vandaar mijn verder onderzoek aangaande het stichten van de muziekschool. In het testament staat ook duidelijk vermeld dat indien gewenst de muziekschool eventueel in één van haar eigen gebouwen mag plaatsvinden. Dit betekent dat indien de kandidaat zich in het kasteeltje hier vlakbij zou vestigen zij niet alleen zouden voldoen aan de voorwaarde om in een straal van vijftien kilometer te blijven, maar ook bovendien gratis huisvesting zouden genieten. Dus de dekenij hoeft dit kasteeltje niet eens te kopen. Ze mogen het gewoon gebruiken.’

De bisschop stond recht en nam het woord: ‘Eén van onze plichten is onderwijzen. Dat hoeft niet altijd aan kinderen te zijn. Er bestaat ook nog zoiets als volwassen onderwijs. Een muziekschool hoort ook bij het onderwijs. Om zo een school te stichten moet men mensen hebben die daar bekwaam voor zijn. Iemand die zich wil opofferen. Mensen zoeken, opleiden en begeleiden zodat zij weer andere mensen kunnen opleiden. Iemand die op de hoogte is van muziek. De deken had mij verteld over een zuster in een klooster die wel eens in aanmerking zou kunnen komen. Op mijn verjaardag heeft hij mij kunnen overtuigen. Wij hebben de geschikte persoon gevonden. Zij is nu onder ons. Zuster Marlies mag ik vragen even recht te staan.’

‘Ik? Ik? Maar…’

‘Zuster Marlies.’ Zei de deken terwijl hij haar teken gaf om recht te staan. De bisschop ging verder. ‘Zuster Marlies heeft een prachtige stem, ze is een virtuoze op het orgel en weet veel van muziek af. Daarbij heeft zij in het verleden bewezen dat zij een klooster kan leiden, namelijk tien dagen tijdens de afwezigheid van Moeder Overste. Daarom richt ik nu mijn vraag naar haar om volgende taken op zich te nemen. Zuster, wil jij het land afreizen om in onze kloosters de nodige mensen uit te kiezen? Zij zullen instaan om onze parochianen de muziek aan te leren.’

‘Ja, eerwaarde heer bisschop.’

‘En wil jij het klooster waar je nu verblijft verlaten om een nieuw klooster te stichten in het kasteeltje van de barones zaliger?’

‘Ja, eerwaarde heer bisschop.’

‘Zul jij er ook voor zorgen dat er les gegeven zal worden volgens de regels der kunst? En zul jij ook jaarlijks een promenadeconcert geven waarbij wij allen uitgenodigd worden?’

‘Ja, Eerwaarde heer bisschop.’

‘Dan valt hier niets meer aan toe te voegen. Vanaf volgende maand begin jij aan je nieuwe taak en word jij moeder overste van de muziekacademie.’

     De twee zusters reden samen weer naar het klooster. Zuster Marlies keek veelbetekenend naar zuster Celine: ‘Daar zit jij weer voor iets tussen zeker?’ Vroeg ze op wantrouwende toon.

‘Waarom?’

‘Omdat de deken nooit uit zichzelf op dat idee zou komen, omdat die krant niet vanzelf bij de deken komt en omdat de notaris nooit zoveel werk zou besteden indien hem dat niet uitdrukkelijk gevraagd werd en die vraagsteller dat ben jij geweest. Is het niet zo?’

‘Niemand kan jou wat wijsmaken, je hebt gelijk. Ik wilde niet dat zo’n talent als het jouwe verloren zou gaan. Dit was mijn laatste taak hier in dit klooster. Ik wilde dat jij die school zou stichten, opdat ik je nog regelmatig zou kunnen terugzien.’

‘Wil dat zeggen dat jij…?’

‘Ja, ik ga het klooster verlaten en mijn artikel schrijven.’

‘Ik zal je missen, ik heb veel te danken aan jou, bedankt zuster Celine voor alles, vooral voor het boenen van het orgel.’

‘Oh ja, ik ben van plan om een muziekinstrument aan te leren. Welk raad je me aan?’

‘Heb je al eens aan een orgel gedacht?’

 

30-05-2020 om 09:00 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (1)
29-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9 Argeloos zwijgen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Argeloos zwijgen

 

%%%FOTO1%%%

DE WENS VAN DE DEKEN.

 

     Na het afscheid van vader abt reden ze van de abdij terug naar het klooster. Zuster Celine voelde zich gespannen en onzeker. Zuster Marlies wist nu dat zij een dubbelrol speelde, maar hoe moest het nu verder? Indien ze zuster Marlies de waarheid vertelde kende die haar geheim en haar verhaal was nog niet af. Ze had zo graag nog één punt afgewerkt. Leo zal zich wel afvragen waarom hij die kranten moest opsturen.

Ze keek naar de zuster naast haar. Het is precies een vreemde voor mij, dacht ze met een spijtig gevoel. Ze zat er zo stil. Haar aandacht op… Ja, op ‘wat’ zat ze nu te denken? Was ze nog kwaad? Probeerde ze de puzzel te vervolledigen? Of rouwde ze nog om haar broer? De vragen tolde door zuster Celine hoofd. Ze wilde iets zeggen, maar wat? ‘Zuster Marlies, ik rij langs de dekenij, jij kent onze deken toch nog? Hij wil al zo lang een gesprek met de zangeres van ons klooster. Zeg nu niet nee. Trouwens je kunt toch niet uitstappen. Terwijl ik rijd.’

Geen antwoord. Zuster Celine wist niet meer wat ze moest doen om zuster Marlies nog te helpen en daarom zweeg ze maar. In stilte reden ze verder.

     Bij de deken aangekomen stapte Zuster Celine uit maar zuster Marlies maakte geen aanstalten. Zuster, jij gaat toch wel mee zeker. De deken wilt je zo graag ontmoeten.’

‘Moet dat echt? Ik voel me niet in stemming.’ Het waren haar eerste woorden sinds het vertrek uit de abdij.

‘Zuster Marlies, het leven gaat verder. Jij was zo sterk ginder in de abdij. Wat scheelt er?’

‘Ik voel me als een kleine garnaal tussen een massa grote mensen. Ik heb jou zo beledigd. Geflirt met mijn halfbroer. Ik voel me zo schuldig. Ik moet boete doen in plaats van te gaan babbelen met de deken. Ik wil terug naar het klooster.’

De adrenaline steeg Zuster Celine naar het hoofd. Haar hart klopte tot in haar slapen. Ze opende het portier nu wagenwijd: ‘Om je te verstoppen achter potten en pannen, weg te kwijnen in zelfmedelijden en al uw talenten te vergooien. Ik denk dat God andere plannen met jou heeft. Jij moet jezelf meer waarderen, jij bent ook een kind van God. In plaats van weg te kruipen moet jij naar buiten komen. Het woord verkondigen op JOUW manier met je EIGEN talenten.’

‘Ik ben niet gewoon om in de belangstelling te staan.’

‘Wordt dat dan maar heel vlug, want uw leven begint pas. Ik vermoed dat er nog veel zal gebeuren ook nog. Kom stap maar uit en wees tenminste vriendelijk tegen de deken.’

‘Ja moeder overste, je lijkt wel moeder overste als je zo spreekt.’

De deken verwelkomde beide zusters en zuster Celine nam het woord: ‘Zo, eerwaarde heer Deken, mag ik je zuster Marlies voorstellen de kristalheldere stem van onze kapel. Sinds kort noemen we haar ook wel het orgelmeisje.’

‘Wees welkom, ik ben zeer verheugd je te mogen ontvangen. Ik heb veel bewondering voor uw stem en jij bent een zeer goede organiste. Het heeft me menigmaal beroerd.’

‘Och eerwaarde heer Deken, alle eer is aan mij. Ik had nooit verwacht ooit oog in oog te staan met de oversten van mijn oversten.’

‘Niet zo bescheiden zuster eh…’

‘Zuster Marlies, om je te dienen, eerwaarde.’

‘Zuster Marlies, och ja, voor ik het vergeet mijn innige deelneming. Ik heb het droevige nieuws van broeder Franciscus, uw halfbroer, vernomen.’

‘Dank je.’

‘Hebben jullie geen zin in een kop thee? Ik heb zojuist verse laten zetten.’

‘Graag eerwaarde,’ Antwoordde zuster Celine snel terwijl ze zich aan de salontafel neerzette. ‘Eerwaarde heer deken, luister eens, ik heb een probleem.’ Ging ze verder. De deken fronst zijn wenkbrauwen en keek haar argwanend aan. ‘Ik denk dat het best is dat wij een en ander verklaren aan haar.’ Met een knikje wees ze naar de zuster die nog steeds recht stond. ‘Zij heeft mij ontmaskerd. Daarom heeft zij nu het recht om ons volledig geheim te kennen. Ik zal dan wel vroegtijdig met mijn opdracht moeten stoppen. Eerlijk is eerlijk.’

‘Ja maar, wacht even zuster Celine, vind jijzelf dat uw opdracht voldoende voltooid is?’

Opperde de deken.

‘Neen, maar…’

‘Maar wat dan zuster?’

De deken triomfeerde maar zuster Celine was er niet gerust in.

‘Kunnen we het zuster Marlies niet gewoon vertellen? Zij heeft zulke zware vermoedens dat ik binnen de week toch volledig door de mand val.’

‘Niet wanneer zij, zuster Marlies, wil meewerken. Trouwens moeder overste is toch ook op de hoogte! Oké, we zullen haar het volledige verhaal vertellen. Daarna zien we wel. Ik laat de keuze dan wel aan haar, of ze nog wil meewerken. Zuster Marlies, eerst onze verontschuldigingen voor dit eigenaardig gesprek tussen zuster Celine en mij en ga toch zitten.’

Zuster Marlies knikt kort en zette zich dan op het puntje van de stoel. In haar opengesperde ogen lag ongeloof. Een combine tussen zuster Celine en de deken himself, dat overtrof haar stoutste vermoedens.

‘Op zeker dag’ begon de deken, ‘ kreeg ik bezoek van de directeur van een lokaal weekblad ‘LOKAAL GEZET’. Hij vroeg me om hem te helpen voor iets unieks. Hij wilde een artikel publiceren over het leven in een klooster.

-De beste methode om zoiets te doen is gewoonweg iemand laten onderduiken in een klooster.- Stelde de directeur mij voor.   -Een soort mol in het klooster.- Hij had daarvoor, volgens hem althans, de geknipte persoon.’ De deken stond recht en wees met een breed gebaar naar zuster Celine. ‘Mag ik je voorstellen mevrouw Ria Peeters, reportster bij de lokale krant ‘LOKAAL GEZET’’.

‘Ongelooflijk’ Stamelde zuster Marlies. ‘Ik sta gewoon perplex. Zij is reportster die in ons klooster komt snollen.’

De deken fronst zijn wenkbrauwen. ‘Snollen is nu wel niet het juiste woord. Wij hebben natuurlijk alles goed overlegt, zowel met mijn oversten als met moeder overste. Wij zijn ook overeengekomen alvorens dat iets gepubliceerd wordt, dat al de betrokkenen hiermee volledig akkoord moeten gaan.’

Zuster Marlies zette zich wat rechter en keek uitdagend naar de ander zuster: ‘Zij heeft mij nog niets gevraagd, dus er is nog niets gepubliceerd! Zuster Celine, heb jij al iets laten publiceren?’

‘Neen zuster Marlies, nog geen letter.’

‘Je hoort het zuster, er heeft nog niets in de krant gestaan. Zelfs nog geen aankondiging. Daarbij ik vermoed dat mevrouw Peters, alias zuster Celine, het ook niet gemakkelijk heeft. Plots gaan leven als een onderdanige non. Achter vier muren.’

Zuster Marlies draaide zich weer naar de ander zuster: ‘Ik vind dat jij dat nog goed gedaan hebt. Alhoewel, achter vier muren? Je was toch regelmatig weg ondervond ik zo. Toch voel ik me een beetje vervelend. In de abdij heb ik zoveel woorden naar je hoofd geslingerd, ik weet niet meer wat juist, maar ik heb er nu wel spijt van. Kun je mijn uitval vergeven en vergeten. , zuste… eh euh mevrouw Peeters?’

‘Zeg voortaan maar Ria, en natuurlijk wil ik alles vergeten. Vergeven? Wat zou ik je moeten vergeven, ik vind dat jij alle recht had om zo kwaad te zijn op mij.’

‘Zuster Celine…, sorry, Ria, zeg eens eerlijk, wat was het moeilijkste voor jou? Achter de vier muren vastzitten, in de kapel bidden of iedere morgen om halfzes opstaan?’

‘Moet ik dat echt vertellen?’

‘Durf je niet? Of wil je het niet vertellen omdat de deken erbij is?’

‘Ja zeg, ik zal het in uw oor gaan fluisteren, zoals onrijpe tieners zeker. Nee nee ik zal mijn geheim wel aan jullie verklappen.’

De deken rekte zich nu ook, zijn nieuwsgierigheid was gewekt.

‘De boenwas!’

‘De boenwas!?’

De ogen van de deken keken ongelovig naar Ria terwijl zuster Marlies haar mond open viel.

‘Ja, meneer de deken. De boenwas! De eerste dag, of liever het eerste dat me bereikte nadat de eiken deur van het klooster voor mij openging was de reuk van de scherpe geur van boenwas. Het drong door tot diep in mijn neusgaten. Ik kon zelfs mijn zakdoek niet nemen, want ik droeg twee valiezen. Mijn ogen begonnen te lopen en mijn neus drupte. Ik wist het van vroeger, ik was allergisch voor boenwas, maar dat het zo erg was had ik nooit kunnen denken.’

‘En jij hebt jezelf aangeboden om het orgel wekelijks te boenen?’ Zuster Marlies fronste haar voorhoofd en keek de reportster onbegrijpend aan. ‘Hoe kon je jezelf zo folteren.’

Wat moest Ria daar op antwoorden. Ze kon toch moeilijk vertellen dat ze de ander haar biecht had afgeluisterd. Zenuwachtig wreef ze over haar pols: ‘Zuster Marlies, ik kan het moeilijk uitleggen, mijn werk is niet af en zolang het niet af is zullen er altijd, zowel voor mij als voor alle anderen, zaken blijven hangen die niet te begrijpen zijn. Ik wil wel vertellen dat ik alles met de beste bedoelingen gedaan heb en niet alleen om eigenbelang. Al zat dat er altijd wel een beetje bij.’

De deken goot verse thee in: ‘Och kom, niemand is volmaakt en het is niet omdat je iemand niet begrijpt dat die persoon dan verkeerd handelt. Wij allen werken soms wel eens uit eigen belang. Wij zijn geen heiligen.’

De diplomatie van de deken stelde Ria weer op haar gemak. Beide zusters namen een slok thee. Zuster Marlies zette haar theekop behoedzaam op het tafeltje en keek nieuwsgierig naar Ria: ‘Ben je nu echt van plan om er mee te stoppen en het klooster te verlaten?’

De deken stond opnieuw recht en steunde met zijn handen op de tafel: ‘Zuster Celine hoeft nog niet te verdwijnen.’

‘Geachte heer deken, de missie is mislukt voor mij en je weet, ik kan niet tegen boenwas.’

‘Ik zal het orgel zelf wel weer opboenen. Dat hoef jij niet meer te doen.’ Steunde zuster Marlies de deken.

‘Zuster Marlies, daarover gaat het niet. Ik ben reportster, schrijfster! Geen bidster. Kuisheid en armoede zijn niet voor mij weggelegd.’

‘Hoe moet het dan verder met uw verhaal? Dat is toch nog niet af. Je hebt nog niets opgeschreven.’

‘Kom, kom niet kibbelen dames. Ik bedoel alleen maar dat Ria de mogelijkheid moet krijgen om haar taak die ze begonnen is af te werken.’

‘Gaat zij dan terugkomen?’

‘Tijdelijk toch, zolang als ze dat zelf nodig acht, maar dan moet jij je medewerking beloven.’

‘Ik, wat kan ik voor Ria dan doen?’

‘Zij is vanaf nu terug zuster Celine en jij moet, net als moeder overste, je mondje dicht houden. Haar niet verraden, ook niet door je handelingen.’

‘Dat zal niet eenvoudig zijn. Wanneer ik haar het angelus zie prevelen, prevelen want ze kent het nog altijd niet, dan zal ik amper mijn lach kunnen bedwingen denk ik.’

‘Hoor je dat nu, heer Deken. Zij lacht mij zomaar uit en dat voor een geestelijke die haar eeuwige gelofte heeft afgelegd.’

‘Ria, gedraag jij je maar als een echte vrouw en sta daarboven. Doe alsof je haar niet hoort. Jij wilt toch zo graag een echte vrouw zijn, niet?’

‘Begin jij ook al. Kom ander onderwerp. En jij eerwaarde deken, noem mij voortaan ook maar terug zuster Celine. Want ik ben nog niet van plan om nu al terug een ‘echte vrouw’ te worden. Als iedereen meewerkt kan ik mijn verhaal misschien toch nog afmaken.’

‘Dat is zeker dat. Met wat goede wil en zo God het belieft zal het wel lukken. Zo, dames, of liever zusters, nu dit geregeld is wens ik toch nog iets te zeggen. Een mededeling vers van de pers. Zelfs moeder overste weet hier nog niets van.’ De deken rechtte zijn rug en de zusters keken elkaar vragend aan. Hij keek ernstig naar zuster Marlies. ‘Binnen twee weken verjaart onze bisschop en wij willen hem aangenaam verrassen. Tot vandaag wist ik niet hoe, maar tijdens ons gesprek is er een idee bij mij gegroeid.’ De deken bestudeerde de gezichten van de twee zusters. Een geheimzinnige glimlach speelde om zijn mond.

‘Wel dan, wat is de verrassing?’ Vroeg zuster Celine die de ongeduldigste was.

‘Indien de mis door ons vast zangkoor gezongen wordt is daar natuurlijk niets speciaals aan.’

‘Wie wil je dan laten… toch niet, nee, maar dat zou fantastisch zijn. Zuster Marlies heb je dat gehoord? Begrijp jij het dan niet?’

‘Wat moet ik dan begrijpen?’

‘Jij, jij zuster Marlies, jij gaat de mis zingen.’

‘Je wilt toch niet zeggen dat ‘IK’ in de kathedraal moet zingen en dan nog op de verjaardag van de bisschop?’

De deken wreef zachtjes over zijn kin en zei: ‘Ik had je dat willen vragen, ja.’ Een glimlach kon de deken weer niet onderdrukken. In plaats van te antwoorden viel zuster Marlies haar mond open en bleef ze als versteend zitten. De deken wreef nu toch wel wat bezorgt in zijn handen: ‘Zuster Marlies, ik heb je horen zingen en ik heb je horen spelen. Ik ben er zeker van dat de bisschop dit op prijs zal stellen. Daarom vraag ik je nu officieel: wil jij zondag in de kathedraal de hoogmis op het orgel spelen en voorzingen?’

Zuster Celine zag hoe zuster Marlies haar gezicht rood kleurde tot in haar hals.

‘Na… Natuurlijk wil ik dat, maar…’

‘Niets te maren. Jij bent gewoon te bescheiden. Jij bent een natuurtalent.’

De deken was vastbesloten en zuster Marlies kon niet anders dan toestemmen.

 

29-05-2020 om 09:03 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
28-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8 Argeloos zwijgen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Argeloos zwijgen

 

%%%FOTO1%%%

 

DEFINITIEVE SCHEIDING.

     Na de begrafenis van zuster Fernanda werd zuster Marlies de organist. Natuurlijk bleef zij ook zingen. Iedere keer haar stem door de kapel zweefde werd iedereen stil en kon men alleen maar luisteren en af en toe en traan wegpinken. De deken kwam een keer meer langs en telkens als zuster Marlies achter het orgel zat hield hij zijn adem in en kreeg hij de krop in de keel. Zuster Marlies bleek genezen van haar fobieën.

Het werd stil in het klooster, te stil voor zuster Celine die actie en een verhaal wilde. De drang naar de buitenwereld treiterde haar en ten einde raad belde ze Leo van de krant op: ‘Leo, met Ria hier, zijn er nog nieuwtjes op de redactie?’

‘Niet zoveel bijzonders, buiten een gestolen diamant van heel wat waarde en de dood van de barones valt er niets te melden.’

‘De dood van de barones? Was zijn geen liefhebster van klassieke muziek?’

‘Ja dat schijnt zo. Ze heeft in ieder geval heel wat nagelaten, waaronder verschillend waardevolle muziekinstrumenten. Wacht ik zoek het op.’

Het werd even stil aan de andere kant van de lijn. Zuster Celine stond verstrooid op en met de hoorn in de hand keek ze dromerig door het raam. In de verte kon zij het kasteeltje met zijn twee typische witte torentjes zien. De luiken waren nog steeds toe. Ze herinnerde zich dat ze al enkele dagen gesloten bleven. Waarschijnlijk hield men zo de warmte buiten.

‘Hier ben ik terug.’ Hoorde ze Leo door de telefoon zeggen. Meteen schrok ze wakker uit haar mijmeringen. ‘Ja, ja ik luister.’ Zei ze gehaast.

‘Hier volgt het nalatenschap van de barones: ik citeer: -dertig kunstwerken waaronder schilderijen en beeldhouwwerken. Een antieke klavecimbel, een witte vleugelpiano, zes violen, waaronder een echte Stradivarius, een bomvol spaarboekje, een pak aandelen en obligaties en daarbij nog een twaalftal onroerende goederen met minstens twee kastelen.- ‘

‘Zes violen, een klavecimbel en een vleugelpiano, het kan niet op’ De stem van zuster Celine klonk vol verwondering.

‘Ja en dat is nog niet alles, er staat in haar testament ook nog dat zij een fonds heeft gesticht om jaarlijks een serieuze som geld te schenken aan degene die een muziekschool oprichten. Dat zal jou wel niet interesseren. Jij en klassieke muziek dat ging nooit goed samen.’

‘Zeg Leo, zijn er al kandidaten?’

‘Wat scheelt er nu, jij zweert toch alleen maar bij moderne muziek?’

‘Ze hebben mij hier in het klooster bekeerd. Zijn er al kandidaten? Vroeg ik.’

‘Volgens mijn weten heeft nog niemand zich aangemeld. Er is wel een voorwaarde aan verbonden. De muziekschool die opgericht wordt mag maximum vijftien kilometer in vogelvlucht verwijdert zijn van de barones haar woonst. Och ja, hier staat nog dat haar muziekinstrumenten gratis in leen worden gegeven aan de muziekschool die in aanmerking komt.’

‘Leo, wil je iets doen voor mij? Neem twee kranten, omcirkel keer op keer met rood het artikel van de barones en stuur er één naar de deken en één naar onze bisschop.’

‘Waar is dat goed voor? Gaat onze deken nu ook al muziek leren en dan nog samen met de bisschop? Dat is pas nieuws, mag ik dit laten publiceren?’ Zijn lach schetterde in de hoorn.

‘Kom Leo, doe niet flauw en bezorg hun die krant. Beloof je het me?’

‘Oké, oké, als jij me belooft met mij te gaan eten, als je ooit terug uit dat klooster komt natuurlijk.’

‘Och ja, stuur mij ook maar een krant. In die krant hoef je niets te omcirkelen.’

‘Dat zijn dan twee etentjes, besef je dat wel?’

‘Goed, goed, ik zal wel twee keer met je gaan eten als jij maar betaalt.’

Terwijl ze de hoorn neerlegde hoorde ze de vloeken van haar collega. Die waren echt niet voor de oortjes van een vrome non bestemd.

Een zacht geruis aan de deur deed haar opschrikken. In de deuropening stond zuster Marlies beleefd te wachten. Zuster Celine ’s gedachten draaiden op volle toeren: Hoe lang stond zij daar al? Zou ze iets gehoord hebben van haar gesprek met Leo? Snel herpakte ze zich: ‘Moet jij ook telefoneren zuster Marlies?.. Zeg, wat zie jij er bezorgd uit? Wat scheelt er?’

‘Zuster Celine, ik heb zopas droevig nieuws ontvangen.’

‘Wat is er dan toch gebeurd? Er is toch niets met uw stem?’

‘Neen, broeder Franciscus, mijn halfbroer…’

‘Wat is er met broeder Franciscus? Heeft hij je gebeld? Waarom zeg je niets? Wat is er dan met broeder Franciscus?’

‘Hij is uit een boom gevallen.’ Zuster Marlies viel huilend in de armen van zuster Celine: ‘Och zuster, hij kwam met zijn borst recht in de tanden van een rijf. Verschrikkelijk.’ Snikkend vertelde ze verder: ‘Zijn longen zijn geraakt. Het is heel ernstig. Hij heeft naar mij gevraagd en ik mag hem gaan bezoeken van moeder overste. Ik durf echter niet alleen te gaan. Wil jij niet met mij meegaan? Zou dat mogen van moeder overste? Wil jij met mij meegaan? Jij kent de broeder toch ook. Jij bent al bij hem geweest en jij kent onze verhouding beter dan wie ook. Please?’

‘Natuurlijk ga ik met je mee. Ik bespreek het wel met moeder overste. Dat is geen probleem. Oh, wat erg toch. Ik krijg er gewoon kippenvel van. Verschrikkelijk. Jullie hebben elkaar nog niet echt gevonden en nu moet er zoiets gebeuren. Ik zal voor je bidden zuster Marlies. Ik wens je veel sterkte toe.’

‘Dank je, jij bent zo goed.’

De volgende morgen vertrokken de twee zusters naar de Amadeus abdij. Zuster Celine had maar al te graag weer haar mantelpakje aangedaan. Ditmaal kon dat niet want zuster Marlies was erbij. Zuster Celine maakte zich wel zorgen om wat de broeders zouden zeggen nu ze plots in nonnenkleren zou verschijnen. En vader abt zou die het merken? Hopelijk zal door de gebeurtenissen niemand op haar letten. Trouwens hoelang zou haar geheim nog geheim kunnen blijven. Hoe lang zal zuster Celine nog zuster Celine zijn? Vroeg ze zich af.

Na wekenlang droogte was het die dag weer beginnen regenen. De ruitenwissers stonden op de hoogste snelheid en konden amper de waterval op de ruit verwerken. Zuster Marlies keek door het beslagen zijraampje naar buiten. Een zekere gelatenheid ruste op haar gezicht. Zwijgend reed zuster Celine verder. Ze vroeg zich af wat de ander het meest beangstigde. Het weerzien na al die jaren, haar onbereikbare liefde of de toestand waarin zij haar halfbroer zal vinden? Misschien wel alle drie.

Met een luwe bocht reed de auto het erf van de abdij op. Een ladder stond tegen een gevel. Een broeder gekleed in zwaar plastic regenkledij herstelde de dakgoot. De twee zusters stapten uit en haastten zich door de gietende regen naar binnen. De portier begeleidde hen naar broeder Franciscus zijn sterfbed. Zelfs de portier was diep onder de indruk want hij vroeg niet eens of zij een afspraak hadden. De witte muren van weleer leken nu veel minder wit. Kwam het door het donkere weer of door de sombere stemming? Twee verplegers kwamen de ziekenkamer uit. Vader abt zat aan het voeteind van het bed. Onmiddellijk stond hij recht en maakte plaats voor de twee zusters.

‘Ga zitten, er staan juist twee stoelen. Het gaat niet goed. Het is erg gesteld met hem. Hij gaat met het uur achteruit, het ademen wordt steeds moeilijker. Het komt door zijn longen, zij zijn zwaar gekwetst en er zit water in. Blijf maar bij hem, zolang je wilt.’ Zachtjes sloot hij de deur en liet hij hen alleen.

‘Vera, Vera, ben jij het? … Ben jij het echt?’

Moeizaam opende broeder Franciscus zijn ogen. Vera bukte zich over haar halfbroer. Hoeveel herinneringen flitsten er op dat droevig moment door haar hoofd?

‘Stil maar broertje, ik ben hier en blijf hier totdat de Heer je komt halen.’

Zuster Marlies zette zich naast het bed en klemde haar handen om de zijne alsof zij die nooit meer los zou laten. Het Angelus luidde de noen in. In gedachten telde zuster Celine de slagen. Zuster Marlies begon te bidden en zuster Celine probeerde de krop door te slikken.

Om vijf uur in de namiddag bracht een broeder het eten. Zuster Marlies gebruikte slechts één hand de andere bleef geklemd om de liefde die zij ooit verloor en nu teruggevonden had. Haar jeugdvriend, lief en halfbroer tegelijkertijd.

Het was opgehouden met regenen en de zon scheen door het raam. Een hoek van de bedsprei werd door de zon opgelicht. Zuster Marlies haar handen omklemden nog steeds de lijkbleke handen van de stervende broeder. In de verte hoorde men het droge tokken van iemand die hout kapte.

‘Zuster Marlies,’ fluisterde zuster Celine bezorgd: ‘Strek even je benen, je wordt te stram om nog maar op te staan.’

Nog steviger klemde de zuster haar handen vast: ‘Hij heeft me zolang moeten missen en nu blijf ik hem steunen tot en met zijn laatste uur.’

‘SST, kijk hij wil wat zeggen!’

Zijn hoofd kwam lichtjes omhoog: ‘Vera zing… zing voor mij… dat ene lied van in de tijd… De tijd toen we nog niets wisten…toen all…alles nog zo mooi was.’

Zuster Celine drukte haar kin tegen haar borst en slikte de zoveelste krop weg. Waar zou zij in ’s hemelsnaam de moed halen om hier te gaan zingen? Vroeg ze zich af. Zuster Marlies is een kranige vrouw, maar of zij dit zal aankunnen?

Zuster Marlies slikte haar emoties weg en begon zachtjes te zingen.

Op de onderarm van zuster Celine kwamen de haren rechtop te staan. Zachtjes strengelde ze haar handen in elkaar. De tranen rolden van haar wangen. Zij hoorde het lied van de verloren liefde. Eerst schor en stil maar keer op keer wat luider en met vastere stem, totdat de stem kristalhelder weerklonk in de kamer. Steeds gevoeliger, steeds meeslepender. De houthakker staakte zijn arbeid en de andere broeders werden stil, zij begrepen, een goede vriend van hen was stervende.

In het kleine kamertje nam zuster Celine zuster Marlies bij de arm en terwijl ze de dode zijn ogen sloot zei ze: ‘Kom zuster, uw broer heeft nu geen pijn meer, hij voelt niets meer, zelfs geen hartenpijn.’

Twee glazige ogen keken de zuster aan maar zij zagen niet. Zuster Marlies stond zomaar te kijken, door alles heen. Langzaam stond ze recht en viel toen in de armen van zuster Celine. De tranen vloeiden over haar gezicht, alsof alle tranen waren opgespaard voor dit ene moment. De ander zuster kon niet anders dan meehuilen, het was zo aangrijpend, het was de krop volledig uithuilen. Plots met een ruk liet zuster Marlies de ander los: ‘JIJ BENT GEEN NON,’ schreeuwde ze, ‘Jij hebt geen gelofte afgelegd. Jij bent een bedriegster!’ Ze slingerde alles in één adem naar de ander haar hoofd. ‘Ik had reeds enige tijd mijn twijfels over jou. Jij bid nooit voor het slapen gaan, jij moet steeds de mis volgen in jouw missaal, jij gaat haast nooit te biechten en in plaats van mee te bidden prevel je maar wat. Ik denk zelfs dat jij niet eens het Onze Vader kent. Welke rol speel jij hierin?’ Ze schreeuwde het uit iedere keer naar lucht happend, en dan plots op veel mildere toon: ‘Toch ben je een goed mens. Ik, wij, wij allen hebben veel te danken aan jou. Misschien wel meer dan wij enigszins vermoeden.’ Zij keerde zich naar het raam en keek in de tuin naar de boomgaard. Wie zal nu deze vruchten plukken? Wie zal nu deze bomen verzorgen? Nieuwe bomen planten?

Zuster Celine stond als aan de grond genageld, perplex. Ze wist niet meer of ze nu beledigd of vereerd moest zijn. Zuster Marlies draaide zich weer om: ‘Vergeet wat ik zojuist gezegd heb, ik heb het recht niet jou te beoordelen. Het komt door de toestand, het is allemaal teveel voor mij.’

‘Ik begrijp het, ’Stamelde zuster Celine, iets zinniger kon ze zo direct niet bedenken. Het was voor haar ook moeilijk in deze dodenkamer.

De verplegers kwamen het lijk wassen voor zijn laatste reis. Vader Abt nam de twee zusters mee naar de kamer van broeder Franciscus zaliger. Vier kale muren. Boven zijn bed hing een Stradivarius.

‘Het was zijn enige bezit.’ Zei de abt terwijl hij ze van de muur nam ‘Ze is voor jou, zuster Marlies. Broeder Franciscus zaliger speelde soms het lied dat jij zo mooi zong. Ik herkende onmiddellijk de melodie. Hij wilde dat ik deze viool aan jou zou schenken.’

‘Dank je, vader abt, ik zal ze bij me houden zolang ik leef. Misschien leer ik er ooit nog op spelen.’

 

28-05-2020 om 09:05 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
27-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 Argeloos zwijgen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Argeloos zwijgen.

 

%%%FOTO1%%%

 

HET ORGELMEISJE.

 

‘Kweek jij zelf deze appels?’ Ria wees naar een mand gevuld met mooie rode appels.

‘Ja, de boomgaard onderhouden en het fruit kweken zijn mijn twee grootste taken.’ Antwoordde broeder Franciscus met een zekere fierheid. ‘Ik besteed heel wat tijd in de tuin, zeker in de nazomer. Voor het plukken van de appels heb ik echter hulp van mijn medebroeders.’

‘Heb jij nooit last van ongedierte?’ Vroeg Ria dan weer en zonder op antwoord te wachten: ‘Ooit kwam ik bij een tuinierster, haar specialiteit waren rozen. Zij weet heel wat van bijvoorbeeld de bladluis. Is de appel geen familie van de roos?’

Broeder Franciscus zuchtte eens: ‘Och ja, we hebben wel eens jaren dat de oogst minder lukt door maden in de appels, wij trachten die dan op een biologische manier te bestrijden maar dat is niet altijd even eenvoudig.’

‘De tuinierster waarvan ik sprak’ ging Ria weer verder: ‘Is bezig met een boek over ‘bladluizen en de bestrijding ervan’ te schrijven. Indien je wilt bezorg ik jou een exemplaar.’

‘Dat is heel vriendelijk’ knikte de broeder: ‘wat kan ik voor je doen? Of kwam je naar hier om over appels te praten?’

‘Laat me eerst van uw kaas proeven en vertel me dan eens waarom een toekomstig advocaat met zeer goede referenties plotseling werkbroeder wil worden?’

‘Jezus zelf zegt wie zich vernedert zal verheven worden.’ Zei de man terwijl hij haar de schotel met kaas toeschoof.

Ria sneed met het mesje een kubusje af, dopte het in de mosterd en stak het in haar mond. Zij deed het langzaam en beheerst. Zij koos haar woorden voorzichtig en dacht: Waarom zeg je de waarheid niet, jij mocht toch niet liegen, of is iets verzwijgen dan geen leugen misschien?

Zachtjes begon Ria te neuriën, het liedje dat ze zo vaak gehoord had uit de mond van zuster Marlies. De broeder neuriede zonder het zelf te beseffen mee. Hij merkte niet eens dat Ria hem aandachtig in ‘t oog hield. Zag zij daar geen traan glinsteren? Ze zag hem recht in de ogen en nam zijn handen in de hare.

‘Jij kent haar,... jij kent Vera’ zei hij met schorre stem. ‘Waar is ze? Is ze gelukkig? Is ze getrouwd en heeft ze kinderen?’

‘Rustig maar broeder ik zal je alles vertellen, maar beloof mij dat jij mij dan ook alles verteld.’

De man knikte toestemmend.

‘Zuster Marlies of Vera zoals jij haar kent heeft tot haar vijfentwintigste op jou gewacht. Zij heeft bij iedereen gevraagd naar U. Maar het was voor haar alsof je van de aardbodem verdwenen was. Totdat zij een bericht las in de krant: -een veelbelovend advocaat verkiest te werken als broeder in een klooster in plaats van te pleiten voor beschuldigden.- Het stak als een mes in haar hart. Zij begreep: die veelbelovend advocaat was haar Freddy. Zij was volledig ontmoedigd en de dag nadien is zij in het klooster gegaan.’

De broeder zat met zijn hoofd in z'n handen, zijn ogen waren rood omrand. Zachtjes begon hij te praten: ‘Ik was opgenomen als wees bij pater Abraham. Toen ik achttien was zag ik haar voor het eerst, of liever hoorde ik haar zingen, een kristalheldere stem als van een engel door God gezonden. Nieuwsgierig kwam ik kijken en zag plots in de mooiste ogen die ik ooit gezien had. Ik voelde mij aangetrokken tot haar vanaf dat eerste moment. Wekelijks kwam zij repeteren op het orgel en elke keer maakte ik me vrij om haar te kunnen ontmoeten. Zelfs pater Abraham merkte het. Op een avond riep hij mij bij zich: -ik weet dat jij een oogje hebt op Vera, deze liefde is echter onmogelijk. Om redenen die ik je later zal uitleggen. Jij moet hier zo snel mogelijk vandaan. Zij moet jou vergeten. Dit kan alleen maar door te verdwijnen voor haar. Zij is nog zeer jong en zal er wel over heenkomen. Ik heb jou ingeschreven voor een studie in Californie. Er is daar een abdij van onze orde, je kunt er gratis in de abdij verblijven, totdat uw studies voorbij zijn. Jij, Freddy, daar in een vreemd land maakt nieuwe kansen. Het is voor beide beter zo. Er wacht reeds een taxi op u. Neem het hoognodige, de rest krijg je wel in het klooster. Later leg ik Vera alles uit.-

Enkele weken na mijn vertrek kreeg ik een brief van pater Abraham, het was het laatste dat ik van hem vernam. Hij was reeds gestorven vooraleer de brief bij mij in Californie was aangekomen.’

Even bleef de broeder stil. Daarom vroeg Ria: ‘Heeft hij iets over jullie geschreven in die brief.’

‘Hier is hij ik draag hem altijd bij me, lees hem maar’

De reportster nam de brief aan en las hem hardop voor. ‘-

Beste Freddy wanneer je deze brief leest ben ik er misschien niet meer, God zal mij weldra tot hem roepen. Toch wil ik het geheim niet mee in mijn graf nemen. Jij bent de man, dus jij moet je sterk houden en Vera behoeden voor onnodig leed.

Uw moeder en de moeder van Vera waren jeugdvriendinnen. Bertje, uw moeder, verhuisde naar het zuiden van Frankrijk. Beide vriendinnen schreven elkaar regelmatig, maar konden elkander niet meer ontmoeten. Geen van beiden had het geld of de mogelijkheid de verre reis te ondernemen.

Bertje, uw moeder, kreeg kennis en huwde met een man van de streek. Een bakker van beroep. Enkele jaren later, je was reeds geboren, werd er afgesproken dat Frieda, die later de moeder van Vera zou worden, op bezoek zou komen. Toen zij de bakker zag werd zij op slag verliefd. Frieda was een alleenstaande vrouw en niet onknap. Toch wilde zij haar vriendin niet verraden. Op een dag echter gebeurde toch wat niet uit kon blijven, en ongelukkig genoeg werd Frieda zwanger. De bakker zou het nooit geweten hebben maar er kwamen verwikkelingen en Frieda stierf op het kraambed. Het kind, Vera, uw Vera kon gered worden. De bakker begreep al heel snel dat dit zijn dochter was. Hij hield echter nog van zijn vrouw en was radeloos. Hij kwam bij mij om raad. Ik zorgde voor een heel goed weeshuis voor Vera. Hij heeft haar slechts eenmaal mogen bezoeken, want amper drie weken na de dood van Frieda was een lawine de oorzaak van de dood van uw ouders. Ik nam je bij mij in huis. Het noodlot bleef jullie echter achtervolgen en dreef jullie naar elkaar. Wie kon vermoeden dat jij verliefd zou worden op uw halfzuster. Zij had talent, dat had zij van haar moeder. Ik wilde haar helpen en leerde haar de muziek. Zij kwam bij mij oefenen en daar ontmoette ze jou. Ik vergat dat jullie jong bloed waren. Vergeef mij deze onoplettendheid. Omdat jullie familie zijn kunnen jullie niet huwen, zij is uw halfzuster. – ‘ Ria legde de brief op tafel en zag dat broeder Franciscus met zijn hoofd lichtjes gebogen naar zijn handen keek. In zijn handen glinsterde een paternoster. Zijn lippen prevelden een gebed. Ria was volledig ontdaan. Wie had ooit gedacht dat Freddy en Vera dezelfde vader zouden hebben.

Broeder Franciscus had de hele tijd gezwegen, en keek alleen nog maar naar de grond. Gebroken bracht hij uit: ‘Ik wist niets meer van haar, al denk ik nog dagelijks aan Vera. Ik wist niet dat zij in het klooster was gegaan om mij te kunnen vergeten.’ Weer zweeg hij.

Ria zocht naar een oplossing. ‘We moeten het haar vertellen, alles vertellen want daar heeft zij het recht toe. Om speciale redenen echter moet ik heel voorzichtig zijn. Niemand mag weten welke rol ik hierin gespeeld heb. Zelfs in het klooster mag niemand iets van mij te weten komen.’

Bezorgd antwoordde hij: ‘Dat gaat niet zo maar als een fluitje van een cent. Ik kan toch zomaar niet deze brief met jou meegeven. Alle binnenkomende post zal gelezen worden door de overste. Je wilt hem toch niet binnensmokkelen en dan nog hoe komt hij dan ongemerkt bij Vera, of liever bij zuster Marlies.’

Ria liet haar echter niet uit het lood slaan en had reeds een plannetje bedacht: ‘Je zei als een fluitje van een cent, waarom niet. Laat me eens denken. Als we samen een tekst opmaken. Daarin verhalen we in 't kort de inhoud van de brief. We bundelen de tekst samen met nog wat andere teksten en bezorgen al deze teksten aan zuster Marlies. Moeder overste gaat deze teksten wel bezien maar ze gaat die nooit allemaal lezen en indien ze onze tekst leest zal ze toch niet begrijpen waarover het gaat’

Nog niet helemaal overtuigd wierp hij tegen: ‘Hoe zal Vera de inhoud vertalen op haar? We kunnen toch moeilijk haar naam vermelden in de tekst. De anderen zullen de teksten ook lezen, en dan lekt alles uit. Hoe dan ook zij moet minstens begrijpen dat deze brief aan mij, haar jeugdvriend, werd gestuurd.’

Ria was vastbesloten en ging verder met haar plan: ‘Als we de tekst van jullie lievelingslied erbij voegen zal zij onmiddellijk de link leggen.’

Al iets meer enthousiast maar toch nog bezorgt: ‘Dat idee lijkt goed maar hoe komt het ongemerkt bij haar?’

‘Laat dat maar aan mij over. Kom aan het werk, we gaan rijmen en dichten.’

 

 

HET ORGELMEISJE.

 

EENS WAS ER EENS EEN MEISJE

ZE ZONG STEEDS HETZELFDE WIJSJE

MET KRISTALHELDERE STEM

ZONG ZIJ HAAR LIED VOOR HEM

 

DAAR WAS OOK EEN JONGE STUDENT

DIE OOK DATZELFDE WIJSJE KENT

HIJ LUISTERDE NAAR HAAR ORGELSPEL

EN VOND HET MEISJE MOOI EN HEEL SNEL

 

ZIJ WERDEN GOEDE VRIENDEN

MAAR IEMAND KON DAT NIET GOED VINDEN

VERTELDE HEM WAAR DE MOSTERD VANDAAN KWAM

EN DE STUDENT VERDWEEN VOORDAT DAT HIJ AFSCHEID NAM

 

IEMAND SCHREEF EEN BRIEF

HET ORGELMEISJE WORDT NOOIT UW LIEF

UW VADER LIEP OOIT VREEMD

EEN HALFZUSTER WORDT NOOIT EEN LIEF

 

Geschreven door nonkel Mosterdpot.

 

 

‘Dit moet voldoende duidelijk zijn voor haar.’ Glimlachte de broeder. ‘Nu nog enkel binnensmokkelen.’

Broeder Franciscus vroeg nog wat teksten aan de andere broeders en gewapend met een aktetas en veel goede moed keerde Ria terug naar haar tweede tehuis, maar niet zonder eerst langs de deken te passeren.

Broer en zus.

 

‘Kom toch binnen mevrouw Peeters’ De deken opende de deur en liet Ria in de kamer.

‘Gegroet eerwaarde heer deken.’

‘Alles is goed verlopen in de abdij, hoop ik.’

‘Alles is naar wens verlopen, meneer de deken. Het interview met broeder Franciscus was een succes en ik heb zelfs toelating om het te publiceren.’

‘Ik hoop dat jij niets openbaar maakt dat ons in moeilijkheden kan brengen.’

‘Jij mag alles lezen alvorens ik het publiceer. Eerwaarde deken.’

‘Zeg, speel jij geen gevaarlijk spel met al die tussendoortjes?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Wel ja, je gaat zomaar een pater in een andere abdij interviewen, je gaat bij de gewone burger op zoek naar de ware moeder en snuffelt in hun verleden. Waarom blijf je niet bij je eigen project? Dat is toch veel veiliger’

‘Jij hebt overschot van gelijk. Een schip is het veiligst in de haven, maar daar is het niet voor gemaakt. En ik denk dat ik voor het avontuur ben geboren. Trouwens ik heb goede afspraken met moeder overste. Ik beloof je, vanaf nu blijf ik bij mijn opdracht. Juist daarom kom ik langs. Herinner jij je nog, de laatste keer dat je in het klooster een mis hebt opgedragen? Het was die woensdag toen je ons vertelde dat moeder overste naar Rome zou vertrekken.’

‘Hoe kan ik zo’n dag vergeten, we hebben toen toch dat zustertje ontslagen. Terecht trouwens want die hoorde niet in het klooster thuis. À propos heb jij nog iets van haar gehoord?’

‘Ik heb van zuster Marleen of liever Rosa Lenissen niets meer gehoord. Ik durf niet naar haar te gaan. Ik zou me kunnen verraden.’

‘Toch voorzichtiger dan ik dacht.’

‘Het avontuur zit me wel in het bloed, maar ik probeer mijn risico’s te berekenen. Om terug te komen op die afscheidsdag, eerwaarde. De mis werd gezongen door één van onze zusters weet je nog?’

‘Nu je het zegt, Ria, dat was nog eens prachtig gezongen, ik had nog nooit zulke mooie stem in een kerk gehoord.’

‘Inderdaad, een klok van een stem.’ Hier wachtte Ria even. ‘Heer deken, ik heb jouw hulp nodig. Ik zou zuster Marlies willen verrassen. Ik zoek namelijk oude psalmen of teksten, liefst nog van voor de oorlog als het kan. Ik denk dat ze daar heel blij mee zal zijn.’

‘Wacht even; ik heb hier nog een bundel met orgelstukken ‘opus 59’ van Max Reger. Ik lees hier het praeludium, de pastorale, het intermezzo, de canon, de tocatta en de fuge. Allemaal orgelstukken. Kun je daar iets mee doen?’

‘Laat eens zien, er staan wel geen teksten in. Het zal zeker wel bruikbaar zijn, maar ik zoek meer iets met teksten.’

‘Ik heb nog enkele kerstliederen uit de jaren dertig. Daar zijn natuurlijk de evergreens bij zoals ‘STILLE NACHT’ maar er zitten toch ook teksten bij die iedereen reeds vergeten is.’

‘Fantastisch, mag ik daar een kopie van nemen.’

‘Natuurlijk, Ria, of zuster Celine? Wat moet ik zeggen?’

‘Noem me zoals je wilt. Als ik die teksten krijg, mag je me zelfs nonnetje noemen.’

‘Als die teksten echt zo belangrijk voor je zijn, dan mag je ze zo hebben, ik gebruik die toch niet meer en of die partituren in de dekenij of in het klooster liggen, dat maakt toch niets uit.’

Ria babbelde nog wat na over de abdijbroeders en hun fruitteelt, nam afscheid, en reed vlug naar huis. Thuis trok ze haar kloosterplunje weer aan. In een hoog tempo reed ze naar het klooster, haar tweede thuis. Het was reeds 18h en om 19h moest ze binnen zijn van moeder overste.

‘Dag moeder overste, ben ik nog op tijd?’ Vroeg ze toen ze het kantoor binnentrad. En zonder op antwoord te wachten: ‘Ik heb hier wat partituren en oude teksten op de kop kunnen tikken. Ik denk dat zuster Marlies en zuster Fernanda ze zeker kunnen gebruiken. Er zijn originele en zeer oude teksten bij.’

‘Och zuster Celine, ik wil je wel helpen maar ik denk dat deze bundel niet veel zin meer heeft.’

‘Is er iets … met zuster Mar…lies?’

‘Niet met zuster Marlies, maar zuster Fernanda, zij is zwaar ziek, ze heeft botkanker. Zij is opgenomen in het ziekenhuis. Zij zal nooit meer op het orgel kunnen spelen.’

‘Dus toch.’

‘Wat zeg je?’

‘Oh, niets. Heu… Dat is erg voor haar en voor ons. Zij was hier al zo lang. Hoe neemt zuster Magdalena het op? Zij heeft het er zeker moeilijk mee?’

‘Het gaat wel, zuster Celine, maar toch is zij veel stiller dan anders.’

‘Moeder overste, kunnen we die partituren misschien aan zuster Marlies geven? Zij is nogal creatief. Zij zal er misschien wel iets mee kunnen doen.’

‘Laat ze eens zien, och hier zie, dit intermezzo van Greger, dat heb ik ooit nog voor examen moeten spelen, maar ik bracht er niets van terecht. Waarom geef jij die partituren niet zelf aan de zuster?’

‘Ik vind dit nogal gewaagd. Geef jij ze maar en zeg niet dat ik ze heb meegebracht, trouwens ze komen van de deken.’

‘Dat is een goed idee van die muziek, want bij haar laatste bezoek aan zuster Fernanda moest zuster Marlies haar beloven ooit voor organiste te gaan studeren. Met deze kan ze alvast beginnen. Volgens zuster Fernanda heeft zij er aanleg voor.’

Zuster Celine moest eens slikken. Zal zuster Celine ooit de moed vinden om een orgel te bespelen? Voorlopig kan ze er niet eens naar kijken zonder aan Freddy te denken.

Het overlijden van Zuster Fernanda kwam niet onverwacht. Toch was het zuster Celine die het eerst de droevige tijding ontving. Zij was toevallig in het kantoor van moeder overste die druk bezig was met de boekhouding. ‘Zuster Celine, neem jij maar op, ik heb even geen tijd.’

Zuster Celine nam de hoorn op en vernam het overlijdenbericht vanuit het hospitaal. Van moeder overste kreeg zij de opdracht de andere zusters op de hoogte te brengen. Met een klein hartje klopte ze bij zuster Marlies aan. Toen ze binnenging kreeg ze niet eens de tijd om iets te zeggen.

‘Jij weet waar Freddy is. Deze bundel komt van jou, nietwaar?’

Zuster Marlies zwaaide met de bundel kerstliederen. Naast haar, op tafel, lag de geschreven tekst over het orgelmeisje.

Na de eerste schok herpakte zuster Celine zich en beet terug: ‘Ja, ik weet dat broeder Franciscus kloosterling is in de Amedeus abdij.’

‘Kom op vertel! Het is dus toch waar, Freddy is echt in het klooster gegaan. Hij hield dus niet van mij.’

‘Zeg dat niet. De broeder denkt nog dagelijks aan jou.’

‘Waarom liep hij dan weg?’

Wat moest zuster Celine zeggen? Hoe moest ze het haar uitleggen: ‘Hij had geen keus, zuster Marlies. Pater Abraham heeft hem een brief achterna gezonden.’ Stotterde zuster Celine terwijl haar ogen vochtig werden. Hoe moest ze het haar duidelijk maken. Was de tekst die ze samen met broeder Franciscus had opgesteld dan niet duidelijk genoeg voor haar? Zuster Celine haalde diep adem: ‘Uw vader en de vader van Freddy was één en dezelfde, de broer van pater Abraham.’ Ze zei het harder dan ze wel wilde.

‘Wil jij nu zeggen dat de vader van Freddy ook mijn va…’ Zuster Marlies zakte neer op de stoel, haar hoofd zeeg in haar handen: ‘Geen wonder dat wij ons aangetrokken voelden. Eigen bloed trekt aan zegt men toch. Kan jij aan die brief van pater Abraham zaliger geraken? Ik zou hem willen lezen.’

Nu was zuster Celine blij dat ze bij broeder Franciscus had aangedrongen om de brief met haar mee te geven.

‘Hier lees hem straks maar rustig door. Ik hoop dat je de nodige moed zult vinden om Freddy te vergeten.’

‘Vergeten zal ik hem nooit, maar het zal me een hele steun zijn om eindelijk te weten wat er allemaal gebeurt is en waarom wij moesten scheiden.’ Ze stak de brief in haar zak.

‘Er is nog meer droevig nieuws, zuster Marlies. Zuster Fernanda is niet meer.’

‘Ik had het verwacht, zoals wij allemaal trouwens, maar huilen kan ik niet meer, mijn tranen zijn op.’

‘Als het voor jou een troost mag zijn: zij speelde geen komedie, ze kon echt geen orgel meer spelen. Haar vingers hadden geen reuma maar botkanker. Het was zuiver toeval. De dag dat moeder overste naar Rome vertrok kreeg zuster Fernanda de eerste ongemakken. Van toen ging het steeds verder bergaf en nu… nu is ze niet meer.’

Zuster Marlies fluisterde oprecht: ‘Schande van mij dat ik haar niet onvoorwaardelijk kon geloven. Ik zal dit moeten biechten.’

     De voorbereidingen voor de begrafenis bracht heel wat werk mee zodat er weinig tijd overbleef om te treuren. De deken had beslist dat de rouwmis in de kapel van het klooster zou plaats vinden. Een laatste groet in haar eigen thuis. De kapel was buitengewoon mooi versierd, natuurlijk was dit het werk van moeder en dochter Lenissen. Vooraan aan het altaar stonden twee grote witte bloemtuilen, midden op de grond één grote krans en op iedere stoel lag een mauve bloem samengebonden met een witte lelie.

     De kapel was gevuld met kennissen, familieleden en de zusters van het klooster. De vier dragers namen de kist op hun schouders en maakten aanstalten om de kerk te betreden. Midden op de zware donkere eiken kist lag een prachtige krans bestaande uit witte kleine rozen juist uit de knop ontsprongen. De dragers gingen door de eerste deur in het portaal en een hemelse muziek weerklonk. Op het orgel speelde men het Marialied en een kristalheldere stem vulde de ruimte. De dragers deden nog enkele stappen en bleven toen roerloos stilstaan. Het werd muisstil in de kapel. Wie speelde daar zo prachtig op dat orgel? Wie is die organist? En die stem, dat kan alleen zuster Marlies zijn. Niemand keek achterom maar ieder hield zijn hoofd eerbiedig naar het altaar gericht. De dragers stonden nog steeds midden in de gang. Moeder overste haar ogen werden vochtig. Een zuster had zachtjes haar stoel een kwart gedraaid en bleef nu als bevroren zitten. Alleen zuster Celine wist welk een bovennatuurlijke kracht hier nodig was. Het wonder was gebeurd. Zuster Marlies bespeelde opnieuw het orgel. Maar zo mooi! Zelfs zuster Celine had nooit vermoed dat deze organiste een virtuoze was. Dit is gewoon niet aards meer, zuster Marlies is een wondermens.

Nadat het orgel zijn laatste klanken uitdeinden bleef de stilte nog een volle minuut nagalmen. Niemand bewoog. Niemand hoestte. Niemand kuchte. De deken draaide zich statig om naar de gelovigen en zei met schorre stem:

‘Indien zuster Fernanda zaliger dit had kunnen horen zou ze gedacht hebben dat dit reeds de hemel op aarde was. In naam van de vader de zoon en de heilige geest.’

De Dragers gingen langzaam verder.

     De mis duurde bijna twee uur omdat iedereen te communie ging. Tijdens de koffietafel kwam moeder overste naar zuster Marlies die naast zuster Celine zat.

‘Ik heb nooit geweten dat zuster Fernanda jou het orgel heeft leren bespelen.’

Zuster Marlies haalde diep adem en met vermoeide stem antwoordde ze: ‘Ik speelde reeds orgel vóór ik in het klooster kwam. Mijn nonkel pater Abraham zaliger heeft het mij geleerd.’

Moeder overste keek haar ontsteld aan: ‘Toch niet DE pater Abraham? Ik heb hem éénmaal de beiaard weten bespelen in de kathedraal. Dit was meesterlijk. Gewoonweg onvergetelijk.’

‘Inderdaad, hij heeft het mij verteld. Zijn kindsdroom ging die dag in vervulling.’

Moeder overste zweeg even en bestudeerde het gezicht van zuster Marlies. ‘Waarom speelde je dan nooit op het orgel?’

Een lichte schok ging door zuster Marlies. Daarna met zachte stem bijna fluisterend: ‘Er zijn moeilijke tijden geweest, maar ik denk dat het ergste nu wel voorbij is. Ik wens er nu niet over uit te wijden, later misschien wanneer ik mentaal wat sterker ben.’

‘Ik begrijp het. Ik laat je nu maar, de deken heeft naar mij gevraagd. Sterkte nog.’

Moeder overste werd weer door de mensen opgeslorpt, waarop zuster Marlies zich naar zuster Celine boog en in haar oor fluisterde: ‘Die brief heeft me de kracht gegeven om de waarheid onder de ogen te zien. Ik houd nog wel van Freddy, maar nu meer als broer en zus. Wij hadden immers dezelfde nonkel.’

‘En dezelfde vader,’ voegde zuster Celine er zachtjes aan toe.

27-05-2020 om 07:38 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!