Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
05-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kruidje roer mij niet. met parodie op corona virus.

Kruidje roer mij niet

Raak mij niet aan

Al zie ik jou niet

Mijn blad blijft niet openstaan

Met uiterste krachten

Zal ik mij dicht dekken

Zoals steeds in alle nachten

Met veel moeite zal ik mij terug openstrekken

Doch daarom word ik teer en zwak

Soms Kan ik zelfs geen bloem meer opwekken

Blijf ik enkel een groene tak

Doch ik beloof met een prachtige bloem te staan

Al zie ik jou niet

Raak mij toch maar niet aan

Want ik ben een kruidje roer mij niet.

 

Corona roer mij niet

Raak mij niet aan

Al zie ik jou niet

Mijn hartje blijft niet gaan

Met uiterste krachten

Zal ik je ontwijken

Net zoals steeds alle nachten

In mijn kot te blijven

Doch daarom wordt ik stil en eenzaam

Alleen al door deze immobiliteit

Ik blijf vervelend voor de venster staan

Doch ik beloof je meer creativiteit

Al zie ik jou niet

Raak mij toch maar niet aan

Want ik verdraag jouw virus niet

Bart

05-04-2020 om 09:23 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
04-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paraplu waar gebeurde anekdote begin jaren 70

PARAPLU

Een zwarte paraplu en een automatische. Daar had ik al heel mijn leven van gedroomd. Een mens had dat al lang kunnen kopen maar het was er nog nooit van gekomen. Kent ge dat? Niet echt nodig, geen tijd; altijd iets vinden om de aankoop maar uit te stellen. Op een zonnige woensdagmorgen slenterde ik wat rond op de markt. Voor mij, nog geen drie meter voor mij, stond een man die paraplus verkocht. Zolang de zon scheen kon hij gerust een frisse pint gaan drinken en zijn kraam onbeheerd achterlaten. Wie koopt er nu een paraplu tijdens een hittegolf. Daar in het midden van de toonbank, een schone zwarte paraplu en een automatische. Voor slechts vier honderd negen en negentig frank. Gewoon op een knop duwen en floep, de zwarte boog springt open. Dat wordt de mijne dacht ik. Nu alleen nog wachten op regen.

Veertien dagen lang zonneschijn en niet willen regenen. Iedereen liep met een “smile” tot aan zijn oren, alleen ik was slecht gezind omdat het maar niet wilde regenen. Mijn paraplu stak nog steeds ongebruikt in mijn aktetas. Ik haastte me juist van het werk naar huis toen er plots een grote druppel recht op mijn neus viel. Het begon te regenen. Haastig nam ik mijn paraplu uit mijn aktetas en met een elegante druk op de knop floepte hij open. Toch gemakkelijk zo een “automatiek”.

Toen ik aan de tramhalte kwam was het al behoorlijk aan het gieten. Om nog wat van mijn aanwinst te genieten bleef ik gezellig naast het afdak in de regen staan. In de verte zag ik tram zeven aankomen. Hij stond nog voor het rood verkeerslicht. Ik nam alvast mijn tramkaart tussen duim en wijsvinger. Mijn aktetas hing aan mijn overige drie vingers. De tram kwam dichter en het werd stilaan tijd om mijn paraplu dicht te doen. Een duw op de knop en... en mijn paraplu bleef open staan. Nog twintig meter en de tram zou de halte bereiken. Mijn boekentas zette ik op de grond en met mijn tramkaart tussen de lippen begon het gevecht met mijn paraplu. De deuren van de tram gingen open. De aankomende passagiers stapten uit. Ik wrong aan de steel en duwde met alle macht op de knop onder de baleinen. Krak. Twee stukken. Een zwarte doek opgespannen met baleinen in mijn rechter en een ijzeren steel in mijn linkerhand, mijn aktetas terug aan drie vingers en mijn tramkaart tussen mijn lippen, zo stapte ik op de tram.

Ik nam mijn tramkaart uit mijn mond en met een halve achterwaartse draai probeerde ik ze te ontwaarden. Het natte kartonnetje plooide dubbel. Ik besloot dan maar om eerst een plaatsje te zoeken zodat ik alle rommel kon wegzetten. Achteraan, op de derde laatste rij was een plaats vrij. Ik schuifelde naar achteren. De inzittenden volgden nauwgezet mijn bewegingen. Ik plaatste zo achteloos mogelijk mijn aktetas op de stoel en probeerde de paraplu op de grond te leggen. Omdat die steeds wegrolde besloot ik de nog altijd geopende paraplu en mijn doorweekte tramkaart terug naar de wattman te gaan. De ontvanger bezag mijn kaart, zonder woorden legde hij die opzij en gaf mij een andere. Alle hoofden waren nu voorwaarts gericht. Terug op mijn stoel besefte ik dat de tram nog steeds stilstond. Niemand zei een woord. Muisstil was het. Ik voelde me schuldig. Vooraan in de tram waren de ogen van de wattman nog steeds op mij gericht. Uiteindelijk vertrok de tram, de spanning was te snijden.

Toen ik thuis kwam vroeg mijn vrouw:

" Waarom hebt ge uw paraplu niet gebruikt, ge bent doornat."

 

04-04-2020 om 09:29 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (1)
03-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sportpaleis jorte anekdote volledig verzonnen.

 

Daar heb ik nu meer dan tien jaar angsten voor uitgestaan. Elk jaar opnieuw buikloop, slapeloze nachten overdag niet kunnen eten van de zenuwen en 's nachts wakker liggen van de honger. De laatste jaren heb ik er nog nachtmerries bij gekregen op de koop toe.

Elf jaar geleden ben ik afgestudeerd als reclameschilder. Ik had geluk, drie dagen later had ik werk, maar ik wist toen nog niet dat ik hoogtevrees had.

De tweede dag bij mijn baas kreeg ik een job in het sportpaleis. Boven in de nok van het dak hing een groot vierkantig plateau. Vier zware kettingen hielden het spel omhoog. Aan iedere kant van de plateau was een reclamepaneel bevestigd. Die panelen moesten worden bijgeschilderd. Doe jij dat maar, zei de chef, zo hoog zien de mensen niet dat er hier of daar een scheef lijntje zit.

Ik stond in het sportpaleis aan dat smal ijzeren laddertje naar boven te kijken. Hoe ver ik ook zag er kwam precies geen einde aan. Mijn knieën begonnen plots te knikken, de hemel begon te draaien en ik kreeg zwarte vlekken voor mijn ogen. Dit was mijn eerste ontmoeting met hoogtevrees. Ik wou zo al terug naar huis gaan, maar daar ik nog nieuw was in de ploeg durfde ik me niet laten kennen. Kom man, sprak ik mezelf moed in, niet flauw doen. Pakt uwe verfpot en uwe borstel en klim naar boven gelijk als een grote meneer.

Met knikkende knieën begon ik aan de beklimming. Iedere meter was een nieuwe uitdaging voor mij. Na zo een meter of vijftien geklommen te hebben keek ik toevallig naar beneden. De grond begon te deinen zoals een schip op zee. Vlug keek ik terug naar boven. Ik maakte me zelf wijs dat deze job maar éénmalig was en daaruit putte ik moed. Ik klom voort tot ik helemaal boven was.

Ik durfde niet meer naar beneden kijken en ik schilderde of dat mijn leven ervan afhing. Op zeker ogenblik, sopte ik mijn verfborstel goed diep in de rode menie, en ja, eigenlijk mocht ik het niet, maar ik keek weer naar beneden. Het begon weer te deinen en te draaien. In paniek greep ik met beide handen het dichtstbijzijnde paneel vast waardoor mijn verfborstel naar beneden viel. Liep daar toch juist op dat moment geen poedeltje onder mijn ladder, zo een wit prijskamppoedeltje, je kent dat wel, met zo twee rode strikjes op hun kop. Ik zag mijn borstel vallen en het was precies alsof ikzelf naar beneden viel. Mijn ladder begon te daveren terwijl mijn handen krampachtig het paneel voor mij vasthielden. De verfborstel viel recht op dat hondje zijn achterste. Een rode vlek kleurde het wit schapenvacht. Het poedeltje liep keffend terug vanwaar het gekomen was en mijn borstel lag als een rode kwast in het zand twintig meter onder mij. Met bibberende benen begon ik de afdaling want ik moest mijn borstel toch terug gaan halen. Ik ben zo halfweg, komt er een vrouw de tent binnengestormd. "Waar is dat stuk crapuul dat mijn Carloke rood geverfd heeft? Mijn levenswerk van jaren geduld totaal verwoest!" Brulde ze. Paniekerig zwaaide ze met haar armen. Ik vond het wijselijk om halfweg de ladder stilletjes te blijven hangen. Maar ik heb daar nogal gezweet zeg. De grond begon opnieuw te deinen alsof de windkracht tien was, ik kreeg de krampen in mijn tenen, twee gevoelloze kuiten, een maag die met een baksteen in en het begon weer te rommelen in mijn buik. Het zweet stond op mijn ijskoud voorhoofd, toch durfde ik, zolang die vrouw daar beneden stond, niet verder af te dalen. Tien minuten hing ik zo tussen hemel en aarde. Nadat de rust was teruggekeerd en de vrouw verdween uit de piste kon ik mijn borstel gaan ophalen.

Sinds die dag is mijn hoogtevrees alleen maar erger geworden. Het jaar daarop kwam mijn chef bij mij en hij liet mij de nieuwe bestelbon voor het sportpaleis zien. Hij was waarschijnlijk tevreden over mijn werk want de job was weer voor mij. Ik kreeg onmiddellijk de diaree en hoe dichter de D-day naderde hoe meer problemen ik kreeg. Nachten lag ik wakker, droomde van wegschuivende ladders, neerstortende stellingen en vallende verfpotten.

Ieder jaar opnieuw datzelfde liedje. Angst, krampen en verschillende nachten wakker liggen. Tien jaar duurt dat zo al, en het wordt maar niet beter. Dit jaar was het weer van hetzelfde laken en broek. Voor het slapen gaan telde ik de dagen af. Oei nog maar twee dagen dacht ik en mijn buik begon al te protesteren. Weeral diaree. Je ziet het waarschijnlijk wel aan mij, ik ben precies een bleke parei.

Deze morgen kwam ik het sportpaleis binnen en vroeg zoals altijd naar meneer K. Lootmans, de opzichter. Omdat meneer K. Lootmans ziek was kwam er een dame naar mij.

"Jij komt voor die panelen te schilderen?" vroeg ze aan mij. "Wacht" zei ze nog, "ik laat het tableau even naar beneden." Ze duwde daar op een knopje en het ganse spel komt langzaam naar beneden, tot voor mijn voeten op de grond.

          Daar heb ik nu tien jaar rollen wc papier voor opgebruikt. Wacht totdat die K. lootmans genezen is. Ik zal hem dan ook eens K. Looten zie.

 

03-04-2020 om 10:26 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
02-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moet er geen zand zijn. Monoloog.

Moet er geen zand zijn

 

Nooit hebt gij willen lopen, maar ik heb u leren lopen zie. Terwijl dat de eieren koken, de patatten opstaan, de preisoep trekt en de plumplumpudding pruttelt op het vuur. Lopen zult ge terwijl mijn nagellak droogt, de hete lijm van mijn bloemstuk opstijft en terwijl ik scrabble speel met mijn beste vriend. Ik laat u lopen met horten en stoten en als het niet rap genoeg gaat begint ge terug van voren af aan. Phoe, één simpele beweging met mijn hand en gij kunt opnieuw vertrekken.

Ge hebt altijd gedacht dat gij de sterkste waart. Met veel lawaai en met de vuist op tafel. Gij eiste en dwong mij te werken, me zelf af te sloven, wassen en plassen. Nooit genoeg. Zelfs in bed waart gij niet te houden. Al de opgespaarde energie van de dag brak los in de nacht. Opdringerig met geweld en brute kracht.

Ik vroeg me altijd al af: hoe kunt ge zó lui zijn overdag en zó actief 's nachts. Om tien uur kwam gij uit uwe nest. De koffie stond dan al lang klaar. Terwijl ik stond te zwoegen in de wasserij, vuile was uit jutten zakken trok, las meneer zijn krant. Uw lunch: glazen boterhammen bij Wiske op het hoekske en die lijmde en slijmde tot mijn zuurverdiende centjes op waren. Ik kwam thuis, moe en afgesloofd. Wat vond ik daar? Ne zatte vent op de zetel, een gedekte tafel nog van 's morgens in de keuken en een onderbroek van de dag tevoren op de grond in de badkamer. Met uw zatte botten begon gij dan te reclameren, dirigeren en commanderen.

"Is mijn hemd nog niet gestreken? Daar mankeert nog een knoop aan mijne frak, waar ligt mijn beste broek, Nog in de was zeker? Is het eten nog niet gereed?"

Zo ging dat maar voort, den hele dag. Gij dacht er niet aan dat ik ook moe kon worden hé manneke, manneke van niks, manneke pís.

Iedere avond moest ge vers eten hebben, en alle dagen kon ik sleuren met bonen, verse wortelen, prei, soepselder, patatten, ajuinen, melk en brood.

Tot, ik zal het nooit vergeten die dag, het stoofvlees was op en de beenhouwer was al gesloten, maar daar was nog katteneten. Ik maakte de bus open, en zette alles in de micro. Ik maakte een goede ajuinsaus en gaf volop al het vlees aan u, meneer. Met uw zatte botten proefde gij niks, en na de goedkeuring van uw maag zakte gij voor de TV.

Van dan af maakte ik er een sport van, alles heb ik u leren eten. Met beetjes ineens en overgoten met cremesauskes: afval voor den hond, mijnheer de beenhouwer, wat groen uit de spoorberm. Ik ken niets van kruiden of onkruiden, maar gij speelde alles naar binnen. Slokkerig stortte gij op uw eten zoals in bed op mij; zat en hongerig.

          Er moet iets gebeurd zijn, een vergissing, ik zeg het nog eens, ik ken niets van kruiden en van champignons in het bos nog minder. Het waren nochtans schone, rode, met witte stippen. Die zijn zeker zeldzaam dacht ik nog, maar er stonden er zoveel van die soort onder die boom. Ik zal maar ineens genoeg pakken besloot ik en ze belanden allemaal in uw soep. Precies tomatensoep met champignons.

          Jij had niet zoveel honger die dag want na de soep werd ge wat stilletjes, precies wat krampen. Had gij misschien wat teveel gedronken bij Wiske? Daarna heeft het niet lang meer geduurd, de dokter kwam te laat. Een hartinfarct zei hij. Dat zijn toch slimme mannen hé die dokters.

Ik heb u laten cremeren in de verbrandingsoven, dat is modern tegenwoordig. Daarna uitstrooien op de strooiweide. Wiske was daar ook. Met een pelsen frak, van mijn zuurverdiende centjes waarschijnlijk.

Diezelfde avond ben ik terug naar het kerkhof gegaan. Ik wou een herinnering, ik vond er nog wat assen. Thuis prutste ik de zandloper open en gooide het zand in de bloembak. Daarna deed ik er wat van uw asresten in. Gij waart een beetje koppig, nattig, van de avondmist. Ik droogde u op de schouw en ik liet u lopen van de morgen tot de avond. Ge hebt nooit willen lopen maar met één simpele beweging draai ik u om en ge begint van voren af aan.

 

02-04-2020 om 09:23 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
01-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandeling door de nachttrein. Waar gebeurd verhaal.

Wandeling door de nachttrein

 

De kinderen waren er vol van. Het werd Zwitserland, met de nachttrein naar de bergen. Mike en Petra droegen elk een kleine valies, de papa en de mama een heel grote.

Op onze treinbiljetten stond ‘Vertrek Brussel Centraal 19h32’. Maar wij stonden al om achttien uur vijftien in de middenstatie in Brussel. Om de tijd te doden liepen we verveeld door de hallen. Voor een bord waarop treinen uitgetekend stonden, bleven we stilstaan.

“Linda, neem onze biljetten eens zodat ik kan zien of onze trein hier ook bij staat.”

Ik bestudeerde de drie borden en vond op het laatste bord het nummer van onze trein.

“Eens kijken,” zei ik, “waar onze slaapplaatsen zijn. Zoek eens mee naar compartiment tweeduizend twee.”

Iedereen keek vol interesse mee maar de nummer van onze slaapplaatsen vonden we niet terug.

“Ik zal het systeem wel niet begrijpen,” zei ik en we kuierden achteloos verder. Om negentien uur twintig stonden we met zijn allen op perron vijf.

Treinen kwamen met knarsende wielen binnen en vertrokken met veel gesis en gedaver weer verder. Soms raasde een trein met donderend lawaai zonder stoppen voor onze voeten voorbij.

“PETRA en MIKE blijf achter die gele streep staan,” riep ik gedurig tot de kinderen. Regelmatig hoorden we een krakende stem door de luidsprekers, alleen door onze oren te spitsen en aandachtig te luisteren konden we vaag de vermelde spoornummers tussen alle andere geluiden opvangen.

“Hoor ik daar niet spoor vijf afroepen,” vroeg ik twijfelend. Net dan kruisten twee treinen elkaar en de krakende stem werd verzwolgen door een hels lawaai, gekraak en gepiep.

“Wat heeft ze gezegd?” vroeg ik zenuwachtig aan Linda.

“Ik heb er niets van verstaan,” antwoordde ze lichtjes in paniek.

“Och het zal niet belangrijk zijn, de trein gaat weldra aankomen,” antwoordde ik haar geruststellend. Inderdaad even later liep een trein binnen op spoor vijf. Stipt negentien uur twee en dertig.

“Dat is de onze,” riep ik, “kijk naar de nummers op de deuren en zoek ons compartiment.”

We liepen langsheen de trein en zochten tevergeefs naar nummer tweeduizend twee. We lazen ook de namen die voor de raampjes hingen. Caserta, Foggia, Roma, Sala, Consilina en nog vele meer. Dat het allemaal Italiaanse steden waren viel ons op dat ogenblik niet op. Op ons boordpapier stond Crans-Montana en enkel dat zochten we. De rest negeerden we. Een dringend fluitsignaal deed ons opschrikken.

“Stap snel in, de trein gaat vertrekken,” gebood ik, “we zoeken in de trein wel verder.”

In zeven haasten stapten we op de trein. Daar stonden we dan met onze valiezen. Een smal doorgangetje met op de grond allemaal jonge mensen. Hun rugzakken lagen naast of voor hen. Onze kinderen zagen voor de eerste keer zoveel verschillende nationaliteiten in levende lijve. Chinezen, Amerikanen, Turken, Afrikanen, Indiërs, tot zelfs Mongolen toe.

We overzagen de toestand en Linda vroeg: “Welke kant eerst?”

“Naar achter dat laatste deel dat hebben we nog niet gehad,” raadde ik haar aan. We namen elk ons valies en we sjokten naar het einde van de wagon. Sommige studenten gingen opzij, anderen deden alsof ze sliepen. Soms moesten we de kinderen helpen om hun valiezen over uitgestrekte benen of neergesmeten rugzakken te heffen. Ik las de nummers op elke deur van de slaapplaatsen en zo bereikten we het einde van de eerste wagon. Nummer tweeduizend twee was nog veraf. We trokken verder. Via een smal deurtje probeerden we het loopdek te passeren om de volgende wagon te bereiken.

Het deurtje viel automatisch dicht. Onze Mike probeerde het deurtje open te houden en zijn valies verder te zetten. Het tienjarig knaapje deed zijn best maar hij kon onmogelijk met zijn valies in de hand dat rotdeurtje, dat telkens weer dichtviel, openhouden. Ik kroop over de valiezen en zette mijn rug tegen het deurtje zodat mijn zoon me kon passeren. Eerst het valies op het platform, daarna Mike zelf. Op het loopdek zagen we tussen de spleten de blinkende rails en hoorden we de monotone cadans die zo eigen is aan treinen. Kedeng, kedeng, kedeng… Daar dit gangetje nog smaller was en een tweede rotdeurtje onmiddellijk weer de doorgang afsloot moest ik eerst zoonlief verder door dat tweede deurtje loodsen.

Mijn valies liet ik achter en klauterde over het valies van Mike om zo bij het deurtje te komen. Mijn rug er weer tegen en Mike kon weer verder. Met mijn linkeroog zag ik het eerste deurtje gedurig tegen mijn valies bonken, het deurtje botste tegen mijn valies open en ging automatisch weer dicht. Knots weer tegen mijn valies. Weer open, weer dicht en zo verder.

“Houdt die deur open,” riep ik tot Linda. Maar ik hoorde alleen maar kedeng, kedeng, kedeng als antwoord.

Mike stond eindelijk in de tweede wagon.

“Blijf hier staan, ik ga ons Petra halen.”

Hetzelfde ritueel herhaalde ik voor Petra. Linda kwam ons achterna, de twee valiezen stukje voor stukje vooruitschuivend.

Na veel geknoei stonden we dan toch met zijn allen in de tweede wagon. Weer zaten verschillende mensen op de grond. Juist achter de deur zat een Indiër. Twee gitzwarte ogen loerden onder zijn tulband. Linda keek streng naar onze dochter: “Petra kijk niet in die man zijn ogen want die kan je hypnotiseren.”

Petra keek onmiddellijk star naar de andere kant. We sjokten verder en lazen de nummers van de slaapplaatsen.

Vijfduizend driehonderdtachtig, vijfduizend driehonderdzesentachtig… Tweeduizend twee was nog héél ver weg.

Dan maar weer naar de volgende wagon. Kedeng, kedeng, kedeng…, schuif, schuif, schuif…lees, lees, lees…sleur, sleur, sleur… hef, hef, hef tussen de rugzakken en over de benen. Naast de Chinezen, Amerikanen, Turken, Afrikanen, Indiërs en Mongolen. Wagon na wagon. Platform na platform.

Na het zevende treinstel stonden we buiten. We zagen enkel nog vier treinsporen en het voorbijflitsen van bomen en huizen.

We moesten terug de trein in. Kedeng, kedeng, kedeng…, schuif, schuif, schuif…lees, lees, lees…sleur, sleur, sleur… hef, hef, hef tussen de rugzakken en over de benen. Naast de Chinezen, Amerikanen, Turken, Afrikanen, Indiërs en Mongolen.

We passeerden opnieuw de Indiër en de jongelui met hun rugzakken op de grond. Eindeloos duurde het, uiteindelijk stonden we voor een gesloten deur. Door het ruitje zag ik de machinist zitten.

“We hebben ze allen gehad,” zei ik ontmoedigd. “We hebben erover gezien. We moeten terug. Linda, geef mij de biljetten nog eens. We zoeken toch naar het juiste nummer.”

We zochten naar het juiste nummer, dan maar weer de hele weg terug.

Kedeng, kedeng, kedeng…, schuif, schuif, schuif…lees…sleur, sleur, … hef, hef, tussen de rugzakken en over de benen. Naast de Chinezen, Amerikanen, Turken, Afrikanen, Indiërs en Mongolen.

We openden het drieëntwintigste rotdeurtje en zagen de rails weer blinken. Ik vloekte binnensmonds en riep harder dan ik wou: “Terug, dat kan niet we moeten deze keer ook naar onze namen zoeken.”

Ik las hardop de namen aan de deurtjes voor: Baccanale, Pivetta, Piziali…

“Dat heeft geen zin dat zijn allemaal vreemde namen, ik kan niet meer volgen. Ga maar weer verder.”

Kedeng, kedeng, kedeng… schuif, schuif, schuif…lees…sleur, sleur… hef, hef, tussen de rugzakken en over de benen. Tussen de Chinezen, Amerikanen, Turken, Afrikanen, Indiërs en Mongolen.

Tijdens onze derde poging was het de Indiër die ons hielp. We waren de man echt dankbaar en schaamden ons een beetje voor de vooroordelen die we hadden. We keerden weer terug voor de vierde keer. Weer aangekomen aan de eerste wagon kwam de conducteur op ons af: “Zijn jullie soms een nachtwandeling aan het maken?” vroeg hij. Ik sprak van de zenuwen alle talen door elkaar en legde hem in het Frans, Duits, Engels en Nederlands uit dat we onze slaapplaatsen niet vonden en dat we toch gereserveerd hadden.

“Which language do you want?” (Welke taal wens je?)

“Engels,” zei ik snel. Hij vroeg naar onze biljetten en vertelde ons tenslotte dat deze trein bij vertrek gesplitst was in twee delen. Het deel met onze slaapplaatsen reed twintig minuten achter ons.

“Deze trein rijdt naar Italië,” voegde hij er nog aan toe. Ik sloeg een beetje in paniek. Ik begon weer Frans, Engels, Duits, en Nederlands door elkaar te brabbelen totdat de conducteur mij tot kalmte maande en me opnieuw in het Engels vroeg: “Welke taal wil je nu eigenlijk spreken?”

Ik haalde diep adem en vroeg hem in beter Engels wat we moesten doen. De man beloofde ons te helpen. Hij verdween door een klein deurtje naar de stuurcabine. Enkele minuten later kwam hij terug.

“Ik heb alles geregeld. Bij de volgende halte stappen jullie af en daar stopt voor jullie de trein naar Zwitserland zodat je kan overstappen.”

De man in uniform verdween weer door het kleine deurtje en wij gingen net als al die jonge studenten op de grond zitten.

“Eerst een kop koffie,” zei mijn vrouw en ze nam haar thermos. Het gerinkel in de fles beloofde echter niet veel goeds. Ik nam de mijne maar die was ook kapot gegaan door het vele sjouwen en stompen tegen die rotdeurtjes.

Tien minuten zaten we op de grond en de trein vertraagde. Snel sprongen we recht namen onze valiezen en spoedden ons naar de uitgang. Gelukkig kwam de man in uniform tijdig aangelopen.

“Niet afstappen, niet afstappen,” riep hij hijgend naar ons. “We staan hier voor een rood licht.”

Oef. Dat scheelde maar een haar.

Eindelijk was het zover en de trein stopte in Thionville. We stapten af in een op het eerste gezicht verlaten station. Petra merkte in de verte een lichtje, wij erop af. Een man in uniform zag ons aankomen en sprak ons in het Engels aan. Hij was op de hoogte en we moesten op het perron maar even wachten. Ik was door het hele gebeuren al flink door mijn zenuwen en bij het horen van een trein liep ik weer naar het brandend lichtje. Hijgend riep ik: “Is dat onze trein?”

De man begon te lachen en gebaarde me dat ik moest omkijken. Een goederentrein denderde voorbij.

Ongeveer vijf minuten later kwam de man in uniform weer naar ons toe en liet ons een paar meter verder op het perron plaats nemen. Onze trein kwam aangereden, stopte, en voor onze neus lazen we de nummers van onze slaapplaatsen. Opgelucht stapten we op en werden verder geholpen door een vriendelijke verantwoordelijke die onze slaapplaatsen aanwees. In de Nederlandse taal nog wel.

In een slaaptrein zijn twee banken met drie zitplaatsen voorzien. Telkens boven de onderste bank hangen nog twee omhoog geklapte bedden. Elke avond worden de compartimenten omgetoverd tot een slaapplaats met zes bedden. In onze slaapplaats waren slechts twee bedden opgemaakt. Een man en een vrouw beiden van middelbare leeftijd lagen elk in een bed. Het was nog vrij warm en omdat de vrouw niemand meer verwachtte lag zij nogal luchtig gekleed onder de lakens. Toen zij de deur hoorde opengaan en ons binnen zag komen kon zij niet vlug genoeg nog wat kleren aantrekken. Wij wilden onze valiezen wel op de grond laten staan, maar om veiligheidsredenen mocht dat niet. Dus onze koffers werden met veel kabaal naar boven in de rekken gesjouwd. We deden onze bovenkleding uit, kropen in bed en vielen als een blok in slaap.

Veertien dagen later op onze terugweg werd onder onze medereizigers hun vakantieverhalen verteld. Zo hoorden wij van een koppel: “Een stel met twee kinderen hebben wel vier keer voorbij onze slaapplaats door de gang gewandeld. Ze hadden alle vier een grote valies bij. Zowel de kinderen als de ouders. Ze hebben ons nog lang wakker gehouden.”

 

Onze Mike kon niet zwijgen en met luide stem verklaarde hij dat wij ook vier keer door de trein gewandeld hebben…

 

 

   Bart Daems

01-04-2020 om 08:48 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
31-03-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heldenapen kort kinderverhaal

De apenhelden.

Drie apen zaten in hun apenboom in het apenbos.

Apenoor heeft twee grote oren.

Zo kan hij alle stemmetjes heel goed horen.

De tweede aap heet Ogenaap.

En weet iemand waarom?

Omdat hij zo een grote ogen heeft.

Zo kan hij heel ver zien.

De derde heet Staartaap.

Die heeft een hele brede staart.

Zo breed als een staart van een dikke vis.

Horen jullie dat ook? Vraagt Apenoor terwijl hij een apennootje pelt.

Wat moeten wij horen? Vragen de twee andere apen.

Wel ik hoor een klein mensje roepen.

Ik hoor niets. Hoor jij iemand roepen?

Neen, maar Apenoor heeft grote oren en hoort natuurlijk alles.

Zelfs de kleinste stemmetjes in het apenbos.

Ik hoor een mensenkind die “Mama, Mama” roept.

Wij moeten dat mensenkind helpen zegt Staartaap.

Ja, maar waar is ze, ik zie nergens iemand klaagt Apenoor.

Maar ik kan het wel zien zegt Ogenaap.

Als ik helemaal tot boven in een boom klim zie ik het hele bos.

Wij moeten snel helpen.

Zo rap Ogenaap kan klimt hij in de hoogste boom van het bos.

Ik zie het, het is een meisje, het is Elsje, ik ken haar.

Ze zit heel ver weg, aan de rand van het apenbos.

Laat ons vlug tot ginder gaan roept de Staartaap naar boven.

En snel zwieren de drie apen van boom tot boom en van tak tot tak

Zo snel alsof ze vliegen en zelfs de grond niet meer raken.

Ik kan niet meer zucht plots Ogenaap.

Je moet mee, zegt Apenoor, we hebben je nog nodig.

Ja, jij moet ons de weg wijzen, jij kunt heel ver zien.

Ik ben nog moe van het klimmen in die hoge apenboom.

Kom, zegt Staartaap, zet je maar op mijn staart, die is toch sterk genoeg.

Zo zwieren ze verder door het apenbos.

De staartaap voorop met Ogenaap op zijn staart.

En Apenoor zwiert zo een beetje achter hen aan.

Want Apenoor is ook zo een beetje moe.

Volhouden roept Staartaap hem toe.

Hoe ver is het nog Ogenaap?

Steek uw staart eens omhoog Staartaap, zodat ik over de bomen kan kijken.

En bovenop de staart die hoog in de lucht steekt roept Ogenaap

Ja, ik zie Elsje , zij huilt niet meer. Ze zit heel stilletjes op de grond tegen een boom

Och arme, naar waar moeten we zwieren? Links of rechts?

Twee bomen verder naar links en dan nog drie bomen verder.

Dat is niet ver meer, hoor je het Apenoor.

Volhouden, nog even en we zijn er.

En Apenoor krijgt weer moed, hij zwiert weer verder als een echte aap.

Hopelijk gaat Elsje niet lopen.

Want dan vinden we haar nooit meer terug zegt Staartaap.

Oh, oh zegt Ogenaap plots

Elsje zit voorbij een meer, een groot water.

Daar geraken wij nooit over.

Dan vergeet je mij, maak je maar geen zorgen.

Met mijn vissenstaart zwem ik jullie naar de overkant.

Kom Apenoor, jij eerst.

Zet je maar op mijn rug.

En straks neem ik jou mee, Ogenaap.

Zo kwamen de drie apen bij Elsje.

Waar is je mama vraagt Staartaap aan Elsje.

Ik weet het niet, ze is weg.

Ik zocht een mooie paddenstoel en nu ben ik verloren gelopen.

Och ze is hier zeker ergens op zoek naar jou.

Apenoor luister eens goed, hoor jij niemand roepen?

Apenoor legt zijn grote oor op de grond zodat hij nog veel beter kan horen.

Ja, Ik hoor iemand “Elsje” roepen, dat moet je mama zijn Elsje.

Wacht zegt Ogenaap ik klim in de boom dan kan ik zien waar je mama is.

Zo een hoge boom, durf jij dat? Vroeg Elsje angstig.

Oh, Elsje, wij hebben eigenlijk vier handen

Want onze voeten zijn eigenlijk ook handen en zo kunnen wij heel goed in bomen klimmen.

Op drie tellen zat Ogenaap al heel hoog in de boom.

Ik zie haar, ik zie je moeder , Elsje.

Ginder ver achter de dikke eik.

De eik van honderd jaar, die weet ik wel. Zegt Apenoor.

Kom, zegt de Staartaap tot Elsje, klim maar op mijn staart.

En hou je maar goed vast want wij apen zwieren door de bomen.

Even later is het viertal bij de dikke eik van honderd jaar.

Ga jij maar naar je mama, wij gaan terug.

Waarom komen jullie niet mee? Vraagt Elsje.

Och, Elsje, Grote mensen weten toch niet dat apen kunnen spreken.

Maar ik wel hoor Staartaap.

Ja, jij wel. Zeggen de drie heldenapen te samen.

 

Bart Daems.

31-03-2020 om 10:12 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
Tags:kinderverhaal, verhalen, fictie
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!