Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
06-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 2. Raket met duizend gezichten.

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 2.

Het pleintje.

Francesco neemt een mes en kerft ruwweg twee keer door het doek. “Xavier steek die kader eens omhoog zodat ik het resultaat kan beoordelen.”

Xavier gaat op een stoel staan en houdt het schilderij boven zijn hoofd. “Is het zo goed, Meester?

“Kom zet maar terug neer. Mijn inspiratie zegt dat er nog twee grote en één half grote kerf bij moeten komen.”

Francesco zijn mes ritst weer door het doek, en weer en weer, twee lange en één korte snee: “Hou het nog eens recht en ga een paar meter achteruit staan. Dit kunstwerk heeft ruimte nodig.” Xavier luistert gedwee.

“Fantastico. Alleen een grootmeester kan zo een werk tot in de details uitvoeren. Al zeg ik het zelf. Dit vertolkt de vernieling van wat een ander opgebouwd heeft. Ik noem het ‘De verwoesting van het schone’. Waar en hoe ga ik het ophangen?”

“Zeg het maar meester.”

“Ja konijntje, dat ga ik doen. Neem de ladder en knoop een ijzerdraad aan die balk daarboven. We knippen de draad van lengte en we hebben de ideale ophanging.

Van dit kunstwerk uiteraard.”

Xavier doet wat zijn meester zegt. Dat doet hij trouwens altijd. Even later daalt hij de ladder weer af en bekijkt het stukgesneden schilderij. Jan komt in de galerij en houdt halt aan het kunstwerk. Hij bekijkt het aandachtig en vraagt om uitleg: “Wat betekent dit nieuwe kunstwerk?”

Xavier en Francesco staan sprakeloos. Jan noemde het ding aan die draad een kunstwerk en wil zelfs meer weten hierover. Dat hadden zij niet verwacht van een kunsthater zoals Jan. Francesco herstelt zich vrij snel van de verrassing en legt uit:

“Dit kunstwerk geeft het probleem weer van de innerlijke ruimte als gevolg en oorsprong van de uiterlijke ruimte. De innerlijke ruimte is hier slechts een zwart gat waar een tekortkoming schuilhoudt. Dit is een gevolg van de uiterlijke ruimte Indien het uiterlijke niet bestond kon het gat ook geen plaats hebben. Want een gat in het niets is nog minder dan niets. Het is enkel omdat er een uiterlijk bestaat dat we het innerlijke gat kunnen doen gelden.”

Francesco gaat zo op in zijn betoog dat hij niet eens merkt dat Jan enkel schijnbaar interesses vertoont. Jan wacht enkel geduldig af totdat de kunstenaar is uitgepraat om daarna het woord over te nemen. “Daar zijn jullie dus mee bezig. Uwe kostbare tijd verdoen met wat stukken en brokken te maken. Vernielingen aanrichten en rommel maken. Allemaal terwijl buiten de grootste catastrofe staat te gebeuren. ‘Het Tinnengat’, kennen jullie ‘het Tinnengat?’ Dat is dat leegstaand pleintje hier niet ver vandaan. Dit pleintje is nog één brok natuur. Als we niets doen wordt het weldra verkaveld. Er komen grote kantoorgebouwen op. Weten jullie wat dat betekent? Dat wil zeggen drukte, auto’s, files, opstopping, getoeter, nervositeit in de straten. De kant van de straat wordt dan bekleed met geparkeerde auto’s. Iedere avond luchtvervuiling van startende wagens. De vogels zullen gaan vliegen en trekken naar rustige buurten. En er zullen meerdere gebouwen komen. Appartementsblokken. Ons laatste stukje groen zal verdwijnen. En onze woonst zal opgeslorpt worden door de massa. Dit is pas een innerlijk probleem van de uiterlijke invloed. En wat doen jullie? Oude waardeloze schilderijen stuksnijden en aan een ijzerdraadje hangen. Wij moeten samen actie voeren, betogen. Allemaal samen de verkaveling tegenhouden.”

Xavier en Francesco staan perplex. Ze vinden wel dat Jan ergens gelijk heeft: het pleintje en de straten moeten gered worden. Maar bij het horen van het woord betogen gaat hun aandacht weer volledig naar hun kunstwerk aan de draad. “Hang het eens wat hoger, Konijntje.”

Yvette komt binnen en vangt nog net het woord betogen op. Zij vraagt wie er voor wat gaat opkomen en Jan doet opnieuw zijn verhaal.

Met veel interesse luistert zij naar hem maar moet hem uiteindelijk teleurstellen: “Ik vind het een edele gedachte van jou, Jan, maar je weet toch dat ik niet zomaar mee kan gaan betogen. Ik moet ondergedoken blijven. Stel dat ze me oppakken, mijn vermomming zal snel opvallen en dan vlieg ik onmiddellijk in de cel.”

Ze kijkt Francesco aan die schijnbaar druk bezig is maar toch alles goed hoort. “Maar

Francesco, jij en Xavier kunnen toch een paar uur vrijmaken om te gaan betogen?”

“Betogen ligt niet in onze aard. Maar ik wil wel helpen. Ik beloof jullie een kunstwerk te maken in verband met de antiverkaveling.”

Jan en Yvette vinden het een reuze idee. Ze hopen met het kunstwerk de aandacht van de pers te kunnen trekken.

Nestor zit aan de tafel. Op het tafelblad liggen de rozenblaadjes netjes in doosjes. Eerst de rode roze kelkblaadjes en daarnaast de groene takjes. De grootste links en de kleinsten volledig rechts. De groene plastic topjes liggen apart in het doosje bovenaan. Op de grond staat een zak voor de gescheurde blaadjes. De laatste doos met satérozen is bijna afgebroken. Weldra kan hij aan het echte werk beginnen. De eerste echte kunstbloemen maken. Zijn eerste geld verdienen. Yvette enthousiast over de betoging vraagt aan Nestor of hij niet mee gaat betogen. Waarna Jan voor de derde maal met veel vuur zijn uitleg doet. Nestor denkt na. Hij zit met een dilemma. Hij wil dolgraag mee gaan betogen maar de bloemen moeten ook op tijd af zijn. Doordat de eerste dozen verkeerd waren gemonteerd moet hij nu alle bloemen demonteren en opnieuw monteren. Hij heeft nog geen enkele bloem volledig juist en af.

“Spijtig,” zegt Jan, “niemand wil echt iets voor de natuur doen. De natuur, onze toekomst en de toekomst van onze kinderen.”

“Oké,” zegt Nestor, “ik ga mee betogen als jij belooft mij daarna te helpen met bloemen te maken.”

Jan gaat onmiddellijk akkoord en samen beginnen ze plannen te maken, aangespoord door Yvette. “Er moet een spandoek gemaakt worden, slagzin gezocht en een echte aandachtstrekker, iets speciaals, maar wat?”

              Op het erf in een hoek ligt al de rommel van Jan op een hoop. Iedere maand op de dag van het groot vuil gaat hij met een oude stootkar de buurten af en laad alles op wat bruikbaar is. Thuis wil hij het altijd onmiddellijk weg stapelen maar dat komt er nooit van. De stootkar staat steeds overvol, de kasten, tafels en losse planken, oude lusters, een weegschaal, zelfs een plastic geraamte liggen kris kras op elkaar. Nestor heeft hem al duizend keer gezegd wat een rommelvent hij wel is en Jan belooft telkens weer op te ruimen maar verder dan een belofte komt het nooit. Francesco maakt regelmatig gebruik van die rommel en zoekt daar inspiratie en materiaal om zijn kunstwerken te creëren. Deze namiddag staat hij gebukt bovenop de rommel wanneer Jan het erf opkomt, op zoek naar verf en een oud laken om een spandoek te maken. “Francesco! Ben je weer meubels van mij aan het pikken? Dat is hier van mij en daar moet jij met je pollen afblijven. Ik blijf toch ook af van de prullen die jij maakt.”

Francesco voelt zich betrapt en smijt het apotheekkastje met een smak op de grond.

Het kleinood valt in kleine plankjes uiteen. Zonder iets te zeggen gaat hij van de werf af. Maar om de hoek blijft hij staan loeren. Jan neemt een schilderborstel een pot verf en een wit laken. Hij kijkt nog eens kwaad over het erf. Gelukkig kon Francesco tijdig wegtrekken. Even later ligt het erf er weer verlaten bij en Francesco roept zachtjes naar Xavier: “Xavier zie je dat oranje kastje en die oude matrassen staan? Wel loop vlug naar daar en breng het hierheen. Ik heb het nodig om dat project van de antiverkaveling. Maar zie dat Jan je niet ziet. Wees voorzichtig.”

              Enkele uren later heeft Francesco zijn kunstwerk klaar. Fier nodigt hij de drie krakers uit om het te komen bewonderen. Omdat ze denken dat het over de antiverkaveling gaat volgen ze vol verwachting de grootmeester. In het midden van de galerij ligt een stapel brandhout. Francesco houdt halt vlak voor de stapel en begint zijn kunstwerk te verklaren: ”Samenstellingen worden uitgewerkt door het ordenen van kleine eenheidsblokken. Sommigen zijn heel, andere slechts delen ervan. Zodoende ontstaan er verschillende gelijkwaardige talen. Elke constructie is vergankelijk en toch echt. “

“Voor mij is dat gewoon een stapel brandhout dat in as vergaan is als het straks is opgebrand,” zegt Yvette nonchalant.

“Is dit de antiverkaveling?” vraagt Jan volledig verrast.

“Neen, dit is niet de antiverkaveling. Ik had plots inspiratie voor iets anders. Dit noem ik ‘de warmte en de mens’”

“Zie je wel dat het brandhout is,” zegt Yvette voldaan.

“Kom,” zegt Nestor tot Jan, “we nemen onze spandoek en trekken naar het pleintje. En morgen gaan we bloemen maken. Je hebt het beloofd.” Jan, Nestor en Yvette verlaten ontgoocheld de galerij. Ze hadden wel wat meer medewerking van Francesco verwacht.

              De volgende morgen zit Jan met een verwilderde kop en kleine oogjes naast een goedgezinde Nestor. Vrolijk fluit hij een deuntje. “Die betoging was echt een succes. De burgemeester was onder de indruk van onze vreedzame maar efficiënte aanpak. Ik heb er een goed oog in.”

“Ik niet, dat gaat hier vooruit als bonen knopen,” antwoord Jan nog slaperig en telt voor de vierde maal de afgewerkte bloemen op tafel. “We zitten hier al van voor zeven uur deze morgen, het is nu kwart na acht. Vierentwintig bloemen in meer dan één uur. Ieder twaalf bloemen. Dat is vijf minuten per bloem. Dat moet sneller kunnen. We moeten in serie gaan werken. Eerst het één en dan het andere.” Hierbij legt Jan zijn bloem die hij in de maak heeft op tafel en denkt hardop na: “Als we nu eens eerst al de blaadjes van elkaar trekken? Er hangen steeds drie verschillend blaadjes aan elkaar. Om ze te kunnen monteren moeten we die altijd één voor één lostrekken. Als we nu eens eerst al die blaadjes van elkaar trekken en we steken die van dezelfde grootte bijeen in een zak. Dan hoeven we maar uit elke zak één blad te nemen naargelang we nodig hebben.”

“Niks van,” onderbreekt Nestor hem, “we hebben al één keer alles verknoeid en dit systeem werkt. Door de routine zal alles wel sneller gaan. We doen voort zoals we bezig zijn. En neem uw bloem terug vast, in plaats van het staan uit te leggen.”

“Zeg, ik wil toch alleen maar helpen, zeker.”

“Doe maar,” denkt Jan, “straks moet je toch boodschappen doen en dan heb ik het kot vrij.”

                           In de namiddag vervult Nestor zijn plicht en gaat zoals altijd naar de winkel.

Terwijl hij zijn jas aantrekt kijkt hij bezorgd naar Jan. “Jan, geen zotte kuren doen hé. Gewoon voort blijven werken. Je kunt als je doorwerkt zeker zeven of acht bloemen maken terwijl ik weg ben.”

“Ja, ja. Het is al goed. Maak mar dat je wegkomt.”

Zodra Nestor de deur dichtslaat maakt Jan van de gelegenheid gebruik om zijn plan door te drukken. Hij neemt de zak met groene blaadjes en trekt zo snel hij kan al de blaadjes van elkaar. Daarna neemt hij de rode kelkblaadjes en ook die trekt hij van elkaar. Vlug neemt hij de tweede zak met groene blaadjes en ook dan weer een zak met rode blaadjes.

              Yvette Francesco en Xavier zitten aan tafel. Zij wil met Francesco over muziek praten maar de kunstenaar kan alleen maar over beeldende kunst spreken. Zij beschrijft de door merg en been dringende klanken van een saxofoon en Francesco ziet enkel de mooie vormen van het instrument. Xavier zit erbij en luistert alleen maar. Yvette denkt met heimwee terug aan de tijd met haar saxofoon. Het is het enige wat zij meegebracht heeft toen ze naar het kraakpand kwam.

Jan heeft intussen drie zakken van de groene blaadjes en twee zakken van de rode kelkblaadjes uiteengetrokken, “Nestor zal nu wel moeten toegeven dat zijn idee niet zo slecht was. Denkt hij tevreden. Straks kunnen ze de blaadjes zomaar uit de zakken nemen zonder ze eerst te moeten vaneen trekken.“

              De buitendeur naar de keuken gaat open en een vrouw komt binnen. “Zijn jullie de betogers om het tinnengat te behouden?”

“Ja, en wie ben jij?”

“Ik ben de maatschappelijke werkster van de gemeente hier. De poort staat open en daarom kom ik maar langs achter binnenvallen. Ik heb goed nieuws voor jullie. Het

Tinnengat blijft! De burgemeester heeft de verkaveling afgeblazen.”

Bij deze woorden krijgt Jan de tranen in de ogen: “Kom vlug in de woonkamer dan vertellen we het aan de anderen.”

Yvette kan een gilletje niet onderdrukken. De vrouw vertelt verder:

“Toch niet te vroeg victorie kraaien want er is een maar aan.”

“Zeg maar, wij zijn tot alles bereid,” antwoordt Jan grootmoedig.

“Luister! Jullie moeten bewijzen dat het pleintje echt nuttig voor de gemeente kan zijn. Dat wil zeggen jullie richten een speelhoek in met speeltuigen en ook een bank voor de ouders. Jullie krijgen een budget en verder de vrije hand. Maar let wel indien het resultaat niet voldoet wordt de verkaveling terug herzien.”

Iedereen is enthousiast. Zelfs Francesco wil zijn kunstwerk nog afmaken en het tentoonstellen op het pleintje. Met deze woorden gaan Francesco en Xavier naar de galerij. De maatschappelijke werkster gaat langs de keuken terug buiten. In de keuken blijft ze voor de zakken met bloemen staan en roept naar binnen: “Zijn dat kunstbloemen die jullie aan het maken zijn?” Jan en Yvette komen ook naar de keuken.

“Die heb ik wel duizenden gemaakt in de tijd. Om een reis naar Lourdes te kunnen bekostigen,” vervolgt de vrouw, “voor een groep gehandicapten. Een goed werk. Ik maakte in die tijd driehonderd bloemen per uur. Er waren vrouwen die er zelfs driehonderdveertig op één uur ineenstaken. Wacht ik doe het even voor. Maar waar is het machientje?”

“Machientje? Welk machientje? Moet er een machientje zijn?” Vraagt Jan volledig onthutst.

“Natuurlijk is er een machientje. Het wordt er altijd bijgeleverd. Zonder machientje is het gewoon niet te doen.”

Yvette kijkt Jan aan en vraagt: “Zou Francesco er toch niet mee weg zijn?” “Stel je voor. Het zit misschien wel in één van zijn kunstwerken. ‘De technici en een bloem’, of zoiets.”

De twee vrouwen en Jan haasten zich naar de galerij en vinden Francesco in druk gesprek met Xavier. Vóór hen staat een kruiwagen met daarop een spade, een riek, een rijf en een kolenschop. Alles met hun steel omhoog. Bovenop de vier stelen staat een kinderfietsje gemonteerd met op het zadel een ijzeren toestelletje. Een basisplaat met daarop een buisje gelast. In dat buisje zit een veertje met een pinnetje op gemonteerd.

“Daar staat het,” roept de maatschappelijke werkster opgelucht, “daar op het zadel van het fietsje.”

Jan wil het onmiddellijk nemen maar wordt tegengehouden door Xavier: “Afblijven, dit is een creatie van de meester. ‘De anti moderne techniek’.” « Alles is anti bij uw grootmeester,” concludeert Yvette.

Jan gaat voor Francesco staan en kruist zijn armen. “Dit hier is een creatie van Francesco de grootmeester en die fiets is eigendom van Jan de klusjesman. En die spade ook, en die rijf ook en die moderne techniek hier allemaal is van Jan de klusjesman en jij kunt nu kiezen: ofwel sleur ik alles uiteen en neem alles mee terug ofwel geef jij mij onmiddellijk dat ‘anti modern techniek toestel’ op die fiets terug. Wat kies je?” “Konijntje, geef dat ijzeren onding maar terug. Ik zei daarstraks al dat er iets bij zat dat niet paste.”

Xavier gaat op een stoel staan en probeert het machientje van het zadel af te trekken. Maar Francesco heeft het goed vastgelijmd en het wil niet zo goed lossen. Xavier geeft er een stevige ruk aan en valt achteruit. Het hele gevaarte valt als een puinhoop in elkaar. Jan en Yvette proesten het uit van het lachen. De maatschappelijke werkster kan slechts met moeite haar lach bedwingen. Met een reflex neemt Jan het bloemenmachine en gaat met geheven hoofd terug naar binnen.

“Zo laat nu maar eens zien wat je kunt,” vraagt Jan aan de vrouw terwijl hij fier de zakken met de uiteengetrokken blaadjes voorschuift.

“Hebben ze dat zo afgeleverd bij jullie?”

“Neen dat is mijn werk. Ik heb ze voor jou allemaal al vaneen getrokken.” De vrouw kijkt even rond en ziet nog enkele originele zakken staan. Ze schuift de zakken van Jan opzij en zet een zak met blaadjes en een zak met kelkblaadjes naast haar. “Kijk!” zegt ze terwijl ze een groen topje neemt en het op het pinnetje van het machientje zet. “We nemen een topje en zetten het met de rand naar onder op dit pinnetje. Dan nemen we een rood kelkblaadje. Er zitten drie blaadjes aan elkaar, goed voor één roos, het kleinste met het gaatje over het groene topje met een ruk breekt het af van de twee andere blaadjes, het volgende blaadje over het topje, weer afbeken en tenslotte het laatste blaadje. Hetzelfde doen we met de groene blaadjes. Steel erop en de eerste bloem is klaar. Dit was traag. Maar nu laat ik jullie zien hoe vlot het kan gaan.”

Jan neemt zijn horloge en telt af. Twaalf seconden later is de eerste bloem klaar.

“Ongelooflijk,” zegt hij, “mag ik eens proberen?”

“Natuurlijk, moeilijk is het niet. Enkel wat routine en jij kunt dat ook in twaalf seconden.”

Jan zet zich achter het toestel en twintig seconden later is zijn bloem klaar.

“Dat is vijftien maal sneller dan mijn record. Hoe kan ik je bedanken? Je bent vandaag tweemaal onze reddende engel. En wees gerust; van het pleintje maken wij een juweeltje. Zeg dat maar tegen de burgemeester.”

              Een half uur nadat de maatschappelijke werkster het pand verlaten heeft, komt Nestor met zijn boodschappen binnen. Jan legt de gemaakte bloemen vlug opzij, schuift het machientje onder een doos.

“Wel Jan moet jij geen bloemen maken? Wij hadden toch een afspraak!”

“Och maat, ik heb er een studie van gemaakt. Hoeveel bloemen doe jij op een uur?” “Iets meer dan twaalf, nu nog, maar met wat meer routine worden dat zeker veertien stuks.”

“Dat is ongeveer vijf minuten per bloem. Wel ik maak er twee per minuut.”

“Zo een praat heb ik nog nooit gehoord. Zelfs aan de toog niet.”

“Wedden we?”

“Wel ja, als jij er voor zorgt dat ik er ook twee per minuut kan maken dan hoef jij mij niet meer te helpen.” “Voor geen enkele bloem?”

“Voor geen enkele bloem!”

“Vanaf nu?”

“Vanaf het moment dat je het mij geleerd hebt.”

“Oké afgesproken. Yvette jij bent mijn getuige.”

Jan neemt met trillende handen het machientje van onder de doos.

“Wat is dat, waar komt dat vandaan?”

“Ssst. Zwijg, kijk en leer.”

Jan begint zijn bloemen te maken en na de vijfde bloem heeft hij nog maar vijftien seconden nodig. Nestor weet niet wat hij ziet. Razend enthousiast vraagt hij:

“Laat mij dat eens proberen?”

“Ja, maar indien je er twee per minuut maakt dan is mijn taak gedaan. Dan moei ik mij er niet meer mee. Akkoord?” “Ga opzij jong, laat mij dat proberen.”

“Aan jou de eer.”

Nestor begint, de eerste bloem gaat wat moeilijk maar daarna gaat het steeds beter. Na de zevende bloem breekt hij het record. Veertien seconden. Jan wrijft in zijn handen. “Zo mijn taak zit erop voor de rest van mijn leven. Nu iets anders. De maatschappelijke werkster is hier geweest, het tinnengat mag blijven. Maar er is wel een voorwaarde. Wij allen samen, dus jij ook, moeten van het pleintje een echt juweeltje maken zodat de gemeente fier kan zijn op haar pleintje. Het moet zo gezellig en mooi worden dat de reisbureaus het in hun brochures gaan zetten. Francesco wil ook helpen door een kunstwerk van hem op het grasveld tentoon te stellen. Jij gaat toch ook helpen hé?”

“Na uw hulp ben ik dat wel verplicht. Ik kan nu bloemen maken tegen honderd in het uur.”

“Ja, nog iets,” voegt Jan eraan toe, “we krijgen een budget toegewezen. Maar ik heb materiaal genoeg staan in de hof en op mijn stootkar. Dus het volledige budget steek ik in de leefpot. En Yvette jij gaat voortaan terug mee afwassen. Want mijn eerste bijdrage in de leefpot wordt kortelings gestort.”

“Oké, oké. Je hebt gewonnen. Het geluk is voor rare mensen.” Plots ziet Nestor de zakken staan met de afgetrokken bloemen.

“Wat is dat daar? Wie heeft dat gedaan? Zo kan ik die toch niet gebruiken, nu moet ik zes keer uit een zak pakken om één bloem te maken in plaats van twee keer.” Maar Jan hoort dat laatste niet meer, want hij loopt vlug naar buiten en roept over Nestor heen:

“Ik heb met die bloemen niets meer te maken. Dat heb jezelf beloofd. Ik ga een picknicktafel maken voor het tinnengat, want Mieke komt volgende week.” “Wie is Mieke?” vraagt Yvette terwijl ze met hem mee loopt.

“Mieke is de maatschappelijke werkster van daarstraks.”

“Amaai, zo familiair al? Heb je soms iets met haar?”

“Neen, maar ik zag haar naam toevallig op een kaartje staan. Mieke en nog iets, maar dat kon ik niet snel genoeg lezen.”

“Dat naamkaartje was toch van haar?”

“Ik denk dat, ja. Ik blijf ze toch Mieke noemen.”

“En, wat komt Mieke dan doen?”

“Wel ik heb met haar afgesproken dat wij samen naar het pleintje zouden gaan om te bespreken hoe we het allemaal gaan doen.”

“Dat is een goed idee. Misschien kunnen we allemaal wel meegaan.”

“Zou je dat wel doen Yvette? Zie dat er foto’s of zo gemaakt worden. Als iemand je herkent en ze vinden je, wat dan?”

“Ik zet mijn rosse pruik op en met mijn uilenbril kent niemand me nog.”

              Een week later wandelen Jan, Yvette, Nestor, Xavier, Francesco en Mieke samen naar het pleintje.

Yvette heeft voor alle veiligheid haar pruik en uilenbril opgezet. Er wordt druk gepraat over de toekomst van het pleintje. Plots neemt Xavier het woord:

“Wij hebben een verrassing voor jullie. Mijn meester heeft zijn belofte gehouden en een kunstwerk gemaakt. Deze morgen heeft hij het op het pleintje geplaatst. Het heeft iets met een spiraaltje te maken.”

Mieke houdt bruusk haar pas in. “Zeg, er komen kinderen op het pleintje. Er is toch niets onzedelijks bij? Want met die kunstenaars weet men maar nooit.”

Francesco stelt Mieke onmiddellijk gerust: “Mijn kunstwerk heeft niets met het spiraaltje te maken waar jullie aan denken. Het is een protest op de verkavelingen. Een spiraal richt onze aarde naar de zelfvernietiging. De vrijliggende stukken grond worden verkaveld en verbouwd en kunnen daarna niet meer gebruikt worden om tot meer ecologische redenen aangewend te worden.”

Mieke fronst haar wenkbrauwen. “Ja, dat men ze wil verkavelen dat weet ik al, maar wat heeft die spiraal daar mee te maken?”

“De spiraal wijst in de richting van de zelfvernietiging. Even geduld nog, zo dadelijk zien we het tinnengat en dan kun je mijn kunstwerk bewonderen.”

Even later draaien ze de hoek om en allen, behalve de twee kunstenaars, blijven versteld staan: Tafels, oude matrassen, ketels, pannen, kapotte deuren, scheve schuiven, een verroeste fiets, autozetels en stukgeslagen stoelen liggen verspreid over het pleintje. In de drie hoeken staat een veer uit een oude matras recht op de grond. Yvette proest het uit. Mieke durft Francesco niet aan te kijken.

“Inderdaad dit stuk grond kan door niets anders nog gebruikt worden. Er is zelfs geen ruimte om een schommel te plaatsen, laat staan een heel speeltuintje met picknickbank en al.”

Jan staat onthutst te kijken naar zijn meubelen en mompelt: “Mijn meubelen, mijn meubelen. Allemaal kapotgeslagen.” Hij slaat zijn handen voor zijn gezicht, heel even maar. Dan vliegt hij op Francesco en grijpt hem bij de keel. “Mijn meubelen moeten terugkomen en er moet plaats vrijkomen voor de speeltuigen en voor de picknicktafel. Heb je mij verstaan? Stuk kunstenaar van niks.”

Xavier grijpt Jan bij zijn schouders. “Mijn meester is geen kunstenaar van niks. Hij is een grootm…”

Jan draait zich om en geeft Xavier een stomp op zijn oog zodat hij op de grond valt. Francesco wil Jan slaan maar Mieke komt tussenbeide. “Vrienden, het is gedaan. Ik zal jullie wel zeggen wat er moet gebeuren. Of willen jullie alles zien verkavelen?” Jan laat Francesco los en Xavier wordt recht geholpen door Yvette en Nestor. Mieke gaat naar de oude matrassen. “Deze dingen moeten weg. In die hoek komt een nieuw kunstwerk, een veel kleiner en enkel met harde materialen die niet kunnen rotten. Daar aan die kant komt de picknickbank en de rest is voorbestemd om de speeltuigen te plaatsen. Over enkele weken spreken we terug af voor een evaluatie.” Francesco gebiedt aan Xavier dat hij alles weer terug moet dragen naar de galerij. Jan verbetert Francesco door te zeggen dat alles terug op de plaats moet gelegd worden waar ze het genomen hebben, waarop Francesco hem goedschalks een glimlach toezendt.

              Twee dagen lang regende het pijpenstelen. Deze voormiddag is het eindelijk wat zachter gaan regenen. Zo een vuil miezerig weertje waar je uiteindelijk doornat van wordt. Jan staat in de hof en timmert een schommel in elkaar. Hij heeft een kast en een tafel afgebroken om aan het nodige hout te komen. De wrevel tussen Francesco en hem is nog altijd goed voelbaar. Hij is te koppig om aan Francesco te vragen in de galerij zijn speeltuigen te mogen afmaken. Yvette heeft hem al verweten kinderachtig te zijn, maar toch brengt zij hem af en toe een warme kop koffie.

                            Francesco is samen met zijn compagnon aan een volgend kunstwerk bezig.

Hij heeft een vogelkooi zien liggen tussen de rommel van Jan. Al drie keer heeft hij Xavier erop uitgestuurd om te zien of Jan nog altijd op de werf was. Francesco zijn geduld is ten einde. “Konijntje, ga naar Jan op de werf en vraag hem heel vriendelijk of wij die vogelkooi mogen hebben.”

Xavier doet alles voor zijn meester en als een brave soldaat gaat hij naar buiten. “Jan, de grootmeester wil graag de vogelkooi daar hebben, ik mag die toch wel meenemen zeker?”

“Vogelkooi? Gaat hij jou in een kooi zetten? Dat hij maar naar de zoo gaat, daar zijn kooien genoeg.”

“Moet ik mijn leermeester dat zeggen?”

“Zeg hem wat je wilt, maar van mijn gerief blijft hij af.”

Terneergeslagen draait Xavier zich om en gaat terug naar de galerij om de boodschap over te brengen.

Yvette staat vanuit het raam de gebeurtenissen gade te slaan. Zij neemt een paraplu en gaat naar Jan.

“Wel Jan wat was dat allemaal? Zouden jullie niet beter overeenkomen in plaats van elkaar de duvel aan te doen? Als jij eens wat toegeeflijker zou zijn dan mag jij misschien wel in hun atelier werken. Daar sta je droog.”

“Ik moet niet droog staan.”

“Heb je al eens gedacht welke kleur je de schommel gaat geven?”

“Rood, dat zien alle kinderen graag.”

“En gaat dat in die miezerige regen?”

“Er zijn betere omstandigheden.”

“Jan, wees redelijk, kom toch overeen, zodat iedereen er baat bij haalt.”

“Ik ga niet smeken aan die omhooggevallen rommelmaker.”

“En als ik nu eens voor jou ga onderhandelen?”

“Phoe! Allez, ja goed, omdat jij het bent. Die rommelmaker mag hier wat materiaal komen halen, maar hij moet eerst vragen wat hij wil hebben. En in ruil mag ik in zijn atelier werken voor de speeltuigen van het pleintje.”

Een kwartier later staan de twee rivalen naast elkaar te werken in de galerij. Af en toe gaat Francesco naar de hof iets bruikbaars zoeken en dan doet hij teken aan Xavier die het dan weer aan Jan moet gaan vragen. Om zijn wit kostuum niet te bevuilen doet Xavier telkens zijn werkhandschoenen aan en draagt uiterst voorzichtig de stukken één voor één naar binnen. Op zeker moment staan Jan en Xavier samen buiten voor de kapotte tafels, kasten en andere rommel. Naast hen heeft de aanhoudende regen een grote plas gevormd. Jan neemt een losse plank, bekijkt ze even. “Deze is te lang,” zegt hij tegen zichzelf en gooit de plank naast hem weg. De plank valt in de plas en het vuile water spat omhoog. Enkele druppels spatten op Jan zijn broek en een hele veeg tegen Xavier zijn pak. Xavier springt opzij, schuift uit en valt in het slijk.

“Nu kan je zelf mee in het kunstwerk gaan staan,” schertst Jan.

“Dat is jouw schuld! Jij gooit alles zomaar weg zonder te kijken waar het heen vliegt.”

“Man doe werkkleren aan in plaats van dat bakkerskostuum.”

“Dat is geen bakkerskostuum, dat is een Corneliani van Hugo Boss.”

“Ah, dan kun je er nu gerust mee in het bos. Het is toch al vuil.”

              Enkele weken later breekt de grote dag aan. Het pleintje wordt ingehuldigd. De speeltuigen zijn al geplaatst. Op de stootkar werd het kunststuk van Francesco geladen en afgedekt met een groot wit laken. Yvette heeft voor de gelegenheid haar pruik opgezet en een grote zonnebril verstopt haar blauwe kijkers. Een diep uitgesneden decolleté moet de aandacht afleiden. Aan het pleintje wordt het werk van de meester afgeladen en in de aangewezen hoek geplaatst. Xavier zorgt nauwlettend dat het kunststuk mooi onder het laken verstopt blijft. Mieke is ook komen kijken om zeker te zijn dat alles tegen de opening in orde zou zijn. Er wordt een biertje gedronken en iedereen is goedgezind. Plots neemt Jan Yvette vast en zet haar op de stootwagen, Mieke wordt door Nestor naast Yvette gezet; Jan springt ook op de stootkar. Yvette neemt haar saxofoon en Jan zijn trompet. De drie mannen duwen de stootkar door de straten en zingen: “En dat we toffe jongens zijn…” Mieke slaat de maat.    Tegen twee uur in de namiddag zijn ze allen terug op het pleintje. Yvette met haar pruik en Xavier in zijn Corneliani pak. Francesco en Jan dragen een lange stofjas. Met dit verschil dat Jan een korte short onderaan heeft terwijl Francesco een lange jeans draagt. Van Yvette moet Jan een das aan doen, die draagt hij boven zijn T-shirt. De burgemeester doet zijn toespraak, knipt het lint door en onthult het meesterwerk van Francesco: een mini houten wipplank met aan de ene kant een papegaaienkooi met daarin een fles whisky. Aan de andere kant staat een bakje met blauwe vergeet mij nietjes ingeplant. Xavier legt uit: “De geest gevangen in zijn eigen kooi wordt in evenwicht gehouden door het leven.”

Met luid applaus worden de champagneflessen geopend. Natuurlijk spelen Yvette en Jan weer de nodige muziek. Het pleintje is gered.

              Drie dagen later is Yvette de tafel aan het afruimen. Want afspraak is afspraak. Zij helpt terug mee in het huishouden. Jan komt binnen. “Op wat trekt dat nu. Het zijn allemaal dezelfde. Die bureaucraten.”

“Wat scheelt er Jan, je bent toch gaan ontvangen bij Mieke, uw vriendin?”

“Mieke, Mieke, zeg maar Mie. Ik bracht de rekening binnen en ze vroeg de bonnetjes van de aankopen. Ik heb alleen maar wat nagels gekocht, de rest komt uit mijn stootkar. Negen en negentig cent. De nagels stonden in reclame. Ik kreeg één euro van haar en omdat ik niet kon teruggeven mocht ik het overschot houden. Die euro voor die nagels heb ik dan nog geleend van Nestor. Die moet ik teruggeven.”

“Als ik het goed begrijp leg jij dan niets in de leefpot?” “Van wat zou ik? Ik had gerekend op minstens tweehonderd euro en wat krijg ik? Niets. De rotzakken.”

“Dan betekent dat, dat ik niet meer moet afwassen? Jan, de afwas staat voor jou. Het water is nog warm. Je kunt er onmiddellijk aan beginnen.”

“Ik moet eerst naar Nestor. Zijn geld teruggeven.”

Yvette knippert met haar ogen. “Nestor? Die is bezig aan een heel vervelend werk. Ik zou hem maar niet storen. Hij zei daarstraks dat iemand hem een ferme loer gedraaid heeft. Hij is de laatste bloemen aan het maken, maar al die blaadjes zijn al van elkaar getrokken en ze liggen allemaal nog eens dooreen ook. “Heel slordig gedaan,” zei hij. Hij is al twee uren aan het sorteren. Weet jij daar soms iets van?”

“Ik ga eerst afwassen, Nestor wil ik nu niet storen.”

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!