Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
12-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 6. Raket met duizend gezichten.

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 6

De PC.

De slippen van zijn beige kiel ruisen irriterend bij iedere stap tegen zijn naakte schenen. De korte pijpen van zijn short konden dat niet verhinderen. Toch voelde Jan dit niet. Verontrustend draait hij zijn hoofd voor de derde keer om. “Gelukkig, niets te zien, de ophaalwagen is nog niet in zicht,” mompelt hij en gerustgesteld fluit hij een stokoud deuntje terwijl hij zijn stootkar verder over de hobbelige straatstenen duwt.

Iedere maand rijdt Jan met zijn gammele kar door de straten en gaat op zoek naar iets bruikbaars: oude tafels, kapotte stoelen of zelfs twee stoelen waar er twee van ontbreken, antieke lusters, verroeste vogelkooien, strandstoelen die wegens het slechte zomerweer weer niet gebruikt zijn, en wat nog meer. Het staat zomaar op straat. Dit kan Jan natuurlijk allemaal gebruiken. Zoals die fiets daar, met een ander voorwiel en een beter zadel kan die nog jaren meegaan. Hij zou liever alle stukken één voor één rustig willen bekijken alvorens ze op te laden maar iedere keer opnieuw is het weer een wedstrijd tussen hem en de ophaalwagen. De mannen van de vuilkar kennen hem al want als ze hem in de verte zien, toeteren ze drie maal kort en eenmaal lang, heel lang, zolang totdat Jan toch omkijkt.

Jan kent de route van de mannen op zijn duimpje, maar soms durven ze een andere weg nemen en dan komt hij te laat, de straat is dan leeg en het voetpad is proper. Vandaag ligt zijn stootkar overvol.

“Ik heb mijn wagen volgeladen” fluitend en af en toe zingend duwt hij zijn kar verder naar het pand. Een zachte wind doet hem opkijken. In de verte komt een donkere wolk dreigend dichterbij. Als het maar niet gaat regenen. Vroeger kon hij alles droog wegzetten in de garage maar sinds Yvette deze omgetoverd heeft tot een galerij mag Jan daar niet meer binnen. Bezorgd doet hij een stapje rapper. De eerste druppels pletsen uiteen en maken grote donkere vlekken op de blauwe kasseien. “Verdomd,” vloekt hij stilletjes, “maar ik ga niet buiten in de regen staan. Ik leg alles in de woonkamer. Wat denken ze nu.” Nors duwt hij zijn kar voor zich uit.

Jan heeft geluk; er zit niemand in de woonkamer. Hij heeft het kot voor hem alleen. “Ze zouden toch alleen maar commentaar hebben,” denkt hij en snel haalt hij zijn gevonden schatten uit de stootkar en draagt ze naar binnen. De kleinere spullen legt hij op de tafel en de kapotte fiets zet hij tegen de keukenmuur. Voorzichtig neemt hij een gammele papegaaienkooi uit de kar loopt weer naar binnen maar net als hij ze op de tafel wil zetten komen Yvette en Nestor binnen.

“WAT … is dat hier. WAT… ben jij van plan? De tafel dient om op te eten. En de woonkamer is geen magazijn. BUITEN met die rommel.” Yvette haar gezicht loopt met deze woorden rood aan tot in haar hals en furieus grijpt ze naar een plastic doos.

“Afblijven, daar zitten nog nagels en vijzen in. Seffens valt alles op de grond en dan zul je pas rommel hebben,” waarschuwt Jan snel.

“ZET die rommel dan niet in de woonkamer en ZEKER niet op tafel.”

“ Jij hebt mijn magazijn afgepakt door van de garage een kunstenaarsatelier te maken en sinds jij via dat venster in de galerij bent geklauterd hangt er een groot slot aan die poort. Ik ga niet buiten in de regen staan Trouwens waar zou ik alles moeten zetten?”

“Buiten, en dat slot hing er vroeger ook al aan.”

Nestor die eerst zijn neus optrok voor die rommel verandert plots van mening, voorzichtig zet hij een stap naar voren. “In feite, sinds Francesco en zijn konijn hier bij ons inwonen zouden ze eigenlijk al de kamers en dus ook de galerij met ons moeten delen.”

Yvette trekt bedenkelijk haar voorhoofd. “Twee tegen één,” denkt ze. Wijsgerig zet ze haar vingertje op haar kin en pulkt aan haar lip. Zachtjes maar waarschuwend zegt ze: “We mogen ons kip met gouden eieren niet slachten. Xavier betaalt rijkelijk om hier te mogen wonen.”

“Mijn naam staat op dat huurcontract, dus ik beslis,” antwoordt Nestor weer. “We halen die twee kunstenaars erbij en we praten erover.” Met deze woorden stapt hij resoluut naar buiten, recht naar de galerij. Enkele minuten later komen ze binnen. Xavier al fluitend Francesco en Nestor stappen achter hem aan. Goedgezind roept Xavier al van in de keuken. “Wat is er, is er weer een spoedvergadering? Zet de koffie dan maar al klaar.”

“Xavier,” begint Yvette “je hoort nu tot onze familie, je krijgt ook medezeggenschap en verantwoordelijkheid.” Yvette haar handen gaan mee met elk woord dat ze zegt. Dat doet ze altijd als ze een netelig probleem moet aansnijden. Hier wacht ze iets te lang en Francesco antwoord al in Xavier zijn plaats.

“Ieder mens heeft zijn eigen idee en dat van kunstenaars is vooral op schoonheid en vorm gericht. Daarom is het zeer verstandig om ons bij uw probleem te betrekken. Laat maar horen, wat is het dilemma?”

“Zie je dat dan niet? Met uw kunstenaarsoog? De tafel is een stort geworden,” beduidt Nestor hem.

“Wat heb ik daarmee te maken. Mijn kunstenaarsoog ziet dat dat stort niet van mij is.”

“Dat klopt. Maar Jan heeft geen plaats om het ergens anders te zetten.”

“Dat hij het zet waar het hoort, voor mijn part is dat hier achter de hoek op het stort.” Dit was teveel voor Jan. “Als je nog eens iets zoekt om uw prullen op te kalefateren dan ga je het ook maar hier achter de hoek op het stort zoeken. Van mijn spullen blijf je voortaan af.”

“Van uw spullen? Rommel is het, niets dan rommel.” Francesco neemt met twee vingers een besmeurd laken vast en laat het snel weer op tafel vallen.

“Afblijven, daar kan ik nog vodden van maken.” Ziedend van woede draait hij zich naar Yvette. “Vandaag of morgen kom ik met iets waar iedereen verbaasd van zal staan, en zeker jij.”

Xavier gaat naar de tafel en wijst naar een zinken bad. “Deze wasteil toch niet? Om Yvette te verbazen. Dan kan ze een bad nemen in de woonkamer, terwijl ze naar die kraakradio van jou luistert.”

“Och jong, zevert niet. Wedden, deze week breng ik iets mee en iedereen zal verstomd staan!”

“Oké, we wedden, maar niet voor minder dan honderd euro. Kom meester we gaan terug naar ons atelier.” Hierbij verlaten de twee kunstenaars de woonkamer. Maar Yvette is nog niet tevreden.

“Jan je kunt iedereen verbazen, maar de tafel moet wel leeg want het is etenstijd en die smerige fiets met dat kapotte wiel en zonder zadel moet hier ook uit de woonkamer.”

“Wacht maar, jij zult het meest verstomd staan.” Hierbij neemt Jan de teil en gooit hem vol met allerlei kleinood. In de hof zet hij alles onder een afdakje, ook de fiets.        Twee dagen later komt Jan met een grote doos binnen en zet die in de woonkamer op de tafel. Yvette kijkt streng op. “Ga je nu weer beginnen, blijf met die rommel nu toch eens uit de woonkamer.”

Hij negeert haar uitspraak en vraagt: “Waar is iedereen? Ik heb hier iets heel speciaal bij.” Yvette kijkt argwanend naar de doos en wil die snel opendoen maar Jan zet zijn hand stevig op de bovenkant. “Eerst iedereen erbij halen.”

Yvette loopt naar boven en roept van op de trap: “Nestor, laat je dweil maar vallen.

Jan heeft iets bij om ons verbaasd te doen staan. Door het raam roept ze: “Xavier en

Francesco, komen, Jan gaat iets laten zien.”

              Vijf minuten later staan ze allen rond de tafel. Xavier in witte kiel vol blauwe en rode verf, Nestor in blauwe stofjas met gele plastic handschoenen aan en Jan nog steeds met zijn hand strak op de doos.

Yvette trommelt op de tafel. “Vooruit Jan laat zien, wat heb je bij?”

“Eerst het geld op de tafel.”

“Welk geld?”

“Wel van de weddenschap.”

Xavier neemt honderd euro uit zijn zak. “Jij ook geld op de tafel Jan.”

“Ik heb geen geld. Yvette leen jij me geen honderd Euro? Je krijgt ze zo dadelijk terug.”

“Het spijt me,” zegt Yvette gemeend. “Geen geld, geen weddenschap!” Xavier steekt zijn honderd euro al terug in zijn zak.

“Dan laat ik niets zien,” repliceert Jan nijdig.

“Xavier, leen mij honderd euro, ik moet weten wat er in die doos zit. Ik brand van nieuwsgierigheid,” smeekt Yvette met een meelijwekkend gezicht.

Tegen zijn zin legt Xavier tweehonderd euro op tafel. “Morgen moet ik die honderd euro terug hebben, en niet van Jan maar van jou.”

Demonstratief doet Jan de doos open en haalt een pc boven. “Eén van de snelste en de laatste versies. Ik kan het weten want ik heb ze ooit verkocht,” zegt hij met triomf. Yvette is duidelijk verrast en vraagt: “Gooien ze dat ook al weg?” In plaats van te antwoorden neemt Jan de tweehonderd euro, gaat de kamer uit en laat hen verbaasd achter.

              Het is al kwart over vier in de nacht en Yvette zit nog helemaal alleen aan de tafel. De zoveelste mok koffie staat dampend naast haar. Met bloot bovenlijf en een verwilderde haardos komt Nestor binnen. “Ik heb honger. Is er nog iets in de ijskast?

Zeg, maar wat zit jij hier nog te doen? Het is bijna half vijf midden in de nacht!” “Ik zit te werken aan die pc.”

“Ik dacht dat een pc tijdbesparend was, maar als ik jou zo bezig zie, dan stel ik mij toch wel vragen. Wanneer zoek jij te gaan slapen?” “Niet voordat ik binnen geraak. De beveiliging is echt goed.”

Nestor gromt iets onverstaanbaars en giet haar ook een mok koffie in.

Plots roept Yvette het uit: “Yes! Ik heb het.”

Nestor reikt opzij en loert mee naar het scherm. Plots fluit hij tussen zijn tanden. “Dit is geen gewone tekst. Dit is precies van het Amerikaans leger, of van de NAVO.

Waar heeft Jan die pc gevonden?”

“Weet ik veel,” antwoordt Yvette lichtjes geïrriteerd.

“Dit is supergeheim, blijkt mij. Als men te weten komt dat die pc hier staat?” Yvette begint plots hevig te zweten. “Ik ga Jan halen, ik moet weten waar die pc vandaan komt!” “Wacht, ik ga mee.”

Beiden lopen ze de trap op. Jan ligt hevig te ronken als Nestor zijn kamer binnenkomt, maar voordat hij iets kan zeggen roept Yvette al: “Jan, wordt wakker, waar komt die pc vandaan? Vanwaar heb je die?”

Het duurt even voordat Jan begrijpt waarom hij wakker wordt gemaakt: “Die pc, Is hij niet goed? Sorry, maar ik heb geen garantie gekregen, we kunnen hem misschien

wel herstellen? Voor jou Yvette kan dat toch geen probleem zijn.”

“Onnozelaar, besef jij wel wat je gedaan hebt? Dat is een computer van de NAVO. Staatsgeheim. Als ze die hier bij mij vinden, vlieg ik de bak in voor de rest van mijn leven of de maffia komt mij omver knallen. Hoe ben je eraan geraakt? Vertel op man.”

“Ik weet niet wie het was, maar hij wilde die pc ruilen voor mijn boormachine, en omdat ik gewed had met jullie dacht ik: dit is mijn kans. Ik bekeek de pc en de ruil was snel gebeurd.”

“Ken je die man, kun je hem terugvinden?”

“Maar neen, ik had hem toevallig ontmoet op mijn ronde. We hadden elkaar nog nooit eerder gezien.”

“Dus hij kent jou ook niet?”

“Ik zou niet weten hoe.”

Yvette grijpt plots naar haar keel.” Als ze mij hier vinden, krijg ik niet alleen de schuld van die virus maar ook van diefstal, spionage en noem maar op.”

Nestor is de enige die zijn kalmte bewaart. “Xavier en Francesco,” roept hij, “opstaan spoedvergadering, snel.”

“Weeral, vraagt Xavier met slaperige ogen. “We doen hier niets dan vergaderen. Zo kan ik wel bij een baas gaan werken ook.” “Komaan, man, haast je het is superdringend.”

             Enige tijd later zitten ze met vijven aan de tafel. Een verse pot koffie, gezet zonder papieren filter maar in een koffiebeurs, moet de slaperig ogen doen opengaan. Nestor neemt de leiding. In een paar woorden legt hij het probleem uit:

“Waar komt de pc vandaan? Hoe geraakt hij terug zonder sporen na te laten? Of hoe geraken we dat spul veilig kwijt en vooral zonder de aandacht te trekken? Wie weet hier antwoord op?” vraagt hij.

“Ik wil mijn geld terug van de weddenschap! Er is vals gespeeld,” zegt Xavier verontwaardigd.

“Ik kan dat geld niet teruggeven, ik heb dat niet meer.”

“Daar gaat het nu niet om,” repliceert Nestor, “het is een probleem dat ons allemaal aangaat. Als we hier willen blijven wonen, moeten we van die rot pc af.”

Plots staat Jan recht. “Luister allemaal, ik heb het probleem veroorzaakt en ik zal het probleem oplossen ook.” “Dat kan wel zijn, maar ik wil weten hoe jij dat gaat doen.” Nestor is de oudste en dat wil hij nu ook laten gelden.

“Ik heb een plan. Mieke, de maatschappelijke helpster, gaat ons helpen. Zij heeft een vriend en die is zeeman. Zijn schip ligt in de haven, en die matrozen weten daar wel raad mee. Op zo een schip mag de gewone politie niet eens op.”

“Jij gaat wel heel dikwijls naar Mieke, dat jij dat allemaal te weten komt. Maar denk jij dat Mieke dat wel voor ons zal willen doen?” vraagt Yvette met weinig hoop. “Niet als zij het fijne van de zaak weet. Maar zij heeft weet van uw virusprobleem, ik geef dat wel een draai. En daarbij zij heeft juist bloemen van mij gehad.” “Bloemen? Oh daar is dat geld naar toe. Voor honderd euro bloemen?”

“Nee, ik had Nestor ook een fles beloofd.”

“Dat is heel stom van jou. Nestor drank geven, een pc kopen zonder te weten van waar hij komt, weddingschappen doen zonder dat je geld hebt en dan onmiddellijk nog al dat geld weer uitgeven aan stomme, nutteloze dingen.”

“Kom,” zei Nestor, “bij de zaak blijven. Morgen halen we Mieke erbij en Jan probeert haar te overhalen om ons van dat rotding af te helpen.” Even later gaan ze allen naar bed, hoewel enkelen al weten dat zij geen oog meer zullen dicht doen.

              De volgende morgen om tien uur komt Jan met Mieke binnen. De anderen zitten hen al op te wachten. Nestor neemt het woord: “Mieke, jij kent toch iemand die matroos is?”

“Matroos? Mijn vriend is zopas stuurman geworden.”

“Goed, stuurman dus. Op een groot schip?”

“Ja, het schip ligt hier in de haven, nog vier dagen en dan vertrekken ze naar Australië.”

“Dan moet het snel gebeuren,” zegt Nestor meer tot zichzelf dan tot de anderen, “Jan vraag jij het maar.”

.”Ik heb het al gevraagd, en zij wil het doen.”

“ Moet jij ons dan zo onder spanning houden?”

“Ja zeg, ik kreeg geen kans om iets te zeggen en oudere mensen mag je niet onderbreken.”

Nestor doet alsof hij dat laatste niet gehoord heeft. “Hoe brengen we haar en de pc weg zonder dat we opvallen?”

“Soms zijn de opvallendste dingen juist degene die het minst opvallen. Vertel iemand een waarheid die ongelooflijk overkomt en niemand gelooft u. Ga zo opvallend mogelijk op straat, iedereen bekijkt je maar niemand zal jou aanspreken.”

Jan staat perplex van deze uitspraak. “Wel, Francesco, dat is de eerste keer dat jij eens geen onzin uitkraamt, en het is nog verstaanbaar ook.” Jan houdt zijn hand voor zijn mond en wrijft lichtjes over zijn kin. “Iemand van ons brengt Mieke naar de haven met de pc natuurlijk.”

Xavier springt recht. “Met de stootkar van Jan. De computer op de stootkar en een deken erover en een zeil voor de regen.”

“Dan moet Mieke dertig kilometer te voet gaan? Want de haven is minstens dertig kilometer van hier.” “Zet ze dan mee op de kar!” Yvette kreeg er zin in, ze zag Mieke al een hele dag op die stootkar zitten.

“Eigenlijk geen slecht idee, niemand zal haar vragen om recht te gaan staan om te zien waar ze op zit. Iedereen zal kijken maar niemand zal ons iets vragen,” beaamt Xavier.

“Ons, ons, ik zie jou nog niet met die stootkar rijden?”

“Toch wel, het was mijn idee en ik wil ook wel eens een dag met Mieke alleen zijn.” “Daar de profiteur. Och, jong dat kun jij niet, dertig kilometer een stootkar voortduwen en dan nog met Mieke en een computer als last.”

“Dat wil ik nu juist bewijzen zie. Laat mij dat geval maar opknappen.”

“We gaan toch weer geen strootje trek moeten doen, zeker?” vraagt Yvette, “kom, wie wil er allemaal met die stootkar rijden? Ikzelf niet, ik blijf liever ver weg van die computer.”

“Ik ook niet, ik ben te oud voor zulke fratsen,” verdedigt Nestor zich. “Mijn handen zijn daar te fijn voor,” merkt Francesco op.

“Geef twee lucifers, ik breek van één een stuk af en Xavier mag eerst trekken, het was zijn idee. Wie het grootste stuk heeft trekt de kar.”

              Xavier heeft ditmaal meer geluk. Onmiddellijk roept hij uit: “Mijn lucifer is nog heel Ik duw de kar.”

De stootkar wordt geladen, op de pc legt men een dekentje. Jan komt nog met een dik zeil aansleuren, hoe zwaarder, hoe liever, denkt hij.

“De zon schijnt, dat zeil is toch niet nodig,” merkt Xavier op.

“Je weet maar nooit en hoe verder die pc verstopt is hoe beter, dat zeil bedekt alles wat geen daglicht mag zien.”

              Mieke neemt plaats op de stootkar en Xavier zwaait nog even met zijn arm en duwt de kar het erf af.

“Och sukkelaar,” mompelt Jan tussen zijn tanden.

“Je bent toch niet jaloers zeker?” vraagt Yvette hem.

“Neen, bijlange niet. Na twee straten staat hij hier terug. Met zijn staart tussen zijn benen. Wedden dat hij mij komt vragen: “Jan ik kan niet meer. Ga jij maar mee zodat we elkaar kunnen aflossen.”

“Ik zou daar niet zo zeker van zijn, Xavier was vastberaden. Kom we gaan binnen een koffie drinken.”

              “Mieke, is dat niet te hard zo op die harde bank? We rijden een heel eind op kasseien. Zeg wat denk je er van, als we eens met de auto gingen?”

“Xavier, het was toch uw idee, van die stootkar, en je beweerde bij hoog en bij laag dat jij dertig kilometer wel aankunt.”

“Ik wel, maar ik heb niet beweerd dat jij dat aankan.” Xavier kijkt geheimzinnig links en rechts. “Heb jij al eens in een Rolls-Royce gereden? Voel je daar niets voor? Ik pik thuis de Rolls op, we laden alles over en ik breng je in een zetel naar uw vriend. Als we terugkomen pikken we terug de stootkar op en niemand hoeft iets te weten.” “Maar met de auto zijn we binnen een uur al ginder, zullen we dan niet te vroeg terug zijn?”

“Och, ik overnacht wel op een hotel en jij blijft een nacht bij je vriendje. Morgen rijden we wat rond, bezoeken een museum of zo, we gaan eens lekker eten en rijden tegen de avond naar huis. We verwisselen de Rolls voor deze stootkar en niemand weet van iets.”

“Het klinkt verleidelijk. Je bent toch zeker dat Jan niets te weten komt? Want ik wil

Jan wel te vriend houden.”

              Een half uur later zit Mieke naast Xavier in de luxe auto. Aan de haven maakt Xavier kennis met Henk, de stuurman. Xavier neemt Henk even mee naar de bar.

“Henk als ooit iemand vraagt hoe Mieke hier geraakt is, zeg dan op een stootkar. Ik heb gewed met een vriend dat ik dertig kilometer een stootkar zou duwen. En die pc, gooi die maar in de volle zee, die willen we niet meer zien. Hier is drieduizend euro, koop er maar een nieuwe voor. Maar niets zeggen tegen niemand en zeker niet tegen Mieke.”

Als matroos heeft Henk wel meer duistere zaakjes gedaan en een computer heeft hij niet nodig, maar drieduizend euro kan hij wel gebruiken. De zaak is snel beklonken. De twee mannen zoeken Mieke weer op en Xavier neemt afscheid. “Mieke tot morgen, ik kom je rond tien uur ophalen.”

“Neen, Xavier, ga jij maar alvast terug en kom mij vrijdag maar terug ophalen. Met de auto is dat toch geen probleem. Ik wil Henk uitzwaaien als hij vertrekt.”

              Xavier zoekt een hotel op en geniet van zijn verplichte vakantie. Hij mag toch niet te vroeg thuis aankomen. Aan het azuurblauwe subtropisch zwembad in een strandstoel rijpt er in zijn hoofd een plan. Hij wil Jan een poets bakken en Mieke wil hij ook niet terug gaan halen. De hoop dat zij met hem hier in een hotelkamer zou belanden is mislukt en dat zint hem niet goed.

                            De volgende dag tegen negentien uur stapt Xavier met de stootkar het erf op.

“Waar is Mieke?” vraagt Jan onmiddellijk;

“Is alles in orde gekomen?” vraagt Yvette gelijke tijd.

“Niet alle vragen tegelijk. Het probleemgeval is veilig en wel. Ik heb dertig kilometers de stootkar geduwd. Ik heb wel handschoenen aan gedaan. Daarom zijn mijn handen nog toonbaar gebleven.”

“Och, zacht eitje, ik heb daar geen handschoenen voor nodig,” pocht Jan met grote mond.

“Weet je wel wat je zegt, heen en weer, dat is zestig kilometers”

“Och platte. Zeg liever waar Mieke is.”

“Zij is bij haar Henk gebleven. Vrijdag moet ze terug opgehaald worden. Weer zestig kilometer. Maar dat kan met de auto”

“Met de auto, met de auto? Ik ga ze wel halen, met de stootkar en zonder handschoenen, je zul eens wat zien.”

Yvette geniet inwendig van deze opzet. Mieke heeft al dertig kilometer op die stootkar moeten zitten en nu nog eens dertig kilometers terug. Prachtig.

              Vrijdag morgen om zes uur vertrekt Jan met de stootkar naar de haven. De anderen wuiven hem nog na. Plots begint Xavier luidkeels te lachen

“Wat scheelt er, waarom moet jij zo lachen?” vraagt Yvette hem.

“Wel ja, Mieke verwacht een Rolls-Royce en nu komt Jan daar met een stootkar. Kom we drinken een koffie en ik vertel jullie alles.”

 

.

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!