Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
13-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 7. Raket met duizend gezichten.

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 7

Het schooltje.

                        “Ze zijn er weer. Na vier maanden zijn ze er weer terug.”

“Nestor, wees eens duidelijk. Over wie heb je het nu? Wie is er weer terug na vier maanden?”

“Wel ja Yvette… de zigeuners. De zigeuners hebben hun kamp weer opgeslagen.”

“Waar? Hiernaast op het veld?”

“Ja. Zeven families met kinderen en al.”

“Dat moet toch wel erg zijn hé!”

“Waarom? Die mensen kiezen daar toch zelf voor. Vrijheid! Dat is toch belangrijk.” “Ja; maar voor die kindjes. Die gaan haast nooit naar school. Wat gaan die in de toekomst toch doen. Ze kunnen niet eens lezen of schrijven”

“En zeggen dat kinderen heel leergierig zijn.”

“Nestor, we moeten daar iets aan doen. Die kinderen moeten geholpen worden.

“Allemaal goed en wel, maar hoe? Yvette, hoe?”

“Nestor, vanavond spreken we erover.”

“Och ja, laten we nog eens vergaderen, we doen dat toch zo graag, we doen niets anders meer de laatste tijd.”

“Natuurlijk, zo kun je laten zien dat jij weer de oudste bent en de vergadering mag voorzitten.”

“Ja, plezant is wat anders. De Xavier zal weer zagen.”

“Ik moet er niet over beginnen want ik heb het al altijd gedaan. Ik hoor het hun al zeggen: het is ons Yvette weer. Met haar lumineuze ideeën.” “Je hebt gelijk, Yvette, vanavond na het eten zal ik erover spreken.”

              Nestor nam een slok water om de laatste resten door te spoelen en stond recht. Met een lepeltje tikte hij tegen zijn glas. “Mannen luister,” begon hij zijn betoog, “Yvette heeft een voorstel. Laat eens horen, Yvette wat je deze morgen tegen mij zei.”

Yvette keek nijdig naar Nestor. “Zo waren we niet afgesproken. Jij zou het hen voorstellen.”

“Het was uw idee, ik kan uw idee toch zomaar niet inpikken.”

“Och flauwe. Ga maar terug zitten. Ik zal het hun wel vertellen. Jij weet toch altijd iets om er tussenuit te knijpen.”

“Zeg, komt er nog iets van? Mijn meester moet nog gaan werken hoor.”

“Ja, ja, luister maar: Je hebt misschien al gezien dat ze er terug zijn. Om de drie à vier maanden komen de zigeuners naar hier en kamperen ze weer op de wei hiernaast. Ik dacht aan die arme kindjes en ik maakte me zorgen om hun opleiding. Als zij zo dikwijls mee moeten verhuizen kunnen zij toch geen lessen volgen op school.

Ik vroeg me af: kunnen we daar niet iets aan doen?”

Xavier keek spottend naar Yvette. “Breng ze naar school met de bakfiets van Jan.” “Ben je daar weer? Die bakfiets is van mij en daar moet jij niet over beslissen.” “Wie heeft er een ander voorstel? Jij Francesco? Maar probeer het deze keer wat eenvoudig te houden, want met uwe ingewikkelde uitleg altijd.”

”Als de kinderen niet naar school kunnen, kan de school dan niet naar de kinderen gaan?”

“Ook met de bakfiets, zeker. Ik zie de leraars al op de bak zitten. ‘Allez, schuif eens wat op Juffrouw Marleen, ik zit geprangd tussen die wielkast hier en uw breed achterwerk.’ “

“Maar nee, die leraars die moeten toch in de school blijven bij de andere leerlingen.” “Andere leraars dan, maar waar gaan we die vinden?”

“Als we zelf eens les zouden geven?”

“Goed idee, Jan. We leren ze Nederlands lezen en schrijven en daarbij nog wat hoofdrekenen.”

”Och, Nestor toch. Dat is veel te saai. Na een half uur zijn ze terug weg, ofwel met hun gedachten ofwel helemaal uit de klas. We moeten ze lokken met iets dat hen interesseert, zodat ze blijven komen.” “Oh, ik geef computerles,” juicht Yvette.

“Ga maar al terug zitten,” repliceert Nestor, “jij hebt zelfs geen computer, hoe ga je die computerles dan geven?”

Zonder het antwoord van Yvette af te wachten roept Francesco: “Ik breng hun de moderne kunst bij, en ik laat ze… boetseren.”

“Francesco, die mannetjes kunnen uwe ingewikkelde uitleg niet eens volgen. Ik zal hen wel leren knutselen.”

“Jan, jij bent niet gekleed om voor een klas te staan. Jij met uwe beige stofjas en uw korte broek. Bekijk die stofjas maar eens, die staat stijf van de vettigheid.” “Dat is onze Nestor weer, jij moet ook altijd overdrijven, hé mister proper.” “Laat ons eerst eens bedenken waar we hun klaslokaal gaan maken!” komt Yvette tussen hun gekibbel. “Ik stel voor om de galerij tijdelijk om te bouwen tot een leslokaal. Jullie wilden toch dat Francesco en Xavier de galerij zouden delen, wel zo kunnen ze het delen.”

“Ja, ik had het kunnen denken. Net nu we nieuwe plannen hebben. Maar goed, voor de kinderen wil ik wel wat over hebben. Maar ik geef niet meer dan de helft van de galerij. Dat moet voldoende zijn en ik geef bijles over de kunst.”

“Met wat schragen en planken maak ik tafels en banken. Onder voorwaarde dat ik bijles mag geven over knutselen,” dringt Jan zich op.

Yvette staat er beteuterd bij. “De kinderen hun toekomst ligt bij de computer en dat zullen zij nu moeten missen. Gewoon omdat ik geen pc heb.”

Jan ziet een kans om weer in een goed blaadje te komen bij Yvette. “Ik kan proberen om een oude pc te lenen.”

“Deze keer ene van het Russisch Kremlin zeker?”

“Neen, Yvette, van Mieke, de sociale helpster.”

“Die heeft ook geen computers in overschot.”

“Ik kan het toch vragen, misschien heeft ze er wel ene in overschot.”

Twee dagen later komt Yvette de galerij binnengewandeld. Francesco is druk doende met een beeld af te kuisen. Ze neemt de klammige doek uit de grootmeester zijn handen. “Geef dat maar hier dat kan ik beter dan jij.”

“Wat scheelt er, heb je soms iets nodig van mij?” Francesco kijkt naar Yvette haar gezicht en merkt de verwrongen lip om haar mond. Uit haar rechteroog rolt een traan. “Ik heb nog steeds geen computer en nu kunnen die kindjes nooit leren werken met een computer.”

“Och Yvette, Jan zal wel een oplossing vinden. Je weet toch dat hij een boontje voor jou heeft. Hij laat jou nooit in de steek.”

“Dat is waar,” snikt Yvette, “hij zorgt goed voor mij, maar waarom duurt dat dan zolang.”

“Wees gerust, dat komt allemaal…”

“Ha, hier zit jij. Bij de prutsers. Kijk eens wat er op mijn bakfiets ligt.”

Yvette kijkt op en ziet Jan met zijn bakfiets in het deurgat staan. Nieuwsgierig komt ze dichterbij. “Oh, een computer,” juicht ze.

“Het is wel geen nieuw model, maar wel bruikbaar om de kinderen de beginsels van een computer aan te leren. We moeten hem wel binnen drie weken teruggeven.” “Oh, Jan je bent een schat.” Yvette vliegt Jan om de hals en geeft hem drie vette kussen.”

Francesco doet alsof hij het woord prutsers niet gehoord heeft en wenst Yvette proficiat.

“Kom,” beveelt Yvette, weer de leiding in handen nemend, “we gaan de lessenrooster opstellen.”

              “Rekenen en Nederlands kan door iedereen afwisselend gegeven worden, daar zijn we het allemaal over eens. Maar dan zijn er nog maar twee lesuren over. Voor drie bijvakken. Want in de namiddag geven we geen les. De voormiddag is lang genoeg voor die mannetjes. We hebben Yvette voor de computer, Francesco voor kunst en Jan wil knutselles geven.”

“Als we eens een wedstrijd houden, ieder van jullie geeft een proefles en een jury beslist welke les de beste is,” stelt Nestor voor.

“Ik wil wel jurylid zijn,” zegt Xavier, vergenoegd.

“Dan weet ik al wie er zal afvallen,” antwoordt Jan onmiddellijk.

“Er moeten meerdere juryleden zijn. Bijvoorbeeld: Xavier, Nestor en dan nog een onafhankelijke,” beaamt Yvette weer.

“Ik weet het, ik denk aan Mieke, zij is de ideale persoon voor zoiets. Zij is als een rechtvaardige rechter,” beslist Nestor. “Ik en Xavier maken de leslokalen klaar en jullie maken uw voorbereiding voor de proefles.”

In de namiddag staat Jan onder zijn afdakje tussen de tafelpoten en ijzeren golfplaten. Xavier sluipt stilletjes dichterbij.

“Ben je daar nu weer?! Wat moet je nu weer hebben. Ik heb toch alleen maar rommel, rommel voor het stort volgens uw meester klungelaar.”

“Ik heb maar een paar kleine stukjes nodig. Mijn meester is bezig met de voorbereiding van zijn proefles.”

“En ik? Wat denk je dat ik aan het doen ben? Ik leer ze tenminste iets nuttigs. Materialenkennis en het gebruik ervan. Uw meester maakt alleen maar rommel. Daarbij, moet jij Nestor niet gaan helpen om het leslokaal in orde te maken?”

“Mieke is er ook en ze zeggen dat ik hun in de weg loop.”

“Ach zo, Nestor wil Mieke voor hem alleen en jij loopt hen in de weg. Ga maar snel terug naar de hangar en hou die twee in ’t oog. Anders hebben we binnen negen maanden geen lokaal maar wel een kind erbij.”

“Precies of ik kan dat tegenhouden,” murmelt Xavier, trekt snel een tafelpoot weg en maakt zich uit de voeten. Terug bij Nestor en Mieke vertelt hij volgend smoesje: Mijn meester wou de les liever zonder toeschouwers voorbereiden. Voor de concentratie had hij gezegd.

“Ik ga een kop koffie drinken bij Yvette,” antwoord Nestor nors, “dat konijn loopt meer in de weg dan wat anders.”

Bij het binnenkomen in de keuken overziet Nestor de grote papierberg over de tafel en op de vloer. “Wat ben jij allemaal aan het doen? Het is hier precies een papierfabriek.”

“Ik bereid mijn computerles voor. En wat kom jij doen? Moet jij het leslokaal niet in orde maken?”

“Ik kom een kop koffie drinken. Is er verse?”

“Neen, die heeft Francesco allemaal opgedronken.”

“Wil jij geen zetten? Mijn handen zijn zo vuil.”

“Ik heb nu geen tijd. Ik moet inspiratie hebben.”

“Koffie verscherpt de inspiratie, vooral voor juryleden op ouderdom.” “Jij chanteur, maar ik heb het begrepen. Ik zal koffie zetten.”

              In de galerij zetten Xavier en Mieke de tafels klaar voor de lessen. “Ik krijg die bank er niet meer tussen.”

“Jij kunt toch nooit iets hé. Ja, wat verlang je van een rijkeluiszoontje. Mij wegbrengen met een Rolls, dat wel, maar terug komen halen? Niets daarvan. Dan stuurt hij de kat. Of liever een stootkar. En ik moest blijven zitten want Jan moest kost wat kost bewijzen dat hij het aankon zonder handschoenen.”

“Je had het hem toch kunnen vertellen, dat ik maar vijfhonderd meter de stootkar gereden heb en dat ik dan de auto ben gaan halen.”

“Wat denk je. Ik heb het hem wel dertig keer verteld. Iedere kilometer opnieuw. En iedere keer beet hij wat harder op zijn tanden en reed hij verbeten verder. Mijn gat staat vol blauwe plakken van het schokkelen op die kinderkoppen.”

“Het is voorbij, ik kan de klok niet terugdraaien, maar we hebben er wel goed mee gelachen. Zeker Yvette, die zag je al zitten, dertig kilometer over de kasseien zittend als een zigeuner met al haar hebben en houwen op een stootkar. Ze had je al een kapje en een jutte zak aangedaan, in haar gedachten dan toch.”

“Zo, zo. Yvette heeft met me gelachen. Dat zal ik onthouden. Ik denk dat ik hard ga lachen op haar proefles. En wat is uw probleem nu? Wat gaat er niet tussen?”

“Wel die bank, dat schutsel staat in de weg.”

“Zet dat dan naar achter.”

“Maar, mijn meester is daar aan het werk.”

“Och, konijntje durft niets te zeggen tegen zijn meester. Hé Francesco! Schuif eens wat naar achter, maat, we hebben meer plaats nodig,” roept Mieke over het schutsel heen.

“Ik ben al twee keer opgeschoven. Ik schuif niet meer op. Ik moet mijn les voorbereiden!”

“Doe wat je niet laten kunt. Maar morgen jureer ik en dan doe ik ook wat ik niet laten kan. Begrepen?”

“Ik begrijp het al. De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.” “Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

Nestor komt terug binnengewandeld. “Mieke ga maar een kom koffie drinken. Yvette heeft juist verse gezet.”

“Ah, ben je er terug, Yvette heeft verse koffie gezet, zeg je? Ja, met Yvette heb ik nog een eitje te pellen. Ik zal eens koffie gaan drinken zie.”

Nestor kijkt naar de banken en tafels naast hem. “Zeg Xavier, die banken staan zo dicht tegen elkaar. Kunnen die niet wat verder van elkaar verschoven worden?” “Ja, maar Francesco is achter dat schutsel zijn les aan het voorbereiden en een kunstenaar heeft toch plaats nodig.” “Plaats nodig? Plaats nodig? Zeg Francesco, schuif nog eens een metertje op man.

Die kinderen zitten hier veel te krap.”

“Toch niet weer? Ik ben nog maar pas opgeschoven. Ik moet mijn les toch nog kunnen voorbereiden.”

“Een goede voorbereiding doet wonderen. Vooral als de jury beseft dat de kandidaat

er alles voor over heeft. Zelfs om op kleine ruimtes te willen werken.”

“De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.”

“Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

“Mijn meester beheerst de kunst in alle opzichten zelfs op de kleinste plaatsjes.”

“Als hij niet anders kan, wel, ja.”

Mieke komt samen met Jan de hof op. “Yvette heeft ons echt uitgelachen, ons alle twee. Ze wilde het niet toegeven maar Xavier heeft het me verteld en die liegt niet die is daar niet slim genoeg voor.”

“Och, je moet daar niet zo zwaar aan tillen. Ik heb het toch maar gedaan. Zestig kilometer met een stootkar zonder handschoenen en aan mijn handen is niets te zien, kijk maar.”

“Aan uw handen niet, maar moet je mijn gat eens zien? Twee blauwe plakken, zo groot als…”

“Als van een nijlpaard? Nee, zo een dik gat heb jij niet.” Ze lopen voorbij Xavier.“Oei, kijk eens naar Xavier daar. Wat is die knoeier nu weer aan het doen! Hé Xavier, dat bord moet je eerst voorboren, dat is een soort eternieten plaat, als je er zo een nagel inklopt springt die plaat in duizend stukken kapot.”

“Voorboren? Met een boormachine? Is dit een goede boormachine?”

“Ja, maar zie dat ze niet op kloppen staat.”

“Wat is kloppel?”

“Niet kloppel maar kloppen.”

“Hoe kan ik dat zien?”

“Och jong, geef dat hier. Zie je nu waarom kinderen materiaalleer nodig hebben. Ik zal jullie wel komen helpen. Een uurtje kan er nog wel af. Zo kunnen jullie zien dat een les in materiaalbeheer wel echt noodzakelijk is.”

Tegen de avond gaat Nestor horen of Yvette geen eten wil klaarmaken. De juryleden hebben honger zegt hij er veelbetekenend bij. Yvette is wanhopig. De inkt van haar printer is op en haar cursus is nog lang niet af. Nestor belooft tenslotte om inkt te gaan halen terwijl Yvette spaghetti klaarmaakt.

              De volgende morgen zitten Mieke, Xavier en Nestor op de schoolbanken. De drie anderen krijgen de gelegenheid om één voor één hun les te verdedigen. Francesco is de eerste. Hij staat vooraan in de klas en op een tafeltje naast hem staan verschillende beeldjes en enkele felgekleurde houten plankjes. “Een voorbeeld van monumentale kunst…”

Mieke onderbreekt Francesco. “Monumentaal, hebben ze dat woord al in de Nederlandse les geleerd?”

“Ze hebben nog geen Nederlandse les gehad,” antwoord Nestor.

“Dan moet je een ander woord zoeken, of uitleggen wat je bedoelt.”

“Monumentale bedoelt alles wat een monument kan zijn. En een monument is kunst

Dus: een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel…”

“Weten zij wat een sokkel is?”

“Het kan me niet schelen of ze weten wat een sokkel is, een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel maar met de sokkel…”

“Kun je dat niet tonen, dat is misschien eenvoudiger.”

“Een beeld op een sokkel maar met de sokkel van boven. Door hun opschrift en plaatsing in de ruimte leveren die kritiek op de ideologische werking waarop onze moderne samenleving is gebaseerd.”

“Nestor versta jij daar iets van? Of jij Xavier, jij bent zijn leerling. Wat wil hij eigenlijk zeggen?”

“Dat je alles op zijn kop moet zetten en je hebt kunst, is het niet meester?” Francesco pakt de tafel met geweld vast en kantelt die omver. De beeldjes met de plankjes vallen op de grond. “Ik stop ermee. Jullie kennen er niks van. En jij konijn jij moet bijles komen volgen,” brult hij en loopt vol woede naar buiten.

Xavier staat snel op, raapt alles bijeen, zet de tafel weer recht en loopt Francesco achterna.”

“De volgende,” roept Nestor luid door de klas. Na twee minuten wachten roept Nestor opnieuw: “De volgende!” Dan komt Jan aarzelend binnen:

“Mijn verontschuldigingen, maar ik ben een deel van mijn didactisch materiaal kwijt. Ik kan op deze manier enkel maar een deel van mijn les…”

“Waren daar groene blokjes bij?” vraagt Mieke.

“Ja, ja, vier rechte blokjes.”

“Van ongeveer vijftien centimeter lang?”

“Ja, heb jij ze?”

“Neen maar Francesco had zulke blokjes bij. Ze dienden als sokkel voor zijn les over kunstwerken.”

“OH, die smeerlap. Dat is diefstal, en chantage. Ik doe niet meer mee. Zo kan ik geen les geven.”

Na deze korte opkomst roept Nestor opnieuw; “De volgende mag komen.” Yvette komt op en kijkt rustig in de klas:

“Waar is Xavier? Moeten we niet op hem wachten?”

“Als uw les dezelfde resultaten heeft als de twee vorige is het niet nodig dat we op hem wachten. Trouwens ik denk dat Xavier bijles is gaan volgen bij Francesco.” “Goed laten we dan maar beginnen. Als ik het scherm van mijn monitor zo naar achter draai kan iedereen dan genoeg zien?”

“Ik zie wel een scherm, maar het is nog zo donker als de nacht.” “Wacht ik zet de schakelaar aan.” KNATS.

“Nu is het nog donkerder, we zien nu zelfs geen scherm meer,” spot Mieke.

“Jan, Jan, kom het licht is uitgevallen, de elektriciteit is kapot.”

“Yvette, trek uw plan ik moet nieuw didactisch materiaal maken. Ik kom niet.” “Jan, je moet komen.”

“Ik moet juist niks dan af en toe naar de wc gaan. En dat ga ik nu doen ook. Bye bye.” “JAN!”

“Die zien we vandaag niet meer terug. Willen we de les maar stoppen? Ik denk dat je toch niet veel concurrentie hebt.”

De jury gaat in beraad en beslist dat elk kandidaat één les per dag mag geven. Xavier geeft Nederlands, Nestor Rekenles, de computerles is voor Yvette, kunst zal door Francesco gegeven worden en materialenleer door Jan. De twee hoofdvakken worden in de voormiddag gegeven en de andere vakken in de namiddag.

De volgende dag worden de kinderen aangespoord om de lessen te volgen. Elf kinderen zitten er uiteindelijk in de klas. Allen tussen de acht en twaalf jaar. Het merendeel zijn meisjes. Nestor moet binnen een kwartier de eerste les geven. De drie koppen koffie hebben nog niet echt geholpen. Zijn zenuwen blijven hem parten spelen. Hij weet dat de fles whisky die hij van Jan gekregen heeft nog steeds vol is met de stop verzegeld. Dat is al van na de weddenschap tussen Yvette en Xavier. Nestor had de fles van Jan gekregen en deze in de woonkamer gezet omdat hij daar het minste kans had om er in het geniep van te gaan drinken. Zijn wil is goed maar vandaag enkele minuten voor hij les moet geven…

De woonkamer is verlaten. Hij kijkt naar de fles. Nee, ik ga door, denkt hij, maar bij het voorbijgaan van de fles opent hij deze snel en neemt er een slok uit. Een klein slokje maar, denkt hij, hm, dat helpt, vlug nog een slok en dan verdwijnt de fles in zijn boekentas.

              In de rekenles zitten de zigeunerkinderen op de banken. Enkelen van hen moesten naar de les van hun ouders, de anderen zijn maar meegegaan omdat ze anders toch niemand hadden om mee te spelen. Allen zitten ze gespannen voor een rekensom. Nestor neemt van de gelegenheid gebruik om even achter de tafel in zijn boekentas te duiken.

              Nestor staat op en wandelt rustig door de klas. Bij de kleinste kroezelkop blijft hij even staan. De jongen kijkt verlegen op. “Meester Nestor, jij gebruikt dezelfde medicamenten als mijn vader”

“Oh ja mijn jongen, waarom weet je dat zo zeker?”

“Jouw adem ruikt ook zo als die van mijn vader. Voor de reumatiek zegt mijn vader altijd. Meester heb jij ook zo een last van reumatiek?”

“Kom jongen, maak je sommen maar. Zijn deze klaar? Ik zal eens kijken of ze juist zijn ingevuld.”          

Nestor zet zich aan de tafel, maar door de drank overmand valt zijn hoofd op zijn gekruiste armen. Tien minuten later begint hij te ronken. De kinderen in de klas merken het en beginnen met proppen te gooien. Hoe langer hoe vaster Nestor slaapt en hoe heviger de kinderen de boel op stelten zetten. De kamer ligt vol proppen, enkelen kleven aan de muur het plafond en tegen het bord.

              Ik heb nog even tijd om eens langs het pand te lopen, plant Mieke terwijl ze op haar fiets stapt, eens kijken hoe de studentjes het in de les doen. Aan de galerij zet ze haar fiets tegen de gevel en doet voorzichtig de poort open. De kinderen dansen op de tafels en op het bord staan zotte gezichten. Iemand heeft een man met borsten en snor op bord getekend. Mieke schrikt hevig en zoekt naar een leraar. Ze ziet Nestor. Op zijn hoofd, dat nog steeds op zijn armen ligt, staat een papieren hoedje en een luid gesnurk komt boven het gestommel uit. Voorzichtig sluit ze terug de deur en haast zich naar het zigeunerkamp. Binnen gaat de kermis verder.

              Yvette en Jan komen ook een kijkje nemen. “Straks moet jij les geven Jan. Wat ga je zoal geven? “

“Ik ga hun de communicerende vaten leren. Met water morsen doen de kinderen altijd graag.”

“Dat is waar voor zoiets zijn ze altijd te vinden.”

“Zeg Yvette, wees eens stil hoor jij dat ook? Al dat lawaai in de klas!”

“Ja, ik hoor het ook, is Nestor er dan niet? Ze breken precies het hele gebouw af.” Jan opent de deur en ziet de chaos. Hij loopt naar Nestor om hem wakker te maken maar een stem doet hem ophouden. “Is het zo dat de kinderen hier les krijgen?” Jan kijkt om en ziet recht op tien woedende gezichten. Mieke staat vooraan. “Ik ben hun ouders gaan halen, want ze zouden mij niet geloven. Kom kinderen allen naar huis de les is gedaan. “

Yvette en Jan staan er beduusd bij. Het lokaal loopt leeg. Als iedereen weg is proberen ze Nestor wakker te maken. “Het is uw schuld, je had nooit die fles mogen kopen voor Nestor,” schimpt Yvette naar Jan.

“Zeg, Nestor is normaal heel gedienstig; vandaag was hij nerveus. Dan is hij nogal zwak en grijpt daarom gemakkelijk naar de fles.”

“Gemakkelijk, zeg dat wel. Jij hebt het hem wel heel gemakkelijk gemaakt. Jij koopt de drank voor hem.”

“Och, zulke mannen vinden altijd wel een fles als ze willen drinken.”

Nestor heft zijn hoofd op, fronst zijn wenkbrauwen en vraagt verdwaasd: “Waar zijn mijn leerlingen? Oei, ik ben precies in slaap gevallen. Hoe laat is het? Is het al zo laat?”

“Nestor, uw adem stinkt naar de whisky. Bah. En de school is afgelast. De ouders zijn razend en Mieke ook.”

“Oei, Yvette is het zo erg? Is Mieke hier ook geweest?”

“Zij is er op uit gekomen dat jij sliep en dat de klas op stelten stond. Kijk maar naar die mooie tekening op het bord en naar de mesthoop hier op de grond en tegen de muur. Je kunt zien dat alles opgekuist wordt. Verstaan?”

“Och ja, Het liep van in het begin al mis. Misschien maar goed dat we er vanaf zijn. Laten we de schoenmaker bij zijn leest blijven en de leraar in de klas laten. Ieder zijn talent.”

“Ja, uw talent is drinken en slapen.”

“Dat is overdreven, ik ben ook de moderne huisman. Kuisen, strijken, koken…” “het Is al goed, ga maar een kop koffie drinken. Met uw stinkende adem. Ik word al dronken van uw adem alleen al.”

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!