Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
14-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 8. Raket met duizend gezichten.

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 8

Zwanger.

              “De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Francesco wat raaskal je nu weer? En wat lig je hier zo rond te huppelen? Je bent precies een kieken zonder kop.”

“Yvette, ik ben mijn plan kwijt, heb jij dat ergens zien liggen?”

“Is dat zo een vodje papier?”

“Ja.”

“Met wat krabbels en lijnen?”

“Jaaa, heb je het zien liggen?”

“Neen.”

“Ik ben al de hele morgen aan het zoeken. Ik moet ‘De straal naar de hemel’ nog afwerken en daar heb ik mijn plan voor nodig.”

“De straal naar de hemel? Wat is dat nu weer voor iets?”

“Een vliegend object dat niet vliegt.”

“Dat zal wel weer de moeite zijn.”

“Het is eigenlijk een raket, maar niet zomaar een raket. Het geeft uw wezen weer.”

“Oei, en kan het niet ontploffen?”

“Neen, het kan niet eens vliegen.”

“Spijtig Francesco, ik kan je niet helpen maar meestal vind je de verloren dingen terug als je er niet meer achter zoekt. Als ik iets vind dat uw wezen weergeeft dan laat ik het je weten. Er is iemand aan de achterdeur, we krijgen bezoek, het is Mieke, eens horen of ze nog kwaad is op mij.”

“Toch niet voor de rit op die stootkar zeker? Dat is meer dan een halfjaar geleden. Die is dat allang vergeten. Allez, succes, ik ga in de galerij nog eens achter mijn plan zoeken, ik heb er misschien wel over gekeken.”

“Ja succes!”

“He Mieke. Hoe is het met jou? Je ziet er zo bedrukt uit. Wat scheelt er?”

“Och Yvette, ik kom zo juist van de dokter en er is geen twijfel meer. Ik verwacht een baby.”

“Maar dat is toch fantastisch. Of is het niet gewenst? Och, eens dat het kleintje er is dan wil je het niet meer kwijt.”

“Gewenst, dat weet ik zo niet. Maar het was zeker niet gepland.”

“Hoeveel maanden ben je dan? Dat er geen twijfel meer is?”

“Drie maanden.”

“Is je vriend dan niet mee naar Australië, die was toch op zee als kapitein?”

“Voilá, zie je wel. Bij de eerste die ik het vertel val ik al door de mand.”

“Mag ik weten wie dan… wel de vader is?”

“Ik wil het eerst de vader zelf vertellen. Ik wil niet dat iemand anders het vóór hem te weten komt.”

“Dat kan ik begrijpen, ik hoor het dan nog wel.”

Yvette wil zich omdraaien maar ziet bij Mieke de tranen over haar wangen rollen. Zij doet haar armen open en Mieke valt op Yvettes schouder. “Yvette ik ben bang… zo bang.”

“Durf je het hem niet te vertellen?”

“Dat is het niet, het is Henk.”

“Henk? Ja, die kan ook wel rekenen. Die merkt onmiddellijk dat hij horendrager is en die gelooft niet dat de heilige geest weer eens langs is geweest.”

“Als Henk dat te weten komt. Ik durf er niet aan denken. Hij is zo opvliegend en jaloers, echt jaloers! Weet je, een jonge man vroeg ooit de weg naar het park en Henk stond naast mij. De jonge man was vriendelijk en knipoogde naar mij. Gewoon een knipoog meer niet maar Henk, Henk sloeg hem met één vuistslag in het hospitaal. De arme man zijn kaaksbeen was gebroken.”

“Oei, gelukkig ben ik al zeker de vader niet. Maar wat gebeurt er als Henk te weten komt dat jij drie maanden zwanger bent?”

“Ik weet het, ik weet het, maar wat moet ik doen? Ik durf er niet aan te denken.” “Mieke toch, als je zo bang bent dan moet je hulp inroepen. Bijvoorbeeld, de sociale dienst. Och nee, jij bent zelf de sociale dienst. Dan moet jij toch wel een uitweg kunnen vinden?”

“Nee, ze mogen op het werk niet weten dat ik vreemd ben gegaan. Mijn promotie staat op het spel. Ik krijg promotie.”

“Oh, proficiat.”

“Het is zo ver nog niet. Maar als ze weten dat ik vreemd gegaan ben… Ik moet zowat het voorbeeld zijn, zie je.”

“Ja, ik begrijp het, schoon van buiten, als de mensen maar denken dat alles klaar is.” “Och Yvette, het is de kans van mijn leven, en met mijn privé leven, daar hebben zij eigenlijk toch geen zaken mee.”

“Je hebt gelijk, als je je kunt verbeteren moet je het niet laten. Maar heb je al eens aan abortus gedacht?”

“Neen geen abortus. Het is mijn eerste kind en ik ben er nu al aan gehecht;”     Dezelfde avond, als alle krakers in de woonkamer zitten, snijdt Yvette het onderwerp aan. “Mieke is in verwachting, drie maanden al en haar Henk is al zes maanden op zee. Dit bewijst dat de Heilige Geest echt een duif was. Een postduif die de overzeese post kwam brengen. En met dit al heb ik nog van Mieke vernomen dat Henk heel opvliegend en jaloers is, echt jaloers. Al wie teveel naar Mieke kijkt slaat hij in het ziekenhuis. Waar hij die postduif zal slaan, dat weet ik niet maar dat zal zeker verder dan het ziekenhuis zijn, vrees ik. Weet iemand van jullie wie de echte vader is?”

Het blijft stil in de kamer tot Nestor tot de conclusie komt: “Moest iemand van ons de vader zijn, dan durft hij, na uw betoog, dat aan niemand nog te vertellen. Dat komen we voor het eerst niet meer te weten vrees ik.”

Bij deze gedachte hadden de anderen geen zin meer om nog langer op te blijven.

Tien minuten later was iedereen uit de woonkamer en naar hun bed.

              De volgende dag rond acht uur in de ochtend staat Xavier in het atelier. Een droombeeld was die nacht in zijn hoofd blijven hangen. De muze was langs geweest en zijn eerste kunststuk zat in zijn hoofd. De emotie dwong hem om op te staan en zonder te ontbijten ging hij vastbesloten naar het atelier. Op tafel voor hem staat een kom met water en daarnaast liggen allerlei steeksleutels. De sleutels heeft hij in de gereedschapsbak van Jan gevonden. Resoluut neemt hij een zak plaaster en schudt die in de kom met water. Met een stok begint hij te roeren tot de plaaster een zachte brij wordt. Hij giet de brij in een plastic bak en wacht even tot de plaaster begint op te stijven. Voorzichtig neemt hij een sleutel en steekt die in de plaaster. Nu moet hij snel zijn want eens dat de plaaster hard en uitgewerkt is kan hij geen sleutels meer inbrengen. Met twee sleutels tegelijk begint hij haastig te steken totdat dertig stuks in het plaaster zitten. Grote sleutels, kleine sleutels, ringsleutels en steeksleutels alle gereedschap dat op een sleutel lijkt duwt hij in de plaaster. Hier en daar trekt hij nog een scheefgezakte sleutel recht. Hij doet een paar passen achteruit en knikt tevreden. Nu kan hij gaan ontbijten.

              De anderen zitten al aan tafel, maar omdat Xavier meestal de laatste is valt zijn afwezigheid niet op. Bij het binnenkomen is er dan ook niemand die op hem let, gewoon een goede morgen, en bijschuiven aan tafel. Yvette vraagt aan Jan wat zijn plannen zijn voor vandaag. Jan had eigenlijk nog geen vaste plannen buiten een bezoek aan Mieke, maar dat wil hij aan Yvette liever niet vertellen.

“Niets, Yvette. Misschien straks een kleine wandeling naar het pleintje.”

“Het wordt tijd dat je eens de afvoer van de gootsteen gaat maken. Die is al weken verstopt. Het duurt een uur eer het water is weggelopen.”

Jan die nu geen discussie wil aangaan. “Oké, het is al goed. Ik zal er deze voormiddag naar zien.”

“Naar zien, naar zien, dat is niet genoeg, je moet het maken.”

“Wel ja, dat bedoel ik. Maar kom niet om de vijf minuten komen zien hoever ik al sta.

Ik regel dat deze morgen en laat me verder met rust.”

“En als het deze morgen niet gedaan is? Ga je dan deze namiddag voortdoen?”

“Dat weet ik nog niet, maar het zal wel gedaan zijn. Slaap maar op uw beide oortjes.”

“Moet je vanmiddag een verdedigingscursus gaan volgen, misschien?”

“Een verdedigingscursus? Waarom?”

“Als Henk eens toevallig moest langskomen?”

“Yvette, ik heb daar niks mee te maken en ik wil het daar niet meer over hebben.”

“Ai, je bent precies op uwe teen getrapt, heb ik soms een tere plek geraakt?” Nestor komt snel tussenbeide. “Yvette laat Jan nu met rust. Jij hebt met die zaak helemaal niets te maken. Jij bent met Mieke niet naar bed geweest, of toch zeker niet een kind bij haar verwekt.”

“Nestor denk jij soms dat ik voor de vrouwen ben? Hoe durf je zoiets nog maar te vermoeden? Maar jij komt zo op voor Jan, heb jij misschien…Je kent dat spreekwoord toch nog, dat van die oude bok en een groen blaadje?”

“Yvette, nu is het genoeg.”

Het tikken van de lepels, dat anders in het geroezemoes wegzinkt, werkt plots als een verstikking aan de tafel. De mannen staren naar hun bord en werken automatisch het voedsel naar binnen. Daarna staan ze één voor één op en verlaten zwijgend de woonkamer. Uiteindelijk zit Yvette nog alleen aan tafel. Dan staat zij ook op en begint gelaten de tafel af te ruimen. Terwijl ze de vuile glazen naar de keuken brengt zegt ze vastberaden: “Toch zal ik weten wie de vader is.”

              Jan die onmiddellijk naar de keuken getrokken is zit met zijn hoofd onder de gootsteen. Yvette zet de glazen in de wasbak.

“Yvette, nu geen water laten lopen hé. De kraan NIET open zetten, want ik ben aan de afloop bezig.” Yvette gaat zonder antwoorden terug naar de woonkamer en komt even later met borden terug maar Jan staat voor haar in de doorgang. “Yvette, nog eens, je moet zo nieuwsgierig niet zijn. Mieke zal wel weten wat ze doet en wat ze gedaan heeft. Het zijn uw zaken niet.”

“Mijn zaken niet? Mijn zaken niet? En als die Henk naar hier komt en alles kort en klein slaat en nog iemand in de verdoemenis werkt? Wat denk je dan wat er gebeurt? De Politie komt hier neuzen en ik kan weer onderduiken of erger nog, ik kan verhuizen. Gewoon om dat iemand hier zijn lusten heeft laten botvieren. En dan nog op een stomme manier ook nog. Jan zeg niet dat jij het bent geweest. Zeg het niet. Ben jij de vader?”

“Yvette, als je wilt dat die gootsteen ooit gemaakt wordt laat dan de mensen die willen werken met rust.”

“Och, nu ineens wil hij werken. Je vlucht voor de waarheid hé man. Maar ik kom het te weten, wees daar maar zeker van.”

“Wat ik wil weten is waar mijn gereedschap is gebleven. Ik vind geen enkele sleutel meer.”

“Zie dat je maar een oplossing vindt voor dat kind. En laat me door.” Venijnig duwt ze Jan opzij en kletst de borden met vork en al op het aanrecht. Enkele vorken schuiven in de waskom, andere vallen op de grond, een spoor van etensresten nalatend. Jan schudt meewarig met zijn hoofd en gaat de keuken uit, op zoek naar zijn sleutels. In de galerij loopt hij Francesco tegen het lijf. “Francesco, wat loop jij toch met een lang gezicht, is er iets?”

“Jij moet wat zeggen. Jij bent zelf precies uw ex met haar aanhouder tegengekomen.

Uw lip hangt op uw schoenen.”

”Och, iedereen is hier vandaag slecht gezind. Alleen Xavier die kan zijn geluk niet op. Die heeft precies een examen gedaan en is met glans geslaagd.”

“Ik zou het niet weten, ik heb hem van heel de dag nog bijna niet gezien. Spijtig want hij weet misschien waar mijn plan van ‘de straal naar de hemel’ gebleven is. De laatste keer dat ik Xavier gezien heb was tijdens het ontbijt maar dat was onder bijzondere omstandigheden.”

“Begin jij nu ook niet. Ik heb mijn buik vol van heel die affaire met Mieke.”

“Ja, je bent niet alleen er is nog iemand die er haar buik van vol heeft.”

“Man laat me gerust. Ik ben iets kwijt dat ik dringend nodig heb.”

“De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Begin je weer te zeveren. Zever tegen uw konijn die is dat gewoon.”

Jan draait zich om en gaat met lange pas weer naar buiten. Daar komt hij Nestor tegen. “Nestor, vriend weet jij waar mijn sleutels liggen?”

“Sinds wanneer heb jij een auto?”

“Och onnozelaar, geen autosleutels, mijn steeksleutels, ze lagen in mijn gereedschapskoffer en nu zijn ze allemaal weg.”

“Xavier zal ze toch weer niet verkocht hebben zeker? Om een cadeau voor zijn aankomende zoon te kopen, misschien?”

“Kan hier nu niemand over wat anders klappen? Ik stap het terug af, ik denk dat ik naar Mieke ga, die kapotte gootsteen kan me gestolen worden.”

“Amaai dat zal Yvette niet plezant vinden. En naar Mieke, waarom moet jij ineens naar Mieke?”

“Nestor de ramen moeten gelapt worden. Er zaten daarstraks meeuwen op de raamdorpel en je weet waar meeuwen zijn is er … je weet wel hé.”

Moe van het zoeken gaat Jan weer naar de woonkamer. Hij heeft om drie uur in de namiddag afgesproken met Mieke om een luster te komen ophangen. Het is nog maar elf uur. Zijn sleutels zijn niet te vinden en zonder kan hij niets beginnen. Yvette zit te mokken in haar zetel. Bij het binnenkomen van Jan pakt zij hem onmiddellijk aan. “En… is de gootsteen gemaakt? “

Voor dat Jan kan antwoorden springt Francesco langs de gangdeur de woonkamer binnen. “Zie eens wat een gedrocht dat ik aan de buitendeur gevonden heb. Ik zoek al dagen naar mijn plan van ‘De straal naar de hemel’ en wat vind ik? Een hoop verroest oud ijzer in een bak met plaaster. Dat stond hier zomaar voor de inkomdeur van mijn galerij. Alsof dat ons visitekaartje is. Ik maak geen oud ijzer. Ik creëer kunstwerken.” Met een wilde zwaai gooit Francesco de bak van zich weg. De bak barst in twee op de stenen vloer, de plaaster breekt in brokken en rolt over de grond. De sleutels vliegen uit de bak en schuiven onder kasten en stoelen. Jan ziet onthutst naar zijn sleutels die plots voor hem verspreid liggen. “Ha, daar zijn mijn sleutels.” roept hij tevreden en kruipt onder de kast om zijn gereedschap terug te verzamelen. Yvette kijkt streng naar Francesco. “Wie zou zoiets maken, denk je? Nestor zou het veel meer gecentreerd hebben, met een meetlat afgemeten tot op de millimeter. Jan vernielt zijn eigen gereedschap niet en ik, ik maak mijn handen daar niet aan vuil. Alleen schiet dat konijn nog over, of je moest het zelf gemaakt hebben tijdens een zinsverbijstering. Maar nu iets anders. Wie gaat dat hier allemaal opkuisen?” “Ik weet niet waar Xavier is, maar als ik hem zie laat ik hem onmiddellijk heel de boel opkuisen.”

“Niets van, jij gaat dat NU onmiddellijk opkuisen. Als je die rommel laat liggen loopt hier iedereen met plaaster aan zijn voeten rond en ligt binnen de kortste tijd het ganse huis vol met wit, net alsof het kerstmis is.” Yvette duwt de grootmeester een vuilblik en borstel in zijn handen. “Vooruit laat uw creativiteit hier maar eens botvieren. Of moet je daar ook eerst een plan voor maken.?” Francesco neemt schuldbewust de veger en het blik aan en terwijl hij de boel opkuist gaat Jan met zijn sleutels naar de keuken en begint aan de herstelling van de gootsteen.

              Om drie uur is het karwei van Jan gedaan en gaat hij naar Mieke, maar een half uur later is hij al terug, met Mieke. Yvette en Francesco zitten nog in de woonkamer. “Wat is er?” vraagt Yvette aan Jan, “je bent zo snel terug?” Dan ziet ze Mieke met rode ogen, en opgezwollen gezicht staan. “Maar Mieke wat heb jij gedaan? Je bent toch niet naar… Je hebt toch niet iets gedaan waarvan je nu al spijt hebt? Kom je van de dokter? Is er iets met het kindje?” “Nee… ik… lees maar, een brief van Henk.”

Yvette neemt de brief aan van Mieke en leest hem hardop voor:

“Lieve Mieke,

Hoewel ik nog zielsveel van je hou verkies ik om je nooit meer te ontmoeten. Ik ben je ontrouw geweest en met de verkeerde vrouw naar bed gegaan. Ik was dronken en zij heeft daar misbruik van gemaakt. De slet heeft al mijn geld gestolen, ook dat van uw kameraad. Die met zijn grote dure auto. De job die ik voor hem moest doen is uitgevoerd, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Maar om verder te gaan, die slet heeft niet alleen mijn geld gestolen maar ze heeft ook nog een cadeautje bij mij achtergelaten. De volgende morgen zag ik de roos liggen en ik kromp ineen van angst. Ik wist het onmiddellijk: ze heeft me besmet. Razend was ik, ik heb haar onmiddellijk opgezocht maar ze was verdwenen. Veertien dagen later vond ik haar pas terug, maar ik was te laat en voor haar was het ook te laat. Ze was overleden aan een overdosis. Ik wil zo niet eindigen. Ik wil met jou leven, maar dat kan nu niet meer. En daarom wil ik niet meer leven. Er is nog een brief bij voor mijn zoon. Jij weet niet eens dat ik een zoon heb, maar ik heb hem zelf ook nog nooit gezien. Mijn ex wilde niet meer van mij weten en ik wilde geen gezever, daarom ging ik varen. Het laatst gekende adres van mijn zoon staat op de enveloppe, met iemand op de sociale dienst zoals jij moet hij wel te vinden zijn. Ik zeg: treur niet om mij, ik ben zelf heel jaloers en nu heb ik gedaan wat ik van jou nooit zou dulden. Ik sla de hand aan mezelf. Waarschijnlijk ben ik al overleden wanneer jij dit schrijven ontvangt. Het ga je goed en treur niet om mij.

Henk.”

Yvette legt de brief opzij. “Wat erg voor je.”

“De doodsbrief kwam gelijktijdig aan. Ze hebben hem een zeemansgraf gegeven.” “Wat ga je met die eerste brief doen?”

“Die voor zijn zoon? Dat adres vind ik wel en dan stuur ik de brief op. Ik wil die vrouw niet onder de ogen komen, zeker niet in mijn toestand. Maar er is meer, het huis waar ik woon zijn zoon erven. Ik mag daar niet blijven wonen. Ik moet er weg en dringend ook.”

“Dan zoek je gewoon een appartement en verhuis je.”

“Er is nog meer…”

“Wat scheelt er dan nog?” Yvette trommelt zenuwachtig op de tafel.

Ik kan geen drie maanden voorschot betalen. Eigenlijk kan ik helemaal geen huur betalen. Onlangs heb ik mij diep in de schulden gestoken, ik had niet op zoiets gerekend en dan nog dat kindje dat weldra gaat komen. Ik weet echt niet hoe dat verder moet.”

“Ga naar de sociale… , oei dat ben je zelf…”

“Dat kan ik nu niet doen, net nu die promotie in zicht is.”

Jan had heel de tijd zwijgend geluisterd, langzaam staat hij recht, wandelt langs de tafel en draait zich dan naar de vrouwen. “Ik ga je helpen, Mieke: Je weet toch dat ik de straten afschuim om nog iets bruikbaars te vinden, wel ik doe een paar andere dorpen erbij en dan houd ik maandelijks een garageverkoop. Met dat geld kun jij je nieuwe huishuur betalen.”

“Dat is heel lief van je, Jan, maar gaat dat wel genoeg opbrengen?”

“Jij weet niet wat de mensen allemaal weggooien zeker? Let maar eens op. Ik begin er morgen al aan. Kom morgenavond maar langs en dan overhandig ik je de eerste enveloppe.”

Yvette ademt demonstratief door haar neusgaten. “Ja, Jan is een echte handige Harry. Hij heeft in de tijd nog koffiezetters verkocht. Hij kocht twee oude kapotte toestellen en dan maakte hij er ene nieuwe van. Sindsdien drinken we koffie uit een beurs zoals in grootmoeders tijd. Al onze koffiezetters zijn ontploft.”

“Yvette, je moet geen oude koeien uit de gracht halen. Dit is ernstig. Ik houd me aan mijn woord, let maar eens op.”

              De volgende dag om tien uur staat Jan al op straat achter zijn verkoopstand. Met enkele schragen op het voetpad en daar wat planken op heeft hij een toonbank gemaakt. Op een groot bord staat:

GANSE DAG GEOPEND.

Een politieagent die ook van het zonnetje wil genieten wandelt langzaam door de straat. Nieuwsgierig blijft hij voor de toonbank staan. Hij kijkt wat naar enkele schilderijtjes, draait een strijkijzer om en leest de achterkant van een postkaart.

“Kijk rustig rond meneer de agent. Alles moet weg tegen vanavond. Wat bied je voor deze koolkit?”

“Die koolkit interesseert me niet maar die kandelaars daar, die zien er nog goed uit.” “Echt zilver, meneer de agent, dat is een prachtkans, ze komen nog van mijn eigen overgrootmoeder.”

“Zo iets oud daar krijg je toch geen geld meer voor, kijk er is een stukje af.”

“Er staat wel een stempel op de onderkant, hé meneer de agent.”

“Voor een vriend doe je wel een gunst, niet?”

“Meneer de agent, ik sta hier wel om te verkopen.”

“Heb jij hiervoor een aanvraag bij de gemeente gedaan? En heb jij took een leurders vergunning?”

“Oh, die aanvraag ligt binnen. Ik wil het wel gaan halen, maar dan moet ik mijn kraam alleen laten.”

“Geeft niet, de politie waakt. Er zal niets gestolen worden.”

Er zit niets anders op, Jan moet naar binnen. Zeer langzaam zet hij de kandelaars terug op de tafel en wandelt aarzelend weg. Maar Jan komt niet meer naar buiten.

Intussen gaat Yvette de hof op en ziet tot haar ontsteltenis de agent staan. De emoties van de laatste tijd hebben haar parten gespeeld en nu staat de politie voor haar deur. In paniek vlucht ze de galerij in. De agent wacht nog vijf minuutjes bij de kraam van Jan en wordt dan achterdochtig, hij wil weten waar Jan blijft. Hij gaat een deurtje binnen en komt ook in de galerij terecht. Daar loopt hij Francesco tegen het lijf en vraagt aan hem: “Meneer heb jij soms die venter gezien die hier de garageverkoop houdt?”

“Ogen heb je gekregen om te zien en de zieners zijn de toeschouwers; kom dan laat ik je ‘de straal naar de hemel zien’. De toeschouwer speelt zelf voor model hoewel het model zelf niet belangrijk is….”

              Jan kijkt onder het gordijn naar buiten en ziet zijn kraam onbewaakt staan. Die agent is weg denkt hij. Hij zal de kandelaars wel meegenomen hebben, maar dat is niet erg. Ik ga verder met mijn verkoop. Gerustgesteld loopt Jan terug naar de straat. Op de toonbank ziet hij de twee tinnen kandelaars liggen. Verdorie, denkt hij, die agent hangt hier nog ergens rond. Ik maak dat ik met mijn kraam wegkom, ik breek alles af. Jan haalt snel zijn stootkar, gooit er alles op en holt terug de werf op. Daar neemt hij een oud zeil en legt die over de stootkar. Legt er nog wat oude planken en een kapotte tafel bovenop en gaat snel weer naar binnen. Voor het raam neemt hij post en wacht naar wat er verder gebeuren gaat.

              In de galerij gaat Francesco verder met zijn betoog. “Uit de doorbreking van elke contextuele referentie wordt aan het object een andere functie en ook een andere betekenis gegeven.”

De agent ziet naar een raket die aan de buitenzijde vol kleine spiegeltjes beplakt is. Hij ziet zijn eigen ronde kopje op elk vijf vierkante centimeter weerspiegeld. Sommige stukjes zijn zeskantig andere rechthoekig en weer andere gewoon willekeurig gebroken deeltjes die naast elkaar geplakt zijn. Het lijkt wel of de raket behangen is met duizend ronde rode agentenkopjes. Verdwaasd hoort de man van de wet vaag de stem van Francesco.

“Een betekenis die hier zal ontspruiten aan de verbeelding van de toeschouwer, hier achthonderdtwee en twintig keer weerspiegeld, van zodra die de gestructureerde objecten probeert in te passen kan zowel in fictieve vorm als in herinnerde ruimtes voorkomen.”

“Kom het is goed, ik geloof je wel. Ik ga terug naar buiten, het is hier te duf voor mij. Ik heb dringend behoefte aan verse lucht.” Zonder omkijken holt de agent de galerij weer uit. Suf gepraat door Francesco, ziet hij niet eens dat de verkoopstand weg is. Hoofdschuddend loopt hij de straat uit, zelfs niet meer wetend wat hij daar eigenlijk kwam doen.

                            Jan haalt opgelucht adem en gaat naar de galerij. Hij hoort Yvette fluisteren:

“Is hij weg? Is de agent weg?”

“Ja, hij is de straat al uit. Maar waar zit jij?”

“Hier in de raket, ‘De straal naar de hemel’, help me er maar uit, het is hier wat smalletjes.”

“Francesco, help dat meisje eens, want je hebt de deur op slot gedaan, zo kan ze er niet uit.”

“Ik wist toch ook niet dat Yvette in ‘de straal naar de hemel' was gekropen. Goed dat mijn kunstwerk nog niet af is, want normaal zit ze vol met muggen, om zo een vierde dimensie te creëren, namelijk ken je dat, dat irritante scherpe gezoem van een mug. Stel je voor dat er zo een paar duizend muggen in koor tegelijk zoemen. Yvette, de deur is open, kom er maar uit.” Yvette klimt uit het kleine deurtje en duikt onmiddellijk terug in de raket om dan met een blad papier terug buiten te komen.” Is dat wat je al twee dagen aan het zoeken bent, Francesco?” “Yvette, dat is het, dat is mijn plan. Je bent een schat.”

              Die avond komt Mieke langs om te horen hoe de verkoop is afgelopen. Ieder doet zijn verhaal en Mieke is blij dat ze nog eens goed heeft kunnen lachen met de beetgenomen agent. Kortom de stemming was na die emotionele dagen voor haar weer gekeerd. Aan Francesco vroeg zij: “Was je niet beledigd dat de agent zo weinig aandacht gaf aan je kunststuk?” “Wel nee, voor vertegenwoordigers van de wet heb ik altijd een speciale woordenlijst. Als zij op de tv spreken verstaan wij hen ook niet, dus ik geef ze een koekje van eigen deeg;”

“Wel Mieke,” neemt plots Yvette het woord, “jij hebt ons ook altijd geholpen, en daarom stel ik voor dat jij zolang het nodig is gewoon bij ons komt wonen. In mijn kamer is wel plaats voor twee.”

“Dat zou tof zijn. Maar wat vinden de anderen ervan.”

“Die vinden dat goed. Wie niet akkoord gaat moet het nu zeggen. Zie je wel niemand die iets zegt.”

“Maar Xavier is er niet bij. Die kan nog bezwaren hebben.”

“Ja zeg, dat is waar ook, waar is die eigenlijk? Die is al van gisteren weg.” “Ben je mij aan het zoeken?” De deur gaat open en Xavier staat met een vreemde man in het deurgat. “Mannen mag ik jullie Theo voorstellen. Hij is fotograaf en reporter. Hij komt mijn eerste kunststuk fotograferen. Alleen, weet iemand waar die pot plaaster met sleutels gebleven is?”

 

 

 

 

.

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!