Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
24-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4 Argeloos zwijgen

Argeloos zwijgen

 

%%%FOTO1%%%

 

Mevrouw Lenissen.

 

     Zoals afgesproken had zuster Celine die dag het orgel geboend. Met een loopneus en een zakdoek in haar hand kwam ze naar buiten. In de hof stond zuster Marleen gebukt over een rozenstruik.

‘De warmte is drukkend, vind je niet zuster Marleen?’

‘Ja, zuster Celine, zelfs de bladluis zoekt zijn koelte onder het rozenblad.’

‘Over het algemeen heb jij niet zoveel interesses, ik verwachtte niet dat jij je zorgen zou maken over een bladluis.’

‘Het is niet de bladluis, maar wel de rozen die mij interesseren. Mijn moeder is dol op tuinieren en in mijn kinderjaren zat ik heel veel samen met haar in de serres. Waarom vertel ik dat nu allemaal? Ik spreek anders nooit over mijn moeder.’

‘Och zuster Marleen, ik wist niet dat uw moeder nog leefde. Het gerucht doet de ronde dat je wees bent.’

‘Dat heb ik zelf zo gewild.’

‘Hoezo? Zelf gewild?’

‘Toen ik twee jaar geleden besloot om in het klooster te gaan, heb ik mijn moeder uitdrukkelijk gevraagd mij nooit te komen bezoeken. Dit om persoonlijke redenen, die ik zelfs aan mijn moeder niet verteld heb. Jij houdt dit toch onder ons hé? De andere zusters weten hier niets van.’

‘Jij hoeft mij uw geheimen niet toe te vertrouwen, maar als jij met mij over sommige zaken wil praten dan ben ik altijd bereid te luisteren. Ik heb de indruk dat jij behoefte hebt aan een goed gesprek. Ik ben een goed luisteraar en binnen enkele maanden ben ik hier toch weg. Dan zie ik jou misschien wel nooit meer terug. Je kunt gerust alles aan mij vertellen.’

‘Hoezo? Ga je ons al verlaten?’

‘Dat is dan voortaan ons geheimpje, meer kan ik nog niet verklappen. Nu hebben we beiden een geheim verteld en staan we weer quitte.’

‘Ik mis de tuin en de serres van mijn moeder, maar er zijn zaken gebeurd die mij beletten haar te ontmoeten. Het verleden kan soms hardnekkig blijven woekeren in iemands eigen toekomst.’

‘Zuster Marleen, mag ik je vragen: ben jij echt gelukkig?’

‘Ik wil en kan er echt niet over praten.’ Daarna bukte zij zich terug over de rozen, de ogen strak gericht op de bladluis. Zuster Celine zag zelfs een traan blinken in het zonlicht of verbeelde ze zich dat maar? Terwijl ze nog even naar de zuster keek gingen haar gedachten terug naar het dagboek in de keuken. Zou het kunnen dat deze melancholische vrouw Rosa Lenissen is? Plots herinnerde ze zich de bestellijst die ze overgetikt had. Het origineel geschreven briefje werd door zuster Marleen geschreven. Als het boekje onder tegel en de bestellijst hetzelfde handschrift hebben is zuster Marleen de eigenaar van het dagboek. Zuster Celine wist dat de lijst nog bij haar op de kamer lag. Ze maakte het plan op om die nacht de beide geschriften te vergelijken.

     Die nacht sloop zuster Celine naar de keuken en deed de deur dicht. Ze wist dat zuster Fernanda niet zou komen zolang de keukendeur gesloten was. Ze lichtte de losse tegel eruit en nam snel het dagboek. Geruisloos trok ze zich terug in haar kamer en lei het bestelbonnetje naast het open dagboek. Aandachtig vergeleek ze de twee geschriften. De boven lussen waren in beide geschriften open; de ‘m’ en ‘n’ waren identiek ze begonnen met dezelfde aanloop en de eind ‘n’ werd steeds verkleinend geschreven. Opvallend waren de lange en hooggeplaatste snijdende strepen; het openlaten van de ‘o’ was typerend en de punten van de ‘i’ stonden overal even hoog. Dit leidt geen twijfel beide geschriften zijn duidelijk door één en dezelfde persoon geschreven; zuster Marleen is Rosa Lenissen. Voorzichtig sloop ze een tweede maal naar de keuken en legde het dagboek terug op zijn veilige plaats. Nu liet ze de keukendeur openstaan zodat zuster Fernanda opnieuw ongestoord haar kleine boodschap kon doen. In haar kamer nam ze een telefoonboek en zocht naar het adres van een mevrouw Lenissen die iets met tuinieren te maken had. ‘Ha, hier staat een mevrouw Lenissen en nog wel een bloemist, ze woont in de Populierenlaan in Hove. Zondag ga ik een uitstapje maken naar Hove’ zei de zuster half hardop en tevreden over de gebeurtenissen van die dag ging ze slapen.

     De zondagmorgen ging zuster Celine eerst langs haar thuis om haar religieuze klederdracht te vervangen door een lichte zomerjurk. Nu voelde ze pas wat ze die hele maand gemist had. Ze nam zich voor om in het vervolg zulke afspraken, als onderduiken in een klooster, alleen nog maar in de wintermaanden te maken. Het is dan minder verstikkend om zulke zware kleren te dragen.

Langs de kant zag ze het bordje Hove staan. Hove was een klein landelijk dorpje, het werd ook wel eens glazen dorp genoemd omdat er zoveel serres stonden. Wat verderop in het kleine landhuisje met die twee enorme serres in de achtertuin, woonde mevrouw Lenissen. Een jonge vrouw deed open. Zuster Celine, die nu even weer Ria geworden was, merkte onmiddellijk dat deze vrouw te jong was om reeds een dochter in het klooster te hebben. ‘Mevrouw, ik ben Ria Peeters, reportster bij het tijdschrift ‘LOKAAL GEZET’. Ben jij mevrouw Lenissen? En heb jij een dochter die Rosa heet?’

‘Ik ben mevrouw Lenissen, maar over mijn dochter wil ik niet praten. Wil je mij verontschuldigen ik heb nog veel werk te doen en wens niet gestoord te worden, en zeker niet om over mijn dochter te praten.’

‘Mevrouw Lenissen, in het klooster heb ik uw Rosa ontmoet en ik heb met haar gepraat.’

‘Heb…heb jij mijn dochter ontmoet? Hoe is het met haar? Het is toch echt? Jij liegt toch niet hé? Kom binnen ik heb juist koffie gezet. Jij moet mij alles vertellen wat je over mijn dochter weet. Ik heb haar al twee jaar niet meer gezien, ze wil me niet meer spreken en ik mis haar nog dagelijks. Mevrouw Peeters, toe, kom binnen en zet je.’

‘Je mag gewoon Ria zeggen.’

‘Ik heb mijn dochter nooit begrepen. Tot haar zesde levensjaar was Rosa steeds opgewekt en levendig. Alles trok haar aandacht, zij kende vele bloemen bij naam en als ik mij eens vergiste zei ze met haar scherpe stem: - ‘Mamma toch, dat is de witte dovenetel. De kleine witte bloempjes boven de blaadjes zorgen ervoor dat de netel niet prikt.’ - Ria, wil je melk of suiker bij de koffie, toe neem maar, het staat ervoor.

Later werd mijn Rosa stil en leefde teruggetrokken, ze zat steeds op haar kamer, helemaal alleen. Soms, wanneer ik naar de serres ging om de planten te begieten, kwam ze me wel eens helpen.’

‘Ze was uw enig kind, vermoed ik. Was ze tegenover haar vader dan ook zo stil?’

‘Rosa heeft nooit haar vader gezien en zal hem nooit zien. Haar vader is dood en begraven. Hij heeft nooit voor haar bestaan. Haar vader heeft hier volstrekt niets mee te maken.’

‘Je spreekt over ‘HAAR vader’ was jij dan niet getrouwd?’

‘Zij heeft haar vader nooit gezien en haar vader heeft nooit zijn kind gezien. Meer wil ik niet vertellen.’

‘Ben jij zeker dat uw dochter haar vader nooit gezien heeft? Ook niet als ik jou spreek over een grote rosse snor en grijze slapen…’

‘WAT WEET JIJ VAN HEM? Wie ben jij dat jij mijn dochter en haar vader kent? Waarom kom jij mij dat allemaal vertellen? Ga weg! Waarom laat je mij niet met rust?’

‘ – Ik verveelde mij in de kamer en keek door het venster, mijn pop keek mee. Plots zag ik een man op de grond liggen, hij lag op zijn rug en een vrouw stond gebukt over hem met een groot mes in haar hand. De man had een grote rosse snor, grijze slapen en net als ik kleine blauwe ogen. De vrouw gebukt over hem was mijn moeder. Ik vluchtte naar mijn kamer. Ik hoorde de sirenes van de ambulance maar durfde mij niet meer verroeren. Uren zat ik in een hoekje ineengedoken. Een angst nam van mij meester. Niemand mag ooit weten wat ik gezien heb.- Mevrouw Lenissen, dit las ik in het dagboek van je dochter.’

‘IK HEB HEM NIET VERMOORD. Het was een hartinfarct! De dokter heeft dat zelf vastgesteld.’

‘ Dus toch, hij is echt haar vader! Hier drink even, uw koffie wordt koud en je ziet helemaal lijkbleek. Je lippen trillen. Wat is er dan echt gebeurd? Wil je het mij niet vertellen, uw dochter is eenzaam en heeft echt uw steun nodig.’

‘Verontschuldig me, ik moet eerst mijn neus snuiten, zie mij nu, de tranen rollen zomaar over mijn wangen. Het had nooit mogen gebeuren, die man had geen recht op dat kind, mijn kind.’

‘Hier, drink toch eens, uw koffie wordt koud.’

‘Ria, zes en twintig jaar geleden waren mijn ouders betrokken bij een noodlottig ongeval, beiden stierven ter plaatse. Ik was amper dertien en logeerde die dag bij de buren. Eén dag na het ongeval werd ik opgenomen in een weeshuis. Ik maakte nieuwe vriendinnen en toen ik zestien was mochten wij met drieën naar de kermis. Het eerste glas wijn was wrang, maar na het tweede voelde ik mijn hoofd lichter worden en werd ik spraakzamer. Het werd later in de avond en mijn vriendinnen wilden terug naar het weeshuis. Ik bleef nog want Marius, de man met zijn grote rosse snor bracht me wel met de auto thuis. Ik wist toch ook niet dat hij meer van plan was. Ik was amper zestien, en in die tijd... Onderweg heeft hij mij met een mes bedreigd en verkracht. Hoe hij het te weten is gekomen is mij nog altijd een raadsel, maar toen mijn dochter zes was stond hij plots bij mij in de tuin. Hij was dronken en kwam zijn kind ophalen, de volgende zes jaren eiste hij het kind voor hem op. Ik zei hem dat hij weg moest gaan: - ‘Zes moeilijke jaren heb ik je niet gezien. Dan moet je nu ook niet meer komen, trouwens ik geef mijn kind niet af, aan niemand.’ - Uiteindelijk ben ik haar toch nog kwijtgeraakt, mijn kleine Rosa. Twee jaar, twee jaar is ze al weg van huis, en ik heb haar nooit meer gesproken of gezien.’

‘Mevrouw Lenissen, ik heb zo te doen met jou, het moet verschrikkelijk zijn. Al twee jaar niets meer gehoord te hebben van uw dochter.’

‘Hij greep me hard bij de arm, en eiste mijn kind. Ik riep dat hij mij moest loslaten en in paniek greep ik naar een mes, maar voor ik hem kon bedreigen viel de man vlak op zijn rug. Op dat moment moet mijn kleine Rosa voor het raam gestaan hebben en dat beeld -mijn moeder stond gebukt over hem met een mes in haar hand - is in mijn dochters geheugen gegrift. Ik heb altijd gedacht dat zij in slaap was gevallen op haar kamer en de ziekenwagen niet gehoord had. Ik besloot om haar niets te vertellen. Zij had nog nooit iets over haar vader gehoord en ik wilde dat zo houden. Wat vreselijk toch, mijn leven is één grote puinhoop. Och kon ik mijn dochter maar terugzien. Nooit heb ik begrepen waarom zij in het klooster is gegaan.’

Ria besloot mevrouw Lenissen in vertrouwen te nemen: ‘Een verschrikkelijk misverstand. Dit is volledig uit de hand gelopen. Mevrouw Lenissen ik moet je iets bekennen: je dochter weet niet dat ik in haar dagboek gekeken heb. Ik heb het stiekem achter haar rug gelezen. Dat was niet mooi van mij, dat weet ik, maar Rosa is toch zo stil in het klooster, zij lacht nooit en zegt enkel het hoognodige tegen de andere zusters. Slechts eenmaal had ik een zeer kort gesprek met haar, daarin vertelde ze me hoe zij de serres en haar moeder mist. Ik maakte me echt bezorgd om haar. Op zekere dag kreeg ik de kans stiekem haar dagboek te lezen. Haar kloostergelofte heeft zij uit liefde voor jou afgelegd. Zij wilde boete doen voor jouw daden. Daden die enkel maar waanzinnige voorstellingen waren. Daarom is het dringend nodig om dit wanbegrip uit de wereld te helpen, en jij bent de enige die haar hierin kan helpen.’

‘Mijn kind toch, mijn dochtertje wat heb ik jou toch aangedaan?’

‘Kom droog je tranen, wees moedig want jij moet Rosa helpen. Zij is eenzaam en zij heeft jou nodig. Luister, ik heb een plan: alles zal heel voorzichtig en discreet moeten gebeuren, want wanneer zij ook maar vermoed wat ik voor haar allemaal bedissel zal haar leven één grote puinhoop blijven. Niemand buiten jij, Rosa en ik kennen het bestaan van het dagboek en zij vermoed niet dat jij haar geheim kent. Jij moet er voor zorgen dat zij haar dagboek aan jou laat lezen.’

‘Hoe kan ik dat nu? Zij wil me niet eens ontvangen, en kan ik dan zomaar vragen: - Zeg mag ik jouw dagboek eens lezen? - Dat gaat toch niet. Zij gaat vragen hoe het komt dat ik het bestaan van haar dagboek ken. Dat kan ik niet maken!’

‘Rustig maar, laat ons eens nadenken. Als jij zelf ook eens een dagboek zou maken, desnoods maar met enkele regels in. Alles wat zij moet weten over haar vader en het overlijden van hem. Te beginnen met de kermis, de verkrachting, daarna de tweede ontmoeting en het hartinfarct.’

‘En dan dat dagboek opsturen misschien?’

‘Nee, zeker niet opsturen. Jij moet het haar geven. Die zwarte dag moet opgehelderd worden. Zeg, ik heb een idee: als jij zelf eens naar je dochter zou bellen, en tegen haar zou zeggen dat je haar dringend moet spreken. Bijvoorbeeld om één of andere familiale reden.’

‘Goed, stel dat ik haar kan ontmoeten, begrijp me niet verkeerd, die ontmoeting alleen is het uitvoeren van het plan al waard, maar ik kan toch moeilijk vragen om onze dagboeken zomaar te ruilen?’

‘Nee, natuurlijk niet, al wat jij moet doen is zorgen dat zij uw dagboek wilt lezen, praat met haar, blijf met haar praten en zorg dat zij jouw dagboek leest. Hopelijk begint zij dan over haar eigen dagboek. Dit zal het enige middel zijn waardoor zij volledig los zal komen van haar droevige verleden.’

‘Denk je dat het zal lukken? Het klinkt zo gemakkelijk, maar ze wil me misschien niet eens ontmoeten.’

‘We moeten het minstens proberen, dat zijn we aan haar verplicht.’

‘Ria, ik ben je zo dankbaar. De grijze hemel die twee jaar geleden volledig zwart werd voor mij, heb jij doen opklaren. Het is nog maar een klein lichtstreepje, maar ik zal hier zolang aan werken totdat de hemel weer helemaal opgeklaard is. Ik krijg weer moed en dit allemaal dank zij jou.’

     Ria nam afscheid en reed van Hove recht naar de deken. Die man kende het klooster en moeder overste. Ria wilde raad vragen over Rosa of beter zuster Marleen. Ze hoopte het contact tussen mevrouw Lenissen en haar dochter te kunnen herstellen.

‘Dag meneer de deken, je hebt toch geen belet, hoop ik? Je kent me toch nog? Mag ik binnenkomen?’

‘Zoveel vragen, op een zondagvoormiddag. Laat me met de laatste beginnen. Kom gerust binnen en ik heb geen belet. Dat waren de eenvoudigste vragen. Wie ben je nu weer? Help me even, mijn geheugen laat me in de steek.’

Ria stelde zich opnieuw voor en vertelde het verhaal van het gezin Lenissen.

‘Nu is die zuster Marleen volledig onterecht in het klooster gegaan. Volgens mij heeft ze geen echte roeping maar wil ze alleen maar boete doen voor de schijnzonde van haar moeder.’

De deken stond recht en wandelde door de kamer. Na enkele minuten keerde hij zich terug naar Ria:

‘Denk er wel aan dat de hiërarchie moet gevolgd worden. Weet moeder overste hiervan?’

‘Neen die weet nog van niets.’

‘We mogen moeder overste niet overslaan. Natuurlijk wil ik wel een goed woordje doen voor zuster Marleen, maar zorg eerst dat moeder overste contact met mij neemt.’

‘Dan zal ik maar eens met moeder overste gaan praten zeker?’

‘Doe dat maar en zorg ervoor dat je niet ontmaskerd wordt, je speelt gevaarlijk spel vind ik.’

‘Maak je maar geen zorgen, ik red me wel.’

De deken gaf nog een paar boodschappen mee voor moeder overste en nam afscheid.

Ria was weer thuis en terwijl ze haar nonnenkleren aandeed werd ze nijdig op zichzelf:

‘Verdorie, dat ik altijd een omgeving moet kiezen met een eigen klederdracht. Eerst dat uniform bij de politie, daarna een matrozenpakje en nu die zwarte lange nonnenkleren. Volgende keer ga ik bij een modellen bureau, maar spijtig genoeg heb ik daar geen model voor. Kom ik zal maar ineens langs moeder overste gaan om daar het een ander af te spreken.’

     Moeder overste was niet goed gezind:

‘Zo, je komt toch nog terug, zuster Celine, of moet ik Ria Peeters zeggen. Jij weet toch dat jij je in het klooster moet gedragen als een gewone non. Jij hebt niet zomaar het recht om ons klooster te pas en te onpas te verlaten. Ik moet daar toestemming voorgeven. Dat begrijp je toch. Was ik misschien niet duidelijk genoeg, die eerste dag?’

‘Moeder Overste, ik heb nooit de intentie gehad om jou te ontzien, maar ik had een grondige reden om vandaag die vrijheid te nemen. Ik kom zojuist van de deken, je kunt dat nagaan door één enkel telefoontje. Trouwens ik heb iets belangrijks te melden aan u, van de deken.’

‘Ben jij bij de deken geweest, jij wilt ons toch niet verlaten? Dan is onze missie mislukt en de deken had zo graag gehad dat alles goed zou verlopen. Hij had mij speciaal uitgekozen voor deze zaak.’

‘Geen angst, ik ben heus nog niet weg, en de deken heeft jou weer speciaal uitgekozen want hij komt op bezoek met een afvaardiging van het bisdom. Hij zei nog dat hij zeer tevreden was en dat hij jouw naam doorgegeven heeft aan het bisdom om een speciale vermelding. Daarom dat bezoek van die afvaardiging.’

‘Van het bisdom, waar heb ik dat aan verdiend, ik doe toch maar gewoon mijn werk.’

‘Misschien juist daarom. Juist daarom, moeder overste en ik heb nog een verzoek.’

‘Je wilt toch weer niet naar buiten zeker?’

‘Neen, het gaat niet over mij, het gaat over een ander zuster. Zijzelf weet niet dat ik met haar begaan ben, daarom vraag ik je dit alles onder ons te houden.’

‘Alweer een geheimpje, ik word hier zomaar van het ene complot in het andere gesleurd. En dan zeggen ze nog dat ik een voorbeeld ben. Knoop daar maar een touw aan vast. Over wat gaat het, laat maar horen.’

‘Het gaat over zuster Marleen of liever haar moeder. Zij zou dolgraag haar dochter willen komen bezoeken.’

‘Hoe weet jij dat haar moeder nog leeft. Ik dacht dat niemand in het klooster dat wist? Weten de anderen dat ook?’

‘Ik ben reportster dat weet je toch? Nee, alle gekheid op een stokje, ze heeft het mezelf verteld in een zwakke bui. Ik heb het niet doorverteld, zelfs een journaliste kan ook zwijgen als het moet, maar dat is niet belangrijk. Weet je wat ik uitgezocht heb? Er is een groot misverstand geweest over het verleden van zuster Marleen. Luister….’

Zuster Celine vertelde alles wat ze te weten was gekomen over de familie Lenissen ze had ook het verzoek om zuster Marleen te ontslaan van haar gelofte. Moeder overste keek haar ongelovig aan:

‘Zuster Celine, weet jij dan niet dat zuster Marleen zoiets zelf aan mij moet komen vragen. Ik begrijp dat jij met haar meeleeft maar het is aan haar om die beslissing te nemen. Ik wil haar niet verplichten om ons te verlaten. Ik zie daar geen enkele reden toe, behalve wanneer zij zelf hiertoe zou vragen.’

‘Kun je haar niet bij jou roepen, moeder overste en er dan over spreken?’

‘Neen zuster, dit is iets tussen haar en mij. Jij hoeft je daar niet mee te bemoeien. Indien zij zich hier niet thuis voelt dan zal zij zelf contact met mij moeten zoeken.’

‘Dank voor uw begrip. Ik zal er proberen rekening mee te houden. Al denk ik dat er niet veel hoop zal zijn dat deze vrouw ooit gelukkig wordt. Zelfs haar moeder mag van haar niet eens op bezoek komen.’

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!