Hello evrybody,
1969
De jaren waren voorbijgegaan zonder dat ik er zelf oog in had. Vermits verjaardagen bij ons niet echt gevierd werden, mocht ik plots een ingebeelde taart met 10 kaarsjes uitblazen. Maar 1969 zou ook een jaar zijn die veel ging betekenen voor chauffeurke. Een jaar, waar er een grote verandering in mijn leven zou plaatsgrijpen.
Door de jaren dat ik in Brussel verbleef, had ik een paar vrienden in mijn leven gekregen. Het was nog vaak op straat spelen, hoewel dat in Brussel niet altijd evident was. Bij mij thuis mocht het alvast niet, want mijn ouders hadden schrik dat ze weer onze vazen van Val St- Lambert moesten plakken na onze doorkomstJ))).
Mijn Franse vrienden mochten al wat verder dan 50m van hun huis wandelen, en zij waren dus ook op de hoogte van wat er verder in de straat gebeurde.
Zo wisten ze mij te vertellen dat er een ijsbaan zijn deuren had geopend in Vorst. En daar gingen ze één van de dagen hun licht eens opsteken.
Eerst moest ik nog vragen aan mijn ouders of ik mee mocht, want verder dan 500 wandelen viel onder de term reizen. Na gezaag van mijne vriend zijn moeder,en de vrienden zelf had mijne pa dan toch maar gezegd dat het hem allemaal nimeer kon schelen wat ik deed. En dat ik het maar zelf moest weten als ik mijn poten wou gaan breken op dat ijsJ))
Dat was dus de manier van mijne pa om te zeggen dat ik mocht gaan J))
Mijn moeder gaf mij nog de wijze raad dat ik toch maar moest opletten, en dat ik best aan de kant bleef kijken om te zien hoe de anderen daar op hun gat vielen.
Op een dag vertrokken we naar de ijsbaan.
In korte broek en uitgerust met snoep en limonade die we van mijn moeder hadden gekregen om de reisweg van 800m te overbruggen.
Aangekomen was het een drukke gebeurtenis. Mensen stonden aan te schuiven aan de kassa, en anderen zagen we door de glazen deur al over het ijs schuiven.
Ten we binnen waren, liepen we naar de schaatsverhuur en kregen we een paar ijsschaatsen in onze handen geduwd.
Ik had nog nooit schaatsen gezien, laat staat dat ik zou weten hoe ik zo iets deftig aan mijn voeten moest binden.
Wat wel opviel, was dat er daar zeer weinig met een korte broek rondliepen.
Nadat we de schaatsen zo goed en zo slecht als het ging hadden aangebonden, stapten we naar de ijsvloer.
Op weg had ik al drie keren mijne voet omgeslaan, en had ik nog meer zeer aan mijnen buik van het lachen, omdat mijn vrienden het er nog slechter vanaf brachten dan ik.
Voor ik het ijs betrad keek ik eerst nog eens van aan de balustrade, en het boezemde mij niet echt vertrouwen in.
Na een paar minuten betrad ik het ijs.
Met knikkende knieën en de balustrade in mijn handen voelde ik dat ik hier niet direct naar de olympische spelen zou vertrekken.
Ik bleef de meeste tijd aan de balustrade staan, en de enige keren dat ik ze losliet was toen ik iemand moest doorlaten.
Het was dan mijn voeten evenwijdig houden en zo stil mogelijk blijven staan.
Maar ge hebt dan altijd zo van die gasten die u nen duw geven dat ge daar 5m verder schuift.
Het was dan mijn armen als windmolen gebruiken om mijn evenwicht terug te vinden.
Na een uurtje verlieten we terug het ijs, en konden we beginnen opscheppen tegenover elkaar.
Ja, het kwam er vooral op aan te kunnen zeggen hoeveel keren we de balustrade hadden gelost en hoeveel keren we niet waren gevallenJ)))
Ik had er wel goed gelachen, maar ik vond het niet echt mijn ding.
Maar mijn vrienden hadden het goede gedacht om voor te stellen dat we dat om de veertien dagen zouden doen.
Tstrafste van al was dat mijn ouders er mee instemden.
Waarschijnlijk om mij van de straat af te houden.
Mijne pa keek er wel argwanend tegenover, want als oud wielrenner had hij veel liever dat ik op mijne velo zou zitten in plaats van op het ijs onnozel te staan doen hé.
En onnozel zo kon je ons ook noemen, want we leerden echt niets bij.
Naar de ijsbaan gaan, was meer om vrienden te ontmoeten dan echt onze kunsten te tonen.
Maar hoe meer de tijd vorderde, hoe leuker ik het begon te vinden.
Ik probeerde mij op het ijs te bewegen, en met vallen en opstaan begon dat te gaan.
Het was vooral de grote massa rond mij die me in het begin recht hielp.
Maar tussen onze capriolen op het ijs ging ook het dagelijkse leven door.
Er moest naar school gegaan worden, en in de winkel gewerkt.
Maar zoals elk jaar kwam ook de grote vakantie in zicht, en dan was het weer uitkijken om twee maand bij oma en bompa door te brengen.
Op een dag kwam ik thuis van school,het moet in juni geweest zijn.
Mijn moeder stond mij op te wachten aan de deur van de winkel, en dat was al niet normaal.
Ik stapte met mijn boekentas de winkel binnen, en mijn moeder wreef over mijn haar.
-Dag ma,
-Dag jongen.
Mijne pa keek ons aan, en zei dat we maar best naar boven gingen.
Er leek wel iets mis.
-Is er iets ma?
-Ja jongen.
Er rolde een traan over haar wang, en terwijl ik mijn boekentas in nen hoek smeet,voelde ik dat er iets scheelde.
We hebben nooit echt veel gepraat, maar we wisten van elkaar wanneer het serieus was.
-chauffeurke, ze hebben vandaag uwe bompa naar de kliniek gevoerd.
Ik stond aan de grond genageld!
Het was plots gedaan met lachen.
En hoewel ik niet wist wat er scheelde, voelde ik aan de stem van mijn moeder dat het niet goed was.
-Mag ik bij bompa gaan ma?
-Dit weekend zullen we ne keer tot daar gaan!
In het weekend duwde ik de deur van zijn kamer open, en bompa lag in een wit bed.
Terwijl de tranen over mijn wang liepen, moest ik van bompa op zijn bed gaan zitten.
Hij nam mijn hand vast en gaf mij nen dikke zoen.
Hij had nog de kracht om te vragen hoe het in school was, en hoe het met mij ging, en hoe het in Brussel was.
En
..en
In feite stelde hij mij de vragen om te verzwijgen hoe slecht het met hem wel was gesteld.
Hij wist mij gerust te stellen, hoewel mijn tranen niet direct gingen drogen.
Elk weekend was het het zelfde ritueel!
Brussel verlaten om bij bompa op bezoek te gaan.
Telkens naar de wijze raad van bompa luisterend, terwijl een vloedgolf van tranen over mijn wangen liepen.
Ondertussen was de grote vakantie aangebroken, en was ik in Brussel moeten blijven omdat oma elke dag naar de kliniek moest en dus geen tijd om op mij te passen.
In de winkel moest ik ook al niet in de weg lopen, en dus mocht ik verplicht en tegen mijn goesting naar een vakantieopvang.
Ik mocht met de tram heen en terug, en dat was een groter avontuur dan in het vakantieverblijf achter de muren opgesloten te zitten.
Op 16 juli 1969 stapte ik voor onze deur van de tram, en toen ik naar onze winkel keek, bleek deze gesloten!!
De rolluiken waren dicht en de groenten en fruit stonden binnen.
Ik stapte vragend naar de deur en duwde op de bel.
Mijne pa kwam de deur openen, en wat mij opviel was dat hij zijn schoonste kostuum had aangetrokken.
-Awel pa, ge zijt zo chick!
-chauffeurke ga maar naar boven.
Aan zijn stem te horen had hij zijn kostuum niet aangetrokken voor een feest of om op reis te gaan.
Boven zat moeder in tranen, en ik begon het te begrijpen.
-chauffeurke, bompa is dood!
Of ik de volgende dagen gestopt ben met wenen weet ik niet meer, maar dit was mijn eerste grote en echte verdriet in mijn leven.
We reden naar Deftinge, en thuis moest ik bij oma blijven, terwijl de rest van de familie een laatste bezoek aan bompa ging brengen.
Drie dagen later bewierookte de pastoor met woorden van lof mijnen bompa, terwijl mijn tranen over de kille vloer van het huis van god vloeiden.
Als kleine jongen was ik verplicht van naar de kerk te gaan.
Ik was verplicht geweest van te bidden om hulp en om mijn fouten te vergeven.
Ik was verplicht misdienaar geworden.
En nu ik zonder verplichting had zitten bidden op beterschap voor mijnen bompa, had hij mij niet verhoord.
Ik was kwaad op God en op de doktoors.
Ik was kwaad op iedereen die mijnen bompa niet had kunnen helpen.
Ik was vooral kwaad op wat ik verloren had.
Ik was die strenge maar warme stem verloren.
Ik was de man verloren die mij tot nu had grootgebracht.
Ik had een stuk levensdraad verloren.
Toen we na de begrafenis terug thuis kwamen volgde de familie om nog een glas te drinken, en te zeggen hoe goed mijnen bompa wel was.
Ik liep naar de tuin, en daar stond zijn vink te fluiten.
Mijne bompa speelde met de vinken, en dat was zijn grootste bezit.
Het was na een week hard werken een ontspanning om zijn vink te horen fluiten, en om afstand te nemen van het zware werk dat hij deed.
Het was ook streven om zijn vink op te leren om de beste te zijn.
Ik keek naar de kooi, en hoorde het vogeltje fluiten.
En terwijl ik aan mijnen bompa dacht, trok ik het deurtje open en gaf de vogel zijn vrijheid.
Mijne pa was ondertussen achter mij komen staan, maar dierf niks zeggen.
Af en toe hoor ik hier nu nog een vink fluiten, en geloof het of niet maar ik zit nog vaak aan mijnen bompa te denken.
En zelfs nu rolt er nog een traan over mijn wang, voor een verhaal van 1969
|