Arte-televisie met thema-avond op eerste Paasdag: Die Katze, das rätselhafte Wesen
Twee onderdelen Met
een speelfilm en een documentaire over wat er van, door en over katten
te leren valt, bestrijkt Arte-televisie drie uur tijdens de avond van
eerste paasdag: van kwart over acht tot kwart over elf.
Speelfilm naar Georges Simenon Het begint met de speelfilm Le chat
uit 1970 van Pierre Granier-Deferre (1927-2007) naar de gelijknamige
psychologische roman uit 1966 van veelschrijver Georges Simenon
(1903-1989). Daarin
wordt een echtpaar beschreven dat weliswaar een kwart eeuw samen is,
maar in wezen al geen echt paar meer is. Julien Bouin gespeeld door
Jean Gabin (1904-1976) houdt niet meer van zijn wederhelft Clémence
in de film is dat Simone Signoret (1921-1985) , en als de heer des
huizes op zekere dag een zwerfkat mee naar huis neemt, fungeert deze al
snel als Auslöser van jaloezie en meer zulks in het wezen van de zich verwaarloosd voelende huisvrouw. Tijdens de Berlinale van 1971 werden de genoemde hoofdrolspelers onderscheiden met een Zilveren Beer; de regisseur werd binnen hetzelfde kader voorgedragen voor een Gouden Beer. De Franse rolprent heeft de traditionele speelfilm-lengte van anderhalf uur, en op de zogeheten prime time
tussen 20:15 uur en 21:45 uur zal deze klassieker vast wel enige
aandacht weten te genereren in al die gebieden waar Arte-televisie kan
worden ontvangen. Daarna zal Le Chat nog twee keer door Arte worden herhaald: op woensdag 15 april en op dinsdag 21 april, beide keren vanaf 14:45 uur in de middag. Mocht
de film zijn nagesynchroniseerd en die waarschijnlijkheid is zeer
groot dan doen degenen die over voldoende (passieve) kennis van het
Frans beschikken en een zo modern televisietoestel hebben dat ze kunnen
overschakelen, er goed aan dat laatste te realiseren.
Clichés over vrijheid In
de begeleidende tekst die Arte-televisie in de programmagegevens
verstrekt omtrent de documentaire over katten en hun vrijheid luidt dat
veel mensen van katten houden omdat ze menen dat die dieren zo vrij
zijn. Uit eigen ervaringen kan ik daaraan toevoegen dat even dikwijls
het cliché te horen valt dat mensen niet dol zijn op katten omdat ze
juist vanwege die vrijheidsdrang hun eigen gang en zich maar weinig
tot en met geheel niets aantreken van wat de bij hen behorende mens(en)
wil(len). Als
iemand die vier decennia lang ervaringen heeft met eigen katten
intussen zijn dat er veertig ben ik verplicht een en ander ietwat te
nuanceren. Weliswaar komt het ene bovengemelde uiterst voor, evenals
het andere, maar daar tussenin zijn ook nog katten te vinden die zich
nu juist in allerlei situaties zeer volgzaam betonen.
Toen
ik aan het begin van de jaren negentig binnen elf maanden twee keer een
nest van vijf katten kreeg, bleken de eerste vijf zeer sterk
groepsgedrag te vertonen, nadat één van hen een fel meisje het
initiatief had genomen. Binnen een paar maanden liepen ze alle vijf,
samen met één tot vier van de al oudere huisgenoten, achter mij aan als
ik boodschappen moest doen, en op de mededeling dat ze op een bepaalde
plek op me moesten wachten, bleven ze keurig achter tot ik weer kwam
opdagen, en onderweg terug naar huis bleven alle negen keurig aan de
stoeprand wachten tot ik de mededeling deed dat ze konden onversteken.
En zo zijn er tientallen voorbeelden uit mijn eigen praktijk te melden,
die dicht in de buurt komen van de stelling met betrekking tot hun wens
tot vrijheid van handelwijze, en daar tegenover enkele van hen, die
alleen maar geïnteresseerd waren in wat ik deed en zich daarbij, bij
tijd en wijle, luid spinnend, hebben aangepast.