De weg naar vrede, is een wrede weg
Lotgevallen van Joden, Sinti, Roma, maar ook gewone burgers en soldaten tijdens WOII
De bedoeling is om aan de hand van enkele artikels en getuigenissen van personen én van uittreksels van mijn studie over de Joden in Oostbelgië en de Eifel, de lotgevallen te bespreken van wat de mensen allemaal hebben doorstaan gedurende deze wrede periode die begon in 1933 en eindigde op 8 mei 1945
Inhoud blog
  • Respect !
  • Een stukje Belgische Trots op D-Day
  • Sammel- & Durchgangslager Drancy
  • De Man die op de uitkijk stond bij de échte Great Escape is niet meer
  • Bommen op Mortsel 5 april 1943 - 5 april 2013 - 70 jaar
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Over mijzelf
    Ik ben Mijn naam is Ludovicus, Igor Albert Verbist, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Igor Albert.
    Ik ben een man en woon in Booischot () en mijn beroep is Invallide.
    Ik ben geboren op 01/05/1962 en ben nu dus 62 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Fotografie, Klassieke Muziek, Wereldoorlog 2, Geschiedenis.
    Ik ben dus vooral geïnteresseerd in fotgrafie en de tweede wereldoorlog. Ik hoop langs deze weg mensen te leren met dezelfde interesses.
    Foto
    27-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Respect !

    Tijdens mijn studie en onderzoek naar WOII en de Holocaust, ben ik op het hierna volgend artikel gestoten: “ Leraar poseert met zakje nasi goreng in Auschwitz”. Dit artikel heeft mij enorm boos gemaakt omdat, datgene wat deze man heeft gedaan getuigd van weinig respect voor de miljoenen mensen die in de Concentratiekampen hebben gezeten en onder het juk van het Nazi-regime hebben geleden. Velen van hen hebben het kampverblijf moeten bekopen met de dood.

    Ik heb gekozen voor “Respect” als titel van mijn artikel, omdat dit begrip iets is wat nog weinigen kennen, laat staan het betonen. Respect betoon je je ouders, je vrienden, je kameraden van je legereenheid….. Hieronder citeer ik het volledige artikel zoals dit verschenen is op 5 december 2011 in het Algemeen Dagblad in Nederland.

    “ Een Zwitserse leraar is ontslagen nadat hij in het concentratiekamp van Auschwitz had geposeerd met een zakje nasi goreng. Bernard Junot was samen met 120 collega’s naar het concentrratiekamp getrokken.

    Junod zette een foto van zijn “grap” online, waarna hij meteen werd ontslagen omwille van een onprofessionele daad. De leraar liet zich ook fotograferen als een man met buikkrampen op de latrines in het kamp. Ook de foto’s van de man die lachend op de treinsporen lag, zetten kwaad bloed.

    Junod, die nota bene Joodse roots heeft, liet weten dat zijn daden zijn ontslag niet rechtvaardigen en dat hij het slachtoffer is geworden van een politieke afrekening. “Ze hebben me willen raken omdat ik een politieke figuur ben die veel de media haalt” reageert hij in de Zwitserse krant Le Matin. Hij overweegt nu juridische stappen tegen het departement onderwijs om wat hij omschrijft als een “overdreven reactie op een geslaagde grap”.

    Toen hij deelnam aan de verkiezingen voor de nationale raad liet hij weten dat “Mein Kampf” van Hitler zijn zijn favoriete boek is en Richard Wagner zijn geliefkoosde componist”

    Wat deze man bezielde mag men een raadsel noemen. Hij heeft de hele mensheid en in zonderheid zijn Joodse medemensen, maar ook de niet-Joden die in de kampen zaten een slag in het aangezicht gegeven. Bovendien zou hij als leraar een voorbeeldfunctie moeten hebben, waar gaan we eindigen als zelfs leraars dergelijke macabere zaken als een grap beschouwen.

    Zelf zie ik de humor van zijn “geslaagde grap” niet in en bovendien heeft deze grap een baard van hier tot ver in de Zwitserse bergen nl, de woordspeling van nasi goreng wat uitgesproken wordt als “Nazi Göring”. En ik die dacht dat de Zwitsers serieuze en wel opgevoede mensen waren.

    Igor Albert

    Bron: Algemeen Dagblad Nederland dd 05.12.2011


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Wereldoorlog 2
    27-05-2015, 06:28 geschreven door Igor Albert
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een stukje Belgische Trots op D-Day
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 6 juni 1944 vocht de Belgische Admiraal Daniël Geluyckens mee op D-Day.

    D-Day, of de landing van de geallieerden op de stranden langs de Normandische kust is één van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. De Belgische Admiraal b.d. Daniël Geluyckens was er bij en reist op 6 juni met elf andere overlevende Belgen van de landing, naar Normandië om daar deel te nemen aan de festiviteiten rond de 70ste herdenking van de landing op de Normandische kust.

    Op 17 jarige leeftijd treedt Daniël Geluyckens in 1939 toe tot de hogere zeevaartschool in Antwerpen. Op 21 februari 1940 is hij als cadet op zee met het schoolschip Mercator als de eerste onlusten op het vaste land uitbreken. Hij treedt vervolgens als vrijwilliger toe tot de Engelse Royal Navy . Als cadet in het Royal Naval College Darthmour komt hij als eerste van zijn promotie uit. Hij dient aan boord van eenheden van de Royal Navy, eerst als navigatie-officier, later als artillerie-officier. Hij nam, samen met andere Belgische marine mensen onder andere deel aan de ontschepingsoperatie in het Zuid-Italiaanse Salerno in september 1943.

    In de maanden, dagen en uren voor D-Day hielpen Belgische manschappen van het 118de flottielje mijnenvegers de vaargeul tussen de Britse en de Normandische kust vrij te maken. Door deze vaargeul zouden duizenden soldaten met landingsvaartuigen naar het strijdtoneel worden gebracht. Aan het hoofd van het 202de landingssmaldeel stond de Belg Georges Timmermans, met zijn 15 LCI’s (landing craft infantry) voerde hij maar liefst vijf landingen uit ter hoogte van Saint Aubin (Juno Beach). Zeven van de vijftien landingsvaartuigen gingen hierbij verloren.

    Naast deze landingen waren natuurlijk ook de voorafgaande beschietingen van belang. Deze moesten de versperringen op de stranden vernietigen en de vijand zo veel mogelijk schade toebrengen. Op HMS Jervis was Reserve Royal Navy Luitenenant Daniël Geluyckens de artillerie-officier en zijn doel waren de verdedigingsbunkers van de Duitsers op Gold Beach. De korvetten HMS Godetia en HMS Buttercup deden ondertussen dienst als escorte vaartuigen om het gevaar van Duitse duikboten of snelboten af te weren.

    Om 06h25 op 6 juni 1944 kreeg artillerie-officier Daniël Geluyckens het commando om het vuur te openen. Wij waren zeer goed voorbereid vertelt Geluyckens, een maand lang hadden we geoefend op onze basis in Engeland en ook heb ik gedetailleerde luchtfoto’s bestudeerd. Ons eerste doelwit was een Duits mortier in een als huis gecamoufleerde bunker, die het strand bestreek. Na enkele correcties was het raak en we bleven doorgaan met de beschietingen tot het uur U, het uur van de effectieve landing was aangebroken. In de namiddag werd het doel van de Jarvis een kustdorpje vertelt Geluyckens. Hier hadden de Duitsers een kanon in een kerktoren geplaatst. Na een tiental schoten hadden we ons doel uitgeschakeld. Tegen het einde van de dag had de Jarvis 1125 kanonschoten afgevuurd of zowat driekwart van de totale munitie. Daarna volgde nog een lange nacht van patrouilleren. Voor Daniël Geluyckens was de landing een succes over heel de lijn.

    Terug in België, op 13 oktober 1944, gaat hij over naar de Belgische Zeemacht op 1 februari 1946 met de graad van Luitenant-ter-zee. Hier bouwt hij een indrukwekkende carrière uit. Hij krijgt er functies aan boord zowel als aan de wal. In oktober 1960 wordt hij Directeur Plannen en Organisatie op de staf van de Zeemacht. Van maart 1962 tot augustus 1965 werkte hij op het kabinet van het Ministerie van Landsverdediging. Als Kapitein-ter-zee beveelt hij het Logistiek Commando van 1967 tot 1970 en daarna de Groepering Operaties tot 1973. Als Commodore is hij van 1975 tot 1978 adjunct-directeur van de Divisie Plannen en Organisatie. In deze periode werkte hij ook voor de NAVO. Hij was ook Ordonnance-officier van wijlen Koning Boudewijn van 1950 tot 1959 en Vleugeladjudant van 1968 tot 1975.

    Igor Albert

     

    Bronnen:

    Belgen in Engeland (Belgische strijdkrachten in Groot-Brittanië) – Frank De Cat –uitgave Lannoo Tielt 2007 – ISBN 902096811;

    Koninklijk Museum van het Leger;

    Le Vif van 4 juni 2014;

    Het Nieuwsblad van 05 juni 2014;

    Foto: archief KLM Brussel

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Wereldoorlog 2
    Tags:normandie, d-day, landing, WOII, overloard, atlantic wall
    27-05-2015, 06:12 geschreven door Igor Albert
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sammel- & Durchgangslager Drancy
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In het departement van de Seine (tegenwoordig het departement Seine-Saint-Denis),  ten noordoosten van Parijs, bevond zich het "Camp d’Internement de Drancy". Vanaf 14 juni 1940 tot 17 augustus 1944 werd het kamp door de Duitsers gebruikt als interneringskamp.

    Oprichting

    Het kamp van Drancy (een voorstad van Parijs) werd geïnstalleerd in een deel van de gebouwen van de zogenaamde "Cité de la Muette" (Wijk van de Stilte) en kreeg al snel als bijnaam het "hoefijzer". Dit vanwege de bijzondere U-vorm waarin het voor het kamp ingerichte complex, van 4 verdiepingen hoog, was gebouwd. Oorspronkelijk waren de gebouwen bedoeld als sociale woningen. (Habitations à bon marché HBM, letterlijk goedkope woningen) en ten tijde van de oprichting waren ze nog niet afgebouwd. De ruimte tussen de twee langwerpige delen van deze U-constructie werd ingenomen door een binnenplein van 200 meter lang en 40 meter breed. Het kamp werd volledig omringd door een dubbele rij prikkeldraad voorzien van weerhaken, met op de vier uithoeken telkens een uitkijkpost of wachttoren.

    Vordering en ingebruikname

    Op 14 juni 1940 vorderde de Duitse Wehrmacht het gebouw, dat op dat moment als politiekazerne werd gebruikt. Het werd in eerste instantie ingericht als interneringskamp voor Franse krijgsgevangenen, nadien voor Joegoslavische en Griekse burgers, daarna voor Britse krijgsgevangenen en vanaf 20 juni 1941 voor de internering van voornamelijk Joden. Pas vanaf 1942 werd het gebruikt  als doorvoerkamp voor Joden  naar voornamelijk Auschwitz en stond het feitelijk onder het gezag van de Höhere SS-und Polizeiführer in Frankrijk

    Het kamp kende in haar bestaan drie commandanten:

    • van 20 augustus 1941 tot 15 juli 1942 stond het kamp onder het commando van Theo Dannecker, SS-Hauptsturmführer, oprichter van het "Judenreferat" in de Franse hoofdstad en tevens chef van de Gestapo in Parijs;
    • van 15 juli 1942 tot 2 juli 1943 werd het commando gevoerd door Heinz Röthke, SS-Obersturmführer en samen met Dannecker verantwoordelijk voor de deportatie van de Joden in Frankrijk;
    • van 2 juli 1943 tot 17 augustus 1944 stond het kamp onder het commando van Alois Brunner, SS-Hauptsturmführer. Tijdens de volledige duur van de oorlog werd hij verantwoordelijk geacht voor de dood van meer dan 130.000 Joden;

    Onder alle kampen die in de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk waren opgericht nam het kamp van Drancy een buitengewone plaats in. De grootste concentratie (tussen de 70.000 en de 100.000) gevangenen is via Drancy gedeporteerd naar de concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s: 55 transporten zijn er vanuit Drancy vertrokken met als eindbestemming Auschwitz, 2 transporten naar Majdanek, 2 transporten naar Sobibor, 1 transport naar Tallinn, 1 transport naar Buchenwald en 1 transport naar Bergen-Belsen. Aldus blijkt uit de officiële transportlijsten die zich bevinden in het archief van het Mémorial de la Shoah de Paris. Het kamp werd dan ook aangezien als een soort van voorportaal van de hel die de gevangenen te wachten stond eens ze op transport waren gezet.


    Frankrijk in tweeën gesplitst

    In mei 1940 viel het Duitse leger Frankrijk binnen, in juni gaven de Fransen zich over en tekenden zij een bestand met de Wehrmacht. Vervolgens werd Frankrijk in tweeën gedeeld: het noordelijke deel van Frankrijk (de bezette zone) kwam onder direct Duits bestuur en het zuidelijke deel (de niet bezette zone) kwam onder de controle van een nieuwe, met de Duitsers collaborerende Franse regering, die zetelde in het kuuroord Vichy. Aan het hoofd van de Vichy-regering stond maarschalk Philippe Pétain, een held uit de Eerste Wereldoorlog, die tot dan veel aanzien genoot bij de Fransen. In dezelfde tijd vluchtte de Franse generaal Charles de Gaulle, een verwoed tegenstander van Pétains overgave aan de Duitsers, naar Groot-Brittannië, waar hij een Franse regering in ballingschap vormde en landgenoten om zich heen verzamelde die Frankrijk wilden bevrijden van de Duitse bezetting en de collaborerende Vichy-regering.

    In de zomer van 1940, na de verovering van Frankrijk door Duitsland, woonden er ongeveer 350.000 Joden in Frankrijk; meer dan de helft daarvan was geen Franse staatsburger, maar bestond uit Joden die na de  Eerste Wereldoorlog naar Frankrijk waren verhuisd, en Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland en gebieden die door de nazi’s waren bezet. Vrijwel direct na de bezetting werden ook de Joden die in de niet-bezette zone verbleven, onderworpen aan de eerste golf anti-Joodse maatregelen. In het door de Duitsers gecontroleerde gebied raakten de Joden hun baan kwijt, werd hun bewegingsvrijheid beperkt en werden velen gearresteerd.

    Tegelijkertijd ging ook de Vichy-regering actief de Joden vervolgen. In oktober 1940 werd een aantal anti-Joodse wetten aangenomen, het "Statut des Juifs" genaamd. Deze wetten definieerden duidelijk wie beschouwd moest worden als een Jood en veroorzaakten een drastische teruggang in de Joodse betrokkenheid bij de Franse samenleving. In maart 1941 zetten de Vichy-autoriteiten onder druk van de Duitsers een "Bureau voor Joodse Zaken" (Commisariat Génèral aux Questions Juives) op onder leiding van de extreem-rechtse vooroorlogse politicus Xavier Vallat. Het bureau was verantwoordelijk voor het invoeren en uitvoeren van de Franse anti-Joodse wetgeving, alsmede de confiscatie van Joodse bezittingen en ondernemingen. In november 1941 installeerde Vallat op aandrang van de vertegenwoordiger van Adolf Eichmann in Frankrijk, Theodor Dannecker, de "Unie van Franse Joden".

    In het begin waren de anti-Joodse maatregelen die door de Vichy-regering werden genomen hoofdzakelijk gericht tegen de Joden die geen Frans staatsburger waren. Duizenden van hen werden naar dwangarbeiderskampen gestuurd of gevangengenomen. Op 27 september 1940 werd er in de bezette zone in Frankrijk een eerste Duitse verordening uitgevaardigd voor een volkstelling van de Joodse bevolking. Tot aan de bezetting wist men niet exact het aantal Joden dat in Frankrijk woonde. De laatste godsdiensttelling dateerde van 1872. Voor Parijs en omgeving hield een politieafdeling het opgezette Jodenregister met de telling van het aantal Joden in 1940 nauwkeurig bij, voor de provincies was men minder nauwkeurig.

    Eind april 1942 werd Pierre Laval, die in de jaren 30 al enkele malen Frans premier was, minister-president van de Vichy-regering, die ten volle bereid was met de nazi’s samen te werken. In mei werd Vallat van het "Bureau voor Joodse zaken" vervangen door een fanatieke antisemiet, Louis Darquier de Pellepoix, die bereidwillig alle Franse Joden vervolgde of ze nu staatsburger waren of niet. Toen, na de Joden twee jaar te hebben laten lijden, begonnen de Duitsers en de Vichy-autoriteiten met de deportaties.


    De eerste gevangenen

    In augustus 1941 was er in het kamp van Drancy niets voorbereid en waren en geen voorzieningen voor de komst van de eerste geïnterneerden. Wel was er een kampreglement opgesteld door de chef van het Judenreferat in Frankrijk, Theo Dannecker, en dit reglement werd ondertekend door de prefect van de politie en de generaal van de gendarmerie van Parijs. Het interne kampreglement was geschoeid op een militaire discipline. Zo was het de geïnterneerden onder meer verboden om te roken, te lezen, te kaarten of om het even welk ander spel te spelen, het plein tussen de gebouwen te betreden zonder grondige reden of zonder toestemming en pakjes en/of post te ontvangen. 

    De eerste Joodse geïnterneerden kwamen in augustus 1941 aan in het kamp van Drancy. Het ging om 4232 mannen tussen 18 en 50 jaar die opgepakt waren tussen 20 en 24 augustus 1941 tijdens grootscheepse razzia’s, die in nagenoeg alle Parijse arrondissementen waren uitgevoerd door de Duitse Feldgendarmerie ondersteund door inspecteurs van de politieprefectuur van Parijs. 1500 van de opgepakte Joden hadden de Franse nationaliteit, de rest waren Joden van buitenlandse origine. Op 21 augustus 1941 werden de Joodse advocaten ingeschreven bij de balie van Parijs, gearresteerd in hun eigen huizen en samengebracht op de prefectuur om van daaruit eveneens naar Drancy overgebracht te worden. De transporten gebeurden met de groen-witte Parijse stadsbussen, er werden geen speciale vrachtwagens van de bezettende macht voor ingezet.  Dit toont al voor een groot deel de welwillendheid aan van de Parijse politie, gendarmerie en het stadsbestuur tegen over de bezetter.

    Al snel was er sprake van hongersnood in het kamp. Gezien de slechte hygiënische levensomstandigheden (spoedig brak er dysenterie uit) was dit geen wonder en vonden tientallen mensen de dood. De faciliteiten waren zeer rudimentair. De geïnterneerden sliepen in houten stapelbedden, twee hoog, zonder matras of zonder deken. Er waren provisorisch enkele gemeenschappelijke toiletten geïnstalleerd in een houten barak op het terrein. Om zich te wassen hadden de geïnterneerden enkele eenvoudige waterkranen tot hun beschikking, doch het water was zeer snel opgebruikt en niet iedereen kon zich dagelijks wassen. Sommigen moesten zich tevreden stellen met enkele druppels water op de huid.

    Stap voor stap ontwikkelde het kamp zich naar min of meer menswaardigere normen, voor zover er daar al sprake van kon zijn. Bedden, matrassen, dekens, een minimale verwarming en vooral voedsel werden door de nog op vrije voeten zijnde familieleden van de geïnterneerden naar het kamp gebracht.


    Kamporganisatie en -leven

    De administratieve structuur van het kamp van Drancy werd pas later opgezet en uitgetekend. Aan het hoofd stond de chef van het Judereferat in Parijs. Dan volgde een Franse administratieve commissie, samengesteld uit een commandant, een Franse politiecommissaris die benoemd werd door de politieprefectuur van Parijs en die ondersteund werd door inspecteurs van de Franse gerechtelijke politie wier taak het was om de fiches van de geïnterneerden bij te houden en aan te vullen indien nodig. Tot slot was er een detachement van de Franse gendarmerie, belast met de bewaking aan de buitenzijde en het toezicht op de naleving van het kampreglement binnen het kamp.  Het was pas met de komst van de laatste SS-commandant, Aloïs Brunner in juli 1943, dat de Franse gendarmes enkel en alleen nog belast werden met de bewaking van het kamp aan de buitenzijde.  Binnen het kamp werd hun taak overgenomen door een Sonderkommando van de SS bestaande uit manschappen.

    Ondergeschikt aan de Franse administratie van het kamp, had men ook nog een Joods bestuur bestaande uit een kampoverste of beheerder van het administratief bureau, verantwoordelijken voor de trappenhallen, kameroversten, een reinigingsdienst voor het binnenplein, een dienst die zich bekommerde om de hygiëne in het kamp en een sociale dienst die in nauw contact stond met de U.G.I.F. (Union Générale des Israélites de France). Dit was een organisatie opgericht door het "Bureau voor Joodse Zaken" van de Vichy-regering om alle Joodse organisaties in Frankrijk te consolideren in één enkele raad.

    De U.G.I.F. werd opgericht op 29 november 1941onder druk van de Duitsers. De organisatie werd in tweeën gedeeld, één deel voor het bezette gebied onder de leiding van André Baur en een ander deel in de onbezette Vichy zone onder de leiding van Raymond-Raoul Lambert.  Beiden zijn overigens in 1943 gedeporteerd naar Auschwitz en daar met hun gezinnen vergast. De Joden van Frankrijk werd verzekerd dat het doel van de UGIF bestond uit het leveren van sociale steun aan de Joden. Er werd onder andere een vakbond opgericht, evenals weeshuizen en diverse sociale diensten voor de Joden. De UGIF werd nochtans vaak gedwongen om toe te geven aan de Duitse eisen, samen te werken bij de arrestaties van Joden en de namen door te geven van leden van het Joodse verzet. De leiders verzetten zich hiertegen en werden op hun beurt geïnterneerd. In de onbezette zone van Vichy verzetten de leiders zich proactief tegen de Duitsers, om de toevlucht van buitenlandse Joden in hun zone te stoppen. Door het illegaal meewerken aan het evacueren van kinderen en volwassenen uit de interneringskampen probeerden zij op die manier deportaties te voorkomen.

    Het was de taak van de Parijse politieprefectuur om het kamp te bevoorraden met voedsel. Door voedselgebrek waren de geïnterneerden gedwongen om zich te voeden met wat ze vonden of konden stelen van anderen. Zo aten zij onder andere rauwe groenten, grassprieten of kookten ze voedselresten die ze vonden in het afval. In november 1941 zijn er op deze manier 40 mensen omgekomen door verhongering. Een epidemie van difterie zorgde er voor dat het kamp plotseling geconfronteerd werd met 1.400 zieken.

    Binnen het kamp was er een florerende zwarte markt. Voor een stuk brood van 200 gram werd 150 francs gevraagd, suiker werd verkocht voor 7 francs per suikerklontje, voor een krant betaalde men 50 francs. Er waren natuurlijk ook andere methoden om aan eten  of aan kleren, tabak, zeep en andere artikelen te komen. Indien men het vertrouwen kon winnen van één van de gendarmes die het kamp bewaakten, zorgde deze ervoor dat de pakjes met voedsel, kleding, tabak en andere artikelen die familieleden naar het kamp brachten bij de juiste persoon terechtkwamen. Ook brieven en kaarten werden op deze manier naar binnen en naar buiten gesmokkeld. Dit was dit eerder uitzondering dan regel, daar de gendarmes qua brutaliteit niet onder hoefden te doen voor de SS’ers die er later dienst deden. Later werd er een systeem ontwikkeld dat de geïnterneerden het recht gaf om twee keer per maand een kaart te versturen en een pakje te ontvangen.

    Hoe verliep een doorsnee dag in het kamp voor de geïnterneerden? Volgens de getuigenis van Georges Wellers (schrijver van het boek "From Drancy to Auschwitz") en zelf geïnterneerd, begon de dag om 06.00 uur met een "gongslag". Dit was het signaal dat de geïnterneerden moesten opstaan en dat de "koffie" (gemaakt van gemalen eikels) werd uitgedeeld in de keuken. Om 07.00 uur werd iedereen door een fluitsignaal opgeroepen voor het dagelijkse ochtendappel. Het appel duurde normaal een uur, maar kon uitlopen tot twee uur en meer. Het aantal geïnterneerden diende in overeenstemming te zijn met het aantal op de kamplijst. Dit zorgde soms voor problemen, daar er ’s nachts geïnterneerden overleden door hongersnood of difterie. Na het ochtendappel maakten de geïnterneerden van elke vleugel om beurten hun ochtendwandeling van 30 minuten op het binnenplein en tussen de omheining met prikkeldraad en weerhaken. Dit uurrooster werd door de kampdirectie niet altijd strikt gevolgd, waardoor er verwarring ontstond bij de geïnterneerden hetgeen uiteindelijk tot lijfstraffen of opsluiting leidde. Rond 11.00 uur begon men gewoonlijk met de broodbedeling. Om 12.00 uur volgde dan de bedeling van de soep. Rond 18.00 uur volgde het signaal voor de tweede soepbedeling van de dag. Gedurende hun gevangenschap hadden de geïnterneerden niets bijzonders om handen, tenzij zij één of andere "functie" hadden bij het Franse of het Joodse bestuur van het kamp.


    Deportaties

    Het Duitse besluit van omstreeks de winter van 1941-1942 om in het bezette Europa te beginnen met de Endlösung der Judenfrage had vanaf juli 1942 zijn weerslag op het kamp van Drancy. Het werd van een interneringskamp een doorgangskamp voor Joden naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Op 16 en 17 juli 1942 vonden razzia’s plaats in heel Parijs. Deze razzia’s staan gezamenlijk ook bekend als "de razzia van Vel. D’Hiv.",  vernoemd naar de gelijknamige wielerbaan in Parijs in de rue Nélaton in het 15de arrondissement. In het Vélodrome d’Hiver werd een deel van de opgepakte Joden tijdelijk ondergebracht. De Franse politiechef René Bousquet, van het Vichy-regime, was de bedenker en uitvoerder – in samenwerking met de Gestapo – van "operatie Lentewind" (Vent printanier), zoals de massa-arrestatie van Joden in Frankrijk genoemd werd. Voor het eerst werden er ook vrouwen en kinderen van Joodse afkomst gearresteerd.

    Tijdens de razzia van Vel. d’Hiv werden in totaal 13.600 Joden, waaronder 4.300 kinderen, deels samengedreven in de sporttempel en nadien, weer met gewone stadsbussen, deels afgevoerd naar Drancy om hier geïnterneerd te worden. In Drancy werden kinderen gescheiden van hun ouders en mannen van hun vrouwen. Kinderen en vrouwen werden vervolgens ondergebracht in andere Franse kampen (onder andere in Beaune-la-Rolande, en Pithiviers, beiden gelegen in het departement Loiret , ten zuiden van Parijs)

    Het aantal deportaties naar Auschwitz vanuit Drancy nam evenredig toe met het aantal arrestaties en interneringen van Joodse burgers. Op 19 juli 1942 vertrok er een eerste transport van 1.000 Joden, zowel mannen als vrouwen en kinderen. Vanaf 19 juli 1942 tot het einde van september 1942, vertrokken er wekelijks 3 transporten met mannen, vrouwen, kinderen en ouderen vanuit Drancy richting Auschwitz. In totaal werden er tussen de 70.000 en 76.000  Joden vanuit Drancy naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze bijna allen vergast werden. Van 27 maart 1942 tot juni 1943 vertrokken er 42 transporten vanaf het station Bourget-Drancy. Van 18 juli 1943 tot 17 augustus 1944 vertrokken er 21 transporten vanaf het station van Bobigny. De Joden werden vervoerd in beestenwagens en zaten met velen in één wagon. Soms wel tot 1.500 per transport. Op deze manier bereikten velen niet eens het eindstation Auschwitz. Hoeveel gedeporteerden uit Drancy, Auschwitz overleefd hebben is moeilijk te bepalen, gezien vele informatiebronnen zich tegenspreken.

    De deportatie procedure verliep volgens een welbepaald plan. Aan de vooravond van hun deportatie werd iedereen kaalgeschoren en grondig gefouilleerd op bezittingen zoals een mes, een schaar en andere scherpe voorwerpen. Verder werden al hun overige bezittingen afgenomen door de kampleiding; ze kregen hier wel een ontvangstbewijs voor in de plaats, maar dit was waardeloos. Zij kregen een kom soep die van iets betere kwaliteit was dan wat aan de andere geïnterneerden werd geserveerd en tot slot een lichte maaltijd voor onderweg. De volgende ochtend werden ze in alfabetische orde op de stadsbussen gezet en weggevoerd naar het station van Bourget-Drancy en later Bobigny. Deze werkwijze ging door tot 17 augustus 1944.


    Besluit

    Ontsnappingspoging

    Er is in de hele bestaansgeschiedenis van het kamp slecht één ontsnappingspoging bekend. Vanaf midden september 1943 begon een groep van 40 geïnterneerden met het graven van een tunnel. Bij gebrek aan het nodige materiaal, werd de tunnel geheel met de handen gegraven. Er werd in drie ploegen dag en nacht doorgewerkt. Toen de tunnel door de Duitsers werd ontdekt, was deze al 38 1/2 meter lang met een hoogte van 1,30 meter en een breedte van 70 centimeter. Er werden 4 mensen gearresteerd door de Duitsers, die de ingang van de tunnel met cement moesten dichten. Zij hebben echter nooit gezegd, ondanks foltering, wie de andere betrokkenen waren.

    De bevrijding

    Op 16 augustus 1944 verbleven er nog 1.467 geïnterneerden in het kamp van Drancy. Commandant Brunner wilde deze nog laten afvoeren. Hij verbrandde de hele administratie van het kamp, niet wetende dat er een kopie was gemaakt door de bedienden van het Joods bestuur, die het vervolgens naar buiten hadden gesmokkeld. Op 17 augustus verlieten de Duitsers het kamp, ze lieten nog 51 geïnterneerden deporteren naar Buchenwald, doch 39 van hen konden onderweg vluchten. Het Franse Rode Kruis hielp de laatste geïnterneerden van het kamp bij hun bevrijding en voorzag hen van water, voedsel, kleding en dekens. Drancy werd op 17 augustus 1944 door de Amerikanen bevrijd; er bevonden zich toen nog 1.416 geïnterneerden in het kamp.

    Na de oorlog

    Pas in 1995 heeft de toenmalige Franse president Jacques Chirac de schuld en betrokkenheid van de Franse overheid en de verregaande collaboratie toegegeven en zich in naam van Frankrijk verontschuldigd voor wat Frankrijk als natie tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan. Bij de 55ste  herdenking van de razzia van Vel. d’Hiv, in juli 1997, heeft toenmalig premier van Frankrijk, Lionel Jospin, gezegd: "Qu’un gouvernement, une administration de notre pays, ont allors commis l’irréparable" (een regering, een bestuur van ons land heeft onherstelbare schade toegebracht).

    Het gebouw van het voormalige kamp van Drancy bestaat nog steeds, maar heeft haar oorspronkelijke functie eindelijk gevonden: een woonblok van sociale woningen. Op de locatie staat ter herinnering wel één van de treinwagons waarmee men destijds de Joden naar Auschwitz vervoerde  en een monument.


    Bronnen

    Boeken

    • Historical Atlas of the Holocaust, Macmillan Publishing, New York, 1995.
    • ROSNAY, T. DE, Haar naam was Sarah, Artemis, Amsterdam, 2010.
    • SPECTOR, S. & ROZETT, R., Encyclopedie van de Holocaust, Kok, Kampen, 2004.
    • TAIEB, K., Ik schrijf u vanuit het Vel. d’Hiv, Karakter Uitgevers B.V., Uithoorn, 2011.
    Igor Albert (dit artikel is ook verschenen in Go2War2 op 28/04/2014 waarvan ik de rechten heb)  


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Wereldoorlog 2
    Tags:KZ, lager, concentratiekamp, joden, frankrijk, wereldoorlog 2, WOII
    27-05-2015, 06:06 geschreven door Igor Albert
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Man die op de uitkijk stond bij de échte Great Escape is niet meer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

     

    Het is één van de bekendste films gemaakt over de Tweede Wereldoorlog: The Great Escape vertelt het waargebeurde verhaal over de ontsnapping uit een Duits krijgsgevangenkamp. In werkelijkheid was de Belg Robert “Bobby” Laumans één van de helpende handen bij het graven van de legendarische tunnel. De oorlogspiloot, geboren, op 4 september 1920 in Tervuren, stierf op 21 april 2014 te Sint-Pieters-Woluwe Bobby Laumans werd 94 jaar en hij was de laatste, nog levende Belgische RAF piloot uit de Tweede Wereldoorlog.

    Hij zij zelden iets over zijn oorlogsjaren, maar ééns hij begonnen was, was er geen speld meer tussen te krijgen vertelt zijn schoonzoon Michel De Raeymaecker aan de Belgische krant Het Nieuwsblad.

     

    In juni 1942 werd Bobby’s Spitfire door de Duitsers neergeschoten boven de Noordzee. “Ik greep naar mijn parachute en sprong uit mijn vliegtuig, maar ik vloog op een geringe hoogte, zo’n 300 meter boven de Noordzee”. Vertelde Bobby aan Het Nieuwsblad. Het lukte Bobby om zich uit de enge cockpit van de Spitfire te bevrijden en zo belandde in de Noordzee. Gelukkig beschikte hij ook over een klein reddingsvlot, waarin hij gedurende ruim drie dagen heeft rond gezwalpt op de Noordzee. Uiteindelijk werd hij gevonden en opgepikt door een klein patrouillevaartuig van de Duitse Kriegsmarine. Vanaf dat moment was Bobby een gevangene van de Duitsers.

    Bobby Laumans in het uniform van de RAF



    Na enkele omzwervingen en talloze ondervragingen werd Bobby uiteindelijk overgebracht naar Stalag Luft III , vlakbij Sagan in de Duitse provincie Neder-Silezië ten zuidoosten van Berlijn. In dit kamp werd alle gevangengenomen luchtmachtpersoneel opgesloten. Het is in dit krijgsgevangenenkamp dat The Great Escape heeft plaatsgevonden en Bobby heeft hierin een niet onbelangrijke rol gespeeld.

     

    Daar hij zelf geen ontsnappingsplan had, werd hij ingedeeld bij de operation wooden horse.

    Die groep gevangenen had een plint – een soort gymnastiek toestel – gemaakt. De Duitsers hadden hier geen probleem mee, want zolang de gevangenen over de wooden horse sprongen, konden ze geen ontsnappingsplannen beramen. Wat de Duitsers niet wisten of in de gaten hadden was, dat er onder de wooden horse drie gevangenen bezig waren een tunnel te graven. Ze moesten hun werkzaamheden echter stopzetten toen ze op hard gesteente stootten. Dit was het begin van “The Great Escape”.

     

    Nadien volgde het masterplan van de voorzitter van het Comité X (dit comité was samengesteld uit diverse gevangenen aan wie men een ontsnappingsplan kon voorleggen, wat vervolgens als haalbaar of niet haalbaar werd beoordeeld). Bobby was als digger niet geschikt omdat hij de psychologische druk niet aankon. Hij had wel andere taken toebedeeld gekregen zoals, het wegvoeren van het zand, op de uitkijk staan of er geen Duitsers in de buurt waren… Er werd gedurende 10 maanden gegraven aan een 102 meter lange tunnel, die achter de prikkeldraad in het bos moest uitmonden. Het Comité X had het voornemen om ongeveer 200 man via deze tunnel – tussen het vallen van de avond en het ochtendgloren – te laten ontsnappen. “Heden noemt men deze operatie The Great Escape destijds noemden wij ze operation 200 naar het aantal gevangenen dat zou vluchten via de tunnel” aldus Bobby

    Tunnel die gebruikt werd voor de ontsnapping (Foto Wikipedia)

    Door lottrekking werden er uiteindelijk 150 gevangenen aangeduid die door de tunnel zouden vluchten. Bobby was daar niet bij. (achteraf gezien is dit zijn geluk geweest), de tunnel was niet in het bos uitgekomen zoals verwacht, maar wel op de weg. Toen de 76ste gevangene uit de tunnel kwam hadden de Duitsers opgemerkt dat er iets loos was. Uiteindelijk zijn er maar drie gevangenen uit handen van de Duitsers kunnen blijven. Vijftig ontsnapten zijn gefusilleerd. Toen was de woede van de Duitsers bekoeld.

    Laumans overleefde de gevangenis en ging direct na de oorlog naar Engeland om het meisje, op wie hij al jaren verliefd was, ten huwelijk te vragen. Het koppel kwam naar België. Sabena begon in die tijd indrukwekkend uit te breiden. Er was hoge nood aan piloten. Bobby heeft daar gesolliciteerd en kreeg direct een vast contract. Dertig jaar heeft hij bij Sabena gevlogen.

    Bobby werd in 1963 (bij het verschijnen van de film “The Great Escape” niet uitgenodigd om de première bij te wonen, hij is de film gewoon in de zaal gaan bekijken. “Vooral het eerste deel is vrij geloofwaardig, tenminste als het je niet stoort dat het in het filmkamp wemelt van Amerikaanse gevangenen, terwijl er in het echte kamp geen enkele Amerikaan zat. In het tweede deel loopt het scenario helemaal weg van de realiteit. Steve McQueen die met een motorfiets over een prikkeldraad rijdt, dat is compleet verzonnen.'' Tot zover Bobby’s commentaar op de film

    Igor Albert

    Bronnen: Het Nieuwsblad van 17/4/2004

                   Het nieuwsblad van 24/04/2014

                   La Libre Belgique 02/09/2011

                   Ministerie van defensie – Luchtcomponent

                   Belgian Voices of The Sky - Translation Bobby Laumans

                   Ludo Verbist: eigen archief

     






    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Wereldoorlog 2
    27-05-2015, 05:40 geschreven door Igor Albert
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 25/05-31/05 2015
  • 23/09-29/09 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Categorieën
  • Andere (0)
  • Wereldoorlog 2 (11)

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!